26
Til de voorzijde van hendel (A-fig.
40) omhoog om het tankklepje te ont-
grendelen.
De tankdop zit met een koord aan het
klepje vast om verlies van de dop te
voorkomen. (fig. 41).
fig. 41
DIESELMOTOREN
fig. 40
De dieselmotoren zijn
uitsluitend geschikt voor
dieselbrandstof voor
motorvoertuigen (Europese speci-
ficaties EN590). Het gebruik van
andere producten of mengsels kan
de motor onherstelbaar beschadi-
gen en het vervallen van de ga-
rantie tot gevolg hebben. Mocht u
onverhoopt een ander type brand-
stof hebben getankt, dan mag de
motor niet worden gestart en
moet de brandstoftank worden
afgetapt. Ook als de motor
slechts kort heeft gedraaid, moet
naast de brandstoftank, ook alle
brandstof uit de brandstofleidin-
gen worden afgetapt.
TANKEN MET DE
ALFA 156
BENZINEMOTOREN
Gebruik voor auto’s
met benzinemotor uit-
sluitend loodvrije super-
benzine met een octaangetal van
ten minste 95 R.O.N. Tank nooit
loodhoudende benzine, niet in
noodgevallen en ook niet een
klein beetje, omdat dit de kataly-
sator onherstelbaar kan beschadi-
gen. Als in de tank loodhoudende
benzine terecht is gekomen (ook
al is dat zeer weinig), dan MAG
DE MOTOR NIET WORDEN GE-
START. Maak de tank en het
brandstofcircuit geheel leeg.
P4U00038
P4U00420