530196
13
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/322
Pagina verder
SERVICE
NEDERLANDS
Alfa
156
Alfa
156 GTA
CONNECT
Navigatiesysteem
CONNECT Nav
omslag NL:omslag NL 23-12-09 09:21 Pagina 1
604.31.122 NL
De auto kan zijn uitgerust met het Connect Nav of het Connect telematica-infosysteem, waarin is opgenomen: een mobiele telefoon met hands-
free-systeem die uitstekende prestaties levert, een zeer betrouwbaar audiosysteem en een CD-wisselaar.
Bovendien kan de auto zijn uitgerust met een in het audiosysteem geïntegreerd satelliet-navigatiesysteem.
Het Connect Nav, het Connect en het satelliet-navigatiesysteem zijn aangepast aan de specifieke eigenschappen van het interieur en sluiten
aan bij het ontwerp van het dashboard.
Deze systemen hebben een ergonomische opstelling voor de bestuurder en de passagier en met de grafische afbeeldingen op het display kunt
u de bedieningsknoppen snel herkennen.
Hierna zijn de bedieningsinstructies van het Connect, het satelliet-navigatiesysteem en het Connect Nav opgenomen; het verdient aanbeveling
deze zorgvuldig te lezen en altijd onder handbereik te bewaren (bijv. in het dashboardkastje).
Veel leesplezier en goede reis.
FREQUENTIE DIRECT INVOEREN................................................ 20
STATIONS OPSLAAN ................................................................ 21
TRAVELSTORE-FUNCTIE ............................................................ 21
OPGESLAGEN STATIONS BELUISTEREN ...................................... 21
REGELING ONTVANGSTGEVOELIGHEID...................................... 22
FUNCTIE MONO/STEREO ........................................................ 22
EON-FUNCTIE.......................................................................... 22
TA-FUNCTIE ............................................................................ 23
CD-WISSELAAR CDC
(indien aanwezig)
................................................................ 24
CD PLAATSEN/VERWIJDEREN .................................................. 24
CD SELECTEREN ...................................................................... 27
MUZIEKSTUK SELECTEREN........................................................ 27
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOORUIT-/TERUGSPOELEN .................. 27
MUZIEKSTUKKEN IN WILLEKEURIGE VOLGORDE WEERGEVEN .... 27
PROGRAMMEERBARE FUNCTIES ................................ 28
SETUP-MENU INSCHAKELEN .................................................... 28
RADIO-MENU INSCHAKELEN .................................................... 31
TELEFOON.............................................................................. 36
ALGEMEEN.............................................................................. 36
PIN- EN PUK-CODE.................................................................. 36
SIM-KAART PLAATSEN.............................................................. 36
ALGEMENE INFORMATIE .................................................. 5
TIPS EN AANWIJZINGEN.................................................. 6
VERKEERSVEILIGHEID.............................................................. 6
RADIOFREQUENTIE.................................................................. 6
VERZEND-/ONTVANGSTOMSTANDIGHEDEN .............................. 6
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD .......................... 7
COMPACT DISC........................................................................ 7
BEDIENINGSKNOPPEN ...................................................... 8
WERKING ............................................................................ 9
AUDIOSYSTEEM ZONDER TELEFOON ........................................ 9
AUDIOSYSTEEM MET TELEFOON................................................ 9
TAAL SELECTEREN.................................................................... 10
SIM-KAART VERWIJDEREN ...................................................... 10
RADIO.............................................................................. 11
BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL............................ 11
BEDIENINGSKNOPPEN OP HET STUURWIEL .............................. 17
AUDIOBRON SELECTEREN ........................................................ 18
RDS-FUNCTIE .......................................................................... 18
AF-FUNCTIE ............................................................................ 19
REG-FUNCTIE .......................................................................... 19
GOLFBANDKEUZE.................................................................... 20
AFSTEMMING.......................................................................... 20
CONNECT
FUNCTIE “FOLLOW ME” .......................................................... 84
BEWAARDE BERICHTEN OPROEPEN .......................................... 87
DIEFSTALBEVEILIGING ...................................................... 89
CODE INVOEREN .................................................................... 89
AFSCHRIKLAMPJE TEGEN DIEFSTAL .......................................... 90
TECHNISCHE GEGEVENS .............................................. 91
VERSTERKER .......................................................................... 91
RADIO.................................................................................... 91
TELEFOON .............................................................................. 91
TECHNISCHE ASSISTENTIE ........................................................ 91
VERKLARENDE WOORDENLIJST .................................... 92
PIN-CODE INVOEREN .............................................................. 37
SIM-KAART ONTGRENDELEN .................................................... 37
UITGAAND BELLEN ................................................................ 37
NOODOPROEP ........................................................................ 38
BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL .......................... 39
TELEFOON .............................................................................. 43
SNEL TELEFOONNUMMER ZOEKEN............................................ 43
NUMMERHERHALING .............................................................. 46
TELEFOONGESPREK AANNEMEN/WEIGEREN.............................. 46
OPROEPSIGNAAL .................................................................... 47
WACHTSTAND/WISSELGESPREK................................................ 48
AGENDA ................................................................................ 49
BELLEN NAAR HET BUITENLAND .............................................. 49
MENU TELEFOONLIJST ............................................................ 50
PROGRAMMEERBARE FUNCTIES................................................ 56
SETUP-MENU INSCHAKELEN .................................................... 56
TELEFOONMENU INSCHAKELEN................................................ 62
TARGASYS-DIENSTEN .................................................. 73
MENU INSTELLINGEN INSCHAKELEN ........................................ 74
CONNECT INSCHAKELEN .......................................................... 75
GEBRUIK VAN HET CONNECT.................................................... 79
“MEDISCHE ASSISTENTIE”........................................................ 79
”TECHNISCHE ASSISTENTIE” .................................................... 82
INFOMOBILITY-DIENSTEN ........................................................ 82
FUNCTIE “CONNECT” .............................................................. 84
CONNECT
5
Het Connect-systeem met geïntegreerde
autoradio en telefoon is confor m de wet-
telijke veiligheidsnormen en aanbevelin-
gen.
De werking van de in de autoradio geïn-
tegreerde telefoon is gebaseerd op de
GSM standaard voor mobiele telefonie.
Deze standaard is ontwikkeld voor het
gebruik van mobiele telefoons in Europa
en in andere landen, en is verspreid in ve-
le landen in de wereld (bijv . VDE DIN
0848).
Met deze telefoon kunnen dezelfde te-
lefoonverbindingen worden gemaakt die
met een draagbare mobiele telefoon mo-
gelijk zijn. Om te kunnen telefoneren
moet u in het bezit zijn van een SIM-
kaart, dient u zich binnen het dek-
kingsgebied van het GSM 900 netwerk
te bevinden en moet de sterkte van het
ontvangstsignaal voldoende zijn.
Noodoproep
Om maximale veiligheid te garanderen
kan met de telefoon altijd een noodop-
roep (112) worden ver zonden, ook zon-
der SIM-kaart.
U kunt bellen en gebeld worden als het
Connect-systeem is ingeschakeld, u zich
binnen het dekkingsgebied van het GSM
900 netwerk bevindt en de sterkte van
het ontvangstsignaal voldoende is. Om
deze redenen kan een verbinding niet on-
der alle omstandigheden gegarandeerd
worden. Vertrouw niet uitsluitend op het
gebruik van de telefoon voor het ver zen-
den van noodoproepen die van levensbe-
lang zijn, zoals een ver zoek om medi-
sche hulp.
A
A
L
L
G
G
E
E
M
M
E
E
N
N
E
E
I
I
N
N
F
F
O
O
R
R
M
M
A
A
T
T
I
I
E
E
CONNECT
6
VERKEERSVEILIGHEID
Voordat u gaat rijden, raden wij u aan
om vertrouwd te raken met de verschil-
lende functies van het Connect en in het
bijzonder van de autoradio (bijv . het op-
slaan van stations).
Houdt u strikt aan de wettelijke bepalin-
gen die gelden voor het gebr uik van tele-
foons in de auto. Bel indien noodzakelijk
handsfree: Wij raden u in ieder geval aan
de auto te parkeren en stil te zetten voor-
dat u belt.
RADIOFREQUENTIE
De telefoon is goedgekeurd voor de
GSM standaard en voldoet aan de veilig-
heidslimieten m.b.t. de bescher ming te-
gen radiostraling.
De werking van de telefoon kan ge-
stoord worden door medische apparatuur
(bepaalde protheses, pacemakers, enz)
die niet voldoende beschermd zijn.
Zet de telefoon altijd uit als het gebr uik
ervan verboden is of in gebieden met een
hoog explosiegevaar zoals tankstations,
chemische fabrieken en in de nabijheid
van explosieve stoffen of ladingen.
ONTVANGST-/VERZENDOM-
STANDIGHEDEN
Tijdens het rijden wisselen de ont-
vangstomstandigheden (voor de radio) of
de ontvangst-/zendomstandigheden
(voor de telefoon) voor tdurend. De ont-
vangst kan gestoord worden door de aan-
wezigheid van bergen, gebouwen, tun-
nels of br uggen, vooral als u ver ver wij-
derd bent van de zender waar naar u luis-
tert of van de zender voor de telefoonver-
binding.
T
T
I
I
P
P
S
S
E
E
N
N
A
A
A
A
N
N
W
W
I
I
J
J
Z
Z
I
I
N
N
G
G
E
E
N
N
Een te hoog volume tij-
dens het rijden kan zowel
uw leven als het leven
van anderen in gevaar brengen.
Wij raden u dan ook aan om het
volume altijd zo te regelen dat
geluiden van buiten (claxons, si-
renes van ambulance, brand-
weer, politie e.d.) hoorbaar blij-
ven.
CONNECT
7
VOORZORGSMAATREGELEN
EN ONDERHOUD
Zonder dat er speciale voorzorgsmaatre-
gelen nodig zijn, is een lange levensduur
van het systeem gegarandeerd. W endt u
bij storingen tot de Alfa Romeo-dealer.
Maak het bedieningspaneel alleen met
een zachte, droge en antistatische doek
schoon. Schoonmaak- en glansmiddelen
kunnen het front beschadigen.
Behandel het display met zorg. Als
er scherpe voor werpen worden ge-
bruikt kunnen er krassen en beschadi-
gingen op het display ontstaan.
Maak het display alleen met een zach-
te, schone en droge doek schoon.
Schoonmaak- en glansmiddelen kunnen
het display beschadigen.
COMPACT DISC
Als u de CD-speler gebruikt, houd er dan
rekening mee dat door de aanwezigheid
van vuil of vingerafdr ukken op de CD er
een onderbreking in de weergave en een
slechte geluidskwaliteit kan ontstaan.
Hetzelfde gebeurt als per ongeluk de CD
wordt gebogen.
Voor een perfecte weergave geven wij u
de volgende tips:
Gebruik alleen CD’s met het merk-
teken:
Verwijder eventuele vingerafdr ukken
en stof van het CD-opper vlak m.b.v. een
zachte doek. Houd de CD bij de randen
vast en reinig de CD vanuit het midden
naar de randen.
Gebruik voor het schoonmaken nooit
chemische producten (bijv. antistatische
sprays of thinner) omdat hierdoor het op-
pervlak van de CD kan worden bescha-
digd.
Berg na het beluisteren de CD weer
op in het doosje om te voorkomen dat er
vlekken of krassen ontstaan die de weer-
gave kunnen verstoren.
Stel de CD’ s niet bloot aan war mte-
bronnen, zonnestraling of vochtigheid om
te voorkomen dat de CD’s vervormen.
Op het weergave-opper vlak van de
CD mag niets geplakt en geschreven
worden.
Oefen geen druk op het
display uit tijdens het rei-
nigen. Als er scherpe of
harde voorwerpen worden ge-
bruikt, kunnen er krassen en be-
schadigingen op het display ont-
staan. Raak het display niet met
de vingers aan. Raak bij breuk
de vloeistof die kan wegvloeien
niet aan; als deze vloeistof in
contact komt met de huid, moet
de huid onmiddellijk worden ge-
wassen met water en zeep.
CONNECT
8
B
B
E
E
D
D
I
I
E
E
N
N
I
I
N
N
G
G
S
S
K
K
N
N
O
O
P
P
P
P
E
E
N
N
fig. 1
A0B0238b
CONNECT
9
AUDIO-SYSTEEM
(ZONDER TELEFOON)
Druk om het apparaat in te schakelen
op de draaiknop ( ON/OFF) (1-fig.
1). Op het display verschijnt het ver zoek
om de houder van de SIM-kaar t te plaat-
sen.
BELANGRIJK Als de houder van de
SIM-kaart niet in de betreffende zitting
(17-fig. 1) is geplaatst, schakelt het
apparaat na 15 seconden automatisch
uit. Plaats de kaarthouder dus binnen 15
seconden in de zitting om te voorkomen
dat het apparaat uitschakelt.
Als het apparaat voor de eerste keer
wordt ingeschakeld of nadat de accu los-
gekoppeld is geweest en weer is vastge-
koppeld, verschijnt op het display het ver-
zoek om de code in te voeren: ga te
werk zoals beschreven is in de paragraaf
“Code invoeren” in het hoofdstuk “Dief-
stalbeveiliging”.
AUDIO-SYSTEEM
MET TELEFOON
Als een geldige SIM-telefoonkaart wordt
ingevoerd, kan de telefoon gebr uikt wor-
den en de functies worden bereikt.
SIM-KAART INVOEREN
Ga als volgt te werk:
druk licht op de buitenrand van de
SIM-kaarthouder en laat de houder los
zodra u een lichte weerstand voelt; de
kaarthouder wordt uitgeworpen;
plaats de SIM-kaar t op de houder
met de chip aan de bovenzijde en
naar het apparaat gericht;
plaats de SIM-kaar thouder in de zit-
ting (17-fig. 1) totdat u een lichte
weerstand voelt en de houder vastklikt;
het apparaat schakelt in; als de kaar t
op de juiste wijze is ingevoerd, verschijnt
het verzoek tot het invoeren van de PIN-
code van de SIM-kaar t (zie de paragraaf
“PIN-code invoeren” in het hoofdstuk “Te-
lefoon”) als het verzoek tot het invoeren
van de PIN-code is ingeschakeld.
W
W
E
E
R
R
K
K
I
I
N
N
G
G
CONNECT
10
TAAL SELECTEREN
Normaal gesproken worden de teksten
in het Engels op het display weergege-
ven.
De teksten kunnen ook in een andere
taal worden weergegeven. Ga als volgt te
werk:
druk bij ingeschakelde “Radio” op de
toets OK/MENU (13-fig. 1); het
programmeermenu “DSC Radio” ver-
schijnt;
– in het menu staat de cursor
˙
op het
menupunt “Setup”;
bevestig de keuze door de toets
OK/MENU (13-fig. 1) in te dr uk-
ken;
in het menu Setup staat de curso
r
˙
op de functie Taal”; bevestig de
keuze door de toets OK (13-fig. 1) in
te drukken;
selecteer met de toetsen
ì
ª
º
$
(7-
fig. 1) de gewenste taal en bevestig de
keuze door de toets OK (13-fig. 1) in
te drukken;
druk op de toets SRC (2-fig. 1)
om het programmeermenu af te sluiten.
SIM-KAART VERWIJDEREN
Druk licht in de rijrichting op de houder
van de SIM-kaar t (17-fig. 1) en laat
de houder los zodra u een lichte weer-
stand voelt; de kaar thouder wordt uitge-
worpen waarna de SIM-kaart kan worden
uitgenomen.
BELANGRIJK Probeer de houder van
de SIM-kaart niet uit de zitting ( 17-fig.
1) te ver wijderen door er aan te trek-
ken! Kans op beschadiging.
SIM-kaart reinigen
Om een per fecte werking van de kaar t
te garanderen, moeten de contacten altijd
schoon zijn. Raak de contacten niet met
de handen aan en reinig de contacten zo-
nodig met een in alcohol gedrenkt watje.
Stel de kaart niet bloot aan directe zon-
nestraling.
CONNECT
11
R
R
A
A
D
D
I
I
O
O
In-/uitschakelen
bij het starten/uitzetten
van de motor
Bij bepaalde uitvoeringen kan de
autoradio automatisch worden in-
/uitgeschakeld bij het star ten/uit-
zetten van de motor . Als de motor
wordt uitgezet, hoor t u twee bieps
om aan te geven dat de kaar thou-
der of de SIM-kaar t moet worden
verwijderd voordat u de auto ver-
laat. Als de functie “Timer” is inge-
steld, blijft de autoradio na het uit-
zetten van de motor nog een be-
paalde tijd ingeschakeld.
Als de motor tijdens een telefoonge-
sprek wordt uitgezet, blijft het appa-
raat ingeschakeld totdat het gesprek
beëindigd is. Na het uitzetten van de
motor (SIM-kaarthouder geplaatst)
kan het apparaat op de volgende
manier ingeschakeld blijven. Druk na
de twee bieps op de draaiknop ( 1).
Het apparaat schakelt in. Na een uur
schakelt het apparaat automatisch
uit om te voorkomen dat de accu
ontlaadt.
BESCHRIJVING VAN HET
BEDIENINGSPANEEL
(fig. 1)
1. ON/OFF VOLUME
Druk op de knop om het systeem in
of uit te schakelen. Om de autora-
dio in te schakelen moet binnen 15
seconden na het indr ukken van de
knop de lege kaarthouder (17-fig.
1) of de houder met SIM-kaar t in
de zitting worden geplaatst.
Als de hiervoor beschreven procedu-
re niet cor rect is uitgevoerd binnen
de vastgestelde tijd (15 seconden),
schakelt het apparaat uit.
In-/uitschakelen
met SIM-kaarthouder
Als het apparaat is ingeschakeld
met de draaiknop (1-fig. 1), kan
het apparaat worden uitgeschakeld
en weer ingeschakeld door de SIM-
kaarthouder te plaatsen.
Werking met timer
Als de functie “Timer” wordt inge-
schakeld in het programmeermenu,
blijft de autoradio na het uitzetten
van de motor nog een vooraf inge-
stelde tijd (van 0 tot 90 minuten)
ingeschakeld (zie de paragraaf
“Programmeerbare functies - Tijdge-
schakelde uitschakeling”).
Volumeregeling
Draai de draaiknop ( 1)
rechtsom/linksom om het volume
te verhogen/verlagen.
Het ingestelde volumeniveau
wordt op het display weergege-
ven.
Bij het inschakelen van de autora-
dio kan het volume het niveau heb-
ben dat was ingesteld voor het uit-
schakelen of het geprogrammeerde
niveau (zie de paragraaf “Program-
meerbare functies - Vast volume”).
CONNECT
12
2. SRC
Keuzetoets werking: Radio, CD-wis-
selaar en AUX (exter ne audiobron,
indien geïnstalleerd).
Als de telefoonfunctie is ingescha-
keld kan een audiobron gekozen
worden mits er geen gesprek wordt
gevoerd of een telefoonverbinding
tot stand wordt gebracht.
3. TA
Als op het display “T A” (Traffic An-
nouncement = V erkeersinformatie)
verschijnt, kan alleen worden afge-
stemd op stations die verkeersinfor-
matie uitzenden.
Druk om de functie in of uit te scha-
kelen op de toets TA.
4. BND/TS
Met deze toets kan gewisseld wor-
den tussen geheugenniveaus/golf-
banden FM, FMT (Travelstore), MW
en LW.
Extra functie
Travelstore
Om met T ravelstore de negen sta-
tions met het sterkste signaal op te
slaan: druk op de toets BND tot-
dat u een geluidssignaal (“biep”)
hoort, of totdat TRAVEL-
STOREknipperend op het dis-
play verschijnt.
5. SMS
Met deze toets kan op het display
een nieuw ontvangen SMS-bericht
worden weergegeven.
6.
Met deze toets krijgt u toegang tot
de Telematica-diensten van Tar-
gasys.
7. Multifunctionele toetsen
Radio
ª
/
º
Automatisch zoeken
naar stations
ª
op hogere frequentie
º
op lagere frequentie
ì/$ stapsgewijs op hogere/la-
gere frequentie
(op FM alleen met AF
uitgeschakeld).
Alleen voor FM:
ì/$ Doorlopen van de stations
als AF is ingeschakeld
bijv. NDR 1, 2, 3, 4,
N-joy, FFN, ANTENNE...
CD-wisselaar
ì/$
CD selecteren
$ volgende CD
ì vorige CD
Muziekstuk selecteren
ª
volgend muziekstuk: druk kort
op de toets;
- vooruit zoeken (toon hoor-
baar): houd de toets ingedrukt.
º
vorig muziekstuk: druk twee of
drie keer kort na elkaar op de
toets;
muziekstuk herhalen: druk kort
op de toets.
CONNECT
13
Andere functies
Met de multifunctionele toets ( 7)
kunnen ook andere functies worden
uitgevoerd als de toets AUD (16)
of de toets OK/MENU (13)
wordt ingedrukt.
8. Display Radio (fig. 2)
a) AAA - Naam
van het station
b) FM - Golfband
c) LD - Versterken
van de bassen
bij een laag volu-
meniveau
(niet beschikbaar
bij een Bose hifi-
systeem)
d) AF -Alternatieve frequen-
tie met RDS
e) TP - Verkeersinformatie
(beluisteren)
f) TA - Voorrang voor
verkeersinformatie
g) lo - Ontvangstgevoelig-
heid radiostations
h)
ó
- Mailbox (alleen voor
telefoonfunctie)
i) 19/T9 - Voorkeuzetoets
(1 - 19)/
Travelstore (1 - 9)
l) - Verbinding met
GSM-netwerk
m) ê- Weergave van de
sterkte van het GSM-
signaal
n)
è - Satelliet
o) 5
- Aantal ontvangen
satellieten
p) REG
- Regionaal programma
9. Keuzetoetsen
Radio
Frequentie direct invoeren
Met de voorkeuzetoetsen kunt u di-
rect een frequentie invoeren:
Druk bij ingeschakelde “Radio” op
0” en voer vervolgens de gewens-
te frequentie in (begin bij het eer-
ste cijfer). Het is alleen mogelijk
frequentiewaarden tussen 87,5 en
108 MHz in te voeren. Bij het in-
voeren kan de komma worden
weggelaten. Druk om het invoeren
te onderbreken op de toets CLR
(15); druk voor bevestiging op de
toets OK (13).
Stations opslaan
Op de verschillende golfbanden
(FM, FMT, MW en LW) kunt u
maximaal het volgende aantal sta-
tions opslaan:
FM 19
FMT (FM-Travelstore) 9
MW 9
LW 9
fig. 2
A0B3106i
CONNECT
14
Houd tijdens het beluisteren van de
radio een voorkeuzetoets inge-
drukt, totdat u een geluidssignaal
(“biep”) hoort.
Om een nummer met twee cijfers
op te slaan, moet u eerst kor t de
toets “1” indrukken en daarna bin-
nen 2 seconden de tweede toets in-
drukken, totdat u een geluidssig-
naal (“biep”) hoort.
Stations oproepen
Selecteer de golfband (selecteer
voor de frequentiemodulatie “FM”
of “FMT”) en druk op de betreffen-
de toets.
Druk voor het oproepen van de sta-
tions van 10 tot 19, eerst op 1
en daarna binnen 2 seconden kor t
op het tweede cijfer.
CD-wisselaar
U kunt de CD’ s in de CD-wisselaar
direct selecteren.
10. #/AF
Alternatieve frequentie met RDS:
Als bij ingeschakeld RDS AFop
het display verschijnt, wordt auto-
matisch gezocht naar een betere
ontvangstfrequentie van het beluis-
terde programma.
Functie in-/uitschakelen
Druk ongeveer 2 seconden op de
toets #/AF (10-fig. 1), totdat u
een geluidssignaal (“biep”) hoort.
Op het display verschijnt de status
van de functie:
REGIONAL ON ”: functie
ingeschakeld
REGIONAL OFF”: functie
uitgeschakeld
11.
£
Overschakelen naar de telefoon-
functie, zie “Beschrijving van het
bedieningspaneel” in het hoofdstuk
“Telefoon”.
12. */MIX
Radio
Gevoeligheid selecteren voor
het automatisch zoeken naar
stations
Druk om de functie in te schakelen kor t
op de toets */MIX (12-fig. 1). Op
het display verschijnt het opschrift Io
als de nor male gevoeligheid is geselec-
teerd. Er wordt alleen gezocht naar sta-
tions met een goede ontvangst.
Als Ioniet verschijnt, is er een
hoge gevoeligheid geselecteerd en wordt
er ook naar stations gezocht met een
minder goede ontvangst.
MIX CD (willekeurige weergave
van muziekstukken op CD)
De muziekstukken op de CD worden in
willekeurige volgorde weergegeven.
De CD’s worden op nummervolgorde ge-
selecteerd.
MIX OFF
De functie MIX is uitgeschakeld.
Druk meerdere keren op de toets MIX
totdat de gewenste functie op het dis-
play verschijnt.
CONNECT
15
13.OK/MENU
DSC (Direct Software
Control)
Met de toets OK/MENU kunnen de
programmeerbare standaardinstellingen
gewijzigd en ver volgens opgeslagen
worden.
Programmeermenu oproepen:
druk kort op de toets (13-fig. 1).
Functie selecteren: druk op de toets
ª
/
º
(7-fig. 1).
Weergave van de ingestelde
waarde: druk op de toets ( 13-fig.
1).
Waarde wijzigen: druk op de toets
ì/$ (7-fig. 1).
Opslaan: druk op de toets ( 13-fig.
1).
Programmeermenu afsluiten:
druk op de toets CLR (15-fig. 1).
Als het programmeer menu wordt afge-
sloten door op de toets CLR (15-fig.
1) te dr ukken, en niet eerst de toets
OK/MENU (13-fig. 1) is inge-
drukt, dan worden de gewijzigde waar-
den niet opgeslagen.
Zie voor meer infor matie de paragraaf
“Programmeerbare functies”.
14. MEM
Radio
Lijst met opgeslagen stations oproepen.
CD-wisselaar
Lijst met geplaatste CD’s oproepen.
Telefoon
Menu “Telefoonlijst” oproepen. Zie “Be-
schrijving van het bedieningspaneel” in
het hoofdstuk “Telefoon”.
15.CLR
Met de toets CLR (15-fig. 1) kunt u:
een menupunt in het programmeer-
menu afsluiten. Dr uk om het program-
meermenu af te sluiten nogmaals op de
toets;
een telefoongesprek beëindigen
(functie telefoon) als alternatief voor de
toets
£
.
Als u bij geopend programmeermenu op
de toets CLR drukt, worden de gewij-
zigde waarden niet opgeslagen.
16.ØI/AUDIO
Hoge-tonenregeling
(Treble)
Ga als volgt te werk:
druk op de toets ØI/AUDIO
(16-fig. 1);
druk kort op de toets
ª
/
º
(7-fig.
1).
Bassen regelen
Ga als volgt te werk:
druk op de toets ØI/AUDIO
(16-fig. 1);
druk kort op de toets ì/$ (7-fig.
1).
CONNECT
16
Balansregeling (Balance)
Ga als volgt te werk om de geluids-
verdeling tussen de rechter en lin-
ker luidspreker te regelen:
druk op de toets ØI/AUDIO
(16-fig. 1);
druk twee keer op de toets ( 7-
fig. 1);
druk op de toets ì (7-fig. 1)
om het volume van de linker luid-
spreker te versterken;
druk op de toets $ (7-fig. 1)
om het volume van de rechter
luidspreker te versterken.
Op het display verschijnen de inge-
stelde waarden. De laatste instel-
ling wordt automatisch opgeslagen.
Druk kort op de toets om de gese-
lecteerde functie uit te schakelen.
Als geen instelling wordt uitge-
voerd, dan wordt de geselecteerde
functie na ongeveer 8 seconden au-
tomatisch uitgeschakeld.
Faderregeling
Ga als volgt te werk om de geluids-
verdeling tussen de luidsprekers
voor en achter te regelen:
druk op de toets ØI/AUDIO
(16-fig. 1);
druk twee keer op de toets ( 7-
fig. 1);
druk op de toets
ª
(7-fig. 1)
om het volume van de luidsprekers
voor te versterken;
druk op de toets
º
(7-fig. 1)
om het volume van de luidsprekers
achter te versterken.
Loudness
Loudness in-/uitschakelen: druk on-
geveer 1 seconde op de toets
ØI/AUDIO (16-fig. 1), totdat
u een geluidssignaal (“biep”)
hoort.
Op het display verschijnt kort de ge-
selecteerde status:
LOUDNESS ON”: loudness
ingeschakeld
LOUDNESS OFF”: loudness
uitgeschakeld
Zie voor meer informatie het onder-
deel “Loudness” in de paragraaf
“Radio-menu inschakelen” in dit
hoofdstuk.
17. SIM-kaarthouder
Het apparaat kan pas gebr uikt worden
als de SIM-kaarthouder is geplaatst.
Druk op de kaar thouder totdat deze
ontgrendelt. Laat de kaarthouder los,
steek de SIM-kaart op de juiste wijze
in de houder en duw de houder in de
zitting totdat deze vastklikt.
CONNECT
17
BEDIENINGSKNOPPEN OP HET
STUURWIEL
(indien aanwezig) (fig. 3)
De bedieningsknoppen van de belang-
rijkste functies van de autoradio zijn ook
op het stuurwiel geplaatst, zodat u de au-
toradio nog eenvoudiger kunt bedienen:
1. Toets voor verhogen volume
2. Toets voor verlagen volume
3. Toets voor Mute-functie
4. Keuzetoets voor golfband (FM, FMT,
MW, LW) of beschikbare audiobron (Ra-
dio – CD-wisselaar – Externe audiobron)
5. Multifunctionele toets:
– Radio: opgeslagen stations oproepen
CD-wisselaar: volgende CD/volgend
muziekstuk selecteren.
6. Multifunctionele toets:
– Radio: opgeslagen stations oproepen
CD-wisselaar: vorige CD/vorig mu-
ziekstuk selecteren.
Toetsen voor volumeregeling
(1), (2) en (3)
De toetsen voor het regelen van het vo-
lume (1) en (2) en voor het in/uitscha-
kelen van de Mute-functie (3) werken op
dezelfde wijze als de toetsen op de auto-
radio.
Keuzetoets voor golfband
en audiobronnen (4)
Door telkens kor t toets ( 4) in te dr uk-
ken, kunt u kiezen uit de beschikbare
golfbanden en audiobronnen.
De beschikbare golfbanden/audiobron-
nen zijn: FM, FMT, MW, LW, CDC.
Multifunctionele toetsen (5) en
(6)
Met de multifunctionele toetsen ( 5) en
(6) kunt u de opgeslagen stations oproe-
pen, de volgende CD/het volgende mu-
ziekstuk of de vorige CD/het vorige mu-
ziekstuk zoeken tijdens het luisteren naar
de CD-wisselaar.
Druk op toets ( 5) om de opgeslagen
stations in oplopende volgorde te selecte-
ren of de volgende CD/het volgende mu-
ziekstuk te beluisteren.
Druk op toets ( 6) om de opgeslagen
stations in aflopende volgorde te selecte-
ren of de vorige CD/ het vorige muziek-
stuk te beluisteren.
fig. 3
A0B0357b
CONNECT
18
AUDIOBRON SELECTEREN
Met de toets SRC (2-fig. 1 ) kunt u
een van de volgende bronnen selecteren:
– Radio
– CD-wisselaar (indien geïnstalleerd)
– externe bron (indien geïnstalleerd).
Als u op de toets SRC drukt, wordt van
het telefoongesprek overgeschakeld naar
de laatst geselecteerde audiofunctie.
De telefoongesprekken hebben voor-
rang boven iedere andere functie; daarom
kan alleen naar een audiofunctie worden
overgeschakeld als er geen telefoonge-
sprek wordt gevoerd.
Druk meerdere keren op de toets SRC
(2) totdat de gewenste functie op het
display verschijnt.
De functie CD-wisselaar kan alleen wor-
den ingeschakeld als de houder in de CD-
wisselaar is geplaatst.
Als een houder zonder CD’ s of met een
onleesbare CD’s is geplaatst, verschijnt op
het display “NO CD”.
Er kan alleen naar een exter ne audio-
bron worden overgeschakeld als er geen
CD-speler is aangesloten; voor het over-
schakelen moet op het display AUX
ON” staan.
RDS-FUNCTIE
(RADIO DATA SYSTEM)
Dankzij het Radio Data System wordt
de geluidsweergave van stations op de
FM-band (frequentiemodulatie) verbe-
terd.
Een steeds groter aantal stations zendt
als aanvulling op het programma RDS-in-
formatie uit.
Zodra de uitzendingen worden herkend,
verschijnt op het display de naam van de
zender en eventueel ook het regionale
herkenningsteken. Bij RDS worden de
voorkeuzetoetsen toetsen voor de ver-
schillende programmatypes. Op deze ma-
nier weet u exact naar welke soor t pro-
gramma’s u luistert en kunt u ook het ge-
wenste programma direct selecteren.
CONNECT
19
AF-FUNCTIE
(ALTERNATIEVE FREQUENTIE)
Als de AF-functie is ingeschakeld, wordt
automatisch afgestemd op de optimale
frequentie van het geselecteerde pro-
gramma. Deze functie is ingeschakeld als
op het display “AF” verlicht is.
AF-functie in-/uitschakelen: druk kort op
de toets #/AF (10-fig. 1).
Tijdens het zoeken naar de optimale fre-
quentie van een programma, wordt het
volume uitgeschakeld.
Als u het apparaat inschakelt of een op-
geslagen frequentie oproept, verschijnt op
het display het opschrift ZOEKEN”; dit
betekent dat er automatisch naar een al-
ternatieve frequentie wordt gezocht.
ZOEKENverdwijnt als er een alter-
natieve frequentie is gevonden of als het
einde van de golfband is bereikt.
Als het vooraf geselecteerde programma
niet meer goed ontvangen kan worden,
wordt op een ander programma afge-
stemd.
Handmatig afstemmen op een al-
ternatieve frequentie
Om het geselecteerde programma te
kunnen blijven ontvangen als u in een an-
der ontvangstgebied komt, moet al min-
stens één keer op dit programma zijn af-
gestemd en de AF-functie zijn ingescha-
keld (opschrift AF weergegeven op het
display).
Ga als volgt te werk om deze functie te
gebruiken:
druk 2 seconden op de toets BND
(4-fig. 1) zodat de negen stations met
het sterkste signaal worden opgeslagen
(Travelstore);
druk op de toets #/AF (10-fig.
1);
zoek met ì/$ (7-fig. 1) het ge-
wenste programma.
REG-FUNCTIE
(REGIONALE PROGRAMMA’S)
Enkele nationale stations zenden op be-
paalde uren van de dag regionale pro-
gramma’s uit die in elke regio verschil-
lend zijn.
Functie in-/uitschakelen
Om de REG-functie in te schakelen,
moet op een FM-golfband zijn afgestemd.
Ga als volgt te werk:
druk ongeveer 1 seconde op de toets
#/AF (10-fig. 1), totdat de status
van de functie op het display verschijnt:
REGIONAL ON”: functie ingescha-
keld
REGIONAL OFF
: functie uitgescha-
keld
Als de functie is ingeschakeld, verschijnt
rechts op het display het opschrift
REG”.
BELANGRIJK Als de functie is uitge-
schakeld (REGIONAL OFF), wordt, via de
tabel met alter natieve frequenties, auto-
matisch afgestemd op de optimale fre-
quentie van het geselecteerde station.
CONNECT
20
GOLFBANDKEUZE
U kunt de volgende golfbanden selecte-
ren:
FM 87,5 - 108 MHz,
MW 531 - 1602 kHz en
LW 153 - 279 kHz.
Selecteer de golfband door meerdere
keren op de toets BND (4-fig. 1) te
drukken.
AFSTEMMING
Zoeken naar stations
ª
/
º
Druk op de multifunctionele toets ( 7-
fig. 1):
ª
op hogere frequentie
º
op lagere frequentie
ì/$ stapsgewijs op lagere/hogere
frequentie (alleen op “FM” als
AF is uitgeschakeld).
Als u op
ª
/
º
drukt, wordt automa-
tisch afgestemd op het volgende station.
Als u de toets ì/$ (links/rechts) in-
gedrukt houdt, wordt er snel naar stations
gezocht op hogere en lagere frequentie.
Handmatige afstemming met ì/$
Om handmatig te zoeken moet de AF-
functie (de opschriften AF” en REG
mogen niet op het display zijn weergege-
ven) zijn uitgeschakeld. Schakel zonodig
de AF-functie uit zoals hier voor is be-
schreven.
Handmatig afstemmen: druk op de
toets ì/$(7-fig. 1): de frequentie
wijzigt stapsgewijs omhoog/omlaag.
Als u de toets ( 7-fig. 1) ì/$ rechts
of links ingedrukt houdt, krijgt u een snel-
le frequentiewijziging.
FREQUENTIE DIRECT
INVOEREN
Op de FM- en FMT -golfband kunt u di-
rect de frequenties invoeren.
Frequentie invoeren bij ingeschakelde
“Radio”:
– druk op de toets “0”;
voer de frequentiewaarde in en begin
bij het eerste cijfer. De komma hoeft niet
te worden ingevoerd.
De invoer wordt gewist als u op de toets
CLR (15-fig. 1) drukt en bevestigd als
u op de toets OK/MENU (13-fig. 1)
drukt.
CONNECT
21
STATIONS OPSLAAN
Op iedere golfband kunt u maximaal
het volgende aantal stations opslaan:
FM 19
FMT (FM-Travelstore) 9
MW 9
LW 9
Ga voor het opslaan van stations als
volgt te werk:
selecteer de golfband met de toets
BND/TS (4-fig. 1);
met toets ( 7- fig. 1) (automatisch
ª
/
º
of handmatig ì/$) kunt u op
een station afstemmen;
houd de toets van het gewenste sta-
tion ongeveer 1 seconde ingedr ukt, tot-
dat u een biep hoort.
Als u een station wilt opslaan onder een
geheugenplaats met dubbele cijfers:
– druk kort op toets “1” en daarna bin-
nen 2 seconden op de tweede toets, tot-
dat u een biep hoort.
Het station is opgeslagen.
Op het display is te zien welk nummer
aan het station is toegekend.
BELANGRIJK Als wordt afgestemd op
een station dat al opgeslagen is, gaat op
het display kort het nummer van het sta-
tion en het geheugenniveau knipperen
(als u op hetzelfde geheugenniveau zit).
TRAVELSTORE-FUNCTIE
De negen sterkste FM-stations in het be-
treffende ontvangstgebied kunnen wor-
den opgeslagen in volgorde van afnemen-
de sterkte. Deze functie is vooral nuttig
tijdens langere reizen.
Functie inschakelen
Druk ongeveer 2 seconden op de toets
BND/TS (4-fig. 1): op het display
knippert het opschrift “TRAVELSTO-
RE”.
De negen sterkste FM-stations worden
automatisch opgeslagen op het geheu-
genniveau T” (Travelstore). Als de pro-
cedure voltooid is, wordt automatisch af-
gestemd op het sterkste FM-station.
De stations kunnen zonodig ook hand-
matig worden opgeslagen op niveau T ra-
velstore (zie vorige paragraaf).
OPGESLAGEN STATIONS
BELUISTEREN
De opgeslagen stations kunnen als volgt
worden oproepen:
druk een of meer keren op de toets
BND/TS (4-fig. 1) totdat de gewens-
te golfband op het display verschijnt;
druk kort op de betreffende voorkeu-
zetoets.
Als u een station wilt oproepen met een
geheugenplaats van twee cijfers (bijv. ge-
heugenplaats 19), druk dan eerst op “1
en daarna binnen 2 seconden op “9”.
CONNECT
22
U kunt de stations ook op de volgende
wijze oproepen.
druk een of meer keren op de toets
BND/TS (4-fig. 1) totdat de gewens-
te golfband op het display verschijnt;
druk op de toets MEM (14-fig.
1): op het display worden alle op de ge-
selecteerde golfband opgeslagen stations
weergegeven;
selecteer het gewenste station met
de toets
ª
/
º
(7-fig. 1);
bevestig de keuze door de toets
OK/MENU (13-fig. 1) in te dr uk-
ken.
REGELING
ONTVANGSTGEVOELIGHEID
U kunt de ontvangstgevoeligheid voor
het automatisch zoeken naar stations wij-
zigen, druk ongeveer 1 seconde op de
toets */MIX (12-fig. 1): op het dis-
play verschijnt het opschrift “lo”.
Als de functie lo” is ingeschakeld,
wordt alleen gezocht naar stations met
een optimale ontvangst.
Als de functie lo” is uitgeschakeld,
dan wordt ook gezocht naar stations met
een minder goede ontvangst.
Zie voor het instellen van de gevoelig-
heid de paragraaf “Programmeerbare
functies - ontvangstgevoeligheid” in het
hoofdstuk “CD-wisselaar- CDC”.
WISSELING MONO -
STEREO (ALLEEN FM)
Als u het apparaat inschakelt, dan is de
geluidsweergave automatisch in stereo.
Bij een minder goede ontvangst, wordt
de functie Mono geselecteerd.
EON-FUNCTIE
Met de EON-functie (Enhanced Other
Networks) kunt u automatisch op radio-
stations afstemmen die verkeersinfor ma-
tie uitzenden.
Vele FM-programma’s zenden regelma-
tig verkeersinformatie uit die betrekking
heeft op hun ontvangstgebied.
Programma’s met verkeersinfor matie
zenden een herkenningssignaal uit dat
door uw radio wordt geanalyseerd.
Zodra dat signaal herkend wordt, ver-
schijnt op het display de afkor ting TP
(Traffic Program - programma met ver-
keersinformatie).
Naast deze stations zijn er stations die,
hoewel ze de ser vice verkeersinformatie
niet hebben, met RDS-EON de mogelijk-
heid bieden deze ser vice te ontvangen
via een ander station van hetzelfde net-
werk.
CONNECT
23
Als op een dergelijk station is afgestemd
en u de voorrang voor verkeersinformatie
wilt inschakelen, moet op het display
TA” verlicht zijn.
Als er verkeersinfor matie wordt uitge-
zonden, wordt er automatisch afgestemd
op het programma dat verkeersinformatie
uitzendt. Na de verkeersinfor matie, scha-
kelt de autoradio automatisch ter ug naar
het programma dat u daar voor beluister-
de.
TA-FUNCTIE
(VERKEERSINFORMATIE)
Functie in-/uitschakelen
Druk op de toets TA (3-fig. 1).
Als de functie is ingeschakeld, ver-
schijnt op het display het opschrift
TA”.
Als u op de toets TA (3-fig. 1) drukt
als er verkeersinfor matie wordt uitgezon-
den, wordt de TA-functie alleen onderbro-
ken voor deze uitzending van verkeersin-
formatie.
Hierna wordt teruggekeerd naar de vori-
ge status. De TA-functie blijft echter inge-
schakeld.
BELANGRIJK Tijdens de verkeersin-
formatie zijn enkele toetsen niet be-
schikbaar.
Volumeregeling TA
Het volume wordt door de fabrikant in-
gesteld. Het volumeniveau kan echter
worden gewijzigd in het Radio-menu (zie
de paragraaf “Radio-menu inschakelen”
in het hoofdstuk “Programmeerbare func-
ties”).
Waarschuwingssignaal
Als de TA-functie is ingeschakeld (“TA
op het display), hoor t u na ongeveer 30
seconden een waarschuwingssignaal
(“biep”) als u het ontvangstgebied van
het betreffende station verlaat.
U hoort ook het waarschuwingssignaal
als op een voorkeuzetoets wordt gedrukt,
waaronder een station is opgeslagen zon-
der TP-signaal.
U kunt het waarschuwingssignaal op
twee manieren uitschakelen:
1) Stem af op een ander station dat
verkeersinformatie kan uitzenden, dr uk
op de zoektoets ( 7-fig. 1) of dr uk op
een voorkeuzetoets waaronder een TA-
programma is opgeslagen.
of
2) Druk op de toets TA (3-fig. 1)
(“TA” verdwijnt van het display).
Automatisch zoeken naar TA-sta-
tions
(tijdens de werking van de CD-wisselaar)
Als u naar een CD luister t en u het ont-
vangstgebied verlaat van het station dat
verkeersinformatie uitzendt, wordt auto-
matisch afgestemd op een ander station
dat verkeersinformatie uitzendt.
CONNECT
24
CD PLAATSEN/
UITWERPEN
CD-wisselaar vullen (Sedan-
uitvoeringen) (fig. 4)
Ga voor het plaatsen van de CD’s in de
wisselaar als volgt te werk:
1) Trek aan het hendeltje ( A) om een
van de tien compar timenten van de hou-
der te openen.
2) Plaats de CD en zorg er voor dat de
bedrukte zijde zich aan de juiste kant be-
vindt: als dit niet het geval is, dan werkt
de CD-wisselaar niet.
3) Sluit het compartiment.
4) Herhaal de procedure voor de ande-
re te plaatsen CD’s.
Houder in de CD-wisselaar
plaatsen
Plaats de schuifklep ( B-fig. 5) hele-
maal naar rechts totdat hij blokkeert.
Plaats de houder (A-fig. 6) met de
pijl aan de bovenzijde geheel in de wisse-
laar.
Druk de houder in de wisselaar en sluit
de schuifklep (D-fig. 7), om te voorko-
men dat er voor werpen of stof in de wis-
selaar kunnen dringen.
Houder uit de wisselaar
verwijderen
Plaats de schuifklep ( B-fig. 5) hele-
maal naar rechts en dr uk op de uitwerp-
toets EJECT (E-fig. 8) op de CD-wisse-
laar: de houder wordt gedeeltelijk uitge-
worpen.
Trek de houder voor zichtig uit de wisse-
laar.
Sluit de schuifklep.
fig. 4
A0B0343b
fig. 6
A0B0435b
fig. 5
A0B0344b
C
C
D
D
-
-
W
W
I
I
S
S
S
S
E
E
L
L
A
A
A
A
R
R
-
-
C
C
D
D
C
C
(
(
i
i
n
n
d
d
i
i
e
e
n
n
a
a
a
a
n
n
w
w
e
e
z
z
i
i
g
g
)
)
CONNECT
25
CD’s uit wisselaar verwijderen
Trek met het hendeltje de compar timen-
ten uit en ver wijder een voor een de
CD’s.
CD-wisselaar vullen (Sport -
wagon-uitvoeringen) (fig. 9)
Ga voor het plaatsen van de CD’s in de
wisselaar als volgt te werk:
1) Trek aan het hendeltje ( A) om een
van de tien compar timenten van de hou-
der te openen.
2) Plaats de CD en zorg ervoor dat de
bedrukte zijde zich aan de juiste kant be-
vindt: als dit niet het geval is, dan werkt
de CD-wisselaar niet.
3) Sluit het compartiment.
4) Herhaal de procedure voor de ande-
re te plaatsen CD’s.
Houder in de CD-wisselaar
plaatsen
Laat de klep (B-fig. 10) zakken zoals
door de pijl is aangegeven.
Plaats de houder ( A-fig. 11) met de
pijl aan de bovenzijde geheel in de wisse-
laar.
Druk de houder in de wisselaar en sluit
de klep ( D-fig. 12) zoals aangegeven
door de pijl , om te voorkomen dat er
voorwerpen of stof in de wisselaar kun-
nen dringen.
fig. 8
A0B0347b
fig. 7
A0B0364b
fig. 10
A0B0441b
fig. 9
A0B0343b
CONNECT
26
Houder uit de CD-wisselaar
verwijderen
Laat de klep ( B-fig. 10) zakken en
druk op de uitwerptoets EJECT (E-fig.
13) op de CD-wisselaar: de houder wordt
gedeeltelijk uitgeworpen.
Trek de houder voor zichtig uit de wisse-
laar.
Sluit de schuifklep.
CD’s uit wisselaar verwijderen
Trek met het hendeltje de compar timen-
ten uit en ver wijder een voor een de
CD’s.
Druk voor weergave van de CD’ s in de
wisselaar meerdere keren op de toets
SRC (2-fig. 1), totdat de functie CD-
wisselaar is geselecteerd.
Telefoongesprekken hebben voor rang
boven iedere andere functie; daarom kan
alleen naar de functie CD-wisselaar wor-
den overgeschakeld als er geen telefoon-
gesprek wordt gevoerd.
Tijdens het luisteren verschijnt op het
display het nummer van de geselecteerde
CD (bijv. “CD 02” = tweede CD), het
nummer van het muziekstuk dat wordt
weergegeven (bijv. “T: 11” = elfde mu-
ziekstuk) en de speelduur vanaf het be-
gin van het muziekstuk dat beluisterd
wordt (bijv. “02.32” = 2 minuten en 32
seconden).
Als er geen specifieke functies zijn inge-
schakeld, start de weergave vanaf het
eerste muziekstuk op de eerste CD in de
wisselaar.
fig. 11
A0B0444b
fig. 13
A0B0442b
fig. 12
A0B0443b
CONNECT
27
CD SELECTEREN
Er zijn drie manieren om een CD te se-
lecteren:
druk op de toets
ª
/
º
(7-fig. 1)
om de volgende/vorige CD te selecteren;
– druk op de toets (9-fig. 1) met het
hetzelfde nummer als dat van de CD die
u wilt selecteren;
druk op de toets MEM (14-fig.
1): op het display verschijnt een menu
waarin de CD’ s vermeld staan die in de
speler zitten:
druk op de toets
ª
/
º
(7-fig. 1)
om de gewenste CD te selecteren;
– druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen en de
gewenste CD weer te geven.
MUZIEKSTUK SELECTEREN
Ga als volgt te werk om van het ene
naar het andere muziekstuk op een CD te
gaan:
druk op de toets $ (7-fig. 1) om
het volgende muziekstuk te selecteren;
druk op de toets ì (7-fig. 1) om
het vorige muziekstuk te selecteren.
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOOR-
UIT-/TERUGSPOELEN
Ga als volgt te werk om een muziek-
stuk snel vooruit of terug te spoelen:
houd de toets $ (7-fig. 1) inge-
drukt om snel vooruit te spoelen;
houd de toets ì (7-fig. 1) inge-
drukt om snel terug te spoelen.
WILLEKEURIGE WEERGAVE
VAN DE MUZIEKSTUKKEN
(MIX-FUNCTIE)
Druk kort op de toets */MIX (12-
fig. 1): alle muziekstukken op de gese-
lecteerde CD worden in willekeurige volg-
orde weergegeven.
Daarna worden de muziekstukken van
de volgende CD in willekeurige volgorde
weergegeven en zo verder totdat alle
CD’s in de CD-wisselaar zijn weergege-
ven.
Als alle CD’s in de CD-wisselaar zijn
weergegeven, begint de willekeurige
weergave opnieuw.
Druk opnieuw op de toets */MIX
(12-fig. 1) om de willekeurige weerga-
ve te onderbreken.
CONNECT
28
Dit apparaat biedt de mogelijkheid om
enkele instellingen naar wens aan te pas-
sen en op te slaan.
Instellingen opslaan
Druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de instellingen op te slaan.
Zo krijgt u toegang tot het programmeer-
menu “DSC-Radio”(fig. 14).
Druk op de toets CLR (15-fig. 1) om
terugkeren naar het vorige scherm zonder
de wijzigingen op te slaan.
Druk op de toets SRC (2-fig. 1) om
het programmeermenu af te sluiten en te-
rugkeren naar de functie Radio.
Instellingen wijzigen
Ga voor het wijzigen van de standaard-
instellingen als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
– druk op de toets
ª
of
º
(7-fig. 1)
om het menupunt te selecteren dat u wilt
wijzigen;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets ì/$ (7-fig.1)
om de instelling te wijzigen.
Instellingen annuleren
Druk op de toets CLR (15-fig. 1) om
een instelling te annuleren. De nieuwe in-
stelling wordt niet opgeslagen.
SETUP-MENU INSCHAKELEN
(fig. 15)
Ga als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1): de cursor
˙
staat op het menu-
punt “Setup” (fig. 14);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om te bevestigen;
of
druk op de toets CLR (15-fig. 1)
om het menu af te sluiten en terug te ke-
ren naar het programmeermenu “DSC-Ra-
dio”.
Belangrijke instellingen in het program-
meermenu kunnen alleen gewijzigd wor-
den na het invoeren van de toegangscode
(zie de paragraaf “T oegangscode wijzi-
gen”).
fig. 14
A0B3107i
P
P
R
R
O
O
G
G
R
R
A
A
M
M
M
M
E
E
E
E
R
R
B
B
A
A
R
R
E
E
F
F
U
U
N
N
C
C
T
T
I
I
E
E
S
S
CONNECT
29
fig. 15
A0B3108i
CONNECT
30
Taal selecteren
Met deze functie kunt u de taal instel-
len waarin de teksten op het display wor-
den weergegeven. Als geen enkele SIM-
kaart is geplaatst en op het display “AU-
TOMATIC” verschijnt, worden de tek-
sten op het display in het Engels weer-
gegeven.
Als wel een SIM-kaart is geplaatst, wor-
den de teksten op het display weergege-
ven in de taal die met de SIM-kaar t is in-
gesteld.
Afschriklampje tegen diefstal
Met deze functie kunt u het apparaat
zo instellen dat de SIM-kaar thouder knip-
pert als afschrikking tegen diefstal.
U kunt kiezen tussen On en Off. Voor
nog meer veiligheid raden wij u aan On
te selecteren, zodat het lampje onder de
zitting van de kaar thouder (17-fig. 1)
knippert als het apparaat is uitgeschakeld
en de kaarthouder niet in de zitting is ge-
plaatst.
Volume
geluidssignaal instellen
Als u langer dan 1 seconde een toets
op het frontpaneel indrukt om een functie
op te roepen, hoor t u een geluidssignaal
(“biep”).
Met deze functie kunt u het volume van
dat geluidssignaal instellen op een waar-
de tussen 0 (volume uitgeschakeld) en
9.
Toontoetsen
Als u een toets indrukt, hoort u een be-
vestigingstoon.
Het volume kan worden ingesteld tus-
sen 1 en 9 (Off = uit).
Lichtsterkteregeling display
Met deze functie kan de lichtsterkte
traploos worden aangepast aan de dag
(D) of nacht (N), afhankelijk van de ver-
lichting van het instrumentenpaneel.
Leesbaarheid van het display
(invalshoek)
Met deze functie kan de leesbaar heid
van het display geoptimaliseerd worden
door de invalshoek (gezichtspunt van de
gebruiker) te wijzigen.
Tijdgeschakelde uitschakeling
(inschakeltijd)
Met deze functie kan de autoradio zo
geprogrammeerd worden dat hij nog
maximaal 90 minuten ingeschakeld blijft
na het uitzetten van de motor.
0 = functie uitgeschakeld.
CONNECT
31
Toegangscode wijzigen
Met de toegangscode krijgt u toegang
tot de belangrijkste menupunten van het
menu “DSC Radio” ( fig. 14). Deze co-
de wordt door de fabrikant ingesteld op
de waarde “0000”.
BELANGRIJK Vergeet bij wijziging
van de code de nieuwe code niet. Het is
raadzaam niet vier dezelfde cijfers te kie-
zen (bijv. 1111”) of een opeenvolging
van cijfers (bijv. “1234”).
Ga voor het wijzigen van de code als
volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Radio” (fig. 14);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig.1) het menupunt “Setup”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig.1) het menupunt Code wijzi-
gen”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
voer met de toetsen ( 9-fig. 1)
de nieuwe code in;
voer met de toetsen ( 9-fig. 1)
nogmaals de nieuwe code in;
druk op de toets SRC (2-fig. 1)
om het menu “DSC-Radio” af te sluiten.
Terugkeren naar standaardinstel-
lingen (reset)
Dit menupunt wordt alleen weergege-
ven als de houder van de SIM-kaart in de
zitting is geplaatst.
Met deze functie kunt u alle instellingen
die zijn uitgevoerd voor de Radio, T ele-
foon of SIM-kaar t weer instellen op de
waarden die door de fabrikant waren in-
gesteld (Reset).
Ga voor de reset-procedure als volgt te
werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Radio” (fig. 14);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig.1) het menupunt “Setup”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig.1) het menupunt “Reset”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) de
vereiste toegangscode in;
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de gewenste instelling;
dr uk twee keer op de toets
OK/MENU (13-fig. 1);
druk op de toets SRC (2-fig. 1)
om het menu “DSC-Radio” af te sluiten.
RADIO-MENU INSCHAKELEN
(fig. 16)
Ga als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Radio”;
druk op de toets
º
(7-fig. 1) en
selecteer het menupunt “Radio” ( fig.
14);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets CLR (15-fig. 1)
om het menu af te sluiten en terug te ke-
ren naar het programmeermenu “DSC-Ra-
dio”.
CONNECT
32
fig. 16
A0B3118i
CONNECT
33
Radiotext
Radiotext is een service die door enkele
RDS-stations wordt geleverd. Deze functie
levert niet alleen de naam van het radio-
station maar ook infor matie over het uit-
gezonden programma of geeft de titel
aan van het weergegeven muziekstuk.
Off: functie uitgeschakeld
On: functie ingeschakeld
On/Eng.Off: functie alleen actief na
het uitzetten van de motor.
Bassen versterken
(Loudness)
Versterking van de lage tonen bij een
laag volumeniveau
NIVEAU 1 - minimale versterking.
NIVEAU 6 - maximale versterking.
Volumeregeling verkeersinforma-
tie (TA-volume)
Met deze functie kan het volume van
de verkeersinformatie (TA) en het ge-
luidssignaal (“biep”) als er geen ver-
keersinformatie kan worden ontvangen,
worden ingesteld tussen “00” en “63”.
Ga voor het instellen van het volume als
volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Radio” (fig. 14);
druk op de toets
º
(7-fig. 1) en
selecteer het menupunt Radio(fig.
14);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets
ª
/
º
(7-fig. 1)
en selecteer het menupunt Volume
TA”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets ì/$ (7-fig. 1 )
of draai de draaiknop ON/OFF VO-
LUME (1-fig. 1) voor het instellen van
het gewenste volume bij het inschakelen
van het apparaat;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets SRC (2-fig. 1)
om het menu “DSC-Radio” af te sluiten.
De verkeersinformatie wordt altijd op
dit volumeniveau uitgezonden, als het
volume, tijdens het luisteren onder nor-
male omstandigheden, is ingesteld op
een lager niveau.
Volume instellen
bij inschakeling van het apparaat
(Vast Volume)
Met deze functie kan het volume bij
het inschakelen van het apparaat worden
ingesteld op een waarde tussen 00” en
63”.
Ga voor het instellen van het volume
als volgt te werk:
CONNECT
34
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Radio” (fig. 14);
druk op de toets
º
(7-fig. 1) en
selecteer het menupunt Radio(fig.
14);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets
ª
/
º
(7-fig. 1)
en selecteer het menupunt VAST V o-
lume”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets ì/$ (7-fig. 1)
of draai de draaiknop ON/OFF VO-
LUME (1-fig. 1) voor het instellen van
het gewenste volume bij het inschakelen
van het apparaat;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets SRC (2-fig. 1)
om het menu “DSC-Radio” af te sluiten.
BELANGRIJK Als u het menupunt
Last Volumeselecteert, wordt het
volumeniveau ingesteld dat geselecteerd
was op het moment van uitschakeling.
Regeling ontvangstgevoeligheid
Met deze functie kunt u de gevoelig-
heid voor het automatisch zoeken naar
stations aanpassen.
Ga voor het aanpassen van de ont-
vangstgevoeligheid als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Radio” (fig. 14);
druk op de toets
º
(7-fig. 1) en
selecteer het menupunt “Radio” ( fig.
14);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets
ª
/
º
(7-fig. 1)
en selecteer het menupunt Gevoelig-
heid”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets
ª
/
º
(7-fig. 1)
en selecteer DX (zwak) of LO (sterk);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets ì/$ (7-fig. 1)
om de gewenste instelling te selecteren
(Hoog/Gemiddeld/Laag);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets SRC (2-fig. 1)
om het menu “DSC-Radio” af te sluiten.
Externe audiobron aansluiten
Met deze functie kan een exter ne au-
diobron op het apparaat worden aange-
sloten, zoals: por table CD-speler, Mini-
Disc-speler, MP3-speler.
Voor het aansluiten van een exter ne au-
diobron is een specifieke kabel nodig. In
het Alfa Romeo Lineaccessori-programma
zijn CD-spelers, MiniDisc- of MP3-spelers
en de bijbehorende aansluitkabels opge-
nomen.Ga voor het in-/uitschakelen van
de externe audiobron als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Radio” (fig. 14);
CONNECT
35
druk op de toets
º
(7-fig. 1) en
selecteer het menupunt Radio(fig.
14);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets
ª
/
º
(7-fig. 1)
en selecteer het menupunt “Aux”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets ì/$ (7-fig. 1)
om de gewenste instelling te selecteren
(On of Off);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets SRC (2-fig. 1)
om het menu “DSC-Radio” af te sluiten.
Als de exter ne audiobron eenmaal is
aangesloten, kan de bron worden gese-
lecteerd met de toets SRC (2-fig. 1).
Equalizerinstellingen
muziek/stem
Met deze functie kunnen automatisch
de equalizerinstellingen van de tonen
(bassen en hoge tonen) worden gekozen
en ingesteld op de gewenste waarden,
als is afgestemd op een RDS-station dat
verschillende equalizerinstellingen heeft
voor muziek- en praatprogramma’ s (al-
leen stem).
Off: geen enkele aanpassing van het
geluid;
Niveau 1: Lineaire werking (geen en-
kele versterking/verzwakking van de
bassen/hoge tonen, loudness);
Niveau 4: Verschillende instellingen
van volume, bassen en hoge tonen met
loudness uitgeschakeld.
Voer een luisterproef uit om de instelling
te selecteren die u het best lijkt.
Verkeersinformatie wordt altijd uitgezon-
den met de instelling “Voce”.
Ga als volgt te werk voor het instellen
van de equalizerinstellingen
muziek/stem:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Radio” (fig. 14);
druk op de toets
º
(7-fig. 1) en
selecteer het menupunt Radio(fig.
14);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets
ª
/
º
(7-fig. 1)
en selecteer het menupunt
Muziek/Stem”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets ì/$ (7-fig. 1)
om de gewenste instelling uit te voeren;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets SRC (2-fig. 1)
om het menu “DSC-Radio” af te sluiten.
CONNECT
36
ALGEMENE INFORMATIE
Met deze telefoon kunnen dezelfde te-
lefoonverbindingen worden gemaakt die
met een mobiele telefoon mogelijk zijn.
Om te kunnen telefoneren moet u in het
bezit zijn van een SIM-kaart, dient u zich
binnen het dekkingsgebied van het GSM
900 netwerk te bevinden en moet de
sterkte van het ontvangstsignaal voldoen-
de zijn.
BELANGRIJK De diensten van het
netwerk die in dit deel beschreven wor-
den (bijv. het oproepsignaal) worden
door de telefoon geregeld maar de be-
schikbaarheid hangt af van het netwerk
en van het soor t contract dat is afgeslo-
ten met de service provider.
BELANGRIJK Als de voedingsspan-
ning onder een vooraf ingestelde mini-
mumwaarde komt, kan de kwaliteit van
de telefoonverbinding niet gegarandeerd
worden. Als de motor tijdens een tele-
foongesprek wordt gestart, kan de verbin-
ding worden verbroken.
PIN- EN PUK-CODE
Met de SIM-kaart kan alleen gratis toe-
gang worden verkregen tot het telefoon-
net via het persoonlijke identificatienum-
mer (PIN-code). Deze code wordt samen
met de PUK-code (Personal Unlock Key)
aan u bekend gemaakt op het moment
dat u de SIM-kaart aanschaft.
U kunt de PIN-code wijzigen of het ver-
zoek tot invoeren van de PIN-code uit-
schakelen (zie “PIN-code” in de para-
graaf “Setup-menu inschakelen”).
SIM-KAART PLAATSEN
Druk op de draaiknop ( 1-fig. 1) om
het apparaat in te schakelen. Dr uk licht
op de kaarthouder (17-fig. 1) totdat u
een lichte weerstand voelt. De kaar thou-
der wordt uitgeworpen; plaats de SIM-
kaart op de houder met de chip aan de
bovenzijde en naar het apparaat
gericht.
Druk licht op de achter zijde van de
kaarthouder totdat u een lichte weerstand
voelt en de houder hoorbaar blokkeert.
T
T
E
E
L
L
E
E
F
F
O
O
O
O
N
N
CONNECT
37
PIN-CODE INVOEREN
(Personal Identification Number)
Als op het display PIN INVOEREN
verschijnt, ga dan als volgt te werk:
– voer met de toetsen ( 9-fig. 1) de
code in en begin met het eerste cijfer;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) of #/AF (10-fig. 1) als de
code is ingevoerd: tijdens het invoeren
van de PIN-code verschijnen op het dis-
play de symbolen “****”.
Als de PIN-code op de juiste wijze is in-
gevoerd, verschijnt op het display het op-
schrift CODE OK”, schakelt het appa-
raat in en wordt afgestemd op de laatst
geselecteerde bron (Radio, T elefoon, CD-
wisselaar).
Als u een verkeerde PIN-code hebt inge-
voerd, verschijnt op het display het op-
schrift PIN-CODE ONJUISTen
vervolgens “PIN INVOEREN”.
BELANGRIJK Als drie keer achter el-
kaar een verkeerde code is ingevoerd,
wordt de SIM-kaart geblokkeerd; Zie voor
het ontgrendelen van de SIM-kaar t de
volgende paragraaf.
SIM-KAART ONTGRENDELEN
Om de SIM-kaart te ontgrendelen, moet
u de 8-cijferige PUK-code (Personal Un-
lock Key) invoeren.
Als u een geblokkeerde SIM-kaart in het
apparaat plaatst, verschijnt op het display
het opschrift “PUK INVOEREN”. Ga in
dat geval als volgt te werk:
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) de
code in en begin met het eerste cijfer;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) of #/AF (10-fig. 1) als de co-
de is ingevoerd.
UITGAAND BELLEN
Om te kunnen telefoneren moet:
op het display het symbool zicht-
baar zijn (vast, niet knipperend);
de SIM-kaar t in de daar voor bestem-
de houder zijn geplaatst.
Druk om in dit geval te bellen op de
toets
£
(11-fig. 1): op het display
verschijnt het geselecteerde netwerk.
Als het apparaat nog niet gereed is om
te kunnen telefoneren, ga dan als volgt
te werk:
druk kort op de toets
£
(11-fig.
1);
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) het
telefoonnummer in en dr uk vervolgens
opnieuw op de toets
£
(11-fig. 1): de
verbinding komt tot stand.
CONNECT
38
Druk kort op de toets
£
(11-fig. 1)
of CLR (15-fig. 1) om de verbinding
te verbreken.
BELANGRIJK Voor telefoongesprek-
ken via het GSM-netwerk moet altijd het
netnummer worden ingevoerd. Alleen de
servicenummers van uw provider en de
telefoonnummers van het spraakveld
kunnen worden ingetoetst zonder net-
nummer.
NOODOPROEP
Met dit apparaat kunt u op ieder mo-
ment en overal ter wereld een noodop-
roep verzenden door het nummer 112 in
te toetsen.
Noodoproepen kunnen ook zonder gel-
dige SIM-kaart worden verzonden: u
dient zich wel binnen het dekkingsgebied
van het GSM 900 netwerk te bevinden.
Als u 112 intoetst, wordt een verbin-
ding tot stand gebracht met de dichtstbij-
zijnde hulpdienst.
Ga voor het tot stand brengen van de
verbinding als volgt te werk:
schakel het apparaat in en plaats de
kaarthouder of de SIM-kaart;
druk op de toets
£
(11-fig. 1):
als de geplaatste SIM-kaar t niet herkend
wordt, verschijnt op het display het op-
schrift “SIM-kaart ongeldig”;
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) het
nummer 112 in;
– druk op de toets
£
(11-fig. 1).
Geef bij een noodoproep zo nauwkeurig
mogelijk alle belangrijke gegevens door.
BELANGRIJK Verzend alleen een
noodoproep in echte noodgevallen. Onei-
genlijk gebruik kan strafbaar zijn.
CONNECT
39
BESCHRIJVING VAN HET BE-
DIENINGSPANEEL
(fig. 1)
1. ON/OFF VOLUME
Druk op de draaiknop voor in-/uitscha-
keling van het apparaat.
Draai de draaiknop voor:
volumeregeling bij handsfree bel-
len;
volumeregeling van de TA-berichten
tijdens handsfree bellen;
volume van het belsignaal tijdelijk
wijzigen.
2. SRC
Druk kort op de toets: de telefoonfunc-
tie wordt uitgeschakeld en gelijktijdig
wordt overgeschakeld naar de audio-
bron die het laatst beluisterd werd (ra-
dio, CD-wisselaar of externe audiobron).
Er kan alleen naar een audiobron wor-
den overgeschakeld mits er geen tele-
foongesprek wordt gevoerd en er geen
verbinding tot stand wordt gebracht.
Als u ongeveer 1 seconde de toets SRC
ingedrukt houdt, blijft de lijn bezet.
3. TA (Traffic Announcement)
Als u tijdens het telefoneren op de toets
TA drukt, wordt de voor rang voor ver-
keersinformatie gedurende het telefoon-
gesprek uitgeschakeld.
4. BND/TS
Overschakelen van “hoor n” naar
handsfree bellen (functies
microfoon/luidspreker).
5. SMS
Druk op de toets voor weergave op het
display van een nieuw SMS-bericht.
6.
Druk op de toets voor toegang tot de
Telematica-diensten van Targasys.
7. Multifunctionele toetsen
ª
/
º
Met deze toetsen kunt u:
de opgeslagen telefoonnummers die
snel gekozen kunnen worden, in volgor-
de weergeven (doorlopen);
– bewaarde SMS-berichten selecteren;
menupunten uit het “Menu tele-
foonlijst” en het Setup-menuselec-
teren;
de cursor verplaatsen wanneer u ge-
gevens invoert.
ì/$
Met deze toetsen kunt u:
berichten geheel op het display weer-
geven;
– bewaarde SMS-berichten selecteren;
menupunten uit het “Menu tele-
foonlijst” en het “Setup-menu” se-
lecteren;
de cursor verplaatsen wanneer u ge-
gevens invoert.
CONNECT
40
8. Display
Op het display wordt de volgende in-
formatie weergegeven:
– hoofdmenu van de telefoon
(fig. 17);
– PIN-code invoeren (fig. 18).
De symbolen die op het display verschij-
nen hebben de volgende betekenis:
a)
£
telefoonverbinding.
b) verbinding met GSM-netwerk:
geeft aan dat de telefoon verbonden is
met een ander netwerk dan dat van de
SIM-kaart (Roaming). Als het antenne-
symbool knippert, is er alleen een ver-
binding met het netwerk maar hebt u
geen recht op toegang. U kunt echter
wel noodoproepen verzenden.
c) ê weergave van de sterkte van
het GSM-signaal.
d) 4 aantal ontvangen satellieten.
e)
èsatelliet.
f)
ó
mailbox (postvak).
g) xxxxxxx naam service provider.
h)* code invoeren (een asterisk voor ie-
der ingevoerd nummer).
9. Keuzetoetsen
Kort indrukken: nummer invoeren
Even ingedrukt houden (ongeveer 2 se-
conden): snel kiezen van de eerste ne-
gen nummers die op de SIM-kaar t zijn
opgeslagen.
Druk hiervoor op de toets */MIX
(12-fig. 1) en vervolgens ongeveer 2
seconden op de nummer toets (9-fig.
1) waaronder het gewenste nummer is
opgeslagen.
fig. 17
A0B3161i
fig. 18
A0B3162i
CONNECT
41
Karakters/symbolen invoeren
Druk een of meer keren op de toetsen
(9-fig. 1) om letters of symbolen in te
voeren (zie voor meer infor matie “Invoer
beginnen” in de paragraaf “Menu tele-
foonlijst” in dit hoofdstuk).
10. #/AF
Druk op de toets om speciale karakters
in te voeren.
11.
£
Toets kort indrukken:
overschakelen naar telefoonfunc-
tie;
– gesprek aannemen/beëindigen;
– telefoonnummer invoeren.
Toets even ingedr ukt houden (lan-
ger dan 2 seconde):
– telefoonfunctie uitschakelen;
Druk nogmaals op de toets
£
(11-fig.
1) om de functie weer in te schakelen.
12. */MIX
Druk op de toets om:
– speciale karakters in te voeren;
snel een op de SIM-kaar t opgeslagen
nummer te zoeken.
13. OK/MENU
Druk kort op de toets om:
naar het menu DSC-T elefoon te gaan
en de gewenste instellingen uit te voe-
ren;
– een gewijzigde instelling op te slaan.
14. MEM
Toets kort indrukken: menu Tele-
foonlijst” oproepen.
Toets even ingedrukt houden (ongeveer
2 seconden): een nieuw telefoonnum-
mer op de SIM-kaart of in het telefoon-
geheugen invoeren.
CONNECT
42
15. CLR
Een cijfer invoeren
Druk kort op de toets. Dr uk nogmaals
op de toets om het laatste cijfer te wis-
sen.
Een menu raadplegen
Druk kort op de toets om terug te keren
naar het vorige menupunt.
Houd de toets even ingedr ukt (langer
dan 2 seconden) om het menu af te
sluiten.
16. ØI/AUDIO
Als u tijdens een telefoongesprek op de-
ze toets dr ukt, wordt de microfoon uit-
geschakeld. Op deze manier is het mo-
gelijk in de auto te praten zonder dat de
persoon waarmee u verbonden bent de
stemmen hoort.
17. SIM-kaarthouder
Voor het gebr uik van de telefoon moet
een geldige SIM-kaar t zijn geplaatst.
Met een geldige SIM-kaar t zijn boven-
dien alle telefoonfuncties toegankelijk.
Met de houder van de SIM-kaar t kun-
nen alleen noodoproepen worden ver-
zonden.
De houder van de SIM-kaar t dient ook
als diefstalbeveiliging.
Verbinding met het GSM-net-
werk
Om te kunnen telefoneren, dient u ver-
bonden te zijn met het GSM-netwerk.
Zodra een verbinding tot stand is ge-
bracht, verschijnt op het display het sym-
bool
(vast). Als het signaal te zwak is,
kan de verbinding verbroken worden.
Als het symbool
knippert, kunnen er
alleen noodoproepen worden verzonden.
Als het symbool
wordt weergeven
met een omgekeerd contrast, dan bete-
kent dit dat u verbonden met een net-
werk waarvan de provider verschillend is
dan die van de ingestoken SIM-kaart (Ro-
aming).
CONNECT
43
TELEFOON
Overschakelen naar telefoon-
functie
Vanuit iedere audiobron kan overgescha-
keld worden naar de telefoonfunctie door
op de toets
£
(11-fig. 1) te drukken.
Als u met het netwerk in verbinding
staat, verschijnen op het display de gege-
vens van het netwerk en de gebr uiker.
Het symbool knippert niet.
Telefoonnummer kiezen
Toets bij ingeschakelde telefoon het
nummer in (toets altijd het netnummer
in) met de toetsen (9-fig. 1).
Op het display verschijnt het ingetoetste
nummer.
Een cijfer/telefoonnummer wijzi-
gen/wissen
Ga als volgt te werk om een cijfer te
wijzigen/wissen:
– selecteer met de toets ì/$ (7-fig.
1) het te wijzigen cijfer (het cijfer knip-
pert);
druk kort op de toets CLR (15-fig.
1).
Om een telefoonnummer te wissen,
moet u daarentegen kor t op de toets
CLR (15-fig. 1) drukken;
SNEL EEN TELEFOONNUMMER
ZOEKEN
U kunt telefoonnummers oproepen die
met naam of nummer zijn opgeslagen.
De nummers die uit het telefoongeheu-
gen kunnen worden opgeroepen gaan
van 1 tot 25 en die van de SIM-kaart van
101 tot 225.
De eerste negen telefoonnummers kun-
nen uit het hoofdmenu van de telefoon
worden opgeroepen door ze direct te se-
lecteren m.b.v. het toetsenbord.
Snel een nummer uit het tele-
foongeheugen zoeken (Versneld
kiezen)
Druk ongeveer 2 seconden op de toets
(9-fig. 1) (van 1 tot 9), totdat het
nummer of de naam van degene die u
wilt bellen op het display verschijnt.
De verbinding komt automatisch tot
stand.
Snel een nummer op de SIM-
kaart zoeken
Druk ongeveer 2 seconden op de toets
*/MIX (12-fig. 1) en de betreffende
toets (9-fig. 1) (van 1 tot 9), totdat
het nummer of de naam van degene die
u wilt bellen op het display verschijnt.
De verbinding komt automatisch tot
stand.
CONNECT
44
Snel een nummer uit de telefoon-
lijst zoeken
Ga als volgt te werk:
druk op de toets MEM (14-fig.
1);
selecteer met de toets
ª
/
º
het
menupunt Naam zoekenof Posi-
tie zoeken”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen.
Op naam zoeken
Als het menupunt Naam zoeken” is
geselecteerd, verschijnt op het display het
opschrift “Naam?”.
Ga in dit geval als volgt te werk:
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) de
eerste drie letters in van de naam die u
zoekt;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen: op
het display verschijnt het betreffende ge-
deelte van de telefoonlijst. Als u een
naam invoert die niet in het geheugen
staat, verschijnt op het display de naam
die met de volgende letter begint;
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de gewenste naam;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen: de
verbinding komt automatisch tot stand.
Op positie zoeken
Als het menupunt Positie zoeken
is geselecteerd, verschijnt op het display
het opschrift “Positie?”.
Ga in dit geval als volgt te werk:
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) het
positienummer in van het gewenste tele-
foonnummer in het geheugen;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen: op
het display verschijnt het gewenste tele-
foonnummer.
met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) kunt
u een ander telefoonnummer selecteren.
Zie voor meer infor matie Op naam
zoekenof Op positie zoeken in
de paragraaf “Menu telefoonlijst” in dit
hoofdstuk.
CONNECT
45
Snel een nummer zoeken uit de
lijst van laatst gebelde nummers
De laatst gebelde nummers worden
automatisch op de SIM-kaar t opgesla-
gen.
Als u op de toets
£
(11-fig. 1)
drukt, verschijnt de lijst van laatst gebel-
de nummers.
Ga om een van deze nummers te bellen
als volgt te werk:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het gewenste nummer;
– druk op de toets
£
(11-fig. 1) om
het nummer te bellen.
Snel een nummer zoeken uit de
lijst van onbeantwoorde oproe-
pen.
De onbeantwoorde oproepen worden
opgeslagen als het nummer van de beller
bekend is.
Ga om een van deze nummers te bellen
als volgt te werk:
druk op de toets
º
(7-fig. 1) voor
weergave van de lijst met onbeantwoor-
de oproepen;
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het gewenste nummer;
– druk op de toets
£
(11-fig. 1) om
het nummer te bellen.
Snel een nummer zoeken uit de
lijst van ontvangen oproepen
De ontvangen oproepen worden opge-
slagen als het nummer van de beller be-
kend is.
Ga om een van deze nummers te bellen
als volgt te werk:
druk op de toets
º
(7-fig. 1) voor
weergave van de lijst met ontvangen op-
roepen;
– druk op de toets
£
(11-fig. 1) om
het nummer te bellen.
CONNECT
46
Lijst met oproepen wissen
Met deze functie kunnen de in de lijsten
met onbeantwoorde opgeslagen en ont-
vangen oproepen uit het geheugen wor-
den gewist.
Ga als volgt te werk:
selecteer de lijst met onbeantwoorde
of ontvangen oproepen zoals hiervoor be-
schreven;
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het nummer dat u wilt wissen;
druk op de toets ì of $ (7-fig.
1);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen.
NUMMERHERHALING
Automatisch
Het nummer wordt automatisch her-
haald als in het Setup”-menu de func-
tie Aut. herhalenis ingesteld op
ON”.
Zie voor meer informatie “Automatische
nummerherhaling” in de paragraaf “Pro-
grammeerbare functies” in dit hoofdstuk.
Druk op de toets ( 11-fig. 1) om de
functie te onderbreken.
Handmatig
Ga als volgt te werk:
druk op de toets ( 11-fig. 1): het
laatst ingevoerde telefoonnummer ver-
schijnt.
Druk opnieuw op de toets (11-fig. 1)
om het nummer te bellen.
Als een nummer gebeld wordt of een
gesprek wordt ontvangen, verander t de
verlichting van het apparaat van kleur.
TELEFOONGESPREK
AANNEMEN/WEIGEREN
Bij een binnenkomend gesprek, hoor t
u een belsignaal en verschijnt op het dis-
play “Aannemen?”.
Als het nummer van de beller geregi-
streerd staat, verschijnt ook de naam van
de beller.
CONNECT
47
Telefoongesprek aannemen
Druk op de toets
£
(11-fig. 1) als u
het gesprek wilt aannemen.
Druk kort op de toets
£
(11-fig. 1)
of CLR (15-fig. 1) om de verbinding
te verbreken.
Telefoongesprek weigeren
Druk op de toets CLR (15-fig. 1)om
het gesprek te weigeren: degene die u
belt hoort een in gesprekstoon.
Telefoongesprek automatisch
aannemen:
Met deze functie worden alle inkomen-
de gesprekken automatisch aangenomen.
Ga voor het inschakelen van deze func-
tie als volgt te werk:
druk bij ingeschakelde telefoon op de
toets OK/MENU (13-fig. 1): het
menu “DSC-Telefoon” verschijnt;
selecteer het menupunt Setupen
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1) om de keuze te bevestigen;
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
het menupunt Aut. beantwoor-
den”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de gewenste optie ( On of Off)
en dr uk ver volgens op de toets
OK/MENU (13-fig. 1) om de keuze
te bevestigen;
– keer terug naar het menu “Setup”.
OPROEPSIGNAAL
Met deze functie kunt u tijdens een ge-
sprek een tweede oproep aannemen.
In dit geval wordt degene die belt in de
“wachtstand” gezet totdat het lopende
gesprek beëindigd is.
BELANGRIJK Als de functie “Oproep-
signaal” niet beschikbaar is, moet deze
bij uw ser vice provider worden aange-
vraagd.
2
e
gesprek aannemen
Als u tijdens het voeren van een gesprek
een tweede gesprek ontvangt, dan hoor t
u een geluidssignaal.
Druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om het nieuwe gesprek aan te
nemen: de eerste gesprekspar tner wordt
in de “wachtstand” gezet.
CONNECT
48
2
e
gesprek weigeren
Druk op de toets CLR (15-fig. 1) om
het gesprek te weigeren: degene die u
belt hoort een in gesprekstoon.
Microfoon uitschakelen tijdens
het gesprek.
Tijdens een telefoongesprek kunt u de
microfoon uitschakelen door op de toets
ØI/AUDIO (16-fig. 1) te dr ukken:
op het display verschijnt het opschrift
Mute On”.
Druk opnieuw op de toets ØI/AUDIO
(16-fig. 1) om de microfoon weer in te
schakelen: op het display verschijnt het
opschrift “Mute Off”.
WACHTSTAND/
WISSELGESPREK
Met de functie “W achtstand” kan tij-
dens een telefoongesprek pas verbinding
worden gemaakt met een tweede ge-
sprekspartner als de eerste gesprekspar t-
ner in de “wachtstand” is gezet.
Met de functie “W isselgesprek” kan
daarentegen een directe verbinding met
een gesprekspartner tot stand worden ge-
bracht.
Gesprek in de “wachtstand” zet-
ten
Ga als volgt te werk als u in verbinding
staat met de eerste gesprekspartner:
druk op de toets MEM (14-fig.
1);
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) het
telefoonnummer van de tweede gespreks-
partner in; dr uk na het invoeren van het
nummer op de toets
£
(11-fig. 1).
Op deze manier wordt een verbinding
tot stand gebracht met de tweede ge-
sprekspartner en wordt de eerste in de
“wachtstand” gezet.
Als tijdens een telefoongesprek de func-
tie “wachtstand” is ingeschakeld, kan
ook een derde gesprek worden ontvan-
gen. Druk op de toets OK/MENU
(13-fig. 1) om dit gesprek aan te ne-
men; druk op de toets CLR (15-fig. 1)
om het gesprek te weigeren.
Als u het derde gesprek aanneemt,
wordt de verbinding met de huidige ge-
sprekspartner verbroken.
Wisselgesprek
inschakelen
Druk op de toets MEM (14-fig. 1)
om tussen twee gesprekken te wisselen.
CONNECT
49
Conferentieverbinding
Via de conferentieverbinding kan gelijk-
tijdig met twee gesprekspar tners gespro-
ken worden.
Om een conferentieverbinding tot stand
te brengen als u in gesprek bent met de
eerste gesprekspartner en de tweede ge-
sprekspartner in de wacht staat, moet u
op de toets OK/MENU (13-fig. 1)
drukken.
De conferentieverbinding is tot stand ge-
bracht en u kunt gelijktijdig met de twee
gesprekspartners spreken.
Tijdens de conferentieverbinding kunt u
nog een telefoontje ontvangen. Na het
geluidssignaal is het mogelijk:
Het gesprek te weigeren: druk op
de toets CLR (15-fig. 1).
Het gesprek aan te nemen: druk
op de toets OK/MENU (13-fig. 1 );
de gesprekspartners waarmee u een con-
ferentieverbinding hebt, blijven in de
wachtstand.
Met de toets MEM (14-fig. 1) kunt
u wisselen tussen conferentieverbinding
en de nieuwe gesprekspartner.
Gevoerde gesprek beëindigen:
druk op de toets CLR (15-fig. 1) of
£
(11-fig. 1).
Alle gesprekken gelijktijdig
beëindigen: druk langer dan 1 seconde
op de toets CLR (15-fig. 1).
AGENDA
Tijdens een telefoongesprek kan met de
toetsen (9-fig. 1) een telefoonnummer
worden ingevoerd.
Als de verbinding is verbroken, ver-
schijnt het ingevoerde nummer op het dis-
play en kan later gebruikt worden.
OPMERKING Als tijdens een gesprek
het start-/contactslot in stand STOP
wordt gedraaid, schakelt het apparaat na
beëindiging van het gesprek automatisch
uit en wordt het nummer in de agenda
gewist.
BELLEN NAAR HET
BUITENLAND
De internationale standaard GSM maakt
het mogelijk om internationaal te bellen.
Ga bij de ser vice provider na of de SIM-
kaart ook gebruikt kan worden onder ro-
aming-omstandigheden.
De service provider kan u de lijst van
landen ter beschikking stellen met de lo-
kale providers en de verschillende tarie-
ven.
Voor het tot stand brengen van de ver-
binding, moet u het telefoonnummer
vooraf laten gaan door het inter nationale
toegangsnummer. U kunt de eerste twee
cijfers van het inter nationale toegangs-
nummer vervangen door het teken +
door ongeveer een seconde 0in te
drukken op het toetsenbord (9-fig. 1).
CONNECT
50
Als u zich in het buitenland
bevindt
Degene die u opbelt vanuit uw eigen
land moet het nummer intoetsen zonder
internationaal toegangsnummer.
Degene die u opbelt vanuit een ander
land moet het inter nationale toegangs-
nummer van uw land intoetsen.
Als u naar iemand in een ander land
belt (ook naar iemand in uw eigen land)
moet het internationale toegangsnummer
worden ingetoetst.
Als u naar iemand belt in het land waar-
in u zich bevindt, is het niet nodig het in-
ternationale toegangsnummer in te toet-
sen.
MENU TELEFOONLIJST
(fig. 20)
In het menu telefoonlijst kunnen tele-
foonnummers worden opgeslagen, gewij-
zigd, gewist of gebeld.
De registraties worden opgeslagen in
het telefoongeheugen of op de SIM-kaar t
en kunnen snel worden opgeroepen.
Het apparaat kan maximaal 25 registra-
ties opslaan.
Het aantal registraties op de SIM-kaar t
hangt af van het type SIM-kaar t dat ge-
bruikt wordt.
Menu van de telefoonlijst oproepen:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1).
Op het display verschijnen de functies
van het DSC-menu (hoofdmenu van de
telefoon) (fig. 19):
Setup
Menu
Tel.lijst
druk op de toets
º
(7-fig. 1) en
plaats de cursor
˙
op het menupunt
Tel. lijst”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen.
In het menu kunt u met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) de weergegeven menupun -
ten van boven naar beneden of omge-
keerd doorlopen.
Als u op de toets CLR (15-fig. 1)
drukt, kunt u ieder menupunt afsluiten en
naar het menu van de telefoonlijst gaan.
Als u nogmaals op de toets CLR (15-
fig. 1) drukt, verschijnt het hoofdmenu
van de telefoon.
fig. 19
A0B3131i
CONNECT
51
fig. 20 (*) De weergave van dit menupunt hangt af van de gebruikte SIM-kaart
A0B3135i
*
CONNECT
52
Namen/teksten invoeren m.b.v.
het toetsenbord (9-fig. 1)
Met verschillende menu’s kunnen na-
men en teksten m.b.v . het toetsenbord
worden ingevoerd.
Het invoeren is alleen mogelijk als hier
op het display om verzocht wordt.
Met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) kan ge-
kozen worden of de invoer in het tele-
foongeheugen of op de SIM-kaar t moet
worden opgeslagen.
Namen mogen maximaal uit 16 karak-
ters bestaan en teksten uit maximaal 160.
Invoer beginnen
Als op het display Naam?of
Tekst invoer.verschijnt: dr uk dan
het noodzakelijk aantal keren op de toets
(9-fig. 1) voor de eerste letter.
Bij nieuwe namen moeten alle letters
ingevoerd worden.
Letters/symbolen
Bijvoorbeeld O= dr uk drie keer op
toets 6.
Iedere toets selecteer t op volgorde ver-
schillende symbolen/letters; na het laat-
ste teken verschijnt opnieuw het eerste
teken.
Met de toetsen kunnen de volgende let-
ters of tekens ingevoerd worden:
1 _ (spatie) . , ! ? : ’ “ ( ) % & 1
2 ABCÄà2
3 DEFÉ3
4 GHI ì 4
5 JKL5
6 MNOÑö ò6
7 PQRSß7
8 TUVüù8
9 WXY Z9
0 +-X*/=ì
$ #0@
Hoofdletter/kleine letter:
Houd de geselecteerde lettertoets langer
dan 1 seconde ingedrukt.
De gekozen optie (hoofdletters of klei-
ne letters) geldt ook voor de volgende
letters die ingevoerd worden.
Wissel zonodig opnieuw.
Invoerveld verplaatsen
Als u letters van verschillende toetsen in-
voert, verplaatst de cursor zich automa-
tisch verder.
Als u letters invoert met dezelfde toets,
druk dan op $ (7-fig. 1) om het in-
voerveld een spatie verder te plaatsen.
Verplaats voor cor recties het invoer veld
met de toets ì/$.
Symbolen invoeren
Ga als volgt te werk:
– selecteer met de toets ì/$ (7-fig.
1) de invoerpositie; het symbool voor de
knipperende cursor wordt ingevoerd;
druk op de toets die bij het in te voe-
ren teken hoort.
CONNECT
53
Teksten wissen
U kunt zowel een enkel karakter als de
gehele invoer wissen.
Een karakter wissen:
selecteer met de toets ì/$ (7-fig.
1) het karakter dat u wilt wissen (knip-
pert).
druk kort op de toets CLR (15-fig.
1).
Een tekst wissen:
druk ongeveer 1 seconde op de toets
CLR (15-fig. 1).
Op naam zoeken
Registratie selecteren:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) de functie Naam zoekenen dr uk
op de toets OK/MENU (13-fig. 1);
voer de eerste drie letters in van de
naam die u wilt zoeken en dr uk vervolgens
op de toets OK/MENU (13-fig. 1).
Op het display verschijnt een naam die
met deze eerste drie letters begint, of de
naam in alfabetische volgorde met het te-
lefoonnummer.
Noodzakelijke voorwaarde: ten minste
één geheugenplaats moet bezet zijn.
Doorloop eventueel de namenlijst met
de toets
ª
/
º
(7-fig. 1), totdat u de
gewenste naam hebt gevonden (met te-
lefoonnr.). Met de toets ì/$ kunnen al-
le geregistreerde gegevens worden weer-
gegeven.
Telefoonnummer automatisch selec
-
teren:
– druk op de toets
£
(11-fig. 1).
Registratie wijzigen, wissen, verplaatsen
of kopiëren:
zoek de naam/de registratie zoals
hiervoor beschreven;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1); op het display verschijnt Wij-
zigen?”;
selecteer de gewenste functie met de
toets
ª
/
º
(7-fig. 1) en dr uk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1).
Wijzigen:
– u kunt na elkaar een naam en een te-
lefoonnummer wijzigen.
Wissen/bevestigen:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
Verplaatsen:
– de registraties kunnen naar een ande-
re positie verplaatst worden.
De pijl geeft de huidige positie aan.
Selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) een nieuwe positie en druk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1).
Kopiëren:
De registraties kunnen gekopieerd wor-
den, bijv. van de SIM-kaart naar het tele-
foongeheugen.
De pijl geeft de huidige positie aan, bijv.
210.
Selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) een nieuwe positie, bijv. 023, en
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1).
CONNECT
54
Op positie zoeken
Afhankelijk van het aantal opgeslagen
sectoren is het mogelijk een registratie in
de telefoonlijst te zoeken, te wijzigen, te
wissen, te verplaatsen of te kopiëren.
Registratie selecteren:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de functie Positie?en dr uk
op de toets OK/MENU (13-fig. 1):
op het display verschijnt Positie in-
voeren”;
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) het
sectornummer in en dr uk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
Op het display verschijnt het sector num-
mer, de ingevoerde naam en het tele-
foonnummer.
Telefoonnummer automatisch selecte-
ren:
– druk op de toets
£
(11-fig. 1).
Registratie wijzigen, wissen, verplaatsen
of kopiëren:
Ga indien nodig te werk zoals beschre-
ven bij het punt “Op naam zoeken”.
Geheugen toevoegen
In het apparaat kunnen maximaal 25
namen en telefoonnummers worden op-
geslagen.
Het aantal dat op de SIM-kaart kan wor-
den opgeslagen, hangt af van het type
kaart.
Als u een registratie wilt toevoegen of
wijzigen (overschrijven), druk dan de vol-
gende toetsen na elkaar in:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de functie Toevoegenen
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het invoerpunt, bijv.:
“SIM-kaart 101-225” of “Apparaat 1-
25” en dr uk op de toets OK/MENU
(13-fig. 1);
voer het nieuwe telefoonnummer in
en druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) de
naam in en druk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
selecteer de geheugenplaats en dr uk
op de toets OK/MENU (13-fig. 1).
Als geen enkele geheugenplaats geselec-
teerd is, wordt de nieuwe registratie op de
volgende vrije plaats opgeslagen.
Als de geselecteerde geheugenplaats al
bezet is, verschijnt op het display
Overschrijven?
Als u op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) drukt, wordt de vorige registratie
overschreven (gewist).
Registratie toevoegen: druk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
CONNECT
55
Toegang blokkeren
Met deze functie kan het telefoonge-
heugen beveiligd worden tegen gebr uik
door derden.
Selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) Toegangen druk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
Selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) een van de volgende mogelijkheden:
“Apparaat”
De telefoonnummers die in het telefoon-
geheugen zijn o pgeslagen, kunnen niet
worden opgeroepen.
“SIM Card”
De telefoonnummers die op de SIM-
kaart zijn opgeslagen, kunnen niet wor-
den opgeroepen.
“Alles”
De telefoonnummers die op de SIM-
kaart en in het telefoongeheugen zijn op-
geslagen, kunnen niet worden opgeroe-
pen; er kunnen geen nieuwe telefoonnum-
mers worden opgeslagen.
“Blokkering opheffen”
De blokkering van het apparaat en van
de SIM-kaart worden opgeheven.
Voor iedere geselecteerde mogelijkheid:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
voer de toegangscode in en dr uk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer of wis de nummers met de
toets ì /$ en druk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
Capaciteit controleren
Met deze functie kunt u vaststellen hoe-
veel vrije geheugenplaatsen er nog op de
SIM-kaart en in het telefoongeheugen
zijn.
Ga als volgt te werk:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het menupunt Capaciteiten
druk op de toets OK/MENU(13-fig.
1);
– selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) “SIM Card” of “Apparaat” en
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1).
Bij het menupunt Vrije plaatsen
verschijnt op het display het aantal vrije
plaatsen.
Als alle plaatsen bezet blijken te zijn,
verschijnt op het display “Namen
PLMN geheugen vol”.
Weergave eigen nummer
Uw eigen nummer kan worden weerge-
geven als het is opgeslagen.
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het menupunt Eigen nr.en
druk op de toets OK/MENU(13-fig.
1).
Als u meerdere nummers hebt, kan een
van die nummers met de toets
ª
/
º
ge-
selecteerd worden.
CONNECT
56
PROGRAMMEERBARE
FUNCTIES
Ook voor de telefoon kunnen, via de
functies die ingeschakeld kunnen worden
met de toets MENU/OK (13-fig.1),
enkele instellingen worden gewijzigd en
aan de eigen wensen worden aangepast.
De standaardinstellingen worden door
de fabrikant van het apparaat ingesteld.
Instellingen wijzigen
Ga voor het wijzigen van de standaard-
instellingen als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1): op het display verschijnt het
menu “DSC-Telefoon” (fig. 19);
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
het menupunt “Setup”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets ì/$ (7-fig.1)
om de gewenste instelling te wijzigen;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen.
Een instelling selecteren
Ga voor het selecteren van een stan-
daardinstelling als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1): op het display verschijnt het
menu “DSC-Telefoon” (fig. 19);
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
het menupunt “Setup”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de gewenste instelling;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen.
SETUP-MENU INSCHAKELEN
Ga als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Telefoon” (fig. 19);
de cursor
˙
staat op het menupunt
Setup”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets CLR (15-fig. 1)
om het menu af te sluiten en terug te ke-
ren naar het programmeermenu “DSC-Te-
lefoon”.
CONNECT
57
fig. 21(*) De weergave van dit menupunt hangt af van de gebruikte SIM-kaart
A0B3132i
*
*
*
*
*
CONNECT
58
Gespreksvolume regelen
U kunt het v olume van de gespreks-
toon, van de luidspreker of van de even-
tuele telefoonhoorn regelen met de draai-
knop (7-fig. 1). Draai de knop linksom
om het volume te verlagen en rechtsom
om het te verhogen.
Bovendien kunt u het gespreksvolume
regelen via een functie in het menu In-
stellingen.
Plaats met de toets
º
(7-fig. 1) de
cursor op:
Belsignaal
Handsfree.
Belsignaal
Het volume van de beltoon kunt u rege-
len met de toets ì/$ van 0 tot en met
9 (0 = uit).
De waarde 0 kan niet worden ingesteld
als een gesprek automatisch wordt aan-
genomen.
Het volume van de beltoon kan niet
worden ingesteld op “0”.
Handsfree
Het volume van de luidspreker kunt u
regelen met de toets ì/$ van 0 tot en
met 63.
Volume hoorn
Dit menupunt verschijnt alleen als het
systeem is uitgerust met een telef oon-
hoorn.
Het volume van de hoor n kunt u rege-
len met de toets ì/$ van 1 tot en met
8; voor de volumeregeling moet de
hoorn van de haak zijn.
Automatisch beantwoorden
Een gesprek kan automatisch worden
aangenomen als dit menupunt is inge-
steld op “On”.
Het gesprek wordt automatisch hands-
free gevoerd.
Off automatisch beantwoorden uit-
geschakeld
On automatisch beantwoorden inge-
schakeld.
Automatische nummerherhaling
Bij een in gesprekstoon wordt het num-
mer automatisch her haald als dit menu-
punt is ingesteld op “On”.
U kunt de nummer herhaling onderbre-
ken door op de toets
£
(11-fig. 1) te
drukken.
Off - nummerherhaling uitgeschakeld
On - nummerherhaling ingeschakeld.
Het aantal keren dat het nummer
herhaald wordt, hangt af van het ge-
bruikte telefoonnet.
CONNECT
59
Belsignaal “Belsignaal”
Met de toets
ª
/
º
kunt u het belsig-
naal op de volgende wijze selecteren:
– Hoger en lager
– Octaaf
– Rinkelen
– 2 x octaaf
– 2 x rinkelen
– Drieklank
– Off
De instelling Offkomt overeen met
“Volume beltoon 0”.
Het ingestelde belsignaal wordt meerde-
re keren weergegeven.
Telefoonnummer/nummer mail-
box invoeren
Met deze functie kunt u maximaal drie
telefoonnummers en het nummer van de
mailbox invoeren.
Het nummer van de mailbox is noodzake-
lijk voor het direct kiezen via het telefoon-
menu.
Druk op de toets OK/MENU (
13-fig.
1
): op het display verschijnt “Eigen nr.”.
Selecteer met de toets
ª
/
º
de positie
waaronder u het telefoonnummer wilt in-
voeren.
Druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1), voer het telefoonnummer in en
druk nogmaals op de toets OK/MENU
(13-fig. 1). Op het display verschijnt
Nummer opgeslagen”.
Selecteer met de toets
ª
/
º
de vol-
gende positie, en zo verder.
AOC-parameters
(Advice Of Charge)
Deze functie hangt af van het type SIM-
kaart. De telefoonkosten worden bepaald
door de service provider.
Met deze functie kunt u de telefoonkos-
ten en een beltegoed instellen. Zodra het
beltegoed op is, moet om te kunnen bel-
len het tegoed worden opgewaardeerd.
Als de ser vice provider niet voor ziet in
de AOC-functie, wordt de impulsfrequentie
op een minuut ingesteld. Voor de bereke-
ning wordt de ingestelde waarde ge-
bruikt. De beltegoedfunctie is echter uit-
geschakeld.
Als u dit menupunt selecteer t, wordt u
na het indr ukken van de toets
OK/MENU (13-fig. 1 ) verzocht om
de PIN2-code of de 4-cijferige toegangs-
code in te voeren.
CONNECT
60
Na het invoeren van de PIN-code kunt u
de kosten per tik en een bepaald belte-
goed instellen.
Als de kosten per tik en het beltegoed
al zijn ingesteld, verschijnt het laatste ka-
rakter knipperend op het display.
M.b.v. het toetsenbord (9-fig. 1) kunt
u het bedrag en de valuta wijzigen.
Ga als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
druk op de toets CLR (15-fig. 1):
het menupunt wordt afgesloten en de wij-
ziging wordt op de SIM-kaart opgeslagen.
OPMERKING Als het beltegoed
wordt ingesteld op 0.00”, wordt de
beltegoedfunctie uitgeschakeld.
Gesprekskosten instellen
Als u geen gebr uik kunt maken van de
AOC-functie, hebt u de mogelijkheid om
een interne teller te gebr uiken voor de
berekening van de kosten. U kunt bijvoor-
beeld kosten per minuut instellen.
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
– voer de toegangscode in;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) Lokaal netwerkof Bui-
tenl. netwerken dr uk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1);
voer m.b.v. het toetsenbord ( 9-fig.
1) kosten en beltegoed in;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen.
BELANGRIJK Aangezien de gespreks-
kosten afhangen van verschillende facto-
ren (netwerk, type contract dat is afgeslo-
ten, tijdstip waarop gebeld wordt, enz.),
is de aanduiding van de gesprekskosten
slechts een schatting.
Akoestische controle
U kunt k iezen of u tij dens een telefoon -
gesprek een geluidssignaal met vooraf
vastgestelde intervallen wilt horen; deze
functie is nuttig om de kosten in de gaten
te houden.
U kunt he t interval tussen de geluidssig-
nalen variëren van 15 tot en met 300 se-
conden. Ga voor het inschakelen van de-
ze functie als volgt te werk:
druk bij ingeschakelde telefoon op de
toets OK/MENU (13-fig. 1);
– selecteer in het menu “DSC-Telefoon”
het menupunt “Setup”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
het menupunt “Akoest. timer”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
CONNECT
61
na het opschrift Timerwordt in se-
conden de duur van het ingestelde inter val
aangegeven;
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
het menupunt Offof Timeren
druk vervolgens op de toets OK/MENU
(13-fig. 1) om de keuze te bevestigen.
Als u Offselecteert, keert u ter ug
naar het menu “Setup”.
Als u Timerselecteert, kunt u de
duur van de intervallen tussen de geluids-
signalen instellen.
PIN-code
Met deze functie kunt u het verzoek tot
het invoeren van de PIN-code inschake-
len/uitschakelen en de PIN-code wijzi-
gen.
Verzoek tot invoeren PIN-code
in-/uitschakelen
Als de gebr uikte SIM-kaart deze functie
ondersteunt, kunt u het verzoek tot in-
voeren van de PIN-code in- of uitschake-
len.
Ga als volgt te werk:
– druk op de toets
£
(11-fig. 1);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1): op het display verschijnt het
menu “DSC-Telefoon” (fig. 19);
selecteer het menupunt Setupen
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1) om de keuze te bevestigen;
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
het menupunt “PIN-code”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
selecteer met de toets
ª
/
º
de PIN-
code die u wilt in-/uitschakelen (meestal
PIN1);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
selecteer met de toets ì/$ (7-
fig.1) de gewenste instelling ( On of
Off);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1).
Om de wijziging te bevestigen, moet u
de PIN-code als volgt invoeren:
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) de
PIN-code in en begin met het eerste cijfer;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1): op het display verschijnt het
menu PIN 1;
druk meerdere keren op de toets
CLR (15-fig. 1) om terug te keren
naar het hoofdmenu of houd de toets
langer dan 1 seconde ingedrukt om naar
het menu “DSC-Telefoon” te gaan.
CONNECT
62
PIN-code wijzigen
Ga als volgt te werk:
roep het menu PIN 1 op zoals hier-
voor beschreven;
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het menupunt “Wijzigen”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
voer met de toetsen ( 9-fig. 1) de
nieuwe PIN-code in en begin met het
eerste cijfer;
bevestig de keuze door de nieuwe
PIN-code nogmaals in te voeren;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk meerdere keren op de toets
CLR (15-fig. 1) om ter ug te keren
naar het hoofdmenu.
TA tijdens telefoongesprek
Met deze functie kunt u verkeersinfor-
matie (TA - Traffic Announcement) ont-
vangen tijdens een telefoongesprek.
Na het indr ukken van de toets
OK/MENU (13-fig. 1), verschijnt op
het display de status van de instelling.
Off - TA blijft uitgeschakeld tijdens een
telefoongesprek
On - TA ingeschakeld tijdens een tele-
foongesprek
Selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) de gewenste instelling.
Druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen.
Als u op de toets CLR (15-fig. 1)
drukt, keert u altijd terug naar het vorige
menu.
Druk zonodig het vereiste aantal keren
op de toets CLR (15-fig. 1) of houd de
toets langer da n 1 seconde in gedrukt om
terug te keren naar het menu “DSC-T ele-
foon”.
TELEFOONMENU INSCHAKELEN
Ga als volgt te werk:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om toegang te krijgen tot het
menu “DSC-Telefoon” (fig. 19);
plaats met de toets
º
de cursor
˙
op het menupunt “Menu”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
druk op de toets CLR (15-fig. 1)
om het menu af te sluiten en terug te ke-
ren naar het programmeermenu “DSC-Tele-
foon”.
CONNECT
63
fig. 22 (*) De weergave van dit menupunt hangt af van de gebruikte SIM-kaart
*
*
*
*
*
(zie volgende pagina)
A0B3133i
CONNECT
64
fig. 23
A0B3134i
CONNECT
65
Spraakveld (mailbox)
Een mailbox is een elektronische “post-
bus” voor gesproken berichten. De mail-
box is vergelijkbaar met een antwoordap-
paraat.
Om de mailbox te kunnen gebruiken,
moet een inkomend gesprek worden
doorgeschakeld naar het nummer van de
mailbox. Als er nog geen enkel nummer
is opgeslagen en u de functie mailbox in-
schakelt, wordt u ver zocht een telefoon-
nummer in te voeren.
Selecteer Opvragenom de inhoud
van de mailbox op te vragen en dr uk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1).
Berichten
Met de korte berichtenservice (SMS -
Short Message Ser vice) kunt u geschre-
ven berichten met een lengte van maxi-
maal 160 karakters ver zenden of door
anderen verstuurde berichten ontvangen.
De nieuwe berichten worden op het dis-
play aangegeven met het symbool
ó
.
Bovendien klinkt er een geluidssignaal als
u een nieuw bericht ontvangt.
“Toegang”
In het menupunt “Toegangkunt u de
ontvangen berichten lezen en bewerken.
Als er een bericht binnenkomt, wordt dit
op de SIM-kaar t opgeslagen. Als het
kaartgeheugen vol is, brandt op het dis-
play het symbool
ó
. U moet nu een of
meerdere berichten wissen om andere be-
richten te kunnen ontvangen.
Bericht selecteren
Ga als volgt te werk:
– selecteer “Toegangen druk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1): op het
display wordt het aantal Nieuween
Oude” berichten aangegeven;
Oudbetekent dat het bericht is gele-
zen en opgeslagen:
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
selecteer het bericht met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1).
De letter Nop de eerste positie van
de eerste regel geeft aan dat het om een
nieuw bericht gaat.
Als de eerste positie leeg is, betekent
dat zich daar een gelezen en opgeslagen
bericht bevindt.
De afzonderlijke berichten worden ge-
rangschikt op datum en ontvangsttijd. Op
de tweede regel verschijnt het nummer of
de naam van de zender.
Bericht lezen
Na het i ndrukken van de toets SMS
(5-fig. 1), kan het bericht worden
weergegeven met de toets
ª
/
º
(7-
fig.1).
CONNECT
66
Bericht wissen/bewaren
Bericht wissen:
druk op de toets CLR (15-fig. 1):
op het display verschijnt een keuzemoge-
lijkheid: u kunt het bericht wissen of be-
waren;
selecteer de gewenste optie en dr uk
op OK/MENU (13-fig. 1).
Telefoonverbinding met de zender of
met een ander nummer
Als u wilt bellen met de zender van het
SMS-bericht, druk dan tijdens de weerga-
ve van het bericht op de toets
£
(11-
fig. 1).
De telefoonverbinding komt automa-
tisch tot stand. Als in het SMS-bericht een
telefoonnummer staat “tussen aanha-
lingstekens”, wordt naar dat nummer ge-
beld. Als er meerdere nummers op deze
wijze zijn aangegeven, wordt er naar het
eerst aangegeven nummer gebeld.
“Verzenden”
Bericht verzenden
Met dit menupunt kunt u berichten ver-
sturen en de bijbehorende parameters in-
stellen.
Ga als volgt te werk:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) Uitgaande berichtenen
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het menupunt Nieuwen
druk op de toets OK/MENU(13-fig.
1).
U kunt nu een tekst invoeren die maxi-
maal uit 160 karakters mag bestaan. Zie
het punt “Namen/teksten invoeren met
het toetsenbord” in de paragraaf “Menu
telefoonlijst”;
druk na het invoeren van de tekst op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
voer het telefoonnummer van de ont-
vanger in en dr uk op de toets OK (13-
fig. 1);
kies met de toets
ª
/
º
of u het be-
richt wilt ver zenden of bewaren, of ver-
zenden en bewaren.
Config.
Met deze functie kunt u enkele voorge-
schreven teksten gebr uiken. Selecteer
met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) de vol-
gende menupunten:
Opbellen
Vertraging
Ontmoeting
Afspraak
Bevestigen.
Als u na het selecteren van een menu-
punt op de toets OK/MENU (13-fig.
1) drukt, verschijnt er een voorgeschre-
ven tekst die hoor t bij het geselecteerde
menupunt.
CONNECT
67
“Bewaren”
Selecteer voor weergave van de ontvan-
gen en bewaarde berichten met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) het menupunt “Be-
waren” en dr uk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1). De ontvan-
gen berichten worden aangegeven met
datum, tijd en nummer van de zender.
Als u de zender wilt bellen, druk dan op
de toets
£
(11-fig. 1).
Druk na het lezen van het bericht op de
toets CLR (15-fig. 1).
“Broadcast”
Broadcast is een ser vice voor kor te be-
richten die verzonden worden via genum-
merde “kanalen”.
Via de kanalen worden verschillende
soorten specifieke berichten verzonden.
Wendt u voor meer infor matie tot uw
service provider, die u ook een lijst met
beschikbare kanalen kan leveren.
Als u Broadcast Onselecteert na het
indrukken van de toets OK/MENU
(13-fig. 1), moet u het nummer van
het kanaal invoeren waarover u infor ma-
tie wilt ontvangen.
“Parameters”
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de gewenste functie en dr uk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1).
Geldigheid:
Met deze functie kunt u bepalen hoe-
lang de ser vice provider moet proberen
een bericht te ver zenden. De standaar d-
waarde is 1 dag; m.b.v . het toetsenbord
(9-fig. 1) kunt u een waarde selecteren
van 0 tot 7.
Na het instellen
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
Servicenr.:
Het bericht wordt ver zonden naar het
servicenummer van de service provider en
van daaruit naar de ontvanger. Als u wilt
weten wat het ser vicenummer is, wendt
u dan tot de service provider en registreer
het hier.
Netwerk kiezen
In gebieden met verschillende netwer-
ken kunt u een bepaald netwerk kiezen.
Ga als volgt te werk:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) Netwerk kiezenen dr uk
op de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) een bepaald netwerk en dr uk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1).
“Beschikbare netwerken”
Selecteer het menupunt Beschikb.
netw”: op het display verschijnt het op-
schrift Zoekenen na kor te tijd ver-
schijnen de beschikbare netwerken op het
display.
Op de eerste regel worden aangegeven:
Positienr., * en code ser vice provider. Op
de tweede regel verschijnt de naam van
de service provider.
* op dit net kunt u telefoneren met de
gebruikte SIM-kaart.
CONNECT
68
Met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) kunt u
andere netwerken selecteren en ver vol-
gens bevestigen met de toets
OK/MENU (13-fig. 1). Op het dis-
play verschijnt Nu inschrijven?”. On-
derbreek met de toets CLR (15-fig. 1)
of bevestig met de toets OK/MENU
(13-fig. 1).
“Zoekmethode”
U kunt kiezen voor automatisch of
handmatig zoeken (netwerk kiezen). Se-
lecteer het menupunt Zoekmethode
en bevestig ver volgens met de toets
OK/MENU (13-fig. 1). Selecteer
met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) Auto-
matisch” of “Handmatig”.
Automatisch zoeken:
Het lokale netwerk heeft altijd voor-
rang. Als u zich in een gebied bevindt
waar uw lokale netwerk niet beschikbaar
is, wordt automatisch verbinding gemaakt
met het volgende beschikbare netwerk.
Het kiezen van een netwerk gebeur t op
basis van de prioriteit die door u aan een
netwerk uit de lijst is gegeven.
Handmatig zoeken:
Bij handmatig zoeken bepaalt u het net-
werk.
De actuele status wordt aangegeven
door een pijl.
Wissel met ì/$ en bevestig met de
toets OK/MENU (13-fig. 1).
Het antennesymbool geeft aan op welk
netwerk het apparaat is aangesloten.
– Verbinding met lokaal netwerk.
Verbinding met een buitenlands net-
werk.
Als het antennesymbool knipper t, is er
alleen een verbinding met een netwerk
maar heeft men geen toegang. Het is al-
leen mogelijk noodoproepen te ver zen-
den.
“Netwerklijst wijzigen”
Met dit menupunt kunt u de voorkeurs-
lijst van netwerken wijzigen.
Selecteer het menupunt Lijst wijz.
en bevestig ver volgens met de toets
OK/MENU(13-fig. 1).
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) een mogelijkheid en druk vervol-
gens op de toets OK/MENU (13-fig.
1).
Netwerk toevoegen:
– Netwerklijst
Selecteer in de lijst met ser vice provi-
ders het gewenste netwerk en ken de ge-
wenste prioriteit toe.
– Nieuw netwerk
U kunt een nieuwe ser vice provider aan
de lijst toevoegen (hier voor is de code
van de service provider noodzakelijk).
Netwerken wissen/verplaatsen:
Wijzigen van de registraties in de voor-
keurslijst:
Ga als volgt te werk:
selecteer het netwerk met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen;
– voer de toegangscode in en druk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1).
Weergave netwerklijst:
Met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) kan de
voorkeurslijst worden weergegeven.
Druk om af te sluiten op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
CONNECT
69
Teller
De telefoon is uitger ust met een teller
waarop de gesprekskosten, de gespreks-
duur en het nummer dat gebeld wordt,
kan worden weergegeven.
Het apparaat is door de fabrikant inge-
steld op weergave van de gespreksduur.
Ga als volgt te werk:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) “Telleren druk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) een van de beschikbare mogelijk-
heden en dr uk op de toets OK/MENU
(13-fig. 1).
Laatste gespr.
Duur of kosten van het laatste ge-
sprek.
Alle gespr.
– Duur of kosten van alle gesprekken.
Lokale gespr. (functie hangt af van de
SIM-kaart)
Duur of kosten van al le lokale ge-
sprekken
Internat. gespr.
(functie hangt af van de
SIM-kaart)
– Duur of kosten van alle internationale
gesprekken
BELANGRIJK Als de SIM -kaart ook
geschikt is voor AOC, zijn de menupunten
Lokale gespr.en Internat.
gespr.” niet aanwezig.
Op nul zetten
De teller voor gespreksduur of tele-
foonkosten wordt op nul gezet.
Verbonden
In-/uitschakelen van de weergave
van de gespreksduur of de telefoonkosten
van het gesprek dat gevo erd wordt. Se-
lecteer het betreffende menupunt met de
toets
ª
/
º
(7-fig. 1) en dr uk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1 ) om te
bevestigen.
Gesprek doorschakelen
Onder diverse omstandigheden kan een
inkomend gesprek naar een ander tele-
foonnummer worden doorgeschakeld.
Stel in het menu de doorschakelwijze in.
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) het menupunt Doorsch. gesprek
en druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) een van de mogelijkheden en dr uk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1).
Totaal
– Ieder inkomend gesprek wordt door-
geschakeld.
Bezet
Het gesprek wordt doorgeschakeld
als de lijn bezet is.
Onbeantwoord
Het gesprek wordt doorgeschakeld
als het niet wordt aangenomen.
Niet bereikbaar
Het gesprek wordt doorgeschakeld
als de telefoon is uitgeschakeld of als u
zich buiten het dekkingsgebied van het
GSM-netwerk bevindt.
CONNECT
70
Annuleren
Het doorschakelen van een ge-
sprek wordt geheel opgeheven.
Selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
of het doorschakelen alleen moet gelden
voor telefoongesprekken, het opvragen
van gegevens, faxberichten of voor alle
vermelde diensten.
Opvragen van de
doorschakelstatus
Ga te werk zoals tot nu toe is beschre-
ven in deze paragraaf en selecteer vervol-
gens het menupunt Status”; de door-
schakelstatus wordt voor de gekozen mo-
gelijkheid weergegeven.
Alleen gesprek doorschakelen annuleren
Ga te werk zoals tot nu toe is beschre-
ven in deze paragraaf, selecteer ver vol-
gens het menupunt Annulerenen
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1). Alleen het doorschakelen van een ge-
sprek wordt opgeheven.
Registratie van gesprek doorschakelen
Ga te werk zoals tot nu toe is beschre-
ven in deze paragraaf, selecteer ver vol-
gens het menupunt Registrerenen
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1). Voer het nummer in waarnaar het ge-
sprek moet worden doorgeschakeld met
de toetsen ( 9-fig. 1); druk nogmaals
op de toets OK/MENU (13-fig. 1).
Gesprek doorschakelen inschakelen
Ga te werk zoals tot nu toe is beschre-
ven in deze paragraaf, selecteer ver vol-
gens het menupunt Inschakelenen
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1). U keer t terug naar het menu “Ge-
sprek doorschakelen”.
Gesprek doorschakelen uitschakelen
Ga te werk zoals tot nu toe is beschre-
ven in deze paragraaf, selecteer ver vol-
gens het menupunt “Uitschakelen” en
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1).
Gesprekken blokkeren
Onder verschillende omstandigheden
kunt u inkomende/uitgaande gesprekken
blokkeren of doorschakelen naar een an-
der telefoonnummer. Stel in het menu de
doorschakelwijze in.
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het menupunt Blokkeren
gespr.en dr uk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de mogelijkheid Uitgaand”,
Inkomendof Passworden druk
vervolgens op de toets OK/MENU
(13-fig. 1).
Uitgaande gesprekken blokkeren
selecteer met de toets
o
/
p
(7-
fig. 1) een van de mogelijkheden en
druk vervolgens op de toets OK/MENU
(13-fig. 1).
Alle gespr.
– U kunt zelf niet meer bellen.
Het blijft mogelijk noodoproepen te ver-
zenden.
CONNECT
71
Telefoon blokkeren
Met deze functie kunt u de telefoon be-
veiligen tegen het gebr uik door onbe-
voegde personen. Indien noodzakelijk:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het menupunt “” Tel. geblok-
keerden dr uk vervolgens op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
Selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) een van de mogelijkheden:
Alles
Er kunnen geen gesprekken worden
gevoerd, maar het blijft mogelijk noodop-
roepen te verzenden.
Off
– Alle blokkeringen worden opgeheven.
Alleen snel
U k unt alleen de telefoonnummers
van de geheugenplaatsen 1 - 9 van het
apparaat en de SIM-kaart kiezen.
Inkomende gesprekken blokkeren:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) een van de mogelijkheden en dr uk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1).
Alle gespr.
– Over het algemeen kunt u geen enkel
gesprek ontvangen.
Buitenl. netwerk
Als u zich in het buitenland bevindt,
kunt u geen gesprekken ontvangen.
Kies met de toets
º
(7-fig. 1) of het
blokkeren van de gesprekken alleen voor te-
lefoongesprekken en data- en fax-verkeer
moet gelden of voor alle vermelde diensten.
Druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1) en selecteer de sta tus Ingescha-
keld”; voer het password in, dat u door uw
provider is geleverd, met de numerieke toet-
sen (9-fig. 1) en dr uk nogmaals op de
toets OK/MENU (13-fig. 1).
Password
U kunt het geldige password voor het
blokkeren van het netwerk wijzigen. Voer
het oude password in met de alfanume-
rieke toetsen ( 9-fig. 1) en dr uk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1); voer
het nieuwe password in en bevestig het
door nogmaals op de toets OK/MENU
(13-fig. 1) te drukken.
Internation.
Alleen lokale verbindingen zijn moge-
lijk.
Buitenl. netwerk
Alleen lokale verbindingen zijn moge-
lijk.
Als u zich in het buitenland bevindt, zijn
er verbindingen met uw eigen land moge-
lijk.
Kies met de toets
º
(7-fig. 1) of het
blokkeren van de telefoongesprekken al-
leen voor telefoongesprekken en data- en
fax-verkeer moet gelden of voor alle ver-
melde diensten.
Druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) en selecteer de status Inge-
schakeld”; voer het password in, dat u
door uw provider is geleverd, met de nu-
merieke toetsen (9-fig. 1) en druk ver-
volgens nogmaals op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
CONNECT
72
Alleen snel + versneld kiezen
U kunt alle opgeslagen nummers kie-
zen (in het apparaat en op de SIM-
kaart).
Druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen.
Voer de toegangscode in en druk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1).
Vaste nummers
Dit menupunt wordt alleen weergege-
ven als de SIM-kaart deze functie onder-
steunt.
U kunt het gebr uik van de telefoon be-
perken tot bepaalde telefoonnummers
(vaste telefoonnummers). Deze nummers
kunnen op de SIM-kaart worden geregi-
streerd.
Ga als volgt te werk:
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) het menupunt “Vaste nr’s.en druk
vervolgens op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) een van de mogelijkheden:
Lijst
De lijst met vaste nummers wordt
weergegeven.
Nieuw nummer
U kunt een nieuw vast nummer toe-
voegen.
Inschakelen
– Functie On/Off.
Groep gebruikers
Dit is een speciale functie die u door uw
service provider kunt laten installeren.
Met deze functie kunt u het gebruik van
de telefoon beperken tot directe gesprek-
ken met een bepaalde groep gebruikers.
BELANGRIJK Wijzig geen enkele in-
stelling als de functie niet is geactiveerd
door de service provider. Er kunnen storin-
gen in de werking ontstaan.
Selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) het menupunt Groep gebrui-
kersen dr uk vervolgens op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
Kies met de toets
º
(7-fig. 1) of u
alleen gesprekken wilt voeren met een
bepaalde groep of met een groep met
een vast nummer. Druk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
Voer eventueel met de numerieke toet-
sen (9-fig. 1) de toegangscode van de
groep in en dr uk vervolgens op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
CONNECT
73
Het Connect biedt een aantal functies
waarmee, via een verbinding met de Tar-
gasys-centrale, nuttige informatie kan
worden ontvangen (bijv. een hotel vinden,
het dichtstbijzijnde tankstation) en waar-
mee om hulp kan worden gevraagd in si-
tuaties die dit vereisen.
Via deze functies wordt automatisch de
geografische positie van uw auto aan de
hulpdienst doorgegeven. Voor een nauw-
keurige bepaling van uw positie moeten
ten minste drie GPS-satellieten worden
ontvangen. Het aantal satellieten dat ont-
vangen wordt, wordt op het display aan-
gegeven.
Bovendien kan met de functie “Fol-
low-me” verkeersinformatie worden
ontvangen over uw traject.
De voorwaarden die noodzakelijk zijn
om gebruik te kunnen maken van de tele-
matica-diensten van Connect zijn de vol-
gende:
– aanwezigheid van een SIM-kaart
waarmee verbinding kan worden gemaakt
met het Contact Centre Targasys
geldig abonnement op de Targasys-
diensten (Infomobility, Medische assisten-
tie, Technische assistentie).
BELANGRIJK Als de gebruiker zich
nog niet aangemeld heeft voor de dien-
sten van Targasys, dan kunnen de be-
treffende functies in het menu niet wor-
den gebruikt. Tijdens de aanmelding
wordt de in- en uitschakelprocedure van
de Telematicadiensten door Targasys
aan u uitgelegd.
BELANGRIJK Voor toegang tot de
Telematica-diensten van Targasys moet
het apparaat geschikt zijn en het profiel
van de operator van de in het apparaat
gestoken SIM-kaart zijn geactiveerd. Als
SIM-kaarten worden gebr uikt van een te-
lefoonoperator waarvan geen profiel is ge-
activeerd, moet aan Targasys gevraagd
worden om de functies opnieuw in te
schakelen. Connect beheert maximaal 5
verschillende profielen.
Als er geen enkele SIM-kaar t is ingesto-
ken en u op de toets
(6-fig. 1)
drukt, wordt de mogelijkheid geactiveerd
om hulp aan te vragen bij de alarmcentra-
le 112. Als daarentegen een geldige SIM-
kaart is ingestoken maar u geen toegang
hebt tot de Targasys-diensten, en u op
de toets
(6-fig. 1) drukt, kunt u de
functie bellen naar “Persoonlijk nummer”
activeren.
BELANGRIJK 112” is het alarm-
nummer in alle landen waar deze ser vice
beschikbaar is. Het alar mnummer “112”
kan altijd worden gebeld, ook als er geen
telefoonkaart aanwezig is. U kunt ieder
moment een noodoproep via “112” ver-
zenden ook door de telefoon te gebrui-
ken. Het zenden van een noodoproep is
afhankelijk van de werking van de mobie-
le telefoon en de cor recte elektrische voe-
ding. Deze functie kan daarom na een on-
geval of beschadiging van de auto niet be-
schikbaar zijn. Bovendien moet u zich bin-
nen het dekkingsgebied van het GSM
900 netwerk bevinden en moet de sterk-
te van het signaal voldoende zijn.
T
T
A
A
R
R
G
G
A
A
S
S
Y
Y
S
S
-
-
D
D
I
I
E
E
N
N
S
S
T
T
E
E
N
N
fig. 24
A0B3127i
CONNECT
74
fig. 25
A0B3128i
BELANGRIJK Roep “112” alleen op
als dit echt nodig is. Oneigenlijk gebruik
kan strafbaar zijn.
Als de dienst is geactiveerd en u drukt
op de toets (6-fig. 1), krijgt u toe-
gang tot het hoofdmenu Targasys met
de volgende menupunten (fig. 24):
Instellingen
Infomobility
Med. assist.
Techn. assist.
MENU INSTELLINGEN IN-
SCHAKELEN
In het menu Instellingenvan het
Connectkunt u het apparaat aan uw
eigen wensen aanpassen.
Plaats de cursor op het menupunt In-
stellingenen dr uk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1): de beschik-
bare functies staan in ( fig. 25) ver-
meld.
CONNECT
75
CONNECT INSCHAKELEN
Als u het apparaat voor de eerste keer
inschakelt en u wilt gebr uik maken van
de Telematica-diensten, dan moet u de
Targasys-centrale verzoeken om deze
diensten te activeren.
Houd bij het verzoek om de diensten in
te schakelen de volgende gegevens bin-
nen handbereik:
het serienummer van het apparaat
(zie de volgende paragraaf “Opvragen
functie Connect-code”);
het telefoonnummer van de SIM-
kaart die u voor de diensten van Tar-
gasys wilt gebruiken.
BELANGRIJK Voer de procedure uit
als u zich binnen het dekkingsgebied van
de telefoon bevindt.
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
als het apparaat nog niet is ingescha-
keld en geen enkel profiel voor de SIM-
kaart is ingevoerd, verschijnt op het dis-
play het ver zoek om het “Persoonlijk
Nummer” of het alarmnummer “112” te
bellen; druk op de toets CLR (15-fig.
1) om toegang te krijgen tot het hoofd-
menu van de Telematica-diensten;
plaats in het hoofdmenu van de dien-
sten van Targasys de cursor
˙
met de
toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Instellingenen dr uk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het menupunt Nieuw prof.
en druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
op het display verschijnt het ver zoek
het nummer van de Targasys-centrale
in te voeren (dat bij aankoop van de auto
aan u bekend wordt gemaakt) met de
numerieke toetsen (9-fig. 1);
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1); vervolgens wordt u gevraagd of
er een verbinding tot stand moet komen
met het ingevoerde nummer; dr uk nog-
maals op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
als u eenmaal met de Targasys-
centrale verbonden bent, dient u de in-
structies te volgen van de operator (die
aan u het nummer van de Connect-code
vraagt en het nummer van de SIM-kaart);
na enkele seconden worden de
menu’s Infomobility”, Med. as-
sist.en Techn. assist.”; geacti-
veerd; dit betekent dat alle diensten van
Targasys voor Connect met succes zijn
geactiveerd.
Als al eerder het nummer van de Tar-
gasys-centrale was opgeslagen, ver-
schijnt, op het moment dat de functie
Nieuw prof.” wordt geselecteerd, het
opgeslagen nummer op het display; dit
kan gewijzigd worden:
CONNECT
76
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) en voer ver volgens het nieuwe
nummer in met de numerieke toetsen
(9-fig. 1);
u wordt gevraagd of er een verbin-
ding tot stand moet worden gebracht met
het ingevoerde nummer; dr uk nogmaals
op de toets OK/MENU (13-fig. 1)
om de verbinding tot stand te brengen of
op de toets CLR (15-fig. 1) als u het
opgeslagen nummer niet wilt wijzigen;
op het display verschijnt de vraag of
de verbinding tot stand moet worden ge-
bracht met het oude opgeslagen num-
mer; druk voor bevestiging nogmaals op
de toets OK (13-fig. 1).
Functie
“Connect-code” oproepen
Tijdens de inschakelprocedure van het
Connect wordt verzocht om het codenum-
mer van het apparaat. Ga voor weergave
van het nummer als volgt te werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
plaats in het menu de cursor
˙
met
de toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Instellingenen dr uk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het menupunt Codenr.en
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
op het display verschijnt het code-
nummer van het apparaat;
druk om het scher m af te sluiten en
terug te keren naar het menu Instel-
lingenop de toets OK/MENU (13-
fig. 1) of op de toets CLR (15-fig.
1).
Functie oproepen die betrekking
heeft op de “status” van het ap-
paraat
Om er achter te komen of het apparaat
geschikt is om toegang te krijgen tot de
diensten van Targasys, moet als volgt
te werk worden gegaan:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
plaats in het menu de cursor
˙
met
de toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Instellingenen dr uk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) het menupunt Statusen dr uk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
op het display verschijnt de status
van het apparaat:
INGESCHAKELD : het apparaat is
geschikt voor toegang tot de diensten
van Targasys
UITGESCHAKELD: het apparaat is
niet geschikt voor toegang tot de dien-
sten van Targasys.
druk om het scher m af te sluiten en
terug te keren naar het menu “Instellin-
gen” op de toets OK/MENU (13-fig.
1) of op de toets CLR (15-fig. 1).
CONNECT
77
Functie oproepen die betrekking
heeft op de weergave van de be-
staande SIM-profielen
De in het apparaat geregistreerde SIM-
profielen kunnen worden weergegeven
met de betreffende kaartnummers; ga als
volgt te werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
plaats in het menu de cursor
˙
met
de toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Instellingenen dr uk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-fig.
1) het menupunt SIM-profielenen
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
op het display verschijnen de geregi-
streerde SIM-profielen. Het profiel dat op
het moment actief is, wordt aangegeven
door de cursor
˙
;
druk om het scher m af te sluiten en
terug te keren naar het menu Instel-
lingenop de toets OK/MENU (13-
fig. 1) of op de toets CLR (15-fig.
1).
BELANGRIJK Het activeren van het
profiel geldt niet alleen voor de SIM-kaart
waarmee de procedure is uitgevoerd,
maar voor alle SIM-kaar ten die tot het-
zelfde GSM-netwerk behoren. Als u meer
dan één SIM-kaar t van dezelfde provider
hebt, hoeft de procedure voor het active-
ren van het profiel niet opnieuw te wor-
den uitgevoerd.
Functie
“PERSOONLIJK NUMMER”
Het “Persoonlijk nummer” is het num-
mer dat gebeld wordt als u op de toets
(6-fig. 1) drukt en aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
– SIM-kaart in apparaat gestoken
service Targasys niet beschikbaar
of geen enkel profiel dat overeenkomt
met de SIM-kaart
Als er geen enkel persoonlijk nummer is
ingevoerd, verschijnt op het display een
foutmelding.
Ga voor het invoeren van een persoon-
lijk nummer als volgt te werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
plaats in het menu de cursor
˙
met
de toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Instellingenen dr uk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
CONNECT
78
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de functie Persoonlijk nr.
en druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1);
op het display verschijnt de volgende
indicatie Persoonlijk nr. Nr . in-
voeren”;
voer het persoonlijke nummer in met
de numerieke toetsen ( 9-fig. 1) en
druk vervolgens op de toets OK/MENU
(13-fig. 1);
Als al een persoonlijk nummer is opge-
slagen, verschijnt dit nummer op het dis-
play; druk om het nummer te wijzigen op
de toets OK/MENU (13-fig. 1), voer
het nieuwe nummer in met de numerieke
toetsen (9-fig. 1) en druk nogmaals op
de toets OK/MENU (13-fig. 1).
Druk als u het persoonlijk nummer niet
wilt wijzigen op de toets CLR (15-fig.
1).
Druk als het nummer is ingevoerd of ge-
wijzigd op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) of op de toets CLR (15-fig.
1) om ter ug te keren naar het menu
Instellingen”.
Functie “LOKALE TIJD”
Via het GPS-systeem ontvangt het appa-
raat de gestandaardiseerde wereldtijd
(Greenwich Mean Time). Om de tijd in te
stellen die wordt weergegeven als er een
bericht wordt ontvangen en de tijd gelijk
te stellen met de lokale tijd (van het land
waarin u zich bevindt), moet een “off-
set” worden ingesteld, d.w .z. een gewij-
zigde waarde ten opzichte van de gestan-
daardiseerde wereldtijd (G.M.T. of
U.T.C.).
Bijvoorbeeld als u zich in Italië bevindt,
moet u de volgende waarden instellen:
+1 uur ten opzichte van de G.M.T . (als
de wintertijd van kracht is):
+2 uur ten opzichte van de G.M.T . (als
de zomertijd van kracht is).
Ga voor het instellen van de gewijzigde
waarde ten opzichte van de G.M.T . als
volgt te werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
plaats in het menu de cursor
˙
met
de toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Instellingenen dr uk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de functie Lokale tijden
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
op het display wordt de W est-Europe-
se tijd aangegeven en staat de cursor
˙
op de waarde die de afwijkingen aan-
geeft ten opzichte van de W est-Europese
tijd;
– voer om de afwijkende waarde te wij-
zigen de nieuwe waarde in met de toets
ì/$ (7-fig. 1) en druk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
– als de afwijkende waarde juist is en u
de waarde niet wilt veranderen, druk dan
op de toets CLR (15-fig. 1).
Als de afwijkende waarde is ingevoerd
of gewijzigd, druk dan op de toets
OK/MENU (13-fig. 1) of de toets
CLR (15-fig. 1) om ter ug te keren
naar het menu “Instellingen”.
CONNECT
79
Functie “RESET”
Als de auto van eigenaar verander t,
moet alle infor matie op het apparaat op
nul worden gezet, zodat de standaardpa-
rameters van de fabrikant weer kunnen
worden ingesteld.
BELANGRIJK Als u de functie Re-
setgebruikt, worden alle SIM-profielen
gewist, het apparaat uitgeschakeld en
gaan alle eventueel ontvangen telemati-
ca-berichten verloren.
Ga als volgt te werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
plaats in het menu de cursor
˙
met
de toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Instellingenen dr uk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) de functie Reseten druk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
– op het display verschijnt het volgende
bericht CONNECT wordt opnieuw
ingesteld. Doorgaan?
druk om het apparaat weer in te
schakelen op de toets OK/MENU
(13-fig. 1); als u het apparaat niet op-
nieuw wilt instellen, druk dan op de toets
CLR (15-fig. 1);
– na de “reset”-procedure verschijnt het
bericht CONNECT is opnieuw in-
gesteld”.
Druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) of de toets CLR (15-fig. 1)
om het apparaat wel of niet opnieuw in
te stellen en ter ug te keren naar het
menu “Instellingen”.
U kunt het apparaat ook opnieuw instel-
len door gebruik te maken van de dienst
Targasys. In dat geval worden alle SIM-
profielen gewist en het apparaat uitge-
schakeld. De ontvangen Infomobility-be-
richten kunnen echter handmatig worden
gewist.
Om het apparaat volgens deze laatste
methode opnieuw in te stellen, dient u
contact op te nemen met de Targasys-
centrale en aangeven dat u de standaard-
instellingen van het apparaat opnieuw
wilt instellen.
GEBRUIK VAN HET CONNECT
Als het apparaat en de b ijbehorende
SIM-kaart eenmaal door de Targasys-
centrale zijn geactiveerd volgens de hier-
voor beschreven procedure, kunt u ge-
bruik maken van alle T elematica-diensten
van Connect.
“MEDISCHE ASSISTENTIE“
Deze functie is alleen beschikbaar als de
diensten van Targasys zijn geactiveerd
en als de gebr uikte SIM-kaart correct is
geconfigureerd met een serviceprofiel.
De functie Medische assistentie
van het Connect verbindt u niet, zoals
normaal het geval is, met de dichtstbij-
zijnde alarmcentrale via “112” maar wel
direct met de Targasys-centrale. Op de-
ze manier wordt een ver zoek om medi-
sche assistentie verzonden samen met de
positie van de auto, zodat de auto snel
gelokaliseerd kan worden. De operator
van Targasys kan de noodzakelijke
werkzaamheden starten.
Deze functie is vooral nuttig als u de
plek niet kent waar u zich bevindt en u
dus niet de juiste positie kunt vaststellen.
CONNECT
80
BELANGRIJK Om de juiste positie
van de auto door te geven, moeten er ten
minste drie GPS-satellieten worden ont-
vangen. Het aantal satellieten dat ontvan-
gen wordt, kan op het display worden af-
gelezen bij het satellietsymbool. Als de
sterkte van het signaal op het moment
dat het verzoek wordt verzonden te zwak
is, wordt de laatst vastgestelde positie
van de auto doorgegeven.
BELANGRIJK Gebruik de functie
Medische assistentiealleen in
noodgevallen. Gebruik voor andere situ-
aties zoals een verzoek om technische as-
sistentie, de specifieke functie.
Afhankelijk van de status van het appa-
raat en de SIM-kaar t kunnen zich op het
moment van het ver zoek om “Medi-
sche assistentie” de volgende situ-
aties voordoen:
diensten van Targasys niet geacti-
veerd of SIM-kaart niet herkend: de nood-
oproep wordt direct naar het internationa-
le alarmnummer “112” gezonden.
diensten van Targasys geactiveerd
maar SIM-kaart niet geregistreerd: de
noodoproep wordt naar het persoonlijk
nummer gezonden dat opgeslagen is vol-
gens de procedure die hier voor beschre-
ven is in de paragraaf “Functie Persoon-
lijk Nummer”.
BELANGRIJK U kunt op ieder mo-
ment een noodoproep ver zenden via
112ook door de telefoon te gebr ui-
ken. 112is het alar mnummer in alle
landen die deze dienstverlening onder-
steunen. “112” kan altijd worden opge-
roepen, ook als de SIM-kaart niet aanwe-
zig is ( 17-fig. 1). Het ver zenden van
de noodoproep is afhankelijk van de func-
tie van de mobiele telefoon en de cor rec-
te elektrische voeding. Bovendien moet u
zich binnen het dekkingsgebied van het
GSM 900 netwerk bevinden en moet de
sterkte van het signaal voldoende zijn.
BELANGRIJK Roep 112alleen op
als dit echt nodig is. Oneigenlijk gebr uik
kan strafbaar zijn.
Afhankelijk van de gekozen instelling
(zie de volgende paragraaf) kan de func-
tie op de volgende wijze worden geacti-
veerd:
Handmatig
Ga voor het inschakelen van de functie
Medische assistentieals volgt te
werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
plaats in het menu de cursor
˙
met
de toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Med. assist.en dr uk vervolgens op
OK/MENU (13-fig. 1);
– op het display verschijnt het volgende
bericht: Verzoek om medische as-
sistentie verzenden?”;
druk als u daadwerkelijk medische
hulp wilt op de toets OK/MENU (13-
fig. 1), waarna u verbonden wordt met
de Targasys-centrale; druk als u geen me-
dische hulp wilt op de toets CLR (15-
fig. 1).
CONNECT
81
Automatisch
Als u onder Instellingende functie
automatische medische hulp hebt geselec-
teerd, zoals hier na is aangegeven, dan
kan het ver zoek eenvoudig worden ver-
zonden door op de toets
(6-fig. 1)
te drukken, zonder dat de functie geko-
zen hoeft te worden.
Als de automatische oproep medische
hulp is geactiveerd, hebt u na het indr uk-
ken van de toets 20 seconden de tijd om
de oproep te onderbreken, om te voorko-
men dat per ongeluk een ver zoek wordt
verzonden.
Als de automatische wijze is ingescha-
keld, moet voor het activeren van de
functie Med. assist.als volgt te
werk worden gegaan:
– druk op de toets
(6-fig. 1)
– op het display verschijnt het volgende
bericht: Na 20 sec. wordt het
verzoek om medische assistentie
verzonden”;
de resterende tijd wordt op het display
weergegeven; na het verstrijken van deze
tijd, wordt het ver zoek automatisch naar
de Targasys-centrale verzonden;
als u het ver zoek wilt onderbreken,
druk dan binnen het verstrijken van de
weergegeven tijd op de toets CLR (15-
fig. 1).
Als het verzoek om “Medische assis-
tentie” wordt geactiveerd, wordt er een
SMS-bericht naar de Targasys-centrale
gezonden. De centrale zal u zo snel moge-
lijk terugbellen en op het display verschijnt
het volgende bericht: Bericht verzon-
den, u wordt teruggebeld”.
Wijze selecteren waarop het
verzoek om “Medische assisten-
tie” moet worden verzonden
Ga als volgt te werk om de manier te
selecteren waarop het verzoek om Me-
dische assistentiemoet worden ver-
zonden:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
– druk als ‘automatisch’ is geselecteerd
op de toets CLR (15-fig. 1) voordat
de weergegeven tijd is verstreken om het
verzoek te onderbreken en terug te keren
naar het hoofdmenu van de diensten van
Targasys;
plaats in het menu de cursor
˙
met
de toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Instellingenen dr uk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) het menupunt Wijzeen druk
op de toets OK (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) Automatischof Hand-
matig”;
bevestig de keuze met de toets
OK/MENU(13-fig. 1).
CONNECT
82
“TECHNISCHE ASSISTENTIE”
Deze functie is alleen beschikbaar als de
diensten van Targasys zijn geactiveerd
en als de gebr uikte SIM-kaart correct is
geconfigureerd met een serviceprofiel.
Als u deze functie selecteer t en acti-
veert, wordt er naar de Targasys-cen-
trale een bericht met het ver zoek om
technische assistentie ver zonden, samen
met de positie van de auto om deze te
kunnen lokaliseren.
Ga voor het activeren van het ver zoek
om technische assistentie als volgt te
werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
plaats in het menu de cursor
˙
met
de toets
ª
(7-fig. 1) op het menupunt
Techn. assist.en druk vervolgens op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
op het display verschijnt de volgende
vraag: Verzoek om technische as-
sistentie verzenden?
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om het verzoek te bevestigen.
Als het ver zoek om Technische as-
sistentiewordt geactiveerd, wordt er
een SMS-bericht naar de Targasys-cen-
trale gezonden. De centrale zal u zo snel
mogelijk terugbellen en op het display
verschijnt het volgende bericht: Bericht
verzonden, u wordt terugge-
beld”.
VERZOEK OM MEDISCHE
OF TECHNISCHE ASSISTENTIE
Als de ver zending van het ver zoek om
Technische assistentie of Medi-
sche assistentie niet goed verloopt,
verschijnt op het display een waarschu-
wing en wordt gevraagd of de Targasys
-centrale (*) gebeld moet worden om
aan te geven dat u hulp nodig hebt (u
kunt de centrale alleen bellen als u zich
binnen het dekkingsgebied van het GSM
900-netwerk bevindt)(**).
(*) In dit geval is de centrale niet meer
in staat de auto te lokaliseren.
(**) Het bellen naar de centrale is in
de meeste gevallen gratis. In enkele situ-
aties zijn, afhankelijk van de gebr uikte
operator en de roaming-omstandigheden,
de kosten voor rekening van de cliënt.
INFOMOBILITY-DIENSTEN
Druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys; plaats in het
menu de cursor
˙
op de functie Info-
mobilityen dr uk op de toets
OK/MENU (13-fig. 1).
Er verschijnt een scher m waarin een
aantal diensten en infor matie tegen be-
taling kan worden gevraagd (bijv. dichtst-
bijzijnde hotel of restaurant). Een opera-
tor van Targasys verzendt een bericht
met de gevraagde informatie en verstuurt
zonodig ook een bericht met de route-
aanwijzing om de bestemming te berei-
ken.
CONNECT
83
De beschikbare functies zijn:
Connect
Follow me
Berichten.
De diensten zijn alleen beschikbaar als
u zich hebt aangemeld. Als u zich niet
heeft aangemeld of de overeenkomst
met Targasys is verlopen, dan zijn de
functies niet beschikbaar en verschijnt op
het display het bericht Optie niet
mogelijk”.
U kunt telefonisch contact opnemen
met de operator van Targasys voor in-
formatie over de overeenkomst en zono-
dig de dienst weer activeren.
Als het Targasys-contract is verlopen,
kan nog altijd de opgeslagen informatie
worden geraadpleegd.
De functies van Infomobilityzijn
hierna vereenvoudigd weergegeven (fig.
26).
fig. 26
A0B3129i
CONNECT
84
FUNCTIE “CONNECT”
Deze functie is alleen beschikbaar als de
diensten van Targasys zijn geactiveerd
en als de gebr uikte SIM-kaart correct is
geconfigureerd met een serviceprofiel.
Ga voor het aanvragen van infor matie
bij de Targasys-centrale als volgt te
werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
in het menu staat de cursor
˙
op de
functie Infomobility”; druk vervol-
gens op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
er verschijnt een nieuw menu waarin
de cursor
˙
op de functie Connect
staat; druk vervolgens op de toets
OK/MENU (13-fig. 1);
op het display verschijnt het volgende
bericht: Verzoek verzenden?”; druk
voor bevestiging op de toets
OK/MENU (13-fig. 1);
op het display verschijnt het volgende
bericht: Dienst geactiveerd” en daar-
na Verzoek verzonden. U wordt
teruggebeld”.
Na het ontvangen van het ver zoek
brengt Targasys een telefoonverbinding
tot stand. Als de verbinding tot stand is
gebracht, kan de gebr uiker aan een ope-
rator de gewenste informatie vragen.
FUNCTIE “FOLLOW ME”
Met de functie Follow mekunt u
verkeersinformatie ontvangen over het
traject dat u aflegt en tijdig op de hoogte
worden gehouden door de Targasys-
centrale over eventuele filevor ming op
dat traject. Het is bovendien mogelijk, in-
dien gewenst en als de aanpassingsfre-
quentie is ingesteld, om het Contact Cen-
ter automatisch te infor meren over de
voortgang in het traject, zodat de selectie
van de van toepassing zijnde verkeersin-
formatie wordt verbeterd.
Deze functie is alleen beschikbaar als de
diensten van Targasys zijn geactiveerd
en als de gebr uikte SIM-kaart correct is
geconfigureerd met een serviceprofiel.
Ga voor het activeren van de functie
Follow me” als volgt te werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
in het menu staat de cursor
˙
op de
functie Infomobility”; druk vervol-
gens op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
CONNECT
85
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
de functie Follow meen druk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1);
op het display verschijnt Start”of
Stopafhankelijk of de functie daar-
voor was in-/of uitgeschakeld; dr uk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
– op het display verschijnt het bericht of
het verzoek daadwerkelijk ver zonden
moet worden; dr uk om door te gaan op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
op het display verschijnt het bericht:
Service geactiveerden daarna
Verzoek verzonden. U wordt
teruggebeld”. Na het ontvangen van
het verzoek, brengt Targasys een tele-
foonverbinding tot stand.
Ga voor het uitschakelen van de functie
Follow me als volgt te werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
in het menu staat de cursor
˙
op de
functie Infomobility”; druk vervol-
gens op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
de functie Follow meen druk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer het menupunt Stopen
druk op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
op het display verschijnt de vraag of
u de functie daadwerkelijk wilt uitschake-
len; druk om door te gaan op de toets
OK/MENU (13-fig. 1);
op het display verschijnt het bericht
Service uitgeschakeld”.
BELANGRIJK Als bij het inschakelen
van het apparaat de functie Follow
meis geactiveerd, en u op de toets
(6-fig. 1) drukt, verschijnt automatisch
de vraag of u de functie wilt uitschakelen.
CONNECT
86
Frequentie waarmee de informa-
tie over het afgelegde traject
wordt doorgegeven instellen
Voor het regelen van de frequentie
waarmee de informatie over het afgeleg-
de traject aan de centrale wordt doorge-
geven terwijl de functie Follow me”is
ingeschakeld, moet als volgt te werk wor-
den gegaan:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
in het menu staat de cursor
˙
op de
functie Infomobility”; druk vervol-
gens op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
de functie Follow meen druk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1);
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
het menupunt “Frequentie” en druk op
de toets OK/MENU (13-fig. 1);
selecteer met de toets
ª
/
º
(7-
fig. 1) een van de volgende instellingen
(die betrekking hebben op de afstand
waarop de positie van de auto wordt
doorgegeven):
NOOIT: de positie van de auto wordt
nooit doorgegeven;
LAAG: de positie van de auto wordt ie-
dere 130 km doorgegeven;
NORMAAL: de positie van de auto
wordt iedere 70 km doorgegeven;
VAAK: de positie van de auto wordt ie-
dere 35 km doorgegeven;
– druk na het selecteren van een instel-
ling op de toets OK/MENU (13-fig.
1).
Weergave/wissen van de ont-
vangen informatie
Als u een bericht ontvangt van de Tar-
gasys-operator, verschijnt op het display
het volgende bericht: Nieuw bericht!
Lezen?
Druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) als u het bericht direct wilt lezen;
druk op de toets CLR (15-fig. 1) als u
het bericht later wilt lezen; het bericht
wordt bewaard.
Alle berichten worden bewaard (maxi-
maal 20) tenzij ze worden gewist. Als in
het bericht een telefoonnummer staat ver-
meld (bijv. van een hotel), kunt u dit
nummer direct bellen; als in het bericht
de plaats van een bestemming is opgeno-
men, wordt de richting naar en de af-
stand tot de bestemming aangegeven.
BELANGRIJK De berichten met ser vi-
ce-informatie die door de Targasys-cen-
trale zijn ver zonden, worden alleen op
het display weergegeven en niet be-
waard.
CONNECT
87
BEWAARDE BERICHTEN OP-
ROEPEN
Ga voor weergave van de bewaarde be-
richten als volgt te werk:
druk op de toets
(6-fig. 1) om
toegang te krijgen tot het hoofdmenu van
de diensten van Targasys;
in het menu staat de cursor
˙
op de
functie Infomobility”; druk vervol-
gens op de toets OK/MENU (13-fig.
1);
– selecteer met de toets
º
(7-fig. 1)
de functie Berichtenen dr uk op de
toets OK/MENU (13-fig. 1);
de bewaarde berichten worden op de
volgende wijze weergegeven:
op de bovenste regel : de tijd en
datum waarop het bericht is ontvangen;
op de onderste regel : weergave
van de eerste 12 karakters van de titel
van het bericht voor een snelle identifica-
tie;
plaats de cursor
˙
met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) op het bericht dat u
wilt lezen;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om het gewenste bericht geheel
te kunnen lezen; dr uk om de tekst snel
te doorlopen op de toets
ª
/
º
(7-fig.
1).
Als in het bericht een telefoonnummer
of een positie ver meld staat, verschijnen
onder aan het bericht de menupunten
Tel.nr.” en/of “Positie”.
Druk na het lezen van het bericht op de
toets CLR (15-fig. 1) om terug te ke-
ren naar de lijst met berichten.
BELANGRIJK Bij inschakeling van het
Connect worden de ontvangen berichten
met verkeersinformatie na 24 uur auto-
matisch gewist.
Bericht wissen
Ga voor het wissen van een bericht als
volgt te werk:
roep het betreffende bericht op vol-
gens de volgorde die in de vorige para-
graaf is aangegeven;
plaats de cursor
˙
met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) op het menupunt
Wissen?onder aan het bericht en
druk op de toets OK (13-fig. 1);
op het display verschijnt het bericht:
Bericht wissen?”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de keuze te bevestigen en
terug te keren naar de lijst met berich-
ten, of druk op de toets CLR (15-fig.
1) als u het bericht niet wilt wissen.
BELANGRIJK Bij inschakeling van het
Connect worden de ontvangen berichten
met verkeersinformatie na 24 uur auto-
matisch gewist.
CONNECT
88
Telefoonnummer uit een bericht
bellen
Ga als volgt te werk om een telefoon-
nummer uit een bericht (bijv . een num-
mer van een hotel of restaurant) te bel-
len:
roep het betreffende bericht op vol-
gens de volgorde die is aangegeven in de
paragraaf “Bewaarde berichten oproe-
pen”;
plaats de cursor
˙
met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) op het menupunt
Tel.nr.” onder aan het bericht en druk
op de toets OK/MENU (13-fig. 1);
op het display verschijnt de vraag of
u het gekozen nummer wilt bellen;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om het nummer te bellen of op
de toets CLR (15-fig. 1) als u het
nummer niet wilt bellen.
Weergave plaats van bestem-
ming uit het bericht
Ga als volgt te werk voor weergave van
de plaats van bestemming uit het bericht
(bijv. van een hotel of restaurant):
roep het betreffende bericht op vol-
gens de volgorde die is aangegeven in de
paragraaf “Bewaarde berichten oproe-
pen”;
plaats de cursor
˙
met de toets
ª
/
º
(7-fig. 1) op het menupunt
Plaatsonder aan het bericht en dr uk
op de toets OK/MENU (13-fig. 1);
op het display verschijnen de volgen-
de aanduidingen (fig. 27):
Afst.
: de afstand tot de gewenste be-
stemming;
Richt.
: de richting, aangegeven door
een pijl, naar de gewenste bestemming.
Druk om het menupunt Plaatsaf te
sluiten op de toets CLR (15-fig. 1) op
het moment dat u de informatie ontvangt
van Targasys.
fig. 27
A0B3130i
CONNECT
89
CODE INVOEREN
Het invoeren van de geheime code is
noodzakelijk:
a - na aflevering van de auto door de
dealer;
b - nadat de voedingsspanning van de
accu onderbroken is geweest (bijv. bij on-
derhoudswerkzaamheden door de Alfa
Romeo-dealer).
Als bijvoorbeeld de code op uw card
4613 is, dan moet de volgende procedu-
re worden gevolgd:
schakel de autoradio in door de toets
ON” (1-fig. 1) in te drukken;
plaats de houder van de SIM-kaar t
binnen 15 seconden in de betreffende zit-
ting (17-fig. 1) nadat de toets ON is
ingedrukt;
op het display verschijnt het opschrift
CODE” (u wordt verzocht de code in te
voeren)
druk één keer op toets “4” van het
numerieke toetsenbord; op het display
verschijnt het opschrift “4 - - -”;
De autoradio is uitger ust met een dief-
stalbeveiliging die bestaat uit:
– een geheime 4-cijferige code;
– een afschriklampje.
De diefstalbeveiliging zorgt er voor dat
de autoradio onbr uikbaar wordt als deze
bij diefstal uit het dashboard wordt weg-
genomen.
Geheime code
De geheime 4-cijferige code staat ver-
meld op de card die u bij de auto over-
handigd krijgt.
Bewaar de geheime code op een veilige
plaats (bijv. bij de autopapieren) maar
nooit in de auto.
dr uk één keer op toets “6”;
op het display verschijnt het opschrift “4
6 - -”;
dr uk één keer op toets “1”;
op het display verschijnt het opschrift “4
6 1 -”;
dr uk één keer op toets “3”;
op het display verschijnt het opschrift “4
6 1 3”;
druk op de toets OK/MENU (13-
fig. 1) om de invoer te bevestigen.
Als er tijdens het invoeren van de code
een fout wordt gemaakt, dr uk dan op de
toets CLR (15-fig. 1) om het laatst in-
gevoerde cijfer te wissen.
BELANGRIJK Als er een verkeerde
code is ingevoerd, wordt de autoradio op-
nieuw in de wachtstand gezet voor het in-
voeren van een nieuwe code (op het dis-
play verschijnt opnieuw het opschrift
CODE”).
Als de radio eventueel wordt uitgescha-
keld tijdens het invoeren van de code,
dan wordt dit beschouwd als een foutieve
invoer van de code.
D
D
I
I
E
E
F
F
S
S
T
T
A
A
L
L
B
B
E
E
V
V
E
E
I
I
L
L
I
I
G
G
I
I
N
N
G
G
CONNECT
90
BELANGRIJK Als er drie keer achter
elkaar een verkeerde code wordt inge-
voerd, verschijnen op het display 4 ho-
rizontale streepjes “- - - -, blijft de au-
toradio geblokkeerd en kan gedurende
ten minste een uur geen enkele code
meer worden ingevoerd. Omdat het mo-
gelijk is de automatische uitschakeltijd
van het apparaat vanaf het moment dat
de contactsleutel in stand STOP wordt
gedraaid, te programmeren, moet gecon-
troleerd worden of de ingestelde tijd 60
minuten of meer bedraagt (zie “Tijdge-
schakeld uitschakelen” in het Setup-menu
van de Radio).
Na een uur wordt de radio weer uit de
wachtstand gezet en kunt u de code in-
voeren (op het display verschijnt opnieuw
het opschrift “CODE”).
De tijd dat de radio geblokkeerd blijft
(beveiliging tegen diefstal), wordt alleen
geteld als de radio is ingeschakeld. Als de
voeding wordt onderbroken wanneer de
radio geblokkeerd is (beveiliging tegen
diefstal), wordt de verstreken tijd op nul
gezet en gaat bij het weer inschakelen de
wachttijd opnieuw in (u moet opnieuw
een uur wachten).
Verzoek tot invoeren code
in-/uitschakelen
Iedere keer nadat de voedingsspanning
van de accu onderbroken is geweest,
moet de toegangscode opnieuw worden
ingevoerd.
Het apparaat beschikt over een moge-
lijkheid om het ver zoek tot het invoeren
van de code in of uit te schakelen. Ga als
volgt te werk:
houd bij uitgeschakeld apparaat ge-
lijktijdig de toetsen 1 en 4 van het alfa-
numerieke toetsenbord ( 9-fig. 1) inge-
drukt;
schakel het apparaat in door de toets
ON (1-fig. 1) in te drukken of door de
houder van de SIM-kaar t in de zitting
(17-fig. 1) te plaatsen;
op het display verschijnt het ver zoek
om de code in te voeren: voer de code in
m.b.v. het alfanumerieke toetsenbord
(9-fig. 1).
Afhankelijk van de vorige instelling,
wordt via deze procedure het ver zoek tot
het invoeren van de code in- of uitgescha-
keld als de voeding van het apparaat on-
derbroken is geweest (loskoppelen van
de accu).
BELANGRIJK Als het ver zoek tot in-
voeren van de code wordt uitgeschakeld,
is het apparaat niet tegen diefstal bevei-
ligd.
AFSCHRIKLAMPJE
TEGEN DIEFSTAL
Het lampje van de SIM-kaarthou-
der knippert
Na het ver wijderen van de SIM-kaar t,
kan het lampje onder de zitting (17-fig.
1) van de kaar thouder gaan knipperen
als beveiliging tegen diefstal.
Het lampje gaat knipperen als in het
Setup-menu Card LED ON is inge-
steld.
Zie voor meer infor matie de paragraaf
“Programmeerbare functies - Afschrik-
lampje”.
Afschriklampje uitschakelen
Om het afschriklampje uit te schakelen,
moet u de houder van de SIM-kaar t in de
zitting plaatsen totdat deze vastklikt; stel
vervolgens in het Setup-menu Card
LED OFF” in.
CONNECT
91
VERSTERKER
Uitgangsvermogen:4 x 23 W att sinusoï-
daal DIN-norm 45
324 bij 14,4 V
maximaal vermogen:
4 x 35 Watt
RADIO
Ontvangstbereik:
FM 87,5 - 108 MHz
MW 531 - 1602 kHz
LW 153 - 279 kHz
FM-gevoeligheid: 0,9 µV met een sig-
naal/ruisverhouding
van 26 dB
FM-golfband: 30 - 16 000 Hz
TELEFOON
Standaard: GSM
Golfband:
Zenden 890 - 915 MHz
Ontvangen 935 - 960 MHz
Zendprestaties:
Klasse 2/8 Watt
Gevoeligheid: –108 dBm
Impedantie:
Antenne-aansluiting: 50 Ohm
Telefoonmicrofoon: 660 Ohm.
TECHNISCHE SERVICE
Wendt u voor technische ondersteuning
voor het Connect tot de Alfa Romeo-
dealer.
T
T
E
E
C
C
H
H
N
N
I
I
S
S
C
C
H
H
E
E
G
G
E
E
G
G
E
E
V
V
E
E
N
N
S
S
CONNECT
92
AF (Alternative Frequency)
Met deze functie blijft de radio afge-
stemd op het gekozen FM-station ook als
u in een ander gebied komt met andere
zendfrequenties.
Het RDS-systeem controleer t de sterkte
en de kwaliteit van het ontvangen signaal
en zoekt automatisch naar het station
met het sterkste signaal.
AOC (Advice Of Charge)
Met deze functie kunnen de kosten per
tik en een bepaald beltegoed worden in-
gesteld, waardoor onbeperkt bellen wordt
voorkomen.
AUD (Audio)
Met deze functie kunnen de hoge en la-
ge tonen en de geluidsverdeling via de
luidsprekers rechts/links en voor/achter
ingesteld worden.
Oproepsignaal
Het oproepsignaal is een laag geluids-
signaal dat klinkt als tijdens het voeren
van een telefoongesprek, een ander tele-
foontje binnenkomt.
BND (BAND)
Met deze functie kan van golfband wor-
den gewisseld.
CD-wisselaar
Speler voor meerdere CD’s.
Cell Broadcast
Service voor het ver zenden/ontvangen
van korte tekstberichten die via specifieke
kanalen verzonden worden (zie ook het
punt SMS). De netwerkprovider kan u
meer informatie en een lijst met de be-
schikbare kanalen leveren.
CLR (Clear)
Met deze functie kan teruggekeerd wor-
den naar een vorig menu en worden de
wijzigingen niet bewaard.
Connect
Informatie- en hulpdiensten geleverd
door Targasys, zie de paragraaf “Ge-
bruik van het Connect” in het hoofdstuk
“Targasys-diensten”.
DSC (Direct Software Control)
Met deze functie kunnen enkele door
de fabrikant ingestelde standaardinstellin-
gen worden gewijzigd en aan de eigen
wensen worden aangepast.
EON (Enhanced Other Networks)
Met deze functie kan automatisch wor-
den afgestemd op een ander station dan
dat beluisterd wordt, op het moment dat
het andere station verkeersinfor matie uit-
zendt.
V
V
E
E
R
R
K
K
L
L
A
A
R
R
E
E
N
N
D
D
E
E
W
W
O
O
O
O
R
R
D
D
E
E
N
N
L
L
I
I
J
J
S
S
T
T
CONNECT
93
Groep gebruikers
Met deze functie kan het gebr uik van
de telefoon beperkt worden tot een be-
paalde groep gebruikers. Neem voor
meer informatie contact op met de ser vi-
ce provider.
GSM (Global System for Mobile
communication)
Systeem voor mobiele telefonie ge-
baseerd op digitale technologie.
Met dit communicatiesysteem bent u
verzekerd van betrouwbaar heid en hoog-
waardige kwaliteit omdat de transmissies
via een automatisch coderingssysteem
verlopen.
Handset
Telefoonhoorn compleet met houder.
IMEI (International Mobile Equipment
Identity)
Internationale identificatiecode voor mo-
biele telefoons.
De IMEI-code vermeldt het serienummer
van het apparaat, de code van de fabri-
kant en van het land.
De IMEI-code wordt tijdens de fabricage
ingesteld en staat op de Card vermeld die
bij het apparaat wordt geleverd.
Local/Distant (seek loc/dx)
Hiermee kan de ontvangstgevoeligheid
op twee niveaus worden aangepast.
1) Distant (maximum gevoeligheid)
voor het afstemmen op alle stations
waarvan een signaal kan worden ontvan-
gen.
2) Local (minimum gevoeligheid) voor
het afstemmen op stations waar van het
signaal sterk is, zoals lokale stations.
Mailbox
Elektronische postbus bij de ser vice pro-
vider waarin gesproken berichten worden
geregistreerd. De mailbox kan worden
vergeleken met een antwoordapparaat.
MEM (Memory)
Met deze functie kunnen opgeslagen
gegevens worden opgeroepen, bijv. radio-
stations, telefoonnummers.
MIX
Met deze functie kunnen CD’ s/muziek-
stukken op een CD in willekeurige volgor-
de worden weergegeven.
Mute
Als deze functie is ingeschakeld, wordt,
bijvoorbeeld als een mobiele telefoon
aanwezig is, het geluidsvolume tijdens
een telefoongesprek naar nul ter ugge-
bracht.
PIN1 (Personal Identification Number)
Geheime persoonlijke code die het ge-
bruik van de SIM-kaar t door onbevoegde
personen verhindert.
Iedere keer als u de SIM-kaar t plaatst,
wordt verzocht de PIN-code in te voeren.
PIN2
Code voor speciale functies.
BELANGRIJK De codes PIN 1 en PIN
2 worden bij de SIM-kaar t geleverd en
kunnen worden gewijzigd.
CONNECT
94
PUK (Personal Unlock Key)
Code met 8 karakters waarmee de blok-
kering van SIM-kaar t kan worden opge-
heven.
Het gebruik van de PUK-code is noodza-
kelijk als de SIM-kaar t geblokkeerd wordt
als drie keer achter elkaar een verkeerde
PIN-code is ingevoerd.
Radiotext
Extra RDS-informatie van stations, bijv .
over het uitgezonden programma.
RDS (Radio Data System)
Dit is een informatiesysteem dat gebruik
maakt van de 57 kHz draaggolf bij nor-
male FM-uitzendingen.
Met deze functie kan diverse infor matie
worden weergegeven, zoals verkeersin-
formatie en naam van het station. Boven-
dien wordt er automatisch afgestemd op
een sterker station dat hetzelfde pro-
gramma uitzendt.
Andere RDS-functies zijn:
AF: Alternatieve frequentie
EON: Enhanced Other Network
RT: Radiotext
TA: Verkeersinformatie
TP: Verkeersprogramma.
Internationale roaming
Met deze functie kan uit het buitenland
gebeld worden via de verbinding met een
netwerk waarvan de provider verschilt
van die van de ingestoken SIM-kaart.
Scroll
Regels van een lijst snel doorlopen
Verkort kiezen
Met deze functie kan een opgeslagen
nummer worden opgeroepen door slechts
één toets in te drukken.
SIM (Subscriber Identification Module)
De SIM-kaart (SIM card) is een gebr ui-
kers-identificatiemodule in de vor m van
een creditcard.
Op de SIM-kaart zijn alle gegevens op-
geslagen die noodzakelijk zijn voor:
– de identificatie van de gebruiker;
– de toewijzing van telefoonnummers;
– de persoonlijke telefoonagenda.
De SIM-kaart kan bij iedere mobiele
GSM-telefoon gebruikt worden.
Wisselgesprek
Met deze functie kan een tweede tele-
foongesprek gevoerd worden zonder het
gevoerde telefoongesprek te verbreken;
het is mogelijk te wisselen tussen twee
gesprekken. Tijdens een telefoongesprek
kan een ander gesprek beantwoord wor-
den als u het oproepsignaal ontvangt.
CONNECT
95
SMS (Short Message Service)
Met deze functie kunnen, via een
GSM-telefoon, korte tekstberichten
verzonden en ontvangen worden en
op het display worden weergegeven.
Als de telefoon is uitgeschakeld of niet
bereikbaar is, wordt het bericht tijdelijk
bewaard totdat de gebruiker het oproept.
SRC (Source)
Wisselen tussen de beschikbare bron-
nen: Radio, CD-wisselaar en Aux; over-
schakelen van de Telefoon naar de Radio.
TA (Traffic Announcement)
Met deze functie kunt u verkeersinfor-
matie ontvangen.
Het opschrift “TA” op het display geeft
aan dat de functie is ingeschakeld.
Targasys
Dienstencentrum van de Fiat-groep.
Telematica
Woord dat voortkomt uit de telecommu-
nicatie- en infor matica; de telematica be-
schrijft de verbinding van diensten ten op-
zichte van posities (bijv. de automatische
bepaling van de plaats bij een ver zoek
om hulp) via een communicatiemiddel (in
dit geval: GSM-telefoon).
TP (Traffic Program)
Met deze functie kan op stations wor-
den afgestemd die verkeersinformatie uit-
zenden.
Het opschrift “TP” op het display geeft
aan dat is afgestemd op een station dat
verkeersinformatie uitzendt
TS (Travelstore)
Met deze functie kunnen automatisch
de radiostations met het sterkste signaal
worden opgeslagen.
TIM-FUNCTIE .......................................................................... 115
CD-SPELER (CD) ............................................................ 117
CD PLAATSEN/VERWIJDEREN .................................................. 117
CD-WEERGAVE ........................................................................ 118
CD-SPELER INSCHAKELEN ...................................................... 118
VOLGENDE/VORIGE MUZIEKSTUKKEN SELECTEREN .................. 119
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOORUIT-/TERUGSPOELEN .................. 119
MIX-FUNCTIE ........................................................................ 119
SCAN-FUNCTIE ...................................................................... 119
REPEAT-FUNCTIE...................................................................... 120
PROGRAM-FUNCTIE ................................................................ 120
CD NAME-FUNCTIE .................................................................. 122
CD-WISSELAAR-CDC (indien aanwezig) .................... 124
CD PLAATSEN/VERWIJDEREN .................................................. 124
CD-WEERGAVE MET CD-SPELER ................................................ 126
CD-WEERGAVE MET CD-WISSELAAR (indien aanwezig) .............. 127
CD-WISSELAAR INSCHAKELEN (indien aanwezig) .................... 127
VOLGENDE/VORIGE MUZIEKSTUKKEN SELECTEREN .................. 129
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOORUIT-/TERUGSPOELEN .................. 129
MIX-FUNCTIE ........................................................................ 129
SCAN-FUNCTIE ...................................................................... 130
REPEAT-FUNCTIE...................................................................... 131
PROGRAM-FUNCTIE ................................................................ 131
CD NAME-FUNCTIE .................................................................. 133
SATELLIET-NAVIGATIESYSTEEM .................................. 135
TIPS EN AANWIJZINGEN ............................................ 98
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK
EN DE VEILIGHEID IN HET VERKEER ........................................ 98
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD .......................... 99
COMPACT DISC ...................................................................... 99
BEDIENINGSKNOPPEN ................................................ 100
BEDIENINGSKNOPPEN OP HET STUURWIEL .............................. 102
WERKING ...................................................................... 103
NAVIGATIESYSTEEM IN-/UITSCHAKELEN .................................. 103
KEUZEMOGELIJKHEID WERKING ............................................ 103
VOLUMEREGELING .................................................................. 104
DISPLAY ................................................................................ 104
KLANKKLEURREGELING .......................................................... 105
RADIO ............................................................................ 106
NAAR DE RADIO LUISTEREN .................................................... 106
GOLFBAND SELECTEREN .......................................................... 106
AFSTEMMING OP FM-STATIONS ................................................ 106
STATIONS OPSLAAN ................................................................ 107
SCAN-FUNCTIE ...................................................................... 109
RDS-FUNCTIE ........................................................................ 110
REG-FUNCTIE ........................................................................ 111
PTY-FUNCTIE .......................................................................... 111
TA-FUNCTIE ............................................................................ 112
TMC-FUNCTIE ........................................................................ 113
SHARX-FUNCTIE .................................................................... 114
R-TXT-FUNCTIE ...................................................................... 114
NAVIGATIESYSTEEM
NAVIGATIESYSTEEM
97
HANDMATIGE WEERGAVE POSITIE .......................................... 163
TRAJECT SIMULEREN .............................................................. 164
STANDAARDINSTELLINGEN REGELEN ........................ 165
MENU INSTELLINGEN INSCHAKELEN ........................................ 165
DISPLAY INSTELLEN ................................................................ 165
VOLUMEREGELING BIJ INSCHAKELING, TA-INFORMATIE, BERICHTEN
EN SNELHEIDSAFHANKELIJKE VOLUMEREGELING SVR .............. 167
KLOKJE INSTELLEN ................................................................ 169
TAAL SELECTEREN .................................................................. 171
APPARATUUR IJKEN ................................................................ 172
SYSTEEM CONTROLEREN ........................................................ 172
IJKEN .................................................................................... 174
GPS-INFO .............................................................................. 175
BEVEILIGING .......................................................................... 176
TERUGKEREN NAAR STANDAARDINSTELLINGEN ........................ 177
DIEFSTALBEVEILIGING .................................................. 180
ALGEMENE INFORMATIE .......................................................... 180
CODE-CARD .......................................................................... 180
CODE DIEFSTALBEVEILIGING INVOEREN .................................. 180
TECHNISCHE GEGEVENS .............................................. 182
RADIO .................................................................................. 182
CD-SPELER EN CD-WISSELAAR ................................................ 182
AUDIOSYSTEEM ...................................................................... 183
SATELLIET-NAVIGATIESYSTEEM ................................................ 183
TECHNISCHE GEGEVENS .......................................................... 183
NAVIGATIE STARTEN ................................................................ 135
BESTEMMING INVOEREN ........................................................ 136
SPECIALE OF VERRE BESTEMMINGEN INVOEREN ...................... 143
GEBRUIK VAN OPGESLAGEN BESTEMMINGEN .......................... 146
POSITIE VAN DE AUTO OPSLAAN ............................................ 147
NAVIGATIESYSTEEM INSCHAKELEN .......................... 148
NAVIGATIE STARTEN ................................................................ 148
NAVIGATIE ONDERBREKEN ...................................................... 149
VAN AUDIOBRON WISSELEN .................................................. 150
FREQUENTIEMODULATIE ........................................................ 150
NAVIGATIE NO MAP ................................................................ 150
DYNAMISCHE ROUTEBEGELEIDING .......................................... 151
TOERISTISCHE INFORMATIE .................................................... 152
WEERGAVE TRAJECT ................................................................ 153
BESTEMMINGEN OPSLAAN ...................................................... 153
OPGESLAGEN BESTEMMINGEN ARCHIVEREN ............................ 154
OPGESLAGEN GEGEVENS WISSEN ............................................ 155
KORTE NAAM INVOEREN EN WIJZIGEN .................................... 156
WEERGAVE GPS-STATUS EN POSITIE ........................................ 157
FILES VERMIJDEN TIJDENS DE NAVIGATIE ................................ 157
ONDERDELEN VAN HET TRAJECT UITSLUITEN ............................ 158
TRAJECT AANPASSEN .............................................................. 159
POSITIEBEPALING VAN DE AUTO .............................................. 160
ONTVANGST VERKEERSINFORMATIE TIJDENS NAVIGATIE .......... 162
GESPROKEN AANWIJZINGEN IN-/UITSCHAKELEN .................... 162
OPSLAAN LAATSTE 10 BESTEMMINGEN
IN-/UITSCHAKELEN ................................................................ 162
INFORMATIE OVER TRAJECTDUUR
IN-/UITSCHAKELEN ................................................................ 163
NAVIGATIESYSTEEM
98
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
VOOR HET GEBRUIK
EN DE VEILIGHEID IN HET
VERKEER
Het satelliet-navigatiesysteem is een
geïntegreerd systeem dat eenvoudig be-
diend kan worden.
Om gevaarlijke situaties voor u en de
andere weggebruikers te voorkomen,
moet bij het gebr uik van het satelliet-na-
vigatiesysteem op de volgende punten
worden gelet:
– het navigatiesysteem mag alleen wor-
den gebruikt als u de volledige controle
over de auto kunt behouden; bij twijfelge-
vallen dient u eerst te stoppen voordat u
de verschillende handelingen uitvoert;
ernstige ongelukken kunnen veroor-
zaakt worden door onoplettendheid of
doordat de verkeersstroom niet is ge-
volgd;
– zorg dat u bekend bent met het navi-
gatiesysteem en de bedieningsknoppen
voordat u vertrekt;
voer de bestemming alleen in als de
auto stilstaat;
– sluit het frontpaneel tijdens de rit.
Met het navigatiesysteem kan het reis-
doel worden bereikt; het geeft route-aan-
wijzingen met behulp van het op de navi-
gatie CD opgeslagen traject. Het systeem
houdt bij het berekenen van het traject
rekening met alle infor matie met betrek-
king tot de berijdbaarheid, zodat het opti-
male traject wordt aanbevolen. Er wordt
echter geen rekening gehouden met de
verkeersomstandigheden, onverwachtse
onderbrekingen of ander ongemak.
Het navigatiesysteem is een hulpmiddel
voor de bestuurder tijdens het rijden; het
geeft door middel van gesproken en grafi-
sche aanwijzingen het optimale traject
aan om de ingevoerde bestemming te be-
reiken.
BELANGRIJK Bij het uitvoeren van el-
ke door het navigatiesysteem aanbevolen
handeling ligt de verantwoordelijkheid
voor het rijden met de auto in het verkeer
volledig bij de bestuurder die ook de ver-
keersregels alsmede andere verkeersvoor-
schriften nauwkeurig in acht moet ne-
men. De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder van de auto.
Houdt u bij het uitvoeren van een han-
deling aan de verkeerswetgeving, onge-
acht de adviezen van het navigatiesys-
teem. Als u van de aanbevolen route
moet afwijken, wordt een andere route
berekend en aanbevolen.
T
T
I
I
P
P
S
S
E
E
N
N
A
A
A
A
N
N
W
W
I
I
J
J
Z
Z
I
I
N
N
G
G
E
E
N
N
NAVIGATIESYSTEEM
99
VOORZORGSMAATREGELEN
EN ONDERHOUD
Zonder dat er speciale voorzorgsmaatre-
gelen nodig zijn, is een lange levensduur
van het systeem gegarandeerd. We ndt u
bij storingen tot de Alfa Romeo-dealer.
Maak het bedieningspaneel alleen met
een zachte, droge en antistatische doek
schoon. Schoonmaak- en glansmiddelen
kunnen het front beschadigen.
Behandel het display met zorg. Als er
scherpe voorwerpen worden gebruikt kun-
nen er krassen en beschadigingen op het
display ontstaan.
Maak het display alleen met een zach-
te, schone en droge doek schoon.
Schoonmaak- en glansmiddelen kunnen
het display beschadigen.
COMPACT DISC
Als u de CD-speler gebruikt, houd er dan
rekening mee dat door de aanwezigheid
van vuil of vingerafdr ukken op de CD er
een onderbreking in de weergave en een
slechte geluidskwaliteit kan ontstaan.
Hetzelfde gebeurt als per ongeluk de CD
wordt gebogen.
Voor een perfecte weergave geven wij u
de volgende tips:
Gebruik alleen CD’s met het merkte-
ken:
Verwijder eventuele vingerafdr ukken
en stof van het CD-opper vlak m.b.v. een
zachte doek. Houd de CD bij de randen
vast en reinig de CD vanuit het midden
naar de randen.
Gebruik voor het schoonmaken nooit
chemische producten (bijv. antistatische
sprays of thinner) omdat hierdoor het op-
pervlak van de CD kan worden bescha-
digd.
Berg na het beluisteren de CD weer
op in het doosje om te voorkomen dat er
vlekken of krassen ontstaan die de weer-
gave kunnen verstoren.
Stel de CD’ s niet bloot aan war mte-
bronnen, zonnestraling of vochtigheid om
te voorkomen dat de CD’s vervormen.
Op het weergave-opper vlak van de
CD mag niets geplakt en geschreven wor-
den.
Oefen geen druk op het
display uit tijdens het rei-
nigen. Als er scherpe of
harde voorwerpen worden ge-
bruikt, kunnen er krassen en be-
schadigingen op het display ont-
staan. Raak het display niet met
de vingers aan. Raak bij breuk de
vloeistof die kan wegvloeien niet
aan; als deze vloeistof in contact
komt met de huid, moet de huid
onmiddellijk worden gewassen
met water en zeep.
NAVIGATIESYSTEEM
100
B
B
E
E
D
D
I
I
E
E
N
N
I
I
N
N
G
G
S
S
K
K
N
N
O
O
P
P
P
P
E
E
N
N
fig. 1
A0B0304b
NAVIGATIESYSTEEM
101
1 - Toets
T
: frontpaneel openen
2 - Keuzetoets
ù§
. De functie van
de keuzetoets hangt af van het betreffen-
de menu en van de manier waarop het
systeem werkt
3 - Toets AUD: menu geluidsinstellin-
gen openen
4 - Toets TA: RDS-TA (Traffic Announce-
ment) in-/uitschakelen
5 - Display
6 - Toets Info i:
a) als tijdens de routebegeleiding op
deze toets wordt gedr ukt, wordt de laat-
ste gesproken mededeling van het navi-
gatiesysteem herhaald en wordt de inge-
voerde bestemming getoond
b) weergave van alle onderdelen van
het menu die eindigen met “…”
7 - Toets
k
: “FILE VERMIJDEN” (al-
ternatief traject) inschakelen
8 - Toets T: TIM (Traffic Information
Memory) en TMC (Traffic Message Chan-
nel) inschakelen
9 - Toets ESC:
a) menu afsluiten zonder de wijzigin-
gen op te slaan
b) naar het vorige scher m/menu te-
rugkeren
10 - Toets MEN: menu instellingen in-
schakelen
11 - Draaiknop/toets
De draaiknop/toets heeft de volgende
functies:
a) draaien: selecteren van onderdelen
die op het display getoond worden
b) indrukken: keuze bevestigen (OK-
toets)
c) langer dan 2 seconden indr ukken:
keuze tussen 2- of 3-dimensionale weer-
gave van de pictogrammen bij inge-
schakeld navigatiesysteem en bevestigen
ingevoerde gegevens
12 - Toets NAV: navigatiesysteem in-
schakelen
13 - Multifunctionele toetsen
§
;
de functie van deze toetsen hangt af van
de inhoud van het menu
14 - Multifunctionele toetsen
§
;
de functie van deze toetsen hangt af van
de inhoud van het menu
15 - CD-C: CD-speler (als al een audio-
CD is geplaatst) of CD-wisselaar inschake-
len
16 - Draaiknop/toets
De draaiknop/toets heeft de volgende
functies:
a) draaien: volumeregeling en over-
schakeling naar Mute
b) even ingedrukt houden (ongeveer 2
seconden): navigatiesysteem in-/uit-
schakelen
c) kort indrukken (minder dan 2 secon-
de): Mute
17 - TUN: Radio inschakelen
18 - CD-lade
19 - CD-uitwerptoets
20 - Knipperend lampje CD-lade (audio-
of navigatie-CD)
fig. 2
A0B0307b
NAVIGATIESYSTEEM
102
BEDIENINGSKNOPPEN OP HET
STUURWIEL (indien aanwezig)
(fig. 3)
De bedieningsknoppen van de belangrijkste
functies van de autoradio zijn ook o p het
stuurwiel geplaatst, zodat u de autoradio
nog eenvoudiger kunt bedienen:
1. Toets voor verhogen volume
2. Toets voor verlagen volume
3. Toets voor Mute-functie
4. Keuzetoets voor golfband (FM1, FM2,
FMT, FMC, MW) of beschikbare audiobron
(Radio, CD-speler of CD-wisselaar)
5. Multifunctionele toets:
– Radio: opgeslagen stations oproepen
CD-speler: kort indrukken: vol-
gend muziekstuk selecteren
even ingedrukt houden : weerge-
geven muziekstuk snel vooruitspoelen
CD-wisselaar (indien aanwe-
zig): kort indrukken: volgend
muziekstuk selecteren even in-
gedrukt houden: weergegeven
muziekstuk snel vooruitspoelen
6. Multifunctionele toets:
– Radio: opgeslagen stations oproepen
CD-speler: kort indrukken: vorig
muziekstuk selecteren
even ingedrukt houden : weerge-
geven muziekstuk snel terugspoelen
– CD-wisselaar (indien aanwezig)kort
indrukken: vorig muziekstuk selecte-
ren
even ingedrukt houden : weerge-
geven muziekstuk snel terugspoelen
Toetsen voor volumeregeling
(1), (2) en (3)
De toetsen voor het regelen van het volu-
me (1) en (2) en voor het in/uitschakelen
van de Mute-functie (3) werken op dezelfde
wijze als de toetsen op de autoradio.
Keuzetoets voor golfband
en audiobronnen (4)
Door telkens kort toets (4) in te drukken,
kunt u kiezen uit de beschikbare golfbanden
en audiobronnen.
De beschikbare golfbanden/audiobronnen
zijn: FM1, FM2, FMT, FMC, MW,CDC.
Multifunctionele toetsen (5) en (6)
Met de multifunctionele toetsen ( 5) en
(6) kunt u de opgeslagen stations oproe-
pen, de volgende CD/het volgende muziek-
stuk of de vorige CD/het vorige muziekstuk
zoeken tijdens het luisteren naar de CD-wis-
selaar.
Druk op toets ( 5) om de opgeslagen sta-
tions in oplopende volgorde te selecteren of
de volgende CD/het volgende muziekstuk
te beluisteren.
Druk op toets ( 6) om de opgeslagen sta-
tions in aflopende volgorde te selecteren of
de vorige CD/ het vorige muziekstuk te be-
luisteren.
fig. 3
A0B0357b
NAVIGATIESYSTEEM
103
W
W
E
E
R
R
K
K
I
I
N
N
G
G
NAVIGATIESYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Druk ongeveer 1 seconde op de draai-
knop/toets (16) om het navigatiesys-
teem in te schakelen. Het systeem geeft
de laatst beluisterde audiobron weer op
het vooraf ingestelde volumeniveau.
BELANGRIJK Als u het systeem uit-
schakelt en ver volgens weer inschakelt,
wordt de bron weergegeven op het volu-
meniveau van voor de uitschakeling. Als
het volumeniveau echter hoger was dan
het ingestelde niveau, wordt de audio-
bron weergegeven op het ingestelde volu-
meniveau.
Zie voor het instellen van het volume bij
inschakeling “Volumeregeling bij inscha-
keling, TA-informatie, berichten en snel-
heidsafhankelijke volumeregeling (svr)”
in het hoofdstuk “Standaardinstellingen
regelen”.
In-/uitschakelen
bij uitgezette motor
Het navigatiesysteem kan ook gebr uikt
worden als de motor uitstaat (contact-
sleutel in stand STOP).
Om het apparaat in te schakelen, moet
u ongeveer 1 seconde de draaiknop/toets
(16) indrukken.
BELANGRIJK Als de contactsleutel
in stand STOP staat, schakelt na onge-
veer 1 uur het apparaat automatisch uit
om te voorkomen dat de accu van de au-
to ontlaadt. Als u de motor star t, wordt
de tijdslimiet opgeheven.
KEUZEMOGELIJKHEID
WERKING
Ga als volgt te werk om de gewenste
bron te selecteren:
– druk op de toets TUN (17) om de
Radio in te schakelen;
druk op de toets CD-C ( 15) om de
CD-speler of CD-wisselaar (indien aanwe-
zig) in te schakelen;
druk op de toets NA V (12) om het
navigatiesysteem in te schakelen.
Als een bron is geselecteerd, ver-
schijnt het bijbehorende hoofd-
menu/hoofdscherm.
NAVIGATIESYSTEEM
104
VOLUMEREGELING
Volume verhogen: draai de draai-
knop/toets (16) rechtsom.
Volume verlagen: draai de draai-
knop/toets (16) linksom.
Tijdens het instellen van het volume,
wordt het volumeniveau grafisch op het
display weergegeven (deze grafische
weergave verschijnt alleen bij het hoofd-
menu van de audiobron) (fig. 4).
BELANGRIJK Als u naar een gespro-
ken bericht van het navigatiesysteem luis-
tert, kan het volume onafhankelijk van
het standaardvolume van de audiobron
gewijzigd worden.
Een te hoog volume tij-
dens het rijden kan zowel
uw leven als het leven
van anderen in gevaar brengen.
Wij raden u dan ook aan om het
volume altijd zo te regelen dat
geluiden van buiten (bijv .
claxons, sirenes van ambulance,
brandweer, politie e.d.) hoorbaar
blijven.
DISPLAY fig. 5
Als de buitenverlichting wordt ingescha-
keld, schakelt de nachtverlichting in (om-
gekeerde kleuren)(fig. 6). Als u over-
dag de koplampen hebt ingeschakeld,
kunt u de nachtverlichting uitschakelen,
zie de paragraaf “Display instellen” in het
hoofdstuk “Standaardinstellingen rege-
len”.
fig. 4
A0B3021i
fig. 5
A0B3095i
fig. 6
A0B3222i
NAVIGATIESYSTEEM
105
KLANKKLEURREGELING
(MENU AUD)
U kunt de “bassen” en “hoge tonen”
voor iedere audiobron gescheiden instel-
len. De Balans, Fader en Loudness kun-
nen niet gescheiden worden geregeld.
Stel het geluid als volgt in:
1) Selecteer de gewenste audiobron
(Radio, CD-speler of CD-wisselaar , indien
aanwezig) met de toetsen TUN ( 17),
CD-C (15).
2) Druk op de toets AUD ( 3) op het
display verschijnt het audio-menu voor
het instellen van het geluid (fig. 7).
3) Draai de draaiknop/toets ( 11) tot-
dat het gewenste menupunt is geselec-
teerd.
4) Druk de draaiknop/toets ( 11) in
om het geselecteerde menupunt (“BAS-
SEN”, “HOGE TONEN”, enz.) te bevesti-
gen (fig. 8).
5) Draai de draaiknop/toets ( 11) om
de gewenste instelling te regelen.
BELANGRIJK Als de auto is uitger ust
met het Bose hifi-systeem, kan de waar-
de van de Loudness niet geregeld worden
(fig. 9).
fig. 7
A0B3096i
De gewijzigde waarden kunt u opslaan
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken.
Als u de gewijzigde waarden niet wilt
opslaan en u terug wilt keren naar het vo-
rige menu, moet op toets ESC (9) wor-
den gedrukt.
BELANGRIJK Als u op geen enkele
toets drukt, verschijnt na 30 seconden
automatisch het vorige menu op het dis-
play.
fig. 9
A0B3223i
fig. 8
A0B3097i
NAVIGATIESYSTEEM
106
R
R
A
A
D
D
I
I
O
O
NAAR DE RADIO LUISTEREN
Als u de toets TUN ( 17) indrukt, ver-
schijnt het hoofdmenu van de radio ( fig.
10) en wordt afgestemd op het laatste
station dat u beluisterde voor het uitscha-
kelen. Op de bovenste regel van het dis-
play wordt het volgende weergegeven:
het station waarop was afgestemd voor
de uitschakeling van het audio/navigatie-
systeem en de 6 beschikbare stations op
de golfband. Op de onderste regel van
het display wordt altijd, behalve bij het
AUDIO-menu, het volgende weergegeven:
de aanwezigheid van een audio- of navi-
gatie-CD, de golfband waar op is afge-
stemd (bijv. FM1), de T A-status of de
TMC-status.
fig. 10
A0B3095i
fig. 11
A0B3000i
fig. 12
A0B3102i
GOLFBAND SELECTEREN
U kunt programma’s op de FM- of MW -
golfband (middengolf) ontvangen ( fig.
11). Druk bij ingeschakelde radio op de
toets TUN ( 17) om de gewenste golf-
band te selecteren.
Radiostations selecteren
Met de multifunctionele toetsen
§
(13 en 14)
kunt u de opgeslagen sta-
tions selecteren (kor t indrukken) of
andere stations opslaan (even inge-
drukt houden).
AFSTEMMEN OP FM-STATIONS
Automatische afstemming
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen (fig.
12).
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift SEARCH totdat de indicatie
$
of
§
(de standaardinstelling is
§
”)
verschijnt.
3) Druk op de keuzetoets
§
of
ù
(2) om het zoeken naar stations te star-
ten.
NAVIGATIESYSTEEM
107
BELANGRIJK Als de T A-functie is in-
geschakeld, worden alleen de stations op-
geslagen die verkeersinfor matie uitzen-
den (opschrift TP op het display).
Handmatige afstemming
Ga voor het handmatig afstemmen als
volgt te werk:
1) Schakel de RDS-functie uit (zie de
paragraaf “RDS-functie” in dit hoofdstuk)
zodat de frequentie zichtbaar wordt.
2) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen ( fig.
12).
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift SEARCH totdat de indicatie
$
ver-
schijnt.
4) Druk op de keuzetoets
§
of
ù
(2) om het handmatig zoeken naar sta-
tions te starten.
De frequentie wisselt trapsgewijs met
100 kHz op de FM-golfband en met 9
kHz op de MW-golfband.
STATIONS OPSLAAN
Er kunnen maximaal 24 FM-stations
verdeeld over vier golfbanden (FM1,
FM2, FMT en FMC) en 6 MW -stations
worden opgeslagen.
Handmatig opslaan
Ga voor het handmatig opslaan van
stations als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets TUN (17); op het display verschijnt
het functiemenu van de radio (fig. 13).
2) Selecteer de gewenste FM-golfband
(FM1, FM2, FMT, FMC) of MW -golfband
met toets ( 13) of 14). Na de keuze
wordt automatisch teruggekeerd naar het
hoofdmenu van de radio.
3) Stem af op het station door de keu-
zetoets
§
of
ù
(2) in te drukken.
4) Druk op de toets ( 13) of (14) die
overeenkomt met de geselecteerde golf-
band en houd de toets ingedr ukt totdat
het volume wordt onderdrukt (het signaal
dat het station is opgeslagen). De fre-
quentie of de naam van het opgeslagen
station verschijnen op het display op de
vooraf ingestelde positie.
fig. 13
A0B3000i
NAVIGATIESYSTEEM
108
Ga voor het automatisch opslaan van sta-
tions (T-STORE) als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets TUN ( 17); op het display verschijnt
het functiemenu van de radio.
2) Druk op de toets ( 13) bij het opschrift
PAGINA 2.
3) Druk op de toets ( 14) bij het opschrift
T-STORE (fig. 14).
Als de functie T ravelstore is ingeschakeld,
dan wordt op de bovenste regel van het dis-
play de voor tgang van de procedure, uitge-
drukt in procenten, weergegeven.
Als de stations zijn opgeslagen, wordt auto-
matisch afgestemd op de FMT -golfband en
wordt gevraagd of u de zojuist opgeslagen
stations kort wilt beluisteren.
fig. 14
A0B3004i
AUTOMATISCH OPSLAAN
TMCSTORE
Het navigatiesysteem kan op de FMC-
golfband automatisch de 6 stations met
het sterkste ontvangstsignaal in het ge-
bied waarin u rijdt, opslaan.
BELANGRIJK De op de FMC-golfband
opgeslagen stations worden ver vangen
als nieuwe stations worden opgeslagen
door middel van TMC STORE.
BELANGRIJK De functie TMCSTORE
kan alleen worden ingeschakeld als reeds
eenmaal een navigatie-CD is geplaatst
van het land waarin wordt gereden. Deze
CD moet de TMC-informatie ondersteunen
(op het etiket van de CD staat TMC ver-
meld).
Ga voor het automatisch opslaan van
stations (TMCSTORE) als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets TUN (17); op het display verschijnt
het functiemenu van de radio (fig. 13).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PAGINA 2.
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift TMCSTORE (fig. 15).
Automatisch opslaan
T-STORE
Op de FMT-golfband kunnen automa-
tisch de 6 stations met het sterkste ont-
vangstsignaal in het gebied waarin u rijdt,
worden opgeslagen.
Met de TA-functie (Traffic Announce-
ment) worden alleen de 6 stations met
het sterkste ontvangstsignaal opgeslagen
die verkeersinformatie kunnen uitzenden.
BELANGRIJK De opgeslagen stations
worden vervangen als stations worden
opgeslagen met de functie T-STORE.
fig. 15
A0B3005i
NAVIGATIESYSTEEM
109
Als de functie TMCSTORE is ingescha-
keld, dan wordt op de bovenste regel van
het display de voortgang van de procedu-
re, uitgedrukt in procenten, weergegeven.
Als de stations zijn opgeslagen, worden
alle op de FMC-golfband opgeslagen sta-
tions enkele seconden weergegeven.
Daarna wordt automatisch afgestemd op
het eerste opgeslagen station.
BELANGRIJK Het automatisch op-
slaan van stations met de functie TMC-
STORE kan enige tijd in beslag nemen
omdat alle op de FMC-golfband te ont-
vangen TMC-stations worden afgezocht.
SCAN-FUNCTIE
Als de SCAN-functie is ingeschakeld,
wordt er over de gehele golfband naar
stations gezocht die te ontvangen zijn. Ie-
der station wordt 10 seconden weergege-
ven; de SCAN-functie schakelt automa-
tisch uit als de gehele golfband is doorlo-
pen. Bij ingeschakelde TA-functie wordt er
alleen naar stations gezocht die verkeers-
informatie kunnen uitzenden. Als op een
van deze stations wordt afgestemd, ver-
schijnt op de onderste regel van het dis-
play het symbool TP of T A als de functie
Traffic Announcement is ingeschakeld.
fig. 16
A0B3006i
Ga voor het inschakelen van de SCAN-
functie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets TUN (17); op het display verschijnt
het functiemenu van de radio.
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PAGINA 2.
3) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift SCAN ( fig. 16); het zoeken be-
gint en op het display verschijnt het op-
schrift SCAN zolang er gezocht wordt
(fig. 17).
Druk op de toets ESC ( 9) om de SCAN-
functie uit te schakelen; de SCAN-functie
wordt onderbroken bij het laatst ontvan-
gen station.
fig. 17
A0B3008i
NAVIGATIESYSTEEM
110
Met het RDS wordt automatisch op de
optimale frequentie van het door u beluis-
terde station afgestemd (alter natieve fre-
quentie). Dit systeem werkt alleen bij sta-
tions die deze functie ondersteunen. Hier-
door kan altijd naar hetzelfde station ge-
luisterd worden, zonder dat opnieuw
moet worden afgestemd als u in een an-
dere regio komt. Uiteraard moet het sta-
tion ontvangen kunnen worden in het be-
treffende gebied.
Bij ingeschakelde RDS verschijnen op
het display de naam van het station
(maximaal 8 tekens) waarop is afge-
stemd (Program Ser vice) en de status
van de verkeersinformatie. Het navigatie-
systeem zal de optimale ontvangstfre-
quentie zoeken van het gewenste sta-
tion.
In-/uitschakelen
Ga voor het gebr uik van het RDS als
volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen ( fig.
19).
TMC-SCAN FUNCTIE
Met deze functie wordt er over de gehe-
le FMC-golfband naar stations gezocht die
te ontvangen zijn.
Ga voor het inschakelen van de TMC
SCAN-functie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets TUN (17); op het display verschijnt
het functiemenu van de radio (fig. 13).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PAGINA 2.
3) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift TMC-SCAN (fig. 18); het zoeken
begint en op het display verschijnt het op-
schrift TMC-SCAN zolang er gezocht
wordt.
Druk voor het uitschakelen van de TMC
SCAN-functie, of om te blijven luisteren
naar een station dat tijdens het zoeken ge-
vonden is, op de toets (9); de TMC SCAN-
functie wordt onderbroken bij het laatst
ontvangen station.
RDS-FUNCTIE
(RADIO DATA SYSTEM)
Dankzij het Radio Data System wordt
de geluidsweergave van stations op de
FM-band (frequentiemodulatie) verbe-
terd.
fig. 18
A0B3007i
fig. 19
A0B3001i
NAVIGATIESYSTEEM
111
2) Druk meerdere keren op toets ( 14)
bij het opschrift RDS om een van de hier-
na beschreven menu-onderdelen (V AR,
FIX of OFF) te selecteren (de standaardin-
stelling is VAR):
FIX Radio RDS inschakelen. Aange-
zien bepaalde stations RDS niet
alleen gebruiken om hun naam
in beeld te krijgen, maar ook
voor reclameteksten, kunt u het
systeem zo instellen dat alleen
de naam van het station op het
display verschijnt.
VAR Standaardinstelling waarbij de
functie Radio RDS volledig is in-
geschakeld. Ook reclameteksten
worden op het display weerge-
geven.
OFF De functie Radio RDS wordt uit-
geschakeld. De stations worden
onderscheiden door middel van
de frequentie-aanduiding op het
display (bijvoorbeeld: 87.5). Bij
deze instelling blijft ook de T A-
functie uitgeschakeld.
REG-FUNCTIE
Op bepaalde uren van de dag zenden
enkele stations regionale programma’ s
uit. Als de functie is uitgeschakeld en u
hebt afgestemd op een regionaal station
dat in een bepaald gebied uitzendt, dan
zult u als u in een ander gebied komt,
het regionale station van dat nieuwe ge-
bied ontvangen.
In-/uitschakelen
Om de REG-functie in te schakelen,
moet op een FM-golfband zijn afgestemd.
Ga als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen ( fig.
20).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift REG; op het display verschijnt ON of
OFF. De standaardinstelling is OFF (functie
uitgeschakeld). Bij ingeschakelde functie
wisselt de frequentie alleen als het station
niet meer op de huidige frequentie is te
ontvangen.
PTY-FUNCTIE
(PROGRAM TYPE)
De PTY-functie is verbonden met het
RDS. De stations maken via PTY de in-
houd (POP, ROCK, enz.) van hun pro-
gramma’s bekend, waardoor een keuze
kan worden gemaakt.
Als u bij ingeschakelde PTY -functie een
nieuw station selecteert, verschijnt enkele
seconden de inhoud van het programma
op het display . Als het station daarente-
gen de PTY-functie niet bezit, wordt de in-
houd niet weergegeven.
fig. 20
A0B3001i
NAVIGATIESYSTEEM
112
In-/uitschakelen
Ga voor het in-/uitschakelen van de
PTY-functie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen (fig.
20).
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift PTY; op het display verschijnt ON
(functie ingeschakeld) of OFF (functie uit-
geschakeld). De standaardinstelling is
ON.
Bij ingeschakelde PTY-functie verschijnt
PTY op het display (fig. 21) als u op
een radiostation afstemt.
Alarmberichten ontvangen
Bij ingeschakelde PTY-functie kunnen er
alarmberichten worden ontvangen (bij-
voorbeeld: smogalarm). In dat geval zal
op het display een gevaarindicatie ver-
schijnen en wordt de alar mmelding weer-
gegeven op het volumeniveau dat is inge-
steld voor de verkeersinformatie.
Als u de alar mberichten wilt onderbre-
ken, moet de toets MEN ( 10) of ESC
(9) worden ingedrukt.
TA-FUNCTIE
(TRAFFIC ANNOUNCEMENT)
In-/uitschakelen
De functie kan alleen worden ingescha-
keld als op een FM-golfband is afge-
stemd.
Als naar de CD-speler of de CD-wisselaar
(indien aanwezig) wordt geluisterd of het
navigatiesysteem is ingeschakeld, en de
toets TA (4) wordt ingedrukt, schakelt de
radio over naar de FM-golfband en scha-
kelt de TA-functie in: de audiobron veran-
dert niet en op het display verschijnt het
opschrift “TA”.
Bij ingeschakelde TA-functie kan ook
verkeersinformatie worden ontvangen als
de CD-speler of CD-wisselaar (indien aan-
wezig) of het navigatiesysteem is inge-
schakeld. Als er verkeersinformatie
wordt uitgezonden, wordt er automa-
tisch afgestemd op het programma dat
verkeersinformatie uitzendt. Na de ver-
keersinformatie schakelt het navigatie-
systeem automatisch terug naar de bron
die u beluisterde.
Druk om de T A-functie uit te schakelen
op toets TA (4).
fig. 21
A0B3003i
NAVIGATIESYSTEEM
113
BELANGRIJK Als u met ingeschakel-
de TA-functie naar de radio luister t en u
het ontvangstgebied verlaat van het sta-
tion dat verkeersinformatie uitzendt of dit
station is niet meer te ontvangen, hoort u
een waarschuwingssignaal (een “biep”);
in dit geval wordt de TP-functie (T raffic
Program) automatisch ingeschakeld.
Verkeersinformatie
onderbreken
Als u bij ingeschakelde TA-functie de ver-
keersinformatie wilt onderbreken, moet
de toets TA (4) of MEN (10) worden in-
gedrukt, of op een ander station worden
afgestemd.
TMC-FUNCTIE
(TRAFFIC MESSAGE CHANNEL)
Met de TMC-functie kan verkeersinfor-
matie worden ontvangen. Het navigatie-
systeem analyseert de informatie en
“leidt” de bestuurder naar de vooraf inge-
voerde bestemming.
Niet alle stations ondersteunen de TMC-
functie waardoor het kan gebeuren dat er
in bepaalde gebieden geen verkeersinfor-
matie wordt ontvangen.
Als de functie “Dynamische routebege-
leiding” is ingeschakeld (zie “Dynami-
sche routebegeleiding” in het hoofdstuk
“Navigatiesysteem inschakelen”), stemt
het navigatiesysteem automatisch af op
een TMC-station.
Als u naar een TMC-station luister t, ver-
schijnt op de onderste regel van het dis-
play het opschrift “TMC”.
U kunt maximaal 6 TMC-stations op-
slaan in het FMC-geheugen (zie de para-
graaf “Automatisch opslaan TMCSTO-
RE”).
Met deze functie is het dus mogelijk de
6 stations met het sterkste ontvangstsig-
naal in het gebied waarin u rijdt, op te
slaan.
Weergave opgeslagen TMC-be-
richten
Ga voor weergave van de TMC-berichten
met verkeersinformatie als volgt te werk:
1) Druk op de toets T (8).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift T-INFO (fig. 22).
Op het display verschijnt het laatste be-
richt. Op de bovenste regel van het display
wordt het aantal weergegeven berichten
getoond en het aantal opgeslagen berich-
ten. Het laatste bericht krijgt nummer 1
toebedeeld.
3) Selecteer m et de draaikno p/toets
(11) een van de berichten.
4) Druk na het lezen van het gewenste
bericht of de gewenste berichten op de
toets T (8) of ESC ( 9) om het raadple-
gen te beëindigen.
BELANGRIJK TMC-berichten die be-
trekking hebben op verkeerssituaties op
100 km of meer van de auto worden niet
door de TMC-functie verwerkt.
fig. 22
A0B3009i
NAVIGATIESYSTEEM
114
SHARX-FUNCTIE
Als u op een FM-station hebt afge-
stemd, kan het ontvangstsignaal zo nu
en dan gestoord worden. Dit wordt ver-
oorzaakt door nabij gelegen stations. Met
de SHARX-functie kunnen de storingen
worden verminderd.
In-/uitschakelen
Ga voor het in-/uitschakelen van de
SHARX-functie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10) op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen ( fig.
23).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift SHARX; op het display verschijnt
ON (functie ingeschakeld) of OFF (functie
uitgeschakeld). De standaardinstelling is
ON.
R-TXT-FUNCTIE
R-TXT (Radiotext) is een ser vice die
door enkele RDS-stations wordt geleverd.
De functie Radiotext lever t niet alleen de
naam van het station maar ook infor ma-
tie over het uitgezonden programma of
geeft de titel aan van het weergegeven
muziekstuk.
In-/uitschakelen
Ga voor het in-/uitschakelen van de
Radiotext-functie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN ( 10); op het display ver-
schijnt het menu voor de radio-instellin-
gen (fig. 23).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift R-TXT; op het display verschijnt
ON (functie ingeschakeld) of OFF (func-
tie uitgeschakeld). De standaardinstel-
ling is OFF.
Als op het display het opschrift“ Radio-
text” verschijnt en u wilt bijvoorbeeld
op een ander station afstemmen, ga
dan als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets TUN (17) of op de toets (13) of
(14); op het display verschijnt het
functiemenu van de radio met uitzonde-
ring van de Radiotext-functie.
2) Op een ander station afstemmen:
in dit geval verschijnt de Radiotext-func-
tie, indien beschikbaar, op het display.
fig. 23
A0B3001i
NAVIGATIESYSTEEM
115
fig. 24
A0B3009i
TIM-FUNCTIE
Het systeem is voor zien van een digi-
taal spraakgeheugen waarin automatisch
maximaal 14 berichten met verkeersinfor-
matie (met een totale duur van maxi-
maal 4 minuten) worden opgeslagen.
Afhankelijk van de lengte van de nieu-
we berichten worden eerdere berichten
gewist.
BELANGRIJK Berichten die langer
dan 4 minu ten duren worden n iet hele-
maal opgeslagen. In dit geval verschijnt
op het display het opschrift OVERFLOW.
Als tijdens het luisteren naar een TIM-be-
richt nieuwe verkeersinformatie wordt uit-
gezonden, dan wordt het eerste bericht
onderbroken en het nieuwe bericht uitge-
zonden.
Berichten met
verkeersinformatie opslaan
De verkeersinformatie wordt automa-
tisch opgeslagen (maximaal 14 berich-
ten) tijdens het beluisteren van stations
die verkeersinformatie kunnen uitzenden
of als de TIM-functie is ingeschakeld en
het systeem is uitgeschakeld.
De berichten kunnen 1 uur of 12 uur in
het geheugen blijven opgeslagen (zie de
volgende paragraaf “ Keuze registratietijd
van berichten met verkeersinformatie”).
Als wordt geluisterd naar een station dat
geen verkeersinformatie uitzendt en het
systeem wordt uitgeschakeld met inge-
schakelde TIM-functie, dan wordt, als het
systeem weer wordt ingeschakeld, auto-
matisch gezocht naar een station dat wel
verkeersinformatie uitzendt.
Keuze registratietijd van berich-
ten met verkeersinformatie
Ga als volgt te werk om bij ingescha-
keld apparaat de registratietijd te kiezen
van berichten met verkeersinformatie:
1
) Druk op de toets T ( 8): op het
display verschijnt het Traffic-menu (fig.
24).
2) Druk op de toets (14) bij het op-
schrift TIM, totdat de gewenste tijd ver-
schijnt: 1H = het bericht blijft 1 uur opge-
slagen; 12H = het bericht blijft 12 uur op-
geslagen of OFF (functie uitgeschakeld).
NAVIGATIESYSTEEM
116
BELANGRIJK Als op het display
het Traffic-menu is weergegeven, dan
kan de TIM-functie ook worden in-
/uitgeschakeld door de toets T ( 8)
langer dan 2 seconden in te drukken.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
verschijnt het opschrift “GOODBYE” op
het display en de registratietijd van de
eerder opgeslagen berichten.
Opgeslagen berichten met ver-
keersinformatie beluisteren
Ga als volgt te werk om de opgeslagen
berichten met verkeersinfor matie op te
vragen:
1
) Druk op de toets T ( 8): op het
display verschijnt het Traffic-menu (fig.
24).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift TIM-INFO: het laatst opgeslagen be-
richt krijgt het hoogste nummer (nummer
14) toegekend en wordt het eerst weer-
gegeven; daarna worden in aflopende
volgorde de andere berichten weergege-
ven. Het display toont de tijd waarop
het bericht dat beluisterd wordt, ontvan-
gen is.
Na het beluisteren van het laatste be-
richt schakelt het systeem automatisch
over naar de laatst geselecteerde audio-
bron (Radio, CD-speler of CD-wisselaar).
Ga als volgt te werk om te blijven luiste-
ren naar de laatst geselecteerde audio-
bron (Radio, CD-speler of CD-wisselaar)
zonder weergave van alle berichten met
verkeersinformatie:
– Druk op de toets T (8) of ESC (9).
NAVIGATIESYSTEEM
117
C
C
D
D
-
-
S
S
P
P
E
E
L
L
E
E
R
R
(
(
C
C
D
D
)
)
U kunt een audio-CD in de ingebouwde
speler of in de CD-wisselaar beluisteren
(indien aanwezig).
Tijdens de CD-weergave verschijnen op
het display het nummer van het muziek-
stuk en de speelduur of alleen het num-
mer van het muziekstuk (afhankelijk van
de gekozen instelling, zie “CD-functie in-
schakelen” in dit hoofdstuk.
In het hoofdmenu van de CD-speler
(fig. 25) staan alle nummers van de
muziekstukken op de CD en wordt het
beluisterde muziekstuk aangegeven. On-
der het muziekstuk staat een grafisch
symbool dat de speelduur aangeeft.
fig. 25
A0B3010i
Op de onderste regel van het display
verschijnt een symbool dat aangeeft dat
er naar een audio-CD wordt geluisterd en
wordt aangegeven of de CD’ s in een ge-
programmeerde volgorde worden afge-
speeld. Tevens worden de huidige audio-
bron (CD) en de TA- en TMC-status aange-
geven.
CD PLAATSEN/VERWIJDEREN
Ga voor het plaatsen van de CD als
volgt te werk:
1) Druk op de toets
T
(1) om het
frontpaneel te openen.
2) Druk op toets
ı
(19) om een even-
tueel geplaatste CD te verwijderen.
3) Plaats de audio-CD, met de bedrukte
zijde naar boven, in de opening aan de
rand van het geopende frontpaneel.
4) Druk de CD voor zichtig in de ope-
ning, totdat de CD automatisch in de spe-
ler wordt getrokken.
5) Sluit het frontpaneel.
Zodra u een audio-CD hebt geplaatst,
wordt de weergave automatisch gestar t.
Op het display verschijnt het hoofdmenu
van de CD-speler (fig. 25).
Ga voor het ver wijderen van de CD als
volgt te werk:
1) Druk op de toets
T
(1) om het
frontpaneel te openen.
2) Druk op de toets
ı
(19) aan de
binnenzijde van het frontpaneel (zie het
hoofdstuk “Bedieningsknoppen”); de CD
wordt voor de helft uitgeworpen.
3) Pak de CD vast bij de opening in het
midden en neem de CD geheel uit de zit-
ting.
4) Sluit het frontpaneel.
BELANGRIJK Open het frontpaneel
alleen voor het plaatsen en ver wijderen
van de CD. Als het frontpaneel langer dan
30 seconden geopend is, klinkt er een
geluidssignaal. Sluit het frontpaneel om
dat signaal te onderbreken.
NAVIGATIESYSTEEM
118
CD-WEERGAVE
(BIJ INGEBOUWDE SPELER)
Zodra u een audio-CD hebt geplaatst,
wordt de weergave automatisch gestart.
Als u naar een andere bron luistert en er
zit een CD in de ingebouwde speler , druk
dan op de toets CD-C ( 15). Op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van de CD-
speler (fig. 25) en de weergave van de
CD wordt gestart.
fig. 26
A0B3011i
fig. 27
A0B3012i
CD-SPELER INSCHAKELEN
Als de laatst beluisterde CD-bron de CD-
wisselaar (indien aanwezig) was en in de
CD -wisselaar zit ten minste één audio-
CD, ga dan als volgt te werk:
1) Druk op de toets CD-C ( 15) om het
CDC-functiemenu te openen; op het display
verschijnt het functiemenu van de CD-wis-
selaar (fig. 26).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift CD. Op het display verschijnt het
hoofdmenu van de CD-speler ( fig. 25)
en de weergave van de CD wordt gestart.
BELANGRIJK Als er geen CD in de
speler zit of als er per ongeluk een navi-
gatie-CD-ROM is geplaatst, zal op het dis-
play een waarschuwing verschijnen.
BELANGRIJK Als de ingebouwde CD-
speler geen enkele audio-CD bevat, ver-
schijnt op het display het symbool
S
voor het opschrift CD van het functie-
menu van de CD-speler.
Weergave speelduur/nummer
van
muziekstuk in-/uitschakelen
Ga als volgt te werk voor weergave van
de speelduur en het nummer van het be-
luisterde muziekstuk:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van de CD-speler.
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift TIME ( fig. 27); op het display
verschijnt ON (ingeschakeld) of OFF (uit-
geschakeld). De standaardinstelling is
ON.
NAVIGATIESYSTEEM
119
Verkeersinformatie ontvangen
Om de verkeersinfor matie in of uit te
schakelen (zie “TA-functie” in het vorige
hoofdstuk) tijdens de werking van de CD,
moet kort de toets T A (4) worden inge-
drukt: op de onderste regel van het
hoofdmenu van de CD-speler verschijnt
(functie ingeschakeld) of verdwijnt (func-
tie uitgeschakeld) het symbool TA.
VOLGENDE/VORIGE MUZIEK-
STUKKEN SELECTEREN
Als u een volgend muziekstuk wilt selec-
teren, moet u kort de keuzetoets
§
(2)
indrukken; als het laatste muziekstuk is
bereikt en u opnieuw de keuzetoets
§
(2) indrukt, wordt het eerste muziekstuk
op de CD geselecteerd.
Als u het muziekstuk wilt her halen of
een vorig muziekstuk wilt selecteren,
moet u kort keuzetoets
ù
(2) indruk-
ken; als het eerste muziekstuk is bereikt
en u opnieuw de keuzetoets
ù
(2) in-
drukt, wordt ter uggekeerd naar het laat-
ste muziekstuk van de CD.
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOOR-
UIT-/TERUGSPOELEN
Als u een bepaald gedeelte van het be-
luisterde muziekstuk opnieuw wilt beluis-
teren, kan dit geselecteerd worden: dr uk
tijdens de weergave op de keuzetoets
ù
of
§
(2) en houd de toets inge-
drukt; het muziekstuk wordt hoorbaar
vooruit-/teruggespoeld.
MIX-FUNCTIE (willekeurige
weergave van de muziek-
stukken)
Ga voor de willekeurige weergave van
de muziekstukken op de CD als volgt te
werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-speler op
de toets CD-C ( 15); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-speler
(fig. 28).
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift MIX.
Druk om de MIX-functie uit te schakelen
op de toets ESC (9).
De MIX-functie schakelt automatisch uit
als de SCAN-functie wordt ingeschakeld.
SCAN-FUNCTIE (alle muziek-
stukken op CD kort beluiste-
ren)
Ga als volgt te werk als u het begin van
alle muziekstukken op een CD wilt beluis-
teren:
1) Druk bij ingeschakelde CD-speler op
de toets CD-C ( 15); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-speler
(fig. 29).
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift SCAN.
Druk opnieuw op de toets ( 14) bij het
opschrift SCAN om de functie uit te scha-
kelen.
De SCAN-functie schakelt automatisch uit
als de MIX-functie wordt ingeschakeld.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige scherm.
fig. 28
A0B3013i
NAVIGATIESYSTEEM
120
REPEAT-FUNCTIE (muziekstuk-
ken op CD herhalen)
Met de functie REPEAT kan een muziek-
stuk worden herhaald.
Ga voor het inschakelen van de REPEA T-
functie als volgt te werk:
1) Selecteer bij ingeschakelde CD-speler
het gewenste muziekstuk met de keuze-
toets
ù
of
§
(2).
2) Druk op de toets CD-C ( 15); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-speler (fig. 30)
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift REPEAT (fig. 30).
4) Druk op de toets CD-C (15) om te-
rug te keren naar het hoofdmenu van de
CD-speler (fig. 25).
Het muziekstuk wordt her haald totdat
de functie REPEAT wordt uitgeschakeld.
Op de onderste regel van het hoofdmenu
van de CD-speler verschijnt het opschrift
RPT.
Om de REPEAT-functie uit te schakelen,
moet u de bij punt 2) en 4) beschreven
handelingen herhalen.
De REPEAT-functie schakelt automatisch
uit als de MIX- of SCAN-functie wordt in-
geschakeld.
PROGRAM-FUNCTIE
(muziekstukken op volgorde
programmeren)
U kunt uw favoriete muziekstukken op
volgorde programmeren en de weergave
van andere uitsluiten.
Gewenste volgorde instellen
Ga om de gewenste volgorde in te stel-
len als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-speler op
de toets CD-C ( 15); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-speler
(fig. 31).
fig. 30
A0B3015i
fig. 29
A0B3014i
fig. 31
A0B3019i
NAVIGATIESYSTEEM
121
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM; op het display ver-
schijnt het CD-programmeer menu (fig.
32). Als geen enkel muziekstuk is geko-
zen, kunnen de functies CLR PRG en RUN
niet geselecteerd worden (bij de functies
staat het symbool
S
).
3) Selecteer het eerste muziekstuk dat
u wilt invoeren met de keuzetoets
ù
of
§
(2).
4) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift ADD om het eerste muziekstuk in
te voeren.
5) Selecteer het volgende muziekstuk
met de keuzetoets
ù
of
§
(2) en
druk op de toets ( 13) bij het opschrift
ADD.
Herhaal deze procedure voor alle in de
volgorde op te nemen muziekstukken. De
geprogrammeerde volgorde blijft gehand-
haafd, ook als de CD wordt uitgenomen.
BELANGRIJK De muziekstukken kun-
nen alleen oplopend geprogrammeerd
worden (voorbeeld: 1, 4, 7, enz. en niet
3, 1, 4, enz.).
Geprogrammeerde muziekstuk-
ken wissen
Ga voor het wissen van geprogrammeer-
de muziekstukken als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-speler op
de toets CD-C ( 15); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-speler
(fig. 31).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM. U krijgt toegang tot het
CD-programmeermenu (fig. 32).
3) Selecteer met de keuzetoets
ù
of
§
(2) het muziekstuk dat gewist moet
worden.
4) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift SKIP.
Geprogrammeerde volgorde af-
spelen/onderbreken
Nadat de gewenste muziekstukken zijn
geprogrammeerd, moet u de toets ( 13)
bij het opschrift RUN (fig. 32) indruk-
ken.
Het laatst geprogrammeerde muziek-
stuk wordt als eerste weergegeven en op
het display verschijnt TPM.
Om de geprogrammeerde volgorde te
onderbreken maar niet te wissen, moet u
de toets ( 13) bij het opschrift RUN in-
drukken.
Een geprogrammeerde volgorde
wissen
Ga als volgt te werk om de geprogram-
meerde volgorde te wissen:
1) Druk bij ingeschakelde CD-speler op
de toets CD-C ( 15); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-speler
(fig. 31).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM. U krijgt toegang tot het
CD-programmeermenu (fig. 32).
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR PRG.
fig. 32
A0B3020i
NAVIGATIESYSTEEM
122
Alle geprogrammeerde volgordes
wissen
Ga om alle geprogrammeerde volgordes
uit het geheugen te wissen als volgt te
werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-speler op
de toets CD-C ( 15); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-speler
(fig. 31).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM. U krijgt toegang tot het
CD-programmeermenu (fig. 32).
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR ALL.
4) Er verschijnt een vraag op het dis-
play; selecteer JA met de draaiknop/
toets (11).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
CD NAME-FUNCTIE
(naam aan CD TOEKENNEN)
Met deze functie kunnen CD’ s van een
naam (met een lengte van maximaal 7
karakters) worden voorzien.
Bij de Sedan-uitvoeringen, waar voor
een Blaupunkt 10-CD-wisselaar is voor-
zien, blijft de naam die aan een CD is
toegekend in het geheugen opgeslagen,
ook als de CD wordt uitgenomen.
Ga voor het toekennen van een naam
als volgt te werk:
1) Druk op de toets CD-C ( 15); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-speler.
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift NAME (fig. 33); op het display
verschijnt het menu CD Name.
3) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift EDIT (fig. 34); op het display
verschijnt de speller (fig. 35).
Naam invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Draai de draaiknop/toets ( 11) om
de eerste letter van de naam te selecte-
ren die u aan de CD wilt geven: de gese-
lecteerde letter wordt rechts op het dis-
play getoond (fig. 35).
2) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen: de letter
wordt in de bovenste regel ingevoerd.
3) Voer de overige letters van de naam
op dezelfde wijze in.
Als de volledige naam is ingevoerd,
moet u de draaiknop/toets ( 11) langer
dan 2 seconden ingedr ukt houden of het
symbool
¯
selecteren en de
draaiknop/toets (11) indrukken. De
naam wordt op deze wijze opgeslagen en
vervolgens wordt het CD-functiemenu op-
geroepen. De naam van de CD verschijnt
in het gebied van de functies van het
hoofdmenu van de CD-speler.
NAVIGATIESYSTEEM
123
Letter wissen
Als u tijdens het invoeren van de naam
een letter wilt wissen, moet u op de toets
ESC (9) drukken of het symbool
¯
selecteren en de draaiknop/toets ( 11)
indrukken.
Naam van geselecteerde CD
wissen
Ga als volgt te werk:
1) Roep het menu CD Name op zoals
hiervoor beschreven.
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR NAME; de naam wordt gewist,
ook als u opnieuw de speller oproept.
Om het menu te verlaten, moet u het
symbool
¯
selecteren of langer dan 2 se-
conden de draaiknop/toets ( 11) indruk-
ken.
Namen van alle CD’s wissen
Ga als volgt te werk om de opgeslagen
namen van alle CD’s te wissen:
1) Roep het menu CD Name op zoals
hiervoor beschreven.
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR ALL; op het display verschijnt
de vraag om te bevestigen. Als u de na-
men van de CD’ s wilt wissen, selecteer
dan JA met de draaiknop/toets (11).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen. Als u daar-
entegen de namen niet wilt wissen, druk
dan op de toets ESC (9).
fig. 33
A0B3224i
fig. 34
A0B3248i
fig. 35
A0B3018i
NAVIGATIESYSTEEM
124
C
C
D
D
-
-
W
W
I
I
S
S
S
S
E
E
L
L
A
A
A
A
R
R
-
-
C
C
D
D
C
C
(
(
i
i
n
n
d
d
i
i
e
e
n
n
a
a
a
a
n
n
w
w
e
e
z
z
i
i
g
g
)
)
CD PLAATSEN/VERWIJDEREN
CD-wisselaar vullen (Sedan-uit-
voeringen) (fig. 36)
Ga voor het plaatsen van de CD’s in de
wisselaar als volgt te werk:
1) Trek aan het betreffende hendeltje A
om een van de tien compar timenten van
de houder te openen.
2) Plaats de CD en zorg er voor dat de
bedrukte zijde zich aan de juiste kant be-
vindt: als dit niet het geval is, dan werkt
de CD-wisselaar niet.
3) Sluit het compartiment.
4) Herhaal de procedure voor de ande-
re te plaatsen CD’s.
fig. 36
A0B0343b
Houder in de CD-wisselaar plaat-
sen
Plaats de schuifklep ( B-fig. 37) hele-
maal naar rechts, totdat hij blokkeert.
Plaats de houder (A-fig. 38) met de
pijl aan de bovenzijde geheel in de wisse-
laar.
Druk de houder in de wisselaar en sluit
de schuifklep ( D-fig. 39), om te voor-
komen dat er voorwerpen of stof in de
wisselaar kunnen dringen.
Houder uit de CD-wisselaar ver-
wijderen
Plaats de schuifklep ( B-fig. 37) hele-
maal naar rechts en dr uk op de uitwerp-
toets (EJECT E-fig. 40) op de CD-wis-
selaar: de houder wordt gedeeltelijk uit-
geworpen.
Trek de houder voor zichtig uit de wisse-
laar.
Sluit de schuifklep.
CD’s uit wisselaar verwijderen
Trek met het hendeltje de compar timen-
ten uit en ver wijder een voor een de
CD’s.
fig. 37
A0B0344b
fig. 38
A0B0435b
NAVIGATIESYSTEEM
125
CD-wisselaar vullen (Sportwa-
gon-uitvoeringen) (fig. 40)
Ga voor het plaatsen van de CD’s in de
wisselaar als volgt te werk:
1) Trek aan het betreffende hendeltje A
om een van de tien compar timenten van
de houder te openen.
2) Plaats de CD en zorg er voor dat de
bedrukte zijde zich aan de juiste kant be-
vindt: als dit niet het geval is, dan werkt
de CD-wisselaar niet.
3) Sluit het compartiment.
4) Herhaal de procedure voor de ande-
re te plaatsen CD’s.
fig. 40
A0B0347b
fig. 41
A0B0343b
fig. 39
A0B0364b
Houder in de CD-wisselaar plaat-
sen
Laat de klep zakken zoals door de pijl is
aangegeven (B-fig. 42).
Plaats de houder (A-fig. 43) met de
pijl aan de bovenzijde geheel in de wisse-
laar.
Druk de houder in de wisselaar en sluit
de klep zoals aangegeven door de pijl
(D-fig. 44), om te voorkomen dat er
voorwerpen of stof in de wisselaar kun-
nen dringen.
Houder uit de CD-wisselaar ver-
wijderen
Laat de klep (B-fig. 42) zakken
zoals door de pijl is aangegeven en dr uk
op de uitwerptoets ( EJECT E-fig. 45)
op de CD-wisselaar: de houder wordt
gedeeltelijk uitgeworpen.
Trek de houder voor zichtig uit de wisse-
laar.
Sluit de schuifklep (D-fig. 44).
NAVIGATIESYSTEEM
126
3) Druk op de toets (13) bij het op-
schrift CD.
BELANGRIJK Als u naar een CD wilt
luisteren die niet aanwezig is, dan wordt
automatisch de volgende CD weergeven.
CD-WEERGAVE MET CD-SPELER
(met cd-wisselaar,
indien aanwezig)
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets CD-C ( 15); op het
display verschijnt de laatst ingeschakelde
CD-bron.
2) Druk op de toets CD-C ( 15); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-wisselaar.
CD’s uit wisselaar verwijderen
Trek met het hendeltje de compar timen-
ten uit en ver wijder een voor een de
CD’s.
fig. 43
A0B0444b
fig. 45
A0B0442b
fig. 44
A0B0443b
fig. 42
A0B0441b
NAVIGATIESYSTEEM
127
CD-WEERGAVE
MET CD-wisselaar
(indien aanwezig)
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets CD-C ( 15); op het
display verschijnt de laatst ingeschakelde
CD-bron. Als de ingebouwde CD-speler
een audio-CD bevat, druk dan opnieuw op
de toets CD-C ( 15). Op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-wisse-
laar.
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift CDC.
CD-WISSELAAR INSCHAKELEN
(INDIEN AANWEZIG)
Als de laatst beluisterde CD-bron de CD-
wisselaar was, ga dan als volgt te werk:
druk op de toets CD-C ( 15); de weerga-
ve van de laatst beluisterde CD of de
eerst beschikbare CD in de CD-wisselaar
wordt automatisch gestart.
BELANGRIJK Als de laatst beluisterde
CD-bron de ingebouwde speler was, en de
audio-CD nog in de speler zit, wordt auto-
matisch die CD weergegeven
Ga als volgt te werk als er een audio-CD
in de ingebouwde CD-speler zit:
1) Druk op de toets CD-C ( 15); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-speler (fig. 46).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift CD.
Het hoofdmenu van de CD-wisselaar
(fig. 47) verschijnt. Op de bovenste re-
gel wordt het nummer van het muziek-
stuk en de speelduur getoond en in het
midden de namen van de eerste 5 in de
CD-wisselaar geplaatste CD’ s. Bovendien
verschijnt een menupunt waarmee u naar
de tweede pagina van het menu kunt
gaan.
BELANGRIJK Als in de CD-wisselaar
geen audio-CD aanwezig is, of als de ge-
plaatste CD’s verkeerd geplaatst of on-
leesbaar zijn, en u wilt deze beluisteren,
dan kunnen deze CD’s niet worden weer-
gegeven; op het display verschijnt het op-
schrift SCAN of een waarschuwing als na
inschakeling van het apparaat de CD-wis-
selaar is ingeschakeld met een lege hou-
der of een houder die tenminste een au-
dio-CD bevat.
fig. 46
A0B3022i
fig. 47
A0B3023i
NAVIGATIESYSTEEM
128
BELANGRIJK Als de CD-wisselaar niet
is aangesloten of niet werkt, verschijnt op
het display naast het opschrift CDC het
symbool
S
en wordt de keuze die met de
toets (13) gemaakt is, niet uitgevoerd.
U kunt de aanduiding van de speelduur
uitschakelen. Zie hier voor “Weergave
speelduur/nummer van het muziekstuk
in-/uitschakelen” in dit hoofdstuk.
Op het display vindt u naast de toetsen
(13 en 14) de nummers van de eerste
vijf CD’s van de CD-wisselaar.
Op de onderste regel van het display
verschijnen:
een symbool dat aangeeft of er een
audio-CD of navigatie-CD in de inge-
bouwde speler zit;
– een symbool voor de ingeschakelde
functies (MIX, SCAN, RPT);
een symbool voor de beluisterde au-
diobron;
een symbool voor de status van de
TA-functie (verkeersinformatie);
een symbool voor de status van de
TMC-functie.
Functiemenu CD-wisselaar (in-
dien aanwezig) openen
Om van het hoofdmenu van de CD-wis-
selaar naar het functiemenu van de CD-
wisselaar te gaan, moet u de toets CD-C
(15) indrukken. Op het display verschijnt
het functiemenu van de CD-wisselaar
(fig. 46).
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige scherm.
Instellingenmenu van de CD-wis-
selaar (indien aanwezig) openen
Om bij ingeschakelde CD-wisselaar het
instellingenmenu van de CD-wisselaar
(fig. 48) te openen, moet u de toets
MEN (10) indrukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige scherm.
CD selecteren
Ga voor het selecteren van een CD als
volgt te werk:
1) Druk op de toets CD-C ( 15);
op het display verschijnt het hoofdmenu
van de CD-wisselaar.
2) Druk op de toets (13 of 14) bij de
gewenste CD-indicatie.
Als bij ingeschakelde CD-wisselaar met
meer dan 5 CD’s de gewenste CD niet op
het display wordt weergegeven, moet u
de volgende pagina van het hoofdmenu
openen door de toets ( 13 of 14) bij de
indicatie CD6-CD10 of CD1-CD5 in te
drukken.
BELANGRIJK Als de ingebouwde CD-
speler geen audio-CD bevat, verschijnt op
het display het symbool
S
voor het op-
schrift CDC van het functie menu van de
CD-wisselaar, en kan de CD-wisselaar niet
worden ingeschakeld.
fig. 48
A0B3103i
NAVIGATIESYSTEEM
129
Weergave speelduur/nummer
van
muziekstuk in-/uitschakelen
Ga voor de weergave van het nummer
van het beluisterde muziekstuk als volgt
te werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
(indien aanwezig) op de toets MEN
(10); op het display verschijnt het instel-
lingenmenu van de CD-wisselaar (fig.
49).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift TIME; op het display verschijnt ON
(functie ingeschakeld) of OFF (functie uit-
geschakeld).
Verkeersinformatie tijdens het
beluisteren van een CD
Om de verkeersinfor matie in of uit te
schakelen (zie “TA-functie” in het hoofd-
stuk
RADIO”) tijdens de werking van de
CD-wisselaar (indien aanwezig), moet
kort de toets T A (4) worden ingedr ukt:
op de onderste regel van het hoofdmenu
van de CD-speler verschijnt (functie inge-
schakeld) of verdwijnt (functie uitgescha-
keld) het symbool TA.
VOLGENDE/VORIGE MUZIEK-
STUKKEN SELECTEREN
Als u een volgend muziekstuk wilt selec-
teren, moet u kort de keuzetoets
§
(2)
indrukken; als het laatste muziekstuk is
bereikt en u opnieuw de keuzetoets
§
(2) indrukt, wordt het eerste muziekstuk
op de CD geselecteerd.
Als u het muziekstuk wilt her halen of
een vorig muziekstuk wilt selecteren,
moet u ko rt keuzetoets
ù
(2) indruk-
ken; als het eerste muziekstuk is bereikt
en u opnieuw de keuzetoets
ù
(2) in-
drukt, wordt het laatste muziekstuk van
de CD geselecteerd.
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOOR-
UIT-/TERUGSPOELEN
Als u een bepaald gedeelte van het be-
luisterde muziekstuk opnieuw wilt beluis-
teren, kan dit geselecteerd worden: dr uk
tijdens de weergave op de keuzetoets
ù
of
§
(2) en houd de toets inge-
drukt; het muziekstuk wordt hoorbaar
vooruit-/teruggespoeld.
BELANGRIJK Na ongeveer 30 secon-
den verdwijnt het functiemenu van de CD-
wisselaar (indien aanwezig) als er geen
enkele handeling wordt uitgevoerd, en
keert u ter ug naar het hoofdscher m van
de CD-speler.
MIX-FUNCTIE
(willekeurige weergave van
de muziekstukken)
Met de functie MIX kunt u alleen de
muziekstukken van de huidige CD of alle
muziekstukken van alle CD’ s in de CD-
wisselaar (indien aanwezig) op willekeu-
rige volgorde afspelen.
Ga voor het inschakelen van deze func-
tie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
op de toets CD-C ( 15); op het display
verschijnt het functiemenu van de CD-wis-
selaar.
fig. 49
A0B3028i
NAVIGATIESYSTEEM
130
2) Druk op de toets ( 14) bij het
opschrift MIX (fig. 50); op de onderste
regel van het display verschijnt het
opschrift MIX.
3) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van de CD-wisselaar (fig. 51).
4) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift MIX om de gewenste optie te se-
lecteren:
CD voor de willekeurige weergave
van de muziekstukken op de CD die
u op het moment beluistert;
MAG voor de willekeurige weergave
van alle muziekstukken van alle CD’ s
in de CD-wisselaar.
Druk opnieuw op de toets ( 14) bij het
opschrift MIX om de functie uit te schake-
len.
De MIX-functie schakelt automatisch uit
als de SCAN- of REPEA T-functie wordt in-
geschakeld.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige scherm.
SCAN-FUNCTIE (alle muziek-
stukken op CD kort beluisteren)
Als de SCAN-functie is ingeschakeld, wor-
den alle muziekstukken, vanaf het muziek-
stuk dat op het moment beluisterd wo rdt,
kort (ongeveer 10 seconden) weergegeven.
Ga als volgt te werk als u alle muziekstuk-
ken op de CD kort wilt beluisteren:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar (in-
dien aanwezig) op de toets CD-C ( 15); op
het display verschijnt het functiemenu van de
CD-wisselaar.
2) Druk op de toets ( 14) bij het opschrift
SCAN; op de onderste regel van het display
verschijnt het opschrift SCAN (fig. 52).
3) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het instellingenmenu van
de CD-wisselaar (fig. 51).
4) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift SCAN om de gewenste optie te se-
lecteren:
CD voor het kor t beluisteren van de
muziekstukken op de CD die u op het
moment beluistert;
MAG voor het kort beluisteren van al-
le muziekstukken van alle CD’s in de
CD-wisselaar.
Druk opnieuw op de toets ( 14) bij het
opschrift SCAN om de functie uit te scha-
kelen.
De REPEAT-functie schakelt automatisch
uit als de MIX- of SCAN-functie wordt in-
geschakeld.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige scherm.
fig. 51
A0B3026i
fig. 50
A0B3024i
NAVIGATIESYSTEEM
131
REPEAT-FUNCTIE (muziekstuk-
ken op CD herhalen)
Met de functie REPEAT kan een muziek-
stuk of een CD worden herhaald.
Inschakelen
1) Selecteer tijdens het beluisteren van
de CD het gewenste muziekstuk of de ge-
wenste CD met de keuzetoets
ù
of
§
(2)
2) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
(indien aanwezig) op de toets CD-C
(15); op het display verschijnt het func-
tiemenu van de CD-wisselaar.
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift REPEAT (fig. 53); op de onderste
regel van het display verschijnt het op-
schrift RPT.
4) Druk om de REPEA T-functie in te
schakelen op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van de CD-wisselaar (fig. 51).
5) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift RPT om de gewenste optie te se-
lecteren:
TRK voor her haling van het muziek-
stuk dat op het moment beluisterd
wordt;
– CD voor herhaling van de gehele CD.
Het muziekstuk of de CD wordt her-
haald totdat de functie REPEA T wordt uit-
geschakeld. Op de onderste regel van het
hoofdmenu verschijnt het opschrift RPT.
Uitschakelen
Druk om de REPEA T-functie uit te scha-
kelen op de toets ESC (9).
De REPEAT-functie schakelt automatisch
uit als de MIX- of SCAN-functie wordt in-
geschakeld.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
PROGRAM-FUNCTIE
(muziekstukken op volgorde pro-
grammeren)
U kunt uw favoriete muziekstukken op
volgorde programmeren en de weergave
van andere uitsluiten.
Gewenste volgorde instellen
Ga om de gewenste volgorde in te stel-
len als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
(indien aanwezig) op de toets CD-C
(15); op het display verschijnt het func-
tiemenu van de CD-wisselaar.
fig. 53
A0B3027i
fig. 52
A0B3025i
NAVIGATIESYSTEEM
132
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM ( fig. 54); op het dis-
play verschijnt het CD-programmeermenu.
Als geen enkel muziekstuk is gekozen,
kunnen de functies CLR PRG en RUN niet
geselecteerd worden (bij de functies staat
het symbool
S
).
3) Selecteer met de keuzetoets
ù
of
§
(2) het eerste muziekstuk dat u wilt
invoeren.
BELANGRIJK De muziekstukken kun-
nen alleen oplopend geprogrammeerd
worden (voorbeeld: 1, 4, 7, enz. en niet
3, 1, 4, enz.).
4) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift CD.
5) Selecteer met de keuzetoets
ù
of
§
(2) het volgende muziekstuk en
druk op de toets ( 13) bij het opschrift
ADD om het muziekstuk toe te voegen.
Herhaal deze procedure voor alle in de
volgorde op te nemen muziekstukken. De
op deze manier geprogrammeerde volgor-
de blijft gehandhaafd, ook als de CD
wordt uitgenomen.
BELANGRIJK Als de CD weer in het
apparaat wordt geplaatst, verschijnt in
het hoofdmenu van de CD-speler een as-
terisk naast de aanduiding van de naam
van de CD.
Geprogrammeerde muziekstuk-
ken wissen
Ga voor het wissen van geprogrammeer-
de muziekstukken als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
(indien aanwezig) op de toets ( 15); op
het display verschijnt het functiemenu
van de CD-wisselaar.
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM (fig. 54). U krijgt toe-
gang tot het CD-programmeermenu (fig.
55).
3) Selecteer met de keuzetoets
ù
of
§
(2) het muziekstuk dat gewist moet
worden.
4) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift SKIP (fig. 55).
Geprogrammeerde volgorde af-
spelen/onderbreken
Nadat de gewenste muziekstukken zijn
geprogrammeerd, moet u de toets ( 13)
bij het opschrift RUN (fig.55) indruk-
ken.
Het laatst geprogrammeerde muziek-
stuk wordt als eerste weergegeven en
op het display verschijnt TPM.
Om de geprogrammeerde volgorde te
onderbreken maar niet te wissen, moet u
de toets ( 13) bij het opschrift RUN in-
drukken.
BELANGRIJK Bij ingeschakelde TPM-
functie is het niet mogelijk om een ande-
re CD te selecteren. Om een andere CD te
selecteren, moet de TPM-functie worden
uitgeschakeld.
fig. 54
A0B3029i
NAVIGATIESYSTEEM
133
Een geprogrammeerde volgorde
wissen
Ga als volgt te werk om de geprogram-
meerde volgorde te wissen:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
(indien aanwezig) op de toets CD-C
(15); op het display verschijnt het func-
tiemenu van de CD-wisselaar.
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM ( fig. 54) om het pro-
grammeermenu van de CD-wisselaar te
openen (fig. 55).
3) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift RUN (fig. 55).
4) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR PRG (fig. 55).
Volgordes en namen van de CD’s
uit het geheugen wissen
Ga als volgt te werk om alle geprogram-
meerde volgordes en de namen van de
CD’s uit het geheugen te wissen:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
(indien aanwezig) op de toets CD-C
(15); op het display verschijnt het func-
tiemenu van de CD-wisselaar.
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM ( fig. 54) om het pro-
grammeermenu van de CD-wisselaar te
openen.
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR ALL.
4) Er verschijnt een vraag op het dis-
play; selecteer JA met de draaiknop/
toets (11).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
CD NAME-FUNCTIE
(naam aan CD toekennen)
Met deze functie kunnen CD’ s van een
naam (met een lengte van maximaal 7
karakters) worden voorzien.
Bij de Sedan-uitvoeringen, waar voor
een Blaupunkt 10-CD-wisselaar is voor-
zien, blijft de naam die aan een CD is
toegekend in het geheugen opgeslagen,
ook als de CD wordt uitgenomen.
Ga voor het toekennen van een naam
als volgt te werk:
1) Druk op de toets CD-C ( 15); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-wisselaar (fig. 54).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift NAME (fig. 56); op het display
verschijnt het menu CD Name.
3) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift EDIT (fig. 57); op het display
verschijnt de speller (fig. 58).
Naam invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Draai de draaiknop/toets ( 11) om
de eerste letter van de naam te selecte-
ren die u aan de CD wilt geven: de gese-
lecteerde letter wordt rechts op het dis-
play getoond (fig. 58).
fig. 55
A0B3032i
NAVIGATIESYSTEEM
134
2) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen: de letter
wordt in de bovenste regel ingevoerd.
3) Voer de overige letters van de naam
op dezelfde wijze in.
Als de volledige naam is ingevoerd,
moet u de draaiknop/toets ( 11) langer
dan 2 seconden ingedr ukt houden of het
symbool
¯
selecteren en de
draaiknop/toets (11) indrukken. De
naam wordt op deze wijze opgeslagen en
vervolgens wordt het CD-functiemenu op-
geroepen (fig. 54). De naam van de CD
verschijnt in het gebied van de functies
van het hoofdmenu van de CD-speler.
fig. 56
A0B3247i
fig. 57
A0B3017i
fig. 58
A0B3018i
Letter wissen
Als u tijdens het invoeren van de naam
een letter wilt wissen, moet u op de toets
ESC (9) drukken of het symbool
¯
selecteren en de draaiknop/toets ( 11)
indrukken.
Naam van geselecteerde CD wis-
sen
Ga als volgt te werk:
1) Roep het menu CD Name op
(fig. 57) zoals hiervoor beschreven.
2) Druk op de toets (14) bij het opschrift
CLR NAME; de naam wordt gewist, ook als
u opnieuw de speller oproept.
Om het menu te verlaten, moet u het
symbool
¯
selecteren of langer dan 2 se-
conden de draaiknop/toets ( 11) indruk-
ken.
Namen van alle CD’s wissen
Ga als volgt te werk om de opgeslagen
namen van alle CD’s te wissen:
1) Roep het menu CD Name op
(fig. 57) zoals hiervoor beschreven.
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR ALL; op het display verschijnt
de vraag om te bevestigen. Als u de na-
men van de CD’ s wilt wissen, selecteer
dan JA met de draaiknop/toets (11).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen. Als u daar-
entegen de namen niet wilt wissen, druk
dan op de toets ESC (9).
NAVIGATIESYSTEEM
135
S
S
A
A
T
T
E
E
L
L
L
L
I
I
E
E
T
T
-
-
N
N
A
A
V
V
I
I
G
G
A
A
T
T
I
I
E
E
S
S
Y
Y
S
S
T
T
E
E
E
E
M
M
Met het satelliet-navigatiesysteem kunt
u snel en in alle veiligheid uw bestem-
ming bereiken. Als het systeem is inge-
schakeld, begeleiden de gesproken aan-
wijzingen de bestuurder naar de bestem-
ming. Op het display worden de route-
aanwijzingen, de afstand en de geschatte
tijd tot de bestemming weergegeven.
De positie van de auto wordt bepaald
met behulp van de elektronische signalen
van de snelheidsmeter en de gyroscoop,
en door de signalen die uitgezonden wor-
den door de satellieten van het GPS (Glo-
bal Positioning System).
Het navigatiesysteem vergelijkt de gege-
vens met het op de navigatie-CD-ROM opge-
slagen cartografische materiaal en berekent
de route tot aan de bestemming.
NAVIGATIE STARTEN
Ga als volgt te werk om het systeem op
te starten:
1) Plaats de CD-ROM van het land
waarin u rijdt.
2) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 59).
3) Als een CD-ROM is geplaatst en het
hoofdmenu van het navigatiesysteem ac-
tief is, verschijnt op het display de mede-
deling die in (fig. 60) staat.
De mededeling kan ook worden weer-
gegeven als de contactsleutel in stand
MAR wordt gedraaid, de CD-ROM is ge-
plaatst, het NA VIGATIE-menu (fig. 59)
actief is en het systeem wordt uitgescha-
keld.
BELANGRIJK De weergaveduur van
de mededeling hangt af van de tijd d ie
nodig is om de CD-ROM te lezen ( tus-
sen de 6 en 8 seconden). Als een CD-
ROM is geplaatst en het navigatiemenu
actief is, dan is de mededeling de gehele
periode zichtbaar ter wijl de mededeling
ongeveer 2 seconden zichtbaar is als de
contactsleutel in stand MAR wordt ge-
draaid. Deze manier van weergeven
komt overeen met de voorschriften.
4) Voer de bestemming in (zie de vol-
gende paragraaf).
fig. 59
A0B3033i
fig. 61
A0B3034i
fig. 60
A0B3245i
NAVIGATIESYSTEEM
136
BESTEMMING INVOEREN
De bestemming kan zijn:
– een stad;
het centr um van de stad of stadsde-
len in grote steden;
– een straat of hoofdstraat;
– een huisnummer (indien aanwezig op
navigatie-CD);
– een kruising;
een bestemming kan ook worden inge-
voerd als een speciale bestemming:
– verkeersknooppunten;
– stations;
– vliegvelden;
– ziekenhuizen, enz.
fig. 62
A0B3035i
Ga voor het invoeren van een bestem-
ming als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 61) en bevestig de keu-
ze door de draaiknop/toets in te dr uk-
ken.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het opschrift ST AD en bevestig de
keuze door de draaiknop (fig. 62) in te
drukken. U krijgt toegang tot het invoer-
menu voor het invoeren van de naam van
de bestemming.
Bestemming invoeren met behulp
van het invoermenu
(Speller) (fig. 63)
Het invoermenu bestaat uit 5 delen:
1 - lijst met symbolen, alle letters, spa-
ties, speciale karakters en cijfers
2 - invoerlijst met het eerste onderdeel
van de alfabetische lijst dat voor het
grootste deel overeenkomt met de in het
invoerveld ingevoerde letters
3 - invoerveld (schrijfveld)
4 - zoomveld waarin het geselecteerde
karakter wordt vergroot
5 - besturingssymbolen
fig. 63
A0B3036i
NAVIGATIESYSTEEM
137
Naam van bestemming
invoeren (fig. 63)
Ga als volgt te werk om een naam in
het invoermenu in te voeren:
1) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
2) Bevestig het geselecteerde karakter
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken. Het geselecteerde karakter wordt in
het invoerveld weergegeven 3.
Als een karakter wordt geselecteerd,
bijv. de letter
O
4, dan toont het display
automatisch het eerste onderdeel van een
lijst met bestemmingen die met die letter
beginnen. Als meerdere letters van de
naam van de bestemming worden inge-
voerd, kan het zoeken worden versneld.
Plaats om direct inzage in de lijst te krij-
gen, de cursor op het symbool j en druk
de draaiknop/toets ( 11) in of houd de
draaiknop/toets (11) langer dan 2 se-
conden ingedrukt.
Als echter na het invoeren van de naam
in veld 2 het gewenste onderdeel uit de
invoerlijst wordt weergegeven, dan kunt
u de cursor op het symbool
j
plaatsen en
de draaiknop/toets ( 11) indrukken of
de draaiknop/toets ( 11) langer dan 2
seconden ingedrukt houden. Op het dis-
play verschijnt de alfabetische lijst met
bestemmingen.
Speciale karakters invoeren
Ga als volgt te werk als het nodig is om
voor het invoeren van de naam van de
stad speciale karakters (Ä,Ö,Ü) te gebrui-
ken, die niet op het display worden weer-
gegeven:
1) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het symbool
(pijl omhoog/omlaag).
2) Druk op de draaiknop/toets (11).
Iedere keer als u op de draaiknop/toets
(11) drukt, wordt een nieuw speciaal ka-
rakter getoond.
Karakters wissen
Ga als volgt te werk voor het wissen
van foutief ingevoerde karakters:
1) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het symbool
¯
.
2) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
of op de toets ESC (9).
Bestemming uit lijst selecteren
Schakel de gewenste keuze als volgt in:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming.
2) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
NAVIGATIESYSTEEM
138
Lijsten raadplegen
(fig. 61)
Omdat op het display maar 5 regels ver-
schijnen, zijn enkele lijsten verdeeld over
meerdere schermen. Bij dit soor t lijsten
verschijnt rechtsonder op het display de
pijl
Í
om aan te geven dat de lijst door-
loopt.
Om de lijst te raadplegen, moet u de
draaiknop/toets (11) in de gewenste
richting draaien.
Op de voorlaatste regel (aan de onder-
of bovenkant) bevindt zich een pijl
Í
of
È
.
Als u de draaiknop/toets (11) verder
draait, worden de andere regels van de
lijst weergegeven.
Lijsten pagina voor
pagina raadplegen
Om bij lange lijsten snel een bestem-
ming te vinden, kunt u de lijsten pagina
voor pagina raadplegen.
Ga voor het raadplegen van de lijsten
als volgt te werk:
1) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op de pijl die rechts-
onder op het display wordt weergegeven.
2) Druk de draaiknop/toets ( 11) in om
de volgende/vorige pagina te raadplegen;
op deze wijze wordt de volgende of vorige
pagina van de lijst weergegeven en blijft de
cursor op de pijl staan.
3) Als de gewenste pagina is bereikt, kunt
u de gewenste bestemming selecteren en
bevestigen door de draaiknop/toets ( 11)
in te drukken.
fig. 65
A0B3038i
fig. 64
A0B3037i
Bestemming “STAD” invoeren
Ga voor het invoeren van een stad als
volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 61).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel STAD (fig. 65).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken. Op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
5) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
NAVIGATIESYSTEEM
139
6) Bevestig het geselecteerde karakter
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken. Het geselecteerde karakter wordt in
het invoerveld weergegeven ( 3-fig.
63).
7) Voer de overige letters van de naam
op dezelfde wijze in.
8) Tijdens het invoeren van de naam
verschijnt in de invoerlijst ( 2-fig. 63)
de naam uit de lijst van bestemmingen
die voor het grootste deel overeenkomt
met de ingevoerde letters.
9) Plaats de cursor op het symbool
j
en druk op de draaiknop/toets ( 11) of
druk op de draaiknop/toets ( 11) en
houd deze langer dan twee seconden in-
gedrukt. Op het display verschijnt een al-
fabetische lijst met bestemmingen.
10) Draai de draaiknop/toets ( 11)
om in de invoerlijst de naam van de ge-
wenste stad te zoeken.
11) Bevestig de geselecteerde bestem-
ming door de draaiknop/toets (11) in te
drukken.
Druk op de draaiknop/toets ( 9) als u
de stad als gewenste bestemming niet
wilt bevestigen; op deze manier keer t u
terug naar het invoer menu (Speller)
(fig. 63).
Na het selecteren van de stad gaat de
invoer door en kan een keuze worden ge-
maakt uit de volgende opties: STRAA T,
CENTRUM, OMGEVING BEST.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
STRAATHet is mogelijk de gewens-
te straatnaam in te voeren. Het selecte-
ren van een straat als bestemming is af-
hankelijk van de grootte van de geselec-
teerde stad en van de gegevens die op de
navigatie-CD zijn opgeslagen.
Na het bevestigen van de straat gaat de
invoercyclus verder met de volgende op-
ties:
– DOORGAAN: na het selecteren van de-
ze optie volgt;
– KRUISING: door het selecteren van dit
onderdeel is het mogelijk om als bestem-
ming de kruising van de hiervoor geselec-
teerde straat met een dwarsstraat te kie-
zen; in dit geval verschijnt een alfabeti-
sche lijst waarin de gewenste kr uising
kan worden geselecteerd;
HUISNUMMER: door het selecteren
van dit onderdeel is het mogelijk om het
huisnummer van de hier voor geselecteer-
de straat als bestemming in te voeren.
CENTRUMHet is mogelijk om het
centrum van een stad of een stadsdeel
(bij een grote stad) te selecteren.
NAVIGATIESYSTEEM
140
SPECIALE BEST.Het is mogelijk
om direct speciale bestemmingen, zoals
verkeersknooppunten, stations, industrie-
terreinen, enz. in de omgeving van de ge-
kozen stad te selecteren.
Na de selectie keer t het systeem auto-
matisch terug naar het hoofdmenu van
het navigatiesysteem.
Selecteer voor het starten van de route-
begeleiding het onderdeel ROUTEBEGELEI-
DING (fig. 59) en bevestig de keuze
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken.
Het systeem berekent in kor te tijd het
traject en begint met het geven van visu-
ele (pictogrammen) en gesproken route-
aanwijzingen.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“STRAAT” invoeren
Als er al een bestemming is ingevoerd,
kan een straat in de betreffende stad als
bestemming worden opgegeven. Ga als
volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 61).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel STRAA T (fig. 66 );
op het display verschijnt het invoer menu
voor het invoeren van de naam van de
straat (fig. 67).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
5) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
6) Bevestig het geselecteerde karakter
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken. Het geselecteerde karakter wordt in
het invoerveld weergegeven.
7) Voer de overige letters van de naam
op dezelfde wijze in.
8) Tijdens het invoeren van de naam
verschijnt in de invoerlijst de naam uit de
lijst met bestemmingen die voor het
grootste deel overeenkomt met de inge-
voerde letters.
fig. 67
A0B3042i
fig. 66
A0B3039i
NAVIGATIESYSTEEM
141
9) Plaats de cursor op het symbool
j
en druk op de draaiknop/toets ( 11) of
druk op de draaiknop/toets ( 11) en
houd deze langer dan twee seconden in-
gedrukt; op het display verschijnt een al-
fabetische lijst met bestemmingen.
10) Draai de draaiknop/toets ( 11)
om in de invoerlijst de naam van de ge-
wenste straat te zoeken.
11) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool S naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“HUISNUMMER” invoeren
Ga voor het invoeren van een huisnum-
mer als volgt te werk:
1) Voer de straatnaam in zoals hiervoor
is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel HUISNUMMER ( fig.
68); op het display verschijnt de lijst met
beschikbare huisnummers (fig. 69).
3) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
nummer.
4) Bevestig het nummer door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het geselecteerde num-
mer.
5) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) langer dan twee
seconden in te drukken.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
fig. 68
A0B3040i
fig. 69
A0B3041i
NAVIGATIESYSTEEM
142
“KRUISING” invoeren
Ga voor het invoeren van een kr uising
als volgt te werk:
1) Voer de straatnaam in zoals hiervoor
is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KRUISING fig. 68;
op het display verschijnt de lijst met kr ui-
singen (fig. 70).
BELANGRIJK Als er in het geheugen
meer dan 5 kr uisingen beschikbaar zijn,
kan het zoeken versneld worden (zie
“Naam van bestemming invoeren” in dit
hoofdstuk).
3) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op de gewenste
kruising.
4) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“CENTRUM OF STADSDEEL“
invoeren
Ga voor het invoeren van het centr um
als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 71).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel CENTRUM
(fig. 72); op het display verschijnt het
invoermenu voor het invoeren van de
stad (zie “Stad invoeren” in dit hoofd-
stuk).
fig. 71
A0B3034i
fig. 70
A0B3043i
NAVIGATIESYSTEEM
143
4) Voer de stad in en bevestig de keuze
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken; op het display verschijnt de lijst met
centra en stadsdelen.
5) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
stadsdeel.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het geselecteerde stads-
deel.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
SPECIALE OF VERRE
BESTEMMINGEN INVOEREN
Het betreft hier alfabetisch gerangschik-
te rubrieken met speciale bestemmingen
zoals verkeersknooppunten, stations, in-
dustrieterreinen, tankstations, parkeerga-
rages, enz.
De speciale bestemmingen kunnen op
vier verschillende manieren worden ge-
zocht:
STAD (in de richting van de bestem-
ming): weergave van speciale bestem-
mingen die betrekking hebben op de
vooraf geselecteerde bestemming;
VERRE BEST . (verre bestemmingen):
weergave van bestemmingen die geen
betrekking hebben op de vooraf geselec-
teerde bestemming. De beschikbare r u-
brieken zijn verbonden met het land dat
op de CD staat opgeslagen;
OMGEVING BEST. (omgeving van de
bestemming): weergave van speciale be-
stemmingen (bijvoorbeeld: stadions,
enz.) die aanwezig zijn in de omgeving
van de vooraf geselecteerde bestemming;
OMG. ACT . POS. (omgeving actuele
positie): weergave van speciale bestem-
mingen dicht bij de actuele positie van de
auto.
BELANGRIJK Om toegang tot de lijs-
ten met deze r ubrieken te krijgen, moet
al een bestemming zijn ingevoerd zoals:
STAD of STRAAT, CENTRUM of KRUISING.
fig. 72
A0B3044i
NAVIGATIESYSTEEM
144
“STAD” invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 73).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SPECIALE BEST .
(fig. 74); op het display verschijnt het
menu speciale bestemmingen.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel STAD (fig. 75).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de in de r ubriek aanwe-
zige lijst.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming in de
lijst.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“VERRE BEST.” invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 73).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SPECIALE BEST .
(fig. 74); op het display verschijnt het
menu SPECIALE BEST . (speciale bestem-
mingen) (fig. 75).
fig. 75
A0B3046i
fig. 73
A0B3034i
fig. 74
A0B3045i
NAVIGATIESYSTEEM
145
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel VERRE BEST . (fig.
76).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de in de r ubriek aanwe-
zige lijst.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming in de
lijst.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“OMGEVING BEST.” invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 73).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SPECIALE BEST .
(fig. 74); op het display verschijnt het
menu speciale bestemmingen.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel OMGEVING BEST .
(fig. 77).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de in de r ubriek aanwe-
zige lijst.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming in de
lijst.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“OMG. ACT. POS.” invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 73).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11
) het onderdeel SPECIALE BEST .
(fig. 74); op het display verschijnt het
menu speciale bestemmingen.
fig. 77
A0B3048i
fig. 76
A0B3047i
NAVIGATIESYSTEEM
146
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel OMG. ACT . POS.
(fig. 78).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de in de r ubriek aanwe-
zige lijst.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming in de
lijst.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
GEBRUIK VAN OPGESLAGEN
BESTEMMINGEN
Het is mogelijk om eerder opgeslagen
bestemmingen te gebruiken; hiervoor zijn
drie geheugencategorieën beschikbaar:
LAATSTE 10: de laatste 10 bestem-
mingen worden opgeslagen. De bestem-
mingen worden automatisch in het ge-
heugen LAATSTE 10 opgeslagen als de
optie LAATSTE 10 in het hoofdmenu van
het navigatiesysteem wordt geactiveerd.
Zie de paragraaf “BESTEMMINGEN OP-
SLAAN” in het hoofdstuk “Navigatie star-
ten”;
ACT. POS. INV.: de positie van de auto
wordt opgeslagen en kan worden gese-
lecteerd als gewenste bestemming;
ALFAB. VOLG. (alfabetische volgor-
de): de bestemmingen worden in alfabe-
tische volgorde opgeslagen;
HANDMATIGE VOLG.: de opgeslagen
bestemmingen worden weergegeven in
de volgorde waarin ze zijn ingevoerd.
Ga als volgt te werk om een vooraf op-
geslagen bestemming te gebruiken:
1) Druk op toets NAV (12); op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST.
(fig. 79).
fig. 79
A0B3050i
fig. 78
A0B3049i
NAVIGATIESYSTEEM
147
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST. (fig. 80).
4) Selecteer met draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming.
5) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
POSITIE VAN DE AUTO
OPSLAAN
Ga om de huidige positie van de auto
op te slaan als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel GE-
HEUGEN BEST. (fig. 79).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ACT. POS. INV.
(fig. 81).
4) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Deze procedure is al-
leen mogelijk als de navigatie-CD in het
apparaat zit.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
fig. 80
A0B3051i
fig. 81
A0B3052i
NAVIGATIESYSTEEM
148
N
N
A
A
V
V
I
I
G
G
A
A
T
T
I
I
E
E
S
S
Y
Y
S
S
T
T
E
E
E
E
M
M
I
I
N
N
S
S
C
C
H
H
A
A
K
K
E
E
L
L
E
E
N
N
NAVIGATIE STARTEN
Voor het star ten van de navigatie moe-
ten de bestemming (zie “Bestemming in-
voeren” in het hoofdstuk “Satelliet-navi-
gatiesysteem”) en de opties voor het tra-
ject zijn ingevoerd.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 82).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ROUTEBEGELEIDING.
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11);
op het display verschijnt het menu route-
begeleiding (fig. 83).
fig. 82
A0B3053i
Het traject wordt berekend. De bereke-
ning kan enkele seconden duren afhanke-
lijk van de afstand tot de bestemming; op
het display wordt gedurende deze periode
BEREKENING of HERBEREKENING (als de
bestemming daarvoor al was ingevoerd)
weergegeven. Onder de tijdsindicatie
wordt de afstand tot de bestemming
weergegeven.
Op de bovenste regel van het
menu routebegeleiding verschijnt
de naam van de straat waarin u
op dat moment rijdt of de naam
van de straat waar moet worden
afgeslagen.
BELANGRIJK Als het door het naviga-
tiesysteem aangegeven traject wordt ver-
laten, verschijnt op het display OFF ROAD
of OFF MAP (onvoldoende positiegege-
vens).
Op het display worden de route-aanwij-
zingen naar de bestemming weergege-
ven.
Er kan gekozen worden tussen een 2-
(fig. 83) of 3-dimensionale ( fig. 84)
weergave.
Voor het maken van een keuze moet
ongeveer 3 seconden de draaiknop/toets
(11) worden ingedr ukt totdat de weer-
gave wijzigt.
fig. 83
A0B3054i
fig. 84
A0B3055i
NAVIGATIESYSTEEM
149
Als de Mute-functie van de mobiele tele-
foon is ingeschakeld, verschijnt “PHONE”
op het display.
Tijdens de navigatie NO MAP is het bo-
vendien mogelijk naar een audio-CD te
luisteren door gebr uik te maken van de
ingebouwde CD-speler. In dit geval ver-
schijnt op het display het nummer en de
speelduur van het muziekstuk waarnaar u
luistert.
NAVIGATIE
ONDERBREKEN
Ga als volgt te werk om de navigatie te
onderbreken:
1) Druk op de toets ESC ( 9) of voer
een nieuwe bestemming in of voer de
procedure uit om de positie van de auto
te bepalen (zie de paragraaf “Positiebe-
paling van de auto” in dit hoofdstuk). Als
op de toets ESC ( 9) wordt gedr ukt, ver-
schijnt op het display de vraag of de navi-
gatie moet worden onderbroken ( fig.
85).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel JA.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Als het apparaat tijdens
de navigatie wordt uitgeschakeld, blijven
de gegevens voor de navigatie gedurende
30 minuten in het geheugen opgeslagen.
Gedurende deze periode is het mogelijk
de navigatie te hervatten. Na 30 minuten
moeten de gegevens opnieuw worden in-
gevoerd om de routebegeleiding te her-
vatten.
Op het display wordt op grafische wijze
de afstand tot het punt waarop moet wor-
den afgeslagen weergegeven en de tijd
die nodig is om de bestemming te berei-
ken of de geschatte aankomsttijd (zie de
paragraaf “Informatie tijdens het traject
in-/uitschakelen” in dit hoofdstuk).
Op het display verschijnt bovendien de
status van de verkeersinformatie (TA-func-
tie) en de status van de TMC (Traffic Mes-
sage Channel).
Het display geeft aan welke audiobron
is ingeschakeld en geeft de naam of de
frequentie van het gekozen station weer
(zie de paragraaf “RDS-functie” in het
hoofdstuk “Radio”).
Als de CD-wisselaar (indien aanwezig)
is ingeschakeld, verschijnt op het display
het nummer van de huidige CD, het num-
mer van het muziekstuk of het nummer
dat daaraan is gegeven, en de speelduur
van het muziekstuk.
fig. 85
A0B3056i
NAVIGATIESYSTEEM
150
FREQUENTIEMODULATIE
Bij ingeschakeld navigatiesysteem kunt
u direct de frequentie van het radiostation
dat u beluister t veranderen door een van
de toetsen (13 of 14) in te drukken.
BELANGRIJK Voor het selecteren van
stations met de multifunctionele toetsen
(13 of 14) moeten de stations eerst
zijn opgeslagen (zie de paragraaf “Sta-
tions opslaan” in het hoofdstuk “RA-
DIO”).
VAN AUDIOBRON WISSELEN
Bij ingeschakeld navigatiesysteem kan
op ieder moment van audiobron worden
gewisseld door het indr ukken van de
toets TUN ( 17) of de toets CD-C ( 15).
Op het display verschijnt het hoofdmenu
van de radio, de CD-speler of de CD-wisse-
laar (indien aanwezig).
Selecteer een ander station of een an-
der muziekstuk.
BELANGRIJK Het is niet mogelijk om
de CD-speler te gebr uiken als het naviga-
tiesysteem is ingeschakeld.
Druk op de toets NAV (12) om terug te
keren naar het menu van het navigatie-
systeem.
NAVIGATIE NO MAP
De navigatie NO MAP wordt ingescha-
keld als na het invoeren van de bestem-
ming en het starten van de navigatie, de
navigatie-CD wordt uitgenomen. Tijdens
de navigatie NO MAP is het mogelijk de
ingebouwde CD-speler te gebr uiken voor
audio-doeleinden.
Bij ingeschakelde navigatie NO MAP ver-
schijnt op het display NO MAP en de af-
stand (hemelsbreed) tot de bestemming.
BELANGRIJK Als de navigatie-CD
weer wordt ingestoken, kan het enige mi-
nuten duren voordat het navigatiesys-
teem de parameters met betrekking tot
de positie van de auto weer heeft inge-
steld; gedurende deze periode verschijnt
op het display OFF ROAD of OFF MAP (bij
onvoldoende positiegegevens). Op plaat-
sen met veel gebouwen en een dicht we-
gennet kan de positie van de auto foutief
worden weergegeven, totdat het systeem
de juiste positie heeft bepaald.
NAVIGATIESYSTEEM
151
DYNAMISCHE ROUTE-
BEGELEIDING
(indien aanwezig)
Tijdens de “Dynamische routebegelei-
ding” analyseert het navigatiesysteem de
verkeersinformatie en ver werkt deze bij
de berekening van het traject.
De verkeersinformatie wordt uitgezon-
den door RDS-stations met TMC (T raffic
Message Channel).
Ga als volgt te werk om de functie “Dy-
namische routebegeleiding” in te schake-
len:
1) Druk tijdens de “Routebegeleiding”
op de toets MEN ( 10); op het display
verschijnt het instellingemenu van het navi-
gatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel OPTIES TRAJ. ( fig.
86).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om het onderdeel TRAJECT te selecteren
(fig. 87).
4) Druk meerdere keren op de draai-
knop/toets (11) totdat op het display
het opschrift DYNAMISCH verschijnt.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het opschrift DOORGAAN.
6) Druk op de draaiknop/toets (11).
Het systeem keer t terug naar de status
“Routebegeleiding” (zie de paragraaf
“Navigatie starten” in dit hoofdstuk) en
de instellingen blijven ongewijzigd totdat
er een andere instelling wordt doorge-
voerd.
BELANGRIJK Om de “Dynamische
routebegeleiding” in te schakelen tijdens
de “Routebegeleiding”, stemt het naviga-
tiesysteem af op een TMC-station. Als er
nog geen TMC-station op de FMC-golf-
band is opgeslagen, dan worden de TMC-
stations gezocht. Dit kan lang duren om-
dat alle banden worden doorlopen. Gedu-
rende deze tijd kan er niet naar de radio
worden geluisterd.
fig. 86
A0B3060i
fig. 87
A0B3059i
NAVIGATIESYSTEEM
152
fig. 88
A0B3068i
TOERISTISCHE
INFORMATIE
(indien aanwezig)
Als u een navigatie-CD met toeristische
informatie gebruikt, is het mogelijk om
toeristische informatie op te vragen over
de bestemming.
De informatie is onderverdeeld in de vol-
gende rubrieken: overnachtingen, restau-
rants, toeristische infor matie, amuse-
ment, enz…
Als alleen een toeristisch traject aanwe-
zig is, verschijnt op het display in het
hoofdmenu van het navigatiesysteem de
naam van het traject (bijv. MERIAN
scout).
Ga als volgt te werk om toegang te krij-
gen tot deze informatie:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het toeristische traject (bijv . ME-
RIAN scout) in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 88).
Als op de navigatie-CD meerdere trajec-
ten staan, verschijnt op het display de lijst
met mogelijke trajecten. Ga als volgt te
werk:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het gewenste toeristische traject.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Geef met behulp van het invoer-
menu, bij het onderdeel ST AD SELECTE-
REN, de naam van de stad aan waarover
u toeristische infor matie wilt ontvangen
(zie de paragraaf “Bestemming invoe-
ren” in het hoofdstuk “Satelliet-navigatie-
systeem”).
4) Open de rubriek waarover u informa-
tie wenst.
Druk de draaiknop/toets ( 11) langer
dan 2 seconden in om de navigatie naar
een geregistreerd onderdeel te star ten.
Op het display verschijnt een nieuw
menu; selecteer met draaiknop/toets
(11) het onderdeel ROUTEBEGELEID.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
NAVIGATIESYSTEEM
153
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST. (fig. 92).
4) Selecteer met draaiknop/toets
(11) het onderdeel BEST. OPSLAAN
(fig. 92).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken. Als
naam wordt de volledige naam van de in-
gevoerde bestemming voorgesteld.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
WEERGAVE
TRAJECT
Op het display kan een weergave gege-
ven worden van het traject (WEERGA VE
TRAJ.) dat berekend is door het navigatie-
systeem.
Ga als volgt te werk om toegang te krij-
gen tot deze informatie:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel WEERGA VE TRAJ.
(fig. 89).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken; op het dis-
play verschijnt de lijst met beschikbare tra-
jecten (fig. 90).
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
BESTEMMINGEN OPSLAAN
Het is mogelijk de huidige of voorgaan-
de bestemming met een kor te naam op
te slaan.
Ga als volgt te werk om de gewenste
bestemming in het geheugen op te slaan:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 89).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST .
(fig. 91).
fig. 89
A0B3057i
fig. 90
A0B3058i
fig. 91
A0B3050i
NAVIGATIESYSTEEM
154
Naam van bestemming
invoeren en wijzigen
Ga als volgt te werk om in het geheu-
gen van de bestemmingen een naam te
wijzigen of in te voeren:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 88 ).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST .
(fig. 91).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST. (fig. 92).
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NAAM WIJZIGEN
(fig. 93).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het invoermenu.
6) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
7) Bevestig het geselecteerde karakter
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken. Het geselecteerde karakter wordt in
het invoerveld weergegeven. Her haal de
laatste twee handelingen tot de volledige
naam is ingevoerd.
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) langer dan 2 seconden
in te drukken of selecteer het symbool j
en druk op de draaiknop/toets (11).
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
fig. 93
A0B3098i
fig. 92
A0B3104i
OPGESLAGEN BESTEMMINGEN
ARCHIVEREN
Het is mogelijk de lijst met bestemmin-
gen in het geheugen te ordenen. Deze
lijst kan worden opgeroepen als er een
bestemming wordt ingevoerd.
Ga voor het ordenen als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST.
(fig. 94).
fig. 94
A0B3050i
NAVIGATIESYSTEEM
155
3). Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST. (fig. 95).
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel BEST. WISSEN (fig.
96) en bevestig de keuze door de knop
in te dr ukken; op het display verschijnen
de volgende opties:
– LAATSTE 10 WIS.: laatste 10 bestem-
mingen wissen;
ENKELE BEST.: een enkele bestem-
ming wissen;
ALLE BEST .: alle bestemmingen wis-
sen.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel BEST. ORDENEN
(fig. 95).
5) Bevestig de keuze door
draaiknop/toets (11) in te drukken.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de bestemming die verplaatst moet
worden.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
8) Verplaats de bestemming naar de
nieuwe positie met de draaiknop/toets
(11).
9) Bevestig de nieuwe positie door de
draaiknop/toets (11) langer dan 2 se-
conden in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
OPGESLAGEN GEGEVENS
WISSEN
Het is mogelijk om de laatste 10 opge-
slagen bestemmingen, een enkele be-
stemming of alle bestemmingen, uit het
geheugen te wissen.
BELANGRIJK Om de gegevens uit
het geheugen te wissen is het noodzake-
lijk dat de navigatie-CD zich in de CD-spe-
ler bevindt.
Ga voor het wissen als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST .
(fig. 94)
fig. 96
A0B3099i
fig. 95
A0B3101i
NAVIGATIESYSTEEM
156
5) Maak een keuze uit de opties: LAAT-
STE 10 WIS., ENKELE BEST . en ALLE
BEST. en bevestig de keuze door de
draaiknop/toets (11) in te dr ukken. Als
u de laatste optie kiest, worden de be-
stemmingen automatisch gewist. Als u
een van de eerste twee opties kiest,
moet u als volgt verder gaan:
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de bestemming die u wilt wissen.
7) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
8) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel WISSEN (wissen) of
ANNULEREN (niet wissen).
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
KORTE NAAM
INVOEREN EN WIJZIGEN
Ga als volgt te werk voor het wijzigen
van een korte naam van een opgeslagen
bestemming of voor het geven van een
korte naam aan een bestemming:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel BESTEMMINGEN
WIJZ. (fig. 97).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt een lijst met op alfabeti-
sche volgorde alle bestemmingen die in
het geheugen zijn opgeslagen.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de bestemming waar van u de
naam wilt wijzigen; op het display ver-
schijnt het invoer menu (speller).
7) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
8) Bevestig het karakter door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; het ge-
selecteerde karakter verschijnt in het in-
voerveld.
9) Voer dezelfde procedure uit voor de
andere letters van de naam.
10) Plaats de cursor op het symbool j
en druk op de draaiknop/toets ( 11) of
druk langer dan twee seconden op de
draaiknop/toets (11).
fig. 97
A0B3100i
NAVIGATIESYSTEEM
157
WEERGAVE GPS-STATUS
EN POSITIE
Ga als volgt te werk voor weergave van
het huidige aantal te ontvangen GPS-sa-
tellieten en de positie van de auto:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met draaiknop/toets
(11) het onderdeel INFO GPS.
3) Bevestig de keuze door
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
FILES VERMIJDEN
TIJDENS DE NAVIGATIE
Tijdens de navigatie kunnen files of ge-
blokkeerde weggedeeltes ver meden wor-
den.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
Ga voor het inschakelen van deze func-
tie als volgt te werk:
1) Druk op de toets
k
(7); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN ( fig. 98).
2) Plaats de cursor met de draai-
knop/toets (11) op het onderdeel FI-
LE; op het display verschijnt het menu
FILE en de cursor staat dichtbij het punt
SLUITEN (fig. 99).
3) Druk op de draaiknop/toets (11).
4) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het punt VANAF.
5) Geef met de draaiknop/toets ( 11)
aan op welke afstand vanaf uw positie de
omleiding moet beginnen.
6) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het punt SLUI-
TEN.
fig. 98
A0B3064i
fig. 99
A0B3065i
NAVIGATIESYSTEEM
158
ONDERDELEN
VAN HET TRAJECT UITSLUITEN
Het is mogelijk enkele delen van het be-
rekende traject uit te sluiten. Dit is vooral
nuttig als u verkeersinfor matie ontvangt
waarin melding wordt gemaakt van zeer
druk verkeer of werk in uitvoering op het
berekende traject dat u wilt afleggen.
Ga voor het uitsluiten van onderdelen
als volgt te werk:
1) Druk op de toets
k
(7); op het
display verschijnt het menu INSTELLINGEN
(fig. 98).
7) Geef met draaiknop/toets (11) aan
op welke afstand vanaf uw positie de om-
leiding moet beëindigen.
8) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op OK en bevestig
de keuze door de draaiknop/toets ( 11)
in te drukken; op het display verschijnt het
menu routebegeleiding en het nieuwe tra-
ject wordt berekend: tijdens deze fase ver-
schijnt op het display het opschrift NIEUW
BEREK.
Ga voor het uitschakelen van deze func-
tie als volgt te werk:
1) Druk op de toets
k
(7); op het
display verschijnt het menu INSTELLINGEN
(fig. 98).
2) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het onderdeel
FILE; op het display verschijnt het menu
FILE en de cursor staat dichtbij het punt
SLUITEN.
3) Druk op de draaiknop/toets.
4) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het punt VER-
WIJDEREN.
5) Bevestig de keuze door
draaiknop/toets (11) in te drukken. Het
traject wordt opnieuw berekend.
2) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het onderdeel
TRAJ. WIJZIGEN ( fig. 100): op het dis-
play verschijnt de lijst met trajecten waar-
in u het traject dat u wilt uitsluiten, kunt
selecteren.
BELANGRIJK Lange trajecten, die niet
onderverdeeld kunnen worden in kor te
trajectgedeeltes, worden aangeduid met
het symbool +”. Voor weergave van de-
ze korte trajectgedeeltes, moeten de on-
derdelen geselecteerd worden met het
symbool +en de draaiknop/toets lan-
ger dan 2 seconden worden ingedrukt.
Korte trajectgedeeltes, die niet worden
onderverdeeld, worden aangeduid met het
symbool “-”.
De trajectgedeeltes die niet uitgesloten
kunnen worden (bijv. omdat geen alterna-
tief traject berekend kan worden), worden
aangeduid met het symbool
S
.
fig. 100
A0B3077i
NAVIGATIESYSTEEM
159
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het eerste trajectgedeelte dat u uit
de lijst wilt ver wijderen (het is raadzaam
een lang trajectgedeelte te verwijderen).
4) Druk op de draaiknop/toets ( 11):
op het display verschijnt een cirkel voor
het geselecteerde gedeelte.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het laatste trajectgedeelte dat u uit
de lijst wilt ver wijderen (het is raadzaam
een lang trajectgedeelte te verwijderen).
6) Druk op de draaiknop/toets ( 11):
op het display verschijnt het hoofdmenu
van het navigatiesysteem, het traject
wordt opnieuw berekend en op het dis-
play verschijnt het opschrift NIEUWE BE-
REK.
Verwijderen/wijzigen van het
trajectgedeelte
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets
k
(7); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN (fig. 98).
2) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het onderdeel
TRAJ. WIJZIGEN ( fig. 100): op het dis-
play verschijnt de vraag of het trajectge-
deelte verwijderd of gewijzigd moet wor-
den:
als u een trajectgedeelte wilt ver wij-
deren, selecteer dan VER WIJDEREN; op
het display verschijnt het hoofdmenu van
het navigatiesysteem. Het traject wordt
opnieuw berekend en op het display ver-
schijnt het opschrift NIEUWE BEREK.
als u een trajectgedeelte wilt wijzi-
gen, selecteer dan WIJZIGEN en her haal
de handelingen die ver meld zijn bij punt
3), 4), 5) en 6).
TRAJECT AANPASSEN
Het is mogelijk het traject op ieder mo-
ment aan uw eigen wensen aan te pas-
sen, ook bij ingeschakelde navigatie.
Voer hiervoor de volgende parameters in:
TRAJECT: het is mogelijk het snelste
of het kor tste traject te selecteren of te
kiezen voor “Dynamische routebegelei-
ding” (DINAMIC) met TMC (zie de para-
graaf “Dynamische routebegeleiding” in
dit hoofdstuk). Als deze optie wordt ge-
kozen, worden alle andere mogelijkhe-
den (SNELWEG, VEERPONTEN en TOLGEL-
DEN) niet meer op het display getoond.
Het navigatiesysteem berekent het snel-
ste traject waarbij rekening wordt gehou-
den met de verkeersinfor matie en stemt
automatisch af op een TMC-station.
SNELWEG: tijdens de navigatie kan
gekozen worden om gebr uik te maken
van snelwegen;
VEERPONTEN: keuze om gebr uik te
maken van veerponten;
TOLWEGEN: keuze om tolwegen voor
de navigatie uit te sluiten.
NAVIGATIESYSTEEM
160
BELANGRIJK Als u bijv. het onder-
deel SNELWEG VERMIJDEN ( fig. 102)
kiest, en u door het ver mijden van de
snelwegen veel langere afstanden af
moet leggen, dan programmeer t het sys-
teem toch de snelwegen. Hetzelfde geldt
voor de VEERPONTEN en TOL WEGEN. Ga
als volgt te werk voor het kiezen van de
opties voor het traject:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel OPTIES TRAJ. ( fig.
101).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu OPTIES TRAJ.
(fig. 102).
4) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op de optie die u
wilt instellen.
5) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de instelling te wijzigen.
Ga als volgt te werk om het menu voor
het selecteren van opties voor het traject
af te sluiten:
1) Druk op de toets ESC ( 9), op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem, of plaats de
cursor met de draaiknop/toets ( 11) op
DOORGAAN (fig. 102).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; als de
“Routebegeleiding” niet actief is, ver-
schijnt op het display het hoofdmenu van
het navigatiesysteem.
fig. 103
A0B3069i
fig. 101
A0B3060i
fig. 102
A0B3066i
BELANGRIJK Als de opties voor het
traject tijdens de routebegeleiding worden
gewijzigd, berekent het navigatiesysteem
automatisch het nieuwe traject. De opties
blijven geactiveerd totdat ze opnieuw
worden gewijzigd.
POSITIEBEPALING VAN DE
AUTO
Met deze functie kan de huidige positie
van de auto (bijvoorbeeld: naam van de
straat waarin u rijdt) worden weergege-
ven met een ver wijzing naar het NOOR-
DEN. Als deze functie is ingeschakeld,
wordt de routebegeleiding onderbroken.
NAVIGATIESYSTEEM
161
Ga voor het bepalen van de huidige po-
sitie als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel POSITIE ( fig.
103).
3) Bevestig de keuze door
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC (9) om de functie
uit te schakelen en ter ug te keren naar
het hoofdmenu van het navigatiesys-
teem.
Positie opslaan
Ga om de huidige positie van de auto
op te slaan als volgt te werk:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ACT. POS. INV. (fig.
104).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken en selec-
teer met dezelfde draaiknop/toets het on-
derdeel NAAM om deze op te slaan; op het
display verschijnt het invoer menu
(fig. 105) voor het invoeren van de
naam van deze positie.
4) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
5) Bevestig het karakter door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken. Het ge-
selecteerde karakter wordt in het invoer-
veld weergegeven
6) Bevestig het karakter door de draai-
knop/toets (11) langer dan 2 seconden
in te dr ukken en voer de overige karak-
ters op dezelfde wijze in.
7) Bevestig de naam door de draai-
knop/toets (11) langer dan 2 seconden
in te drukken of selecteer en bevestig het
symbool
j.
BELANGRIJK Deze procedure is al-
leen mogelijk als de navigatie-CD in het
apparaat zit.
De zojuist ingevoerde naam wordt auto-
matisch in het geheugen opgeslagen.
Ga als volgt te werk als u geen naam
aan de huidige positie wilt geven:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) niet het onderdeel NAAM (zoals
hiervoor is beschreven) maar het onder-
deel DOORGAAN.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het hoofdmenu en er
wordt geen enkele naam opgeslagen.
fig. 104
A0B3067i
fig. 105
A0B3070i
NAVIGATIESYSTEEM
162
VERKEERSINFORMATIE
ONTVANGEN TIJDENS
DE NAVIGATIE
Het is mogelijk tijdens de navigatie ver-
keersinformatie te ontvangen; de moge-
lijkheid om verkeersinfor matie te ontvan-
gen kan, onafhankelijk van de beluisterde
audiobron, worden in-/uitgeschakeld.
Druk voor het in-/uitschakelen van deze
functie op de toets T A (4); de TA-functie
wordt ingeschakeld.
GESPROKEN AANWIJZINGEN
IN-/UITSCHAKELEN
Bij de routebegeleiding wordt gebr uik
gemaakt van gesproken aanwijzingen.
De gesproken aanwijzingen leveren infor-
matie over de af te leggen afstand tot de
punten waar moet worden afgeslagen.
Gesproken aanwijzingen in-/uitschake-
len:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TAAL (fig. 106).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11);
op het display verschijnt ON (gesproken
aanwijzingen inschakelen) of OFF (ge-
sproken aanwijzingen uitschakelen). De
standaardinstelling is altijd ON.
OPSLAAN LAATSTE 10
BESTEMMINGEN IN-/
UITSCHAKELEN
Het is mogelijk de functie voor het op-
slaan van de laatste 10 bestemmingen in
te schakelen: met deze functie worden de
laatste 10 bestemmingen automatisch
opgeslagen.
Ga als volgt te werk om de functie voor
het opslaan van de laatste 10 bestem-
mingen in of uit te schakelen:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel LAA TSTE 10 ( fig.
107).
fig. 107
A0B3072i
fig. 106
A0B3071i
NAVIGATIESYSTEEM
163
3) Druk op draaiknop/toets ( 11); op
het display verschijnt ON (functie inge-
schakeld) of OFF (functie uitgeschakeld).
De standaardinstelling is ON.
4) Druk op de toets ESC ( 9) om het
navigatiemenu te verlaten.
INFORMATIE OVER TRAJECT-
DUUR IN-/UITSCHAKELEN
Met deze functie is het mogelijk te kie-
zen tussen de infor matie over de reste-
rende rijtijd tot de gewenste bestemming,
de geschatte aankomsttijd en de exacte
tijd.
Ga als volgt te werk om deze infor matie
in of uit te schakelen:
1) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TIJDINFO ( fig.
108).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de indicatie
Q
(resterende rijtijd),
X
(exacte aankomsttijd op de ingevoer-
de bestemming) of
R
(geschatte aan-
komsttijd op de ingevoerde bestemming)
te selecteren.
Druk op toets ESC (9) om de functie uit
te schakelen en ter ug te keren naar het
hoofdmenu van het navigatiesysteem.
HANDMATIGE WEERGAVE
POSITIE
Met het navigatiesysteem kan handma-
tig de huidige positie van de auto bepaald
worden als er geen GPS-signaal ontvan-
gen kan worden.
Ga als volgt te werk om handmatig de
huidige positie aan te geven:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ACT . POS. HANDM.
(fig. 109).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het invoer menu met de
vraag de huidige positie van de auto in
de volgende volgorde aan te geven: stad,
straat, kruising (zie “Naam van bestem-
ming invoeren” in het hoofdstuk “Satel-
liet-navigatiesysteem”).
fig. 108
A0B3073i
fig. 109
A0B3074i
NAVIGATIESYSTEEM
164
Als de positie volledig is aangegeven,
moet u de draaiknop/toets ( 11) langer
dan 2 seconden indr ukken of het sym-
bool (
j
) selecteren en bevestigen; op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
BELANGRIJK Bij enkele kr uisingen
(bijv. kruisingen van rechte straten met
ringvormige straten) is het niet mogelijk
om de positie van de auto aan te geven.
TRAJECT SIMULEREN
Met het navigatiesysteem kan een tra-
ject gesimuleerd worden. Het apparaat si-
muleert het traject en geeft op realisti-
sche wijze zichtbare en gesproken route-
aanwijzingen en akoestische signalen.
Ga voor het starten van de simulatie als
volgt te werk:
1) Druk in het hoofdmenu van het navi-
gatiesysteem of in het scherm routebege-
leiding op de toets MEN (10); op het dis-
play verschijnt het instellingenmenu van
het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DEMONSTRATIE
(fig. 110).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken; de simu-
latie wordt geactiveerd.
4) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
TOER. TRAJ. of ENKELE BEST.
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
6) Voer de bestemming in (zie “Be-
stemming invoeren” in het hoofdstuk
“Satelliet-navigatiesysteem”); op het dis-
play verschijnt het scher m routebegelei-
ding met het onderdeel “DEMO” (fig.
111).
BELANGRIJK De simulatie wordt au-
tomatisch beëindigd als de ingestelde be-
stemming bereikt is of als u een werkelij-
ke navigatie start.
BELANGRIJK Als er geen GPS-
signaal kan worden ontvangen,
moet de positie van de auto
handmatig worden ingevoerd. De
navigatie NO MAP is niet moge-
lijk tijdens de simulatie.
fig. 110
A0B3075i
fig. 111
A0B3076i
NAVIGATIESYSTEEM
165
S
S
T
T
A
A
N
N
D
D
A
A
A
A
R
R
D
D
I
I
N
N
S
S
T
T
E
E
L
L
L
L
I
I
N
N
G
G
E
E
N
N
R
R
E
E
G
G
E
E
L
L
E
E
N
N
In het menu INSTELLINGEN kunnen de
standaardinstellingen van het navigatie-
systeem aangepast worden aan de per-
soonlijke wensen. Bovendien kunnen de
functies die specifiek betrekking hebben
op het audio/navigatiesysteem in het in-
stellingenmenu van de verschillende bron-
nen, geregeld worden.
MENU INSTELLINGEN
INSCHAKELEN
Om het menu INSTELLINGEN te active-
ren, moet eerst het hoofdmenu van de
verschillende functies met de volgende
toetsen worden geopend:
druk op de toets TUN ( 17) voor het
hoofdmenu van de radio;
druk op de toets CD-C ( 15) voor het
hoofdmenu van de CD-speler of CD wisse-
laar (indien aanwezig);
druk op de toets NA V ( 12)
voor het hoofdmenu van het navigatiesys-
teem.
Als het hoofdmenu van een van de ver-
schillende bronnen op het display wordt
weergegeven of als u al in een functie-
menu zit, druk dan twee keer op de toets
MEN (10): op het display verschijnt het
menu INSTELLINGEN (fig. 112).
Als het menu INSTELLINGEN van een au-
diobron of als het menu NA VIGATIE al
was ingeschakeld, dr uk dan één keer op
de toets MEN ( 10); op het display ver-
schijnt het menu INSTELLINGEN.
Op het display verschijnt het menu IN-
STELLINGEN met een lijst opties
(fig. 112)
Ga voor het selecteren en instellen van
een menu-onderdeel als volgt te werk:
1) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het onderdeel
dat u wilt instellen.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11 in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
DISPLAY INSTELLEN
In het menu INSTELLINGEN van het dis-
play kan de automatische aanpassing van
het display aan het donker worden uitge-
schakeld door de lichtsterkte en het con-
trast voor de dag en nacht gescheiden te
regelen. Bovendien kan de invalshoek
voor de route-aanwijzingen op het display
worden ingesteld.
fig. 112
A0B3078i
NAVIGATIESYSTEEM
166
5) Druk de draaiknop/toets ( 11) in
om ON of OFF te selecteren. De stan-
daardinstelling is ON.
Herhaal de procedure als u de automati-
sche aanpassing weer wilt inschakelen.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
Invalshoek instellen
Ga als volgt te werk om de invalshoek
van het display in te stellen:
1) Open het menu INSTELLINGEN ( fig.
112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DISPLAY.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Display automatisch
aan het donker aanpassen
Ga als volgt te werk om de automati-
sche aanpassing van het display aan het
donker uit te schakelen (bijvoorbeeld als
u altijd met ingeschakelde koplampen
rijdt):
1) Open het menu INSTELLINGEN ( fig.
112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met draaiknop/toets
(11) het onderdeel DISPLAY.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DAG/NACHT ( fig.
113).
fig. 113
A0B3082i
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INV ALSHOEK
(fig. 113).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
6) Draai de draaiknop/toets ( 11) om
de invalshoek in te stellen.
7) Bevestig de instelling door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
NAVIGATIESYSTEEM
167
Lichtsterkteregeling display
Ga als volgt te werk om de lichtsterkte
van het display te wijzigen:
1) Open het menu INSTELLINGEN ( fig.
112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met draaiknop/toets
(11) het onderdeel DISPLAY.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel LICHTSTERKTE ( fig.
113).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
6) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op DAG of NACHT
om de lichtsterkte te regelen.
7) Bevestig de instelling door de draai-
knop/toets ( 11) in te dr ukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
VOLUMEREGELING BIJ IN-
SCHAKELING, TA-INFORMATIE,
BERICHTEN EN SNELHEIDSAF-
HANKELIJKE VOLUMEREGE-
LING (SVR)
Vanuit het menu INSTELLINGEN kunt u
het volume regelen bij inschakeling van
de apparatuur (INSCHAK.), het min. volu-
me instellen voor de verkeersberichten
(TA-MIN), de gesproken aanwijzingen en
de akoestische signalen (NA V-MIN), en
de basiswaarde instellen van de snel-
heidsafhankelijke volumeregeling (SVR).
BELANGRIJK Het geluidsvolume
van het systeem heeft voorrang
boven het in het menu INSTEL-
LINGEN ingestelde volume als de
waarde ervan hoger is dan het
minimum volume.
Overvloei-effect
Ga als volgt te werk om het over vloei-
effect te regelen:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig.112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DISPLAY (fig.
112).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SPECIAL ( fig.
114).
5) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om een van de 3 verschillende over vloei-
effecten te kiezen. De standaardinstelling
is 0 (geen effect).
fig. 114
A0B3083i
NAVIGATIESYSTEEM
168
BELANGRIJK Het minimum vo-
lume is bedoeld als grenswaarde:
als bij het uitschakelen van het
apparaat het geluidsvolume lager
was dan het minimum volume,
wordt, als het apparaat weer
wordt ingeschakeld, het in het
menu INSTELLINGEN ingestelde
niveau gehandhaafd; als het vo-
lume bij uitschakeling hoger was,
wordt als het apparaat weer
wordt ingeschakeld, het mini-
mum volume ingesteld.
Een te hoog volume tij-
dens het rijden kan zowel
uw leven als het leven
van anderen in gevaar brengen.
Daarom moet het volume altijd
zo geregeld zijn dat geluiden van
buiten (bijvoorbeeld claxons, si-
renes van ambulance, politie,
e.d.) hoorbaar blijven.
Ga voor de volumeregeling als volgt te
werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN ( fig.
112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel VOLUME ( fig.
115).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste optie (fig. 116):
– INSCHAK. (volume bij inschakeling);
TA-MIN (min. volume verkeersinfor-
matie TA);
NAVI-MIN (min. volume route-aan-
wijzingen);
SVR (snelheidsafhankelijke volumere-
geling);
– TELEFOON (min. volume telefoon)
5) Bevestig de gekozen optie door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
6) Stel de waarde in door de draai-
knop/toets (11) te draaien.
7) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
fig. 116
A0B3084i
fig. 115
A0B3085i
NAVIGATIESYSTEEM
169
KLOKJE INSTELLEN
Met het onderdeel klokje in het menu
INSTELLINGEN kan de zomertijd, de tijds-
aanduiding (12/24 uur) en de tijdzone
(Midden-Europese tijd) worden in-/uitge-
schakeld. Deze instellingen zijn noodza-
kelijk omdat het navigatiesysteem het
verschil tussen de tijd van het systeem en
de tijd afkomstig van de GPS-satellieten
kan berekenen, en dus de werkelijke
duur van de navigatie.
fig. 117
A0B3087i
Tijdsaanduiding selecteren
Ga als volgt te werk om de tijdsaandui-
ding in 12 of 24 uur weer te geven:
1) Open het menu INSTELLINGEN ( fig.
112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TIJDSAANDUIDING
(fig. 117).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
7) Druk meerdere keren op de draai-
knop/toets (11) om een keuze te ma-
ken tussen de 12- of 24-uurs-aanduiding.
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) langer dan twee secon-
den in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
NAVIGATIESYSTEEM
170
Tijdzone selecteren
Ga voor het wijzigen van de tijdzone als
volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN ( fig.
112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TIJDZONE ( fig.
117).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
7) Draai de draaiknop/toets ( 11) om
de tijdzone in te stellen (bijvoorbeeld -2, -
1, 0, +1, +2, enz.).
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
Zomertijd in-/uitschakelen
Als u de zomertijd in-/uitschakelt, wordt
de tijd van het systeem automatisch aan-
gepast. Ga voor het in-/uitschakelen van
de zomertijd als volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN ( fig.
112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ZOMER TIJD (fig.
117).
6) Druk op de draaiknop/toets ( 11);
op het display verschijnt ON (functie inge-
schakeld) of OFF (functie uitgeschakeld).
De tijd van het systeem wordt automa-
tisch aangepast en op het display ver-
schijnt afhankelijk van de gemaakte keu-
ze ON of OFF.
Gebruikersklokje in-/uitschake-
len
Ga voor het in-/uitschakelen van het
gebruikersklokje als volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig.112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr
ukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11
) het onderdeel GEBRUIKERSKLOKJE
(fig. 118).
5) Druk meerdere keren op de draai-
knop/toets (11); op het display ver-
schijnt ON (functie ingeschakeld) of OFF
(functie uitgeschakeld).
fig. 118
A0B3086i
NAVIGATIESYSTEEM
171
Statusklokje in-/uitschakelen
Ga voor het in-/uitschakelen van het
statusklokje als volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig.112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel WEERGAVE.
5) Druk op de draaiknop/toets ( 11);
op het display verschijnt ON (functie inge-
schakeld) of OFF (functie uitgeschakeld)
Exacte tijd instellen
Ga voor het handmatig instellen van de
exacte tijd (bijv. als er geen signalen van
de GPS-satellieten worden ontvangen) als
volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig.112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SYSTEEMTIJD.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken: de uren
wordt in diapositief weergegeven.
7) Stel met de draaiknop/toets ( 11)
de uren in.
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken: de minu-
ten worden in diapositief weergegeven.
9) Stel met de draaiknop/toets ( 11)
de minuten in.
10) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
TAAL SELECTEREN
U kunt de taal van het display instellen.
Voor de Engelse taal bestaan de varian-
ten “metrisch” (afstandsaanduiding in ki-
lometers) en “imperial” (afstandsaandui-
ding in mijlen).
1) Open het menu INSTELLINGEN ( fig.
112) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TAAL.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de lijst met beschikbare
talen.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste taal.
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
NAVIGATIESYSTEEM
172
APPARATUUR IJKEN
In het menu INSTALLATIE kunt u het ap-
paraat ijken: U heeft de volgende moge-
lijkheden:
– SYST. CONTR.
– IJKEN
– GPS. INFO
BELANGRIJK Het is niet mogelijk het
systeem te ijken als het symbool
S voor
het opschrift INSTALLATIE staat.
Laat het systeem door
een Alfa Romeo-dealer ij-
ken.
De nieuwe taal wordt geladen. Als de
taal geladen is en de navigatie-CD is ge-
plaatst, hoort u een gesproken bevesti-
ging.
Het apparaat keert terug naar het menu
INSTELLINGEN.
BELANGRIJK In enkele landen
(Denemarken, Zweden en Portu-
gal) worden de gesproken route-
aanwijzingen in de Engelse taal
gegeven, terwijl de visuele aan-
wijzingen op het display aan ie-
der land afzonderlijk zijn aange-
past.
SYSTEEM CONTROLEREN
Het is mogelijk het systeem te controle-
ren. Tijdens deze controle wordt de GPS-
antenne, de cor recte signaal-overdracht
van de achteruit en de correcte verbinding
van het systeem op de auto gecontro-
leerd.
1) Open het menu INSTELLINGEN zoals
hiervoor is beschreven (zie de paragraaf
“Menu instellingen inschakelen” in dit
hoofdstuk).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE (fig.
119).
fig. 119
A0B3080i
NAVIGATIESYSTEEM
173
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SYST . CONTR. (fig.
120).
5) Kies tussen SENSOR TEST, INTERNAL
TEST en GEGEVENS IJKEN; op het display
verschijnen de onderdelen en de be-
treffende testresultaten.
Na de controle verschijnt automatisch
het installatiemenu.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
IJken na het verwisselen
van de banden
Na het ver wisselen van een band kan
het nodig zijn het navigatiesysteem op-
nieuw te ijken.
Ga voor het ijken als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN ( 10); op
het display verschijnt het menu IN-
STELLINGEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE (fig.
119).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel IJKEN.
6) Selecteer en bevestig het onderdeel
BAND VERWISSELEN (fig. 121).
7) Voer de gevraagde handelingen uit.
fig. 120
A0B3088i
fig. 121
A0B3089i
NAVIGATIESYSTEEM
174
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Op het display verschijnt het invoer-
menu waarin u de lengte van het traject
moet invoeren (fig. 122).
1) Selecteer het eerste cijfer van de af-
stand met de draaiknop/toets (11).
2) Bevestig het cijfer door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Voer de overige cijfers op dezelfde
manier in.
4) Bevestig de afstand door de cursor
op het symbool
j
te plaatsen met de
draaiknop/toets (11).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Op het display verschijnt de vraag om
het traject af te leggen. Ga voor het ij-
ken als volgt te werk:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel START.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Leg de 100 meter af volgens de
hiervoor beschreven aanwijzingen.
4) Stop na 100 meter, selecteer en be-
vestig BEVESTIGEN met de
draaiknop/toets (11) of ONDERBR. om
de procedure te onderbreken of ESC ( 9)
om te annuleren.
IJKEN
Systeem handmatig controleren
U kunt het systeem handmatig controle-
ren. Om deze handeling uit te voeren
moet een afstand van 100 meter worden
afgelegd bij een snelheid van maximaal
30 km/h. Let op de exacte lengte van
het traject.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE (fig.
119).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel IJKEN (fig.120).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel HANDM.
fig. 122
A0B3092i
NAVIGATIESYSTEEM
175
GPS-INFO
Ga als volgt te werk voor weergave van
het huidige aantal te ontvangen GPS-sa-
tellieten en de positie van de auto:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE (fig.
123).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu INST ALLATIE
(fig. 124).
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INFO GPS.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“NIEUWE INSTALL.” ijken
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE (fig.
123).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer en bevestig het onderdeel
IJKEN.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NIEUWE INSTALL.
(fig. 125).
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
9) Druk na het uitvoeren van de ge-
vraagde handelingen op de
draaiknop/toets (11).
fig. 123
A0B3080i
fig. 124
A0B3088i
NAVIGATIESYSTEEM
176
Ga voor het onderbreken van de proce-
dure als volgt te werk:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ANNUL.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken: het voor-
gaande onderdeel van de INST ALLATIE
wordt weergegeven.
Het systeem zal een test uitvoeren.
Hiervoor moet een afstand tussen 8
en15 km worden afgelegd en de GPS-
ontvangst goed zijn.
Voordat het ijken wordt gestar t, vraagt
het apparaat of eventueel oude ijkresulta-
ten moeten worden verwijderd en om de
verwijdering van die resultaten te bevesti-
gen.
BELANGRIJK Tijdens de eerste 25%
van de controleprocedure van het sys-
teem of als de optie NIEUWE INST ALL. is
geselecteerd, kan de navigatie niet wor-
den geactiveerd.
BELANGRIJK De afstand die voor het
ijken moet worden afgelegd hangt af van
verschillende factoren, zoals de GPS-ont-
vangstkwaliteit en de navigatie. De kilo-
meteraanduiding is slechts een gemiddel-
de waarde. Deze kan lager of hoger zijn
bij slechte ontvangstomstandigheden.
BEVEILIGING
Diefstalbeveiliging in-/uitscha-
kelen
Na het selecteren van het onderdeel
VEILIGHEID in het menu INSTELLINGEN,
kan de diefstalbeveiliging worden in-/uit-
geschakeld. Als de diefstalbeveiliging is
ingeschakeld, kan het systeem, als de ac-
cu losgekoppeld is geweest, alleen wor-
den ingeschakeld als de beveiligingscode
wordt ingevoerd (zie “Code invoeren” in
het hoofdstuk “Diefstalbeveiliging”).
BELANGRIJK Het navigatiesysteem
beschikt niet over een andere diefstalbe-
veiliging: wij raden u aan de code te acti-
veren.
Ga voor het in-/uitschakelen van de co-
de als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets ( 10); op het dis-
play verschijnt het menu INSTELLINGEN.
fig. 125
A0B3091i
NAVIGATIESYSTEEM
177
TERUGKEREN NAAR
STANDAARDINSTELLINGEN
(RESET)
Het is mogelijk naar de standaardinstel-
lingen van het navigatiesysteem ter ug te
keren:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel RESET (fig. 128).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Op het display verschijnen de volgende
schermen afhankelijk van de situatie
A, B of C:
Situatie A) Als een navigatie-CD is ge-
plaatst, verschijnt op het display de vraag
of u alle waarden van het navigatiesys-
teem wilt wissen (reset); alle opgeslagen
bestemmingen en opties worden gewist.
Afschriklampje in-/uitschakelen
In het menu CODE-SETUP kan het afschrik-
lampje worden in-/uitgeschakeld. Ga voor
het in-/uitschakelen van het lampje als volgt
te werk:
1) Druk op de toets NAV (12); op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van het navi-
gatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het dis-
play verschijnt het menu INSTELLINGEN
(Setup).
3) Selecteer met de draaiknop/toets (11)
het onderdeel VEILIGHEID (fig. 126).
4) Bevestig de keuze door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets (11)
het onderdeel LED (fig. 127).
6) Druk op de draaiknop/toets ( 11) om
ON of OFF te selecteren. De standaardinstel-
ling is ON (afschriklampje ingeschakeld).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel VEILIGHEID ( fig.
126).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel CODE.
6) Druk de draaiknop/toets ( 11) in
om ON of OFF te selecteren. De stan-
daardinstelling is OFF (beveiligingscode
uitgeschakeld). In ieder geval wordt om
de code gevraagd.
7) Selecteer het symbool
j
met de
draaiknop/toets (11).
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
fig. 126
A0B3081i
fig. 127
A0B3246i
NAVIGATIESYSTEEM
178
Ga als volgt te werk om het gehele ge-
heugen te wissen:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel JA.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Waarden in het geheugen onveranderd
houden:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NEE.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Als er geen navigatie-CD is geplaatst,
verschijnt op het display onmiddellijk de
volgende vraag.
Situatie B) Op het display verschijnt
de vraag of u de instellingen van de CD-
speler wilt wissen.
Ga als volgt te werk om het gehele
geheugen te wissen:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel JA.
2) Houd de draaiknop/toets ( 11) lan-
ger dan 2 seconden ingedrukt om de keu-
ze te bevestigen.
Waarden in het geheugen onveranderd
houden:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11 het onderdeel SLUITEN.
2) Houd de draaiknop/toets ( 11) lan-
ger dan 2 seconden ingedrukt om de keu-
ze te bevestigen.
Situatie C) Op het display verschijnt
de vraag of u alle geselecteerde opties in
het menu INSTELLINGEN en alle volume-
instellingen van alle audiobronnen wilt
wissen.
Ga als volgt te werk om het gehele ge-
heugen te wissen:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel JA.
2) Houd de draaiknop/toets ( 11) lan-
ger dan 2 seconden ingedrukt om de keu-
ze te bevestigen.
fig. 128
A0B3079i
NAVIGATIESYSTEEM
179
Waarden in het geheugen onveranderd
houden:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NEE.
2) Houd de draaiknop/toets ( 11) lan-
ger dan 2 seconden ingedrukt om de keu-
ze te bevestigen.
BELANGRIJK Als de optie JA, ook in
een van de drie fases, wordt geselec-
teerd, wordt het gehele geheugen gewist
(reset), schakelt het apparaat automa-
tisch uit en wordt opnieuw gestart.
BELANGRIJK Als de optie NEE in alle
fases wordt geselecteerd, wordt automa-
tisch teruggekeerd naar het menu INSTEL-
LINGEN.
Gevoeligheid instellen voor het
automatisch zoeken naar sta-
tions
U kunt de gevoeligheid instellen voor
het automatisch zoeken naar stations.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel FM-SEEK
(fig. 129).
4) Druk meerdere keren op de draai-
knop/toets (11) om het onderdeel
BEST. of SENS. te selecteren.
De standaardinstelling is BEST.
BEST: het automatisch zoeken wordt al-
leen onderbroken bij stations met een
goede ontvangstkwaliteit (bijv. ontvangst
zonder storingen). Kies deze instelling als
u reist in een gebied waar zich veel sta-
tions bevinden.
SENS.: het automatisch zoeken wordt
onderbroken bij stations met een minder
goede ontvangstkwaliteit. Kies deze in-
stelling als u in een gebied rijdt waar zich
niet veel stations bevinden.
fig. 129
A0B3090i
NAVIGATIESYSTEEM
180
D
D
I
I
E
E
F
F
S
S
T
T
A
A
L
L
B
B
E
E
V
V
E
E
I
I
L
L
I
I
G
G
I
I
N
N
G
G
ALGEMENE INFORMATIE
Het apparaat is uitger ust met een dief-
stalbeveiliging die bestaat uit een gehei-
me 4-cijferige code.
De diefstalbeveiliging zorgt er voor dat
het navigatiesysteem onbr uikbaar wordt
als het bij diefstal uit het dashboard
wordt weggenomen.
CODE-CARD
Dit document ( fig. 130) is het eigen-
domsbewijs van het apparaat.
Op dit document staan het model, het
serienummer en de geheime code aange-
geven.
BELANGRIJK Bewaar dit document
zorgvuldig, zodat u bij diefstal van het
systeem de gegevens aan de bevoegde
instantie kunt overleggen. Het document
is noodzakelijk bij werkzaamheden waar-
bij de accu of de voeding wordt losgekop-
peld. Als de accu of de voeding weer
wordt aangesloten, vereist het audio/na-
vigatiesysteem dat de geheime code
wordt ingevoerd.
CODE INVOEREN
Als het navigatiesysteem wordt inge-
schakeld nadat de voeding onderbroken
is geweest (accu of apparatuur losgekop-
peld, doorgebrande zekering, enz.), ver-
schijnt op het display de vraag om de ge-
heime code in te voeren (fig. 131).
fig. 130
A0B3093i
fig. 131
A0B3094i
NAVIGATIESYSTEEM
181
Ga voor het invoeren van de code als
volgt te werk:
1) Selecteer het eerste cijfer van de co-
de met de draaiknop/toets (11).
2) Bevestig het eerste cijfer door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
3) Voer de overige drie cijfers van de
code op dezelfde wijze in.
Ga als volgt te werk als u een ver-
keerd cijfer hebt ingevoerd:
1) Plaats de cursor op het symbool
¯
(fig. 131) met de draaiknop/toets
(11).
2) Bevestig het wissen door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Als de gehele code is ingevoerd, moet
de cursor op het symbool
j
worden ge-
plaatst en bevestigd worden met de
draaiknop/toets (11). Hierna schakelt
het systeem in en wordt afgestemd op de
radio.
BELANGRIJK Als er een verkeerde
code is ingevoerd, kan de code opnieuw
worden ingevoerd. Om de voorkomen dat
de code ach terhaald kan worden do or
middel van verschillende pogingen, blok-
keert het systeem een uur na de derde
foutieve invoer. Bij een vol gende poging
moet het navigatiesysteem een uur inge-
schakeld blijven. Als het systeem tijdens
deze wachttijd wordt losgekoppeld van
de accu, gaat de wachttijd opnieuw in en
is altijd gelijk aan een uur.
Diefstalbeveiliging uit-/inscha-
kelen
Het is mogelijk de diefstalbeveiliging uit
te schakelen; zie “Beveiliging” in het
hoofdstuk “Standaardinstellingen regelen”.
NAVIGATIESYSTEEM
182
Wendt u voor het inbou-
wen en aansluiten uitslui-
tend tot de Alfa Romeo-
dealer.
Het navigatiesysteem heeft een max.
vermogen van 4 x 20W. Hierna worden
de functies en de technische gegevens
vermeld.
RADIO
PLL-tuner (Phase Locked Loop) voor
de golfbanden FM/MW.
RDS (Radio Data System) met de
functies TA (Traffic Announcement), EON
(Enhanced Other Network), Radiotext (in-
formatie over het programmatype of
weergave uitgezonden muziekstuk) en
REG (Regionale Programma’s).
– Alternatieve frequentie zoeken in RDS
(Radio Data System).
Automatische/handmatige afstem-
ming op stations.
– Handmatig opslaan van 30 stations:
24 op de FM-golfband (6 op FM1, 6 op
FM2, 6 op FMT, 6 op FMC) en 6 op de
MW-golfband.
– Voorkeuzestations kort beluisteren.
PTY-functie: weergave, indien door de
stations uitgezonden, van de inhoud van
hun programma’s (POP, ROCK, enz.).
SHARX-functie: ver minderen van sto-
ringen op de FM-golfband.
– SCAN-functie: kort beluisteren van al-
le te ontvangen stations op de geselec-
teerde golfband.
TIM-functie (Traffic Information Me-
mory): automatische opslag van 14 ge-
sproken berichten met verkeersinformatie
met een totale tijdsduur van maximaal 4
minuten.
TMC-functie (Traffic Message Chan-
nel): luisteren naar verkeersinformatie
AUTOSTORE-functie: automatisch op-
slaan van 6 stations op de gekozen FM-
golfband.
Automatische stereo/mono-weerga-
ve.
T-STORE-functie (Travelstore): de zes
stations met het sterkste ontvangstsig-
naal kunnen automatisch op de FM-golf-
band worden opgeslagen.
CD-SPELER EN CD-WISSELAAR
(indien aanwezig)
Muziekstuk selecteren (voor uit/ach-
teruit).
– Snel vooruit-/terugspoelen.
MIX-functie: willekeurige weergave
van de muziekstukken.
SCAN-functie: eerste 10 seconden
van alle muziekstukken op CD weerge-
ven.
– REPEAT-functie: muziekstuk herhalen.
– Programmeren van de weergavevolg-
orde van de muziekstukken.
CD Name-functie: naam toekennen
aan de CD.
T
T
E
E
C
C
H
H
N
N
I
I
S
S
C
C
H
H
E
E
G
G
E
E
G
G
E
E
V
V
E
E
N
N
S
S
NAVIGATIESYSTEEM
183
Op multimedia-CD’s zijn
naast audiosporen ook
gegevens opgeslagen. Tij-
dens het afspelen van dit type
CD’s kunnen er piepgeluiden ont-
staan die een zodanig volume
hebben, dat niet alleen de ver-
keersveiligheid in gevaar komt,
maar waardoor ook de eindver-
sterker en de luidsprekers be-
schadigd kunnen worden.
AUDIOSYSTEEM
Gescheiden regeling bassen/hoge to-
nen.
Balansregeling kanalen rechts/links
en voor/achter.
– LOUDNESS-functie instellen.
SATELLIET-NAVIGATIESYSTEEM
Gesproken aanwijzingen over het te
volgen traject.
Weergave op het display van route-
aanwijzingen, van de afstand en van de
geschatte tijd die nodig is om de inge-
voerde bestemming te bereiken.
Mogelijkheid om speciale of ver re be-
stemmingen in te voeren.
– Mogelijkheid om bestemmingen op te
slaan.
TECHNISCHE GEGEVENS
Standaarduitrusting
Het systeem bestaat uit:
2 tweeter luidsprekers voor (A-
fig. 132) met elk een piekver mogen
van 30W;
– 2 luidsprekers voor (B-fig. 132) en
2 achter (A-fig. 133) met een diame-
ter van 165 mm (2 voor en 2 achter) en
met een vermogen van 40W.
Bose hifi-systeem (indien aanwe-
zig)
Het systeem bestaat uit:
2 coaxiaal geplaatste tweeweg luidspre-
kers voor (A-fig. 134) met een ø van 165
mm en een geïntegreerde tweeter;
2 full-range luidsprekers achter
(A-fig. 133) met een ø van 165 mm;
1 subwoofer met een ø van 225 mm
onder de hoedenplank (Sedan-uitvoeringen);
1 subwoofer met een ø van 130 mm
links in de bagageruimte (Sportwagon-uitvoe-
ringen) .
Het systeem bestaat verder nog uit een
versterker (onder de hoedenplank bij de Se-
dan-uitvoeringen en geïntegreerd met de
subwoofer in de bagager uimte bij de Spor t-
wagon-uitvoeringen) met 5 kanalen en een
maximaal vermogen van 200W met hoge-
resolutie-equalizer.
fig. 133
A0B0237b
fig. 132
A0B0387b
NAVIGATIESYSTEEM
184
CD-wisselaar
(indien aanwezig)
De auto kan zijn uitger ust met een CD-
wisselaar voor 6 CD’ s (Clarion),
die zich in het aflegvak links in de baga-
geruimte (Sportwagon-uitvoeringen) be-
vindt (A-fig. 135), of voor 10 CD’s
(Blaupunkt, met CD NAME-functie), die
zich links in de bagager uimte (Sedan-uit-
voeringen) (A-fig. 136) bevindt.
GPS-satellietantenne
Het navigatiesysteem wordt gecomple-
teerd door een GPS-satellietantenne (af-
gebeeld in fig. 137).
Zekering
Het navigatiesysteem wordt beschermd
door een zekering van 10A. Deze staat
afgebeeld in (fig. 138).
fig. 138
A0B0309b
fig. 137
A0B0356b
fig. 135
A0B0444b
fig. 136
A0B0435b
fig. 134
A0B0312b
CONNECT Nav
185
ALGEMENE INFORMATIE ...................................................... 188
TIPS EN AANWIJZINGEN
............................................ 189
VERKEERSVEILIGHEID .............................................................. 189
RADIOFREQUENTIE .................................................................. 189
VERZEND-/ONTVANGSTOMSTANDIGHEDEN.................................. 189
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD .............................. 190
COMPACT DISC ...................................................................... 190
BEDIENINGSKNOPPEN ................................................................ 191
BEDIENINGSKNOPPEN OP HET STUURWIEL .............................. 193
WERKING .............................................................................. 195
IN-/UITSCHAKELEN VAN HET CONNECT Nav ............................ 195
KEUZEMOGELIJKHEID WERKING ............................................ 195
VOLUMEREGELING ................................................................ 196
DISPLAY ................................................................................ 196
KLANKKLEURREGELING .......................................................... 197
RADIO .................................................................................... 198
NAAR DE RADIO LUISTEREN .................................................. 198
GOLFBAND SELECTEREN ........................................................ 198
AFSTEMMING OP FM-STATIONS................................................ 199
STATIONS OPSLAAN ................................................................ 199
SCAN-FUNCTIE ...................................................................... 201
RDS-FUNCTIE ........................................................................ 203
REG-FUNCTIE ........................................................................ 204
PTY-FUNCTIE .......................................................................... 204
TA-FUNCTIE ............................................................................ 205
TMC-FUNCTIE ........................................................................ 206
SHARX-FUNCTIE .................................................................... 207
R-TXT-FUNCTIE ...................................................................... 207
TIM-FUNCTIE .......................................................................... 208
CD-SPELER (CD) .................................................................... 210
CD PLAATSEN VERWIJDEREN .................................................. 210
CD-WEERGAVE ........................................................................ 211
CD-SPELER INSCHAKELEN ...................................................... 211
VOLGENDE/VORIGE MUZIEKSTUKKEN SELECTEREN .................. 212
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOORUIT-/TERUGSPOELEN .................. 212
MIX-FUNCTIE ........................................................................ 213
SCAN-FUNCTIE ...................................................................... 213
REPEAT-FUNCTIE...................................................................... 213
PROGRAM-FUNCTIE ................................................................ 214
CD NAME-FUNCTIE .................................................................. 215
CD-WISSELAAR-CDC (indien aanwezig) ............................ 217
CD PLAATSEN/VERWIJDEREN .................................................. 217
CD-WEERGAVE MET CD-SPELER ................................................ 219
CD-WEERGAVE MET CD-wisselaar ............................................ 220
CD-WISSELAAR INSCHAKELEN ................................................ 220
CONNECT Nav
CONNECT Nav
186
VOLGENDE/VORIGE MUZIEKSTUKKEN SELECTEREN .................. 222
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOORUIT-/TERUGSPOELEN .................. 223
MIX-FUNCTIE ........................................................................ 223
SCAN-FUNCTIE ...................................................................... 224
REPEAT-FUNCTIE...................................................................... 224
PROGRAM-FUNCTIE ................................................................ 225
CD NAME-FUNCTIE .................................................................. 227
SATELLIET-NAVIGATIESYSTEEM .......................................... 229
NAVIGATIE STARTEN .............................................................. 229
BESTEMMING INVOEREN ........................................................ 230
SPECIALE OF VERRE
BESTEMMINGEN INVOEREN .................................................... 237
GEBRUIK VAN OPGESLAGEN BESTEMMINGEN .......................... 240
POSITIE VAN DE AUTO OPSLAAN ............................................ 241
NAVIGATIESYSTEEM INSCHAKELEN .................................. 242
NAVIGATIE STARTEN .............................................................. 242
NAVIGATIE ONDERBREKEN ...................................................... 243
VAN AUDIOBRON WISSELEN .................................................. 244
FREQUENTIEMODULATIE ........................................................ 244
NAVIGATIE NO MAP ................................................................ 244
DYNAMISCHE ROUTEBEGELEIDING .......................................... 245
TOERISTISCHE INFORMATIE .................................................... 246
WEERGAVE TRAJECT ................................................................ 247
BESTEMMINGEN OPSLAAN ...................................................... 247
OPGESLAGEN BESTEMMINGEN ARCHIVEREN ............................ 248
OPGESLAGEN GEGEVENS WISSEN ............................................ 249
KORTE NAAM INVOEREN EN WIJZIGEN .................................... 250
WEERGAVE GPS-STATUS EN POSITIE ........................................ 251
FILES VERMIJDEN TIJDENS DE NAVIGATIE ................................ 251
ONDERDELEN VAN HET TRAJECT UITSLUITEN .......................... 252
TRAJECT AANPASSEN .............................................................. 254
POSITIEBEPALING VAN DE AUTO ............................................ 255
VERKEERSINFORMATIE ONTVANGEN
TIJDENS NAVIGATIE ................................................................ 256
GESPROKEN AANWIJZINGEN IN-/UITSCHAKELEN .................... 257
OPSLAAN LAATSTE 10 BESTEMMINGEN
IN-/UITSCHAKELEN ................................................................ 257
INFORMATIE OVER TRAJECTDUUR
IN-/UITSCHAKELEN ................................................................ 258
HANDMATIGE WEERGAVE POSITIE .......................................... 258
TRAJECT SIMULEREN .............................................................. 259
TARGASYS-DIENSTEN............................................................ 260
ALGEMENE AANWIJZINGEN .................................................... 260
APPARAAT/SIM-KAART ACTIVEREN .......................................... 261
NUMMER TARGASYS INVOEREN .............................................. 262
PERSOONLIJK NUMMER INVOEREN ........................................ 263
TERUGKEREN NAAR STANDAARDINSTELLINGEN ...................... 264
GEBRUIK VAN HET CONNECT Nav ............................................ 264
“MEDISCHE ASSISTENTIE” ...................................................... 265
“TECHNISCHE ASSISTENTIE” .................................................... 267
INFOMOBILITY-DIENSTEN ........................................................ 268
FUNCTIE “FOLLOW ME” .......................................................... 269
CODE VAN HET APPARAAT OPROEPEN .................................... 274
FUNCTIE OVER “STATUS” VAN HET APPARAAT OPROEPEN ........ 274
WEERGAVE BESTAANDE SIM-PROFIELEN .................................. 275
CONNECT Nav
187
TELEFOON .............................................................................. 276
ALGEMENE AANWIJZINGEN .................................................... 276
TELEFOONFUNCTIE INSCHAKELEN ............................................ 276
PIN-CODE INVOEREN .............................................................. 276
PIN-CODE WIJZIGEN .............................................................. 277
SIM-KAART ONTGRENDELEN .................................................. 278
VOLUMEREGELING ................................................................ 278
TELEFOONNUMMER KIEZEN .................................................... 279
TELEFOONNUMMER UIT TELEFOONAGENDA KIEZEN .................. 281
INKOMENDE TELEFOONGESPREKKEN ...................................... 282
BELLEN NAAR HET BUITENLAND .............................................. 283
NETWERK KIEZEN .................................................................. 284
TELEFOONAGENDA ................................................................ 288
BERICHTEN (SMS) .................................................................. 290
STANDAARDINSTELLINGEN REGELEN ................................ 295
MENU INSTELLINGEN INSCHAKELEN ........................................ 295
DISPLAY INSTELLEN ................................................................ 295
VOLUMEREGELING BIJ INSCHAKELING,
TA-INFORMATIE EN SNELHEIDSAFHANKELIJKE VOLUMEREGELING
(SVR) .................................................................................... 297
KLOKJE INSTELLEN ................................................................ 299
TAAL SELECTEREN .................................................................. 301
APPARATUUR IJKEN .............................................................. 302
SYSTEEM CONTROLEREN ........................................................ 302
IJKEN .................................................................................... 304
GPS-INFO .............................................................................. 305
BEVEILIGING .......................................................................... 306
TERUGKEREN NAAR STANDAARDINSTELLINGEN (RESET) .......... 307
DIEFSTALBEVEILIGING .......................................................... 310
ALGEMENE AANWIJZINGEN .................................................... 310
CODE-CARD .......................................................................... 310
CODE DIEFSTALBEVEILIGING INVOEREN .................................. 310
TECHNISCHE GEGEVENS ...................................................... 312
RADIO .................................................................................. 312
CD-SPELER EN CD-wisselaar .................................................... 312
AUDIOSYSTEEM ...................................................................... 313
SATELLIET-NAVIGATIESYSTEEM ................................................ 313
TARGASYS-DIENSTEN .............................................................. 313
TELEFOON .............................................................................. 313
TECHNISCHE GEGEVENS .......................................................... 314
CONNECT Nav
188
Het Connect Nav met geïntegreerde
autoradio en telefoon is confor m de wet-
telijke veiligheidsnor men en aanbevelin-
gen.
De werking van de in de autoradio geïn-
tegreerde telefoon is gebaseerd op de
GSM standaard voor mobiele telefonie.
Deze standaard is ontwikkeld voor het
gebruik van mobiele telefoons in Europa
en in andere landen, en is verspreid in
vele landen in de wereld (bijv . VDE DIN
0848).
Met deze telefoon kunnen dezelfde tele-
foonverbindingen worden gemaakt die
met een mobiele telefoon mogelijk zijn.
Om te kunnen telefoneren moet u in het
bezit zijn van een SIM-kaart, dient u zich
binnen het dekkingsgebied van het Dual
Band netwerk te bevinden en moet de
sterkte van het ontvangstsignaal voldoen-
de zijn.
Noodoproep
Om maximale veiligheid te garanderen
kan met de telefoon altijd een noodop-
roep (112) worden ver zonden, ook zon-
der SIM-kaart.
U kunt bellen en gebeld worden als het
Connect-systeem is ingeschakeld, u zich
binnen het dekkingsgebied van het GSM
900/1800 netwerk bevindt en de sterk-
te van het ontvangstsignaal voldoende is.
Om deze redenen kan een verbinding niet
onder alle omstandigheden gegarandeerd
worden. Vertrouw niet uitsluitend op het
gebruik van de telefoon voor het ver zen-
den van noodoproepen die van levensbe-
lang zijn, zoals een verzoek om medische
hulp.
A
A
L
L
G
G
E
E
M
M
E
E
N
N
E
E
I
I
N
N
F
F
O
O
R
R
M
M
A
A
T
T
I
I
E
E
CONNECT Nav
189
T
T
I
I
P
P
S
S
E
E
N
N
A
A
A
A
N
N
W
W
I
I
J
J
Z
Z
I
I
N
N
G
G
E
E
N
N
Houdt u strikt aan de wettelijke bepalin-
gen die gelden voor het gebr uik van tele-
foons in de auto. Bel indien noodzakelijk
handsfree: Wij raden u in ieder geval aan
de auto te parkeren en stil te zetten voor-
dat u belt.
RADIOFREQUENTIE
De telefoon is goedgekeurd voor de GSM
standaard en voldoet aan de veiligheidsli-
mieten m.b.t. de bescher ming tegen
radiostraling.
De werking van de telefoon kan
gestoord worden door medische appara-
tuur (bepaalde protheses, pacemakers,
enz) die niet voldoende beschermd zijn.
Zet de telefoon altijd uit als het gebr uik
ervan verboden is of in gebieden met een
hoog explosiegevaar zoals tankstations,
chemische fabrieken en in de nabijheid
van explosieve stoffen of ladingen.
VERKEERSVEILIGHEID
Voordat u gaat rijden, raden wij u aan
om vertrouwd te raken met de verschil-
lende functies van het Connect Nav en in
het bijzonder van de autoradio (bijv . het
opslaan van stations).
ONTVANGST-/VERZENDOM-
STANDIGHEDEN
Tijden het rijden wisselen de ont-
vangstomstandigheden (voor de radio) of
de ontvangst-/zendomstandigheden
(voor de telefoon) voor tdurend. De ont-
vangst kan gestoord worden door de aan-
wezigheid van bergen, gebouwen, tunnels
of br uggen, vooral als u ver ver wijderd
bent van de zender waarnaar u luistert of
van de zender voor de telefoonverbinding.
Een te hoog volume tij-
dens het rijden kan zowel
uw leven als het leven
van anderen in gevaar brengen.
Wij raden u dan ook aan om het
volume altijd zo te regelen dat
geluiden van buiten (bijv .
claxons, sirenes van ambulance,
brandweer, politie e.d.) hoorbaar
blijven.
CONNECT Nav
190
VOORZORGSMAATREGELEN EN
ONDERHOUD
Zonder dat er speciale voor zorgs -
maatregelen nodig zijn, is een lange levens -
duur van het systeem gegarandeerd. W endt
u bij storingen tot de Alfa Romeo-dealer.
Maak het bedieningspaneel alleen met een
zachte, droge en antistatische doek schoon.
Schoonmaak- en glansmiddelen kunnen het
front beschadigen.
Behandel het display met zorg. Als er scher-
pe voorwerpen worden gebr uikt kunnen er
krassen en beschadigingen op het display
ontstaan.
Maak het display alleen met een zachte,
schone en droge doek schoon. Schoonmaak-
en glansmiddelen kunnen het display bescha-
digen.
COMPACT DISC
Als u de CD-speler gebr uikt, houd er dan
rekening mee dat door de aanwezigheid van
vuil of vingerafdr ukken op de CD er een
onderbreking in de weergave en een slechte
geluidskwaliteit kan ontstaan. Hetzelfde
gebeurt als per ongeluk de CD wordt gebo-
gen.
Voor een perfecte weergave geven wij u de
volgende tips:
– Gebruik alleen CD’s met het merkteken:
Verwijder eventuele vingerafdr ukken en
stof van het CD-oppervlak m.b.v. een zachte
doek. Houd de CD bij de randen vast en rei-
nig de CD vanuit het midden naar de randen.
Gebruik voor het schoonmaken nooit
chemische producten (bijv . antistatische
sprays of thinner) omdat hierdoor het
oppervlak van de CD kan worden bescha-
digd.
– Berg na het beluisteren de CD weer op
in het doosje om te voorkomen dat er
vlekken of krassen ontstaan die de weer-
gave kunnen verstoren.
Stel de CD’ s niet bloot aan war mte-
bronnen, zonnestraling of vochtigheid om
te voorkomen dat de CD’s vervormen.
– Op het weergave-oppervlak van de CD
mag niets geplakt en geschreven worden.
Oefen geen druk op het
display uit tijdens het reini-
gen. Als er scherpe of harde
voorwerpen worden gebruikt, kun-
nen er krassen en beschadigingen
op het display ontstaan. Raak het
display niet met de vingers aan.
Raak bij breuk de vloeistof die kan
wegvloeien niet aan; als deze vloei-
stof in contact komt met de huid,
moet de huid onmiddellijk worden
gewassen met water en zeep.
CONNECT Nav
191
B
B
E
E
D
D
I
I
E
E
N
N
I
I
N
N
G
G
S
S
K
K
N
N
O
O
P
P
P
P
E
E
N
N
fig. 1
A0B0490b
CONNECT Nav
192
1 - Toets
T
: frontpaneel openen
2 - Keuzetoets
ù§
. De functie van
de keuzetoets hangt af van het betreffen-
de menu en van de manier waarop het
systeem werkt
3 - Toets AUD: menu geluidsinstellin-
gen openen
4 - Toets TA: RDS-TA (Traffic Announce-
ment) in-/uitschakelen
5 - Display
6 - Toets Info i:
a) als tijdens de routebegeleiding op
deze toets wordt gedr ukt, wordt de laat-
ste gesproken mededeling van het navi-
gatiesysteem herhaald en wordt de inge-
voerde bestemming getoond
b) weergave van alle onderdelen van
het menu die eindigen met “…”
7 - Toets
: toegang tot de telemati-
ca-diensten van Targasys
8 - T oets T: TRAFFIC-menu oproepen
met de functies TIM (T raffic Information
Memory) en TMC (T raffic Message
Channel) (tips om de files te vermijden)
9 - Toets ESC:
a) menu afsluiten zonder de wijzigingen
op te slaan
b) naar het vorige scherm/menu terug-
keren
10 - Toets MEN: menu instellingen
inschakelen
11 - Draaiknop/toets
a) draaien: selecteren van onderdelen
die op het display getoond worden
b) indrukken: keuze bevestigen (OK-
toets)
c) langer dan 2 seconden indr ukken:
keuze tussen 2- of 3-dimensionale weer-
gave van de pictogrammen bij ingescha-
keld navigatiesysteem en bevestigen inge-
voerde gegevens
12 - Toets NAV: navigatiesysteem
inschakelen
13 - Multifunctionele toetsen
§
;
de functie van deze toetsen hangt af van
de inhoud van het menu
14 - Multifunctionele toetsen
§
;
de functie van deze toetsen hangt af van
de inhoud van het menu
15 - T oets
£
: inschakelen van de
Telefoonfunctie en toegang tot de beschik-
bare functies:
a) een inkomend gesprek aannemen
b) een gesprek beëindigen
16 - Draaiknop/toets
a) draaien: volumeregeling en overscha-
keling naar Mute
b) even ingedrukt houden (ongeveer 2
seconden): apparaat in-/uitschakelen
c) kort indrukken (minder dan 2 secon-
de): Mute
17 - T oets SRC: keuze audiobron:
Radio, CD-speler of CD-wisselaar (CD-C)
(indien aanwezig)
CONNECT Nav
193
18 (fig. 2) - CD-lade
19 (fig. 2) - CD-uitwerptoets
20 (fig. 2) - Knipperend lampje CD-
lade (audio of navigatie)
21 (fig. 3) - GSM-module met opening
(A) voor plaatsen SIM-kaar t (C). Voor het
bereiken van de GSM-module moet het dash-
boardkastje aan passagierszijde worden geo-
pend. Voor het verwijderen van de SIM-kaart,
moet met een daar voor geschikt voor werp
op het knopje ( B) worden gedr ukt. Op de
GSM-module zit een sticker waarop staat
aangegeven hoe de SIM-kaart moet worden
geplaatst/verwijderd.
BEDIENINGSKNOPPEN OP HET
STUURWIEL
(indien aanwezig) (fig. 4)
De bedieningsknoppen van de belang-
rijkste functies van de autoradio zijn ook
op het stuur wiel geplaatst, zodat u de
autoradio nog eenvoudiger kunt bedienen:
1. Toets voor verhogen volume
2. Toets voor verlagen volume
3. Toets voor Mute-functie
4. Keuzetoets voor golfband (FM1,
FM2, FMT , FMC, MW) of beschikbare
audiobron (Radio, CD-speler of CD-wisse-
laar)
5. Multifunctionele toets:
Radio: opgeslagen stations oproe-
pen
CD-speler: kort indrukken: vol-
gend muziekstuk selecteren
even ingedrukt houden: weerge-
geven muziekstuk snel vooruitspoelen
CD-wisselaar (indien aanwezig):
kort indrukken: volgend muziek-
stuk selecteren
even ingedrukt houden: weerge-
geven muziekstuk snel vooruitspoelen
fig. 2
A0B0307b
fig. 3
A0B0500b
CONNECT Nav
194
6. Multifunctionele toets:
– Radio: opgeslagen stations oproepen
– CD-speler: kort indrukken: vorig
muziekstuk selecteren
even ingedrukt houden : weerge-
geven muziekstuk snel terugspoelen
CD-wisselaar (indien aanwezig):
kort indrukken : vorig muziekstuk
selecteren
even ingedrukt houden : weerge-
geven muziekstuk snel terugspoelen
Toetsen voor volumeregeling
(1), (2) en (3)
De toetsen voor het regelen van het
volume (1) en ( 2) en voor het in/uit-
schakelen van de Mute-functie ( 3) wer-
ken op dezelfde wijze als de toetsen op
de autoradio.
Keuzetoets voor golfband (4)
Door telkens kor t toets ( 4) in te dr uk-
ken kunt u kiezen uit de beschikbare
audiobronnen (Radio, CD-speler of CD-wis-
selaar).
Multifunctionele toetsen (5) en
(6)
Met de multifunctionele toetsen ( 5) en
(6) kunt u de opgeslagen stations oproe-
pen, d e v olgende C D/het v olgende
muziekstuk of de vorige CD/het vorige
muziekstuk zoeken tijdens het luisteren
naar de CD-wisselaar.
Druk op toets ( 5) om de opgeslagen
stations in oplopende volgorde te selecte-
ren of de volgende CD/het volgende
muziekstuk te beluisteren.
Druk op toets ( 6) om de opgeslagen
stations in aflopende volgorde te selecte-
ren of de vorige CD/ het vorige muziek-
stuk te beluisteren.
fig. 4
A0B0357b
CONNECT Nav
195
W
W
E
E
R
R
K
K
I
I
N
N
G
G
In-/uitschakelen
bij uitgezette motor
Het Connect Nav kan ook gebr uikt wor-
den als de motor uitstaat (contactsleutel
in stand STOP).
Om het apparaat in te schakelen, moet
u ongeveer 1 seconde de draaiknop/toets
(16) indrukken.
BELANGRIJK Als de contactsleutel
in stand STOP staat, schakelt na onge-
veer 1 uur het apparaat automatisch uit
om te voorkomen dat de accu van de auto
ontlaadt. Als u de motor star t, wordt de
tijdslimiet opgeheven.
KEUZEMOGELIJKHEID WER-
KING
Ga als volgt te werk om de gewenste
bron te selecteren:
– druk op de toets SRC (17);
selecteer met de draaiknop/toets
(16) de functie Radio, CD-speler of CD-
wisselaar (indien aanwezig).
Druk op de toets NAV (12) om het navi-
gatiesysteem in te schakelen.
Als een bron is geselecteerd, verschijnt
het bijbehorende hoofdmenu/hoofd-
scherm.
Druk op de toets
£
(15) om de tele-
foonfunctie in te schakelen.
Druk op de toets
(7) om toegang te
krijgen tot de diensten van Targasys.
IN-/UITSCHAKELEN VAN HET
CONNECT Nav
Druk ongeveer 1 seconde op de draai-
knop/toets (16) om het Connect Nav in
te schakelen. Het systeem geeft de laatst
beluisterde audiobron weer op het vooraf
ingestelde volumeniveau.
BELANGRIJK Als u het systeem uit-
schakelt en ver volgens weer inschakelt,
wordt de bron weergegeven op het volu-
meniveau van voor de uitschakeling. Als
het volumeniveau echter hoger was dan
het ingestelde niveau, wordt de audiobron
weergegeven op het ingestelde volumeni-
veau.
Zie voor het instellen van het volume bij
inschakeling “Volumeregeling bij inscha-
keling, TA-informatie, berichten en snel-
heidsafhankelijke volumeregeling (svr)”
in het hoofdstuk “Standaardinstellingen
regelen”.
CONNECT Nav
196
VOLUMEREGELING
Volume verhogen : draai de draai-
knop/toets (16) rechtsom.
Volume verlagen : draai de draai-
knop/toets (16) linksom.
Tijdens het instellen van het volume,
wordt het volumeniveau grafisch op het
display weergegeven (deze grafische
weergave verschijnt alleen bij het hoofd-
menu van de audiobron) (fig. 5).
BELANGRIJK Als u naar een gespro-
ken bericht van het navigatiesysteem luis-
tert, kan het volume onafhankelijk van
het standaardvolume van de audiobron
gewijzigd worden.
DISPLAY fig. 6
Als de buitenverlichting wordt ingescha-
keld, schakelt de nachtverlichting in
(omgekeerde kleuren) ( fig. 7 ). Als u
overdag de koplampen hebt ingeschakeld,
kunt u de nachtverlichting uitschakelen,
zie de paragraaf “Display instellen” in het
hoofdstuk “Standaardinstellingen rege-
len”.
fig. 5
A0B3021i
Een te hoog volume tij-
dens het rijden kan zowel
uw leven als het leven
van anderen in gevaar brengen.
Wij raden u dan ook aan om het
volume altijd zo te regelen dat
geluiden van buiten (bijv .
claxons, sirenes van ambulance,
brandweer, politie e.d.) hoorbaar
blijven.
fig. 6
A0B3095i
fig. 7
A0B3222i
CONNECT Nav
197
fig. 9
A0B3097i
KLANKKLEURREGELING
(MENU AUD)
U kunt de “bassen” en “hoge tonen”
voor iedere audiobron gescheiden instel-
len. De Balans, Fader en Loudness kunnen
niet gescheiden worden geregeld.
Stel het geluid als volgt in:
1) Druk op de toets SRC ( 17); op het
display verschijnt het SRC-menu.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste audiobron (Radio, CD-
speler of CD-wisselaar, indien aanwezig).
3) Druk op de toets AUD (3); op het dis-
play verschijnt het audio-menu voor het
instellen van het geluid (fig. 8).
4) Draai de draaiknop/toets (11) totdat
het gewenste menupunt is geselecteerd.
5) Druk op de draaiknop/toets (11) om
het geselecteer de menupunt (“BASSEN”,
“HOGE TONEN”, enz.) te bevestigen (fig.
9).
6) Draai de draaiknop/toets (11) om
de gewenste instelling te regelen.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met het Bose hifi-systeem, kan de waarde
van de Loudness niet geregeld worden.
(fig. 10).
Druk op de draaiknop/toets (11) om de
zojuist gewijzigde waarden op te slaan.
Als u de gew ijzigde waarden n iet wilt
opslaan en u terug wilt keren naar het vori-
ge menu, druk dan op de toets ESC (9).
BELANGRIJK Als u o p geen e nkele
toets dr ukt, v erschijnt na 30 se conden
automatisch het vorige menu op het dis -
play.
fig. 10
A0B3223i
fig. 8
A0B3096i
CONNECT Nav
198
NAAR DE RADIO LUISTEREN
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets SRC (17).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de audiobron Radio (TUNER)
(fig. 11) of druk, als er een CD in de CD-
speler of CD-wisselaar zit, op de toets ESC
(9).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
R
R
A
A
D
D
I
I
O
O
Op het display verschijnt het hoofdmenu
van de Radio (fig. 12) en er wordt afge-
stemd op het laatste station dat u beluis-
terde voor het uitschakelen.
Op de bovenste regel van het display
wordt het volgende weergegeven: het sta-
tion waarop was afgestemd voor de uit-
schakeling van het apparaat en de 6 op
de golfband opgeslagen stations.
Op de onderste regel van het display
wordt (behalve bij het AUDIO-menu) het
volgende weergegeven: de aanwezigheid
van een audio- of navigatie-CD, de golf-
band waarop is afgestemd (bijv. FM1), de
TA-status of de TMC-status.
GOLFBAND SELECTEREN
U kunt programma’s op de FM- of MW -
golfband (middengolf) ontvangen fig.
13. Om de gewenste golfband bij inge-
schakelde radio te selecteren, moet u de
toets SRC (17) indrukken.
Radiostations selecteren
Met de multifunctionele toetsen
§
(13
en 14) kunt u de opgeslagen stations
selecteren (kort indrukken) of andere sta-
tions opslaan (even ingedrukt houden).
fig. 11
A0B3163i
fig. 12
A0B3095i
fig. 13
A0B3000i
CONNECT Nav
199
AFSTEMMEN OP FM-STATIONS
Automatische afstemming
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen (fig.
14).
2) Druk op de toets ( 14) bij het
opschrift SEARCH totdat de indicatie
$
of “
§
” (de standaardinstelling is
§
”)
verschijnt.
3) Druk op de keuzetoets
§
of
ù
(2) om het zoeken naar stations te star-
ten.
BELANGRIJK Als de TA-functie is inge-
schakeld, worden alleen de stations opge-
slagen die verkeersinformatie uitzenden
(opschrift TP op het display).
Handmatige afstemming
Ga voor het handmatig afstemmen als
volgt te werk:
1) Schakel de RDS-functie uit (zie RDS-
FUNCTIE in dit hoofdstuk) zodat de fre-
quentie zichtbaar wordt.
2) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen (fig.
14).
3) Dr uk op de toets ( 14) bij het
opschrift SEARCH totdat de indicatie
$
ver-
schijnt.
4) Druk op de keuzetoets
§
of
ù
(2) om het handmatig zoeken naar sta-
tions te starten.
De frequentie wisselt trapsgewijs met
100 kHz op de FM-golfband en met 9
kHz op de MW-golfband.
STATIONS OPSLAAN
Er kunnen maximaal 24 FM-stations ver-
deeld over vier golfbanden (FM1, FM2,
FMT en FMC) en 6 MW -stations worden
opgeslagen.
Handmatig opslaan
Ga voor het handmatig opslaan van sta-
tions als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets SRC (17); op het display verschijnt
het functiemenu van de radio (fig. 15).
fig. 14
A0B3102i
fig. 15
A0B3000i
CONNECT Nav
200
2) Selecteer de gewenste FM-golfband
(FM1, FM2, FMT, FMC) of MW -golfband
met toets ( 13) of ( 14). Na de keuze
wordt automatisch teruggekeerd naar het
hoofdmenu van de radio.
3) Stem af op het station door de keu-
zetoets
§
of
ù
(2) in te drukken.
4) Druk op de toets ( 13) of (14) die
overeenkomt met de geselecteerde golf-
band en houd de toets ingedr ukt totdat
het volume wordt onderdrukt (het signaal
dat het station is opgeslagen). De fre-
quentie of de naam van het opgeslagen
station verschijnen op het display op de
vooraf ingestelde positie.
Automatisch opslaan T-STORE
Op de FMT -golfband kunnen automa-
tisch de 6 stations met het sterkste ont-
vangstsignaal in het gebied waarin u rijdt,
worden opgeslagen.
Met de T A-functie (T raffic Announce-
ment) worden alleen de 6 stations met
het sterkste ontvangstsignaal opgeslagen
die verkeersinformatie kunnen uitzenden.
BELANGRIJK De opgeslagen stations
worden ver vangen als stations worden
opgeslagen met de functie T-STORE.
Ga voor het automatisch opslaan van
stations (T-STORE) als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets SRC (17); op het display verschijnt
het functiemenu van de radio.
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift PAGINA 2.
3) Dr uk op de toets ( 14) bij het
opschrift T-STORE (fig. 16).
Als de functie T ravelstore is ingescha-
keld, dan wordt op de bovenste regel van
het display de voortgang van de procedu-
re, uitgedrukt in procenten, weergegeven.
Als de stations zijn opgeslagen, wordt
automatisch afgestemd op de FMT -golf-
band en wordt gevraagd of u de zojuist
opgeslagen stations kort wilt beluisteren.
fig. 16
A0B3004i
CONNECT Nav
201
Automatisch
opslaan TMCSTORE
Het apparaat kan op de FMC-golfband
automatisch de 6 stations met het sterk-
ste ontvangstsignaal in het gebied waarin
u rijdt, opslaan.
BELANGRIJK De op de FMC-golfband
opgeslagen stations worden vervangen als
nieuwe stations worden opgeslagen door
middel van TMC STORE.
BELANGRIJK De functie TMCSTORE
kan alleen worden ingeschakeld als reeds
eenmaal een navigatie-CD is geplaatst van
het land waarin wordt gereden. Deze CD
moet de TMC-infor matie ondersteunen
(op het etiket van de CD staat TMC ver-
meld).
Ga voor het automatisch opslaan van
stations (TMCSTORE) als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets TU ( 17); op het display verschijnt
het functiemenu van de radio (fig. 17).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift PAGINA 2.
3) Dr uk op de toets ( 14) bij het
opschrift TMCSTORE (fig. 17).
Als de functie T ravelstore is ingescha-
keld, dan wordt op de bovenste regel van
het display de voortgang van de procedu-
re, uitgedrukt in procenten, weergegeven.
Als de stations zijn opgeslagen, worden
alle op de FMC-golfband opgeslagen sta-
tions enkele seconden weergegeven.
Daarna wordt automatisch afgestemd op
het eerste opgeslagen station.
BELANGRIJK Het automatisch
opslaan van stations met de functie TMC-
STORE kan enige tijd in beslag nemen
omdat alle op de FMC-golfband te ontvan-
gen TMC-stations worden afgezocht.
SCAN-FUNCTIE
Als de SCAN-functie is ingeschakeld,
wordt er over de gehele golfband naar sta-
tions gezocht die te ontvangen zijn. Ieder
station wordt 10 seconden weergegeven;
de SCAN-functie schakelt automatisch uit
als de gehele golfband is doorlopen. Bij
ingeschakelde TA-functie wordt er alleen
naar stations gezocht die verkeersinfor-
matie kunnen uitzenden. Als op een van
deze stations wordt afgestemd, verschijnt
op de onderste regel van het display het
symbool TP of T A als de functie T raffic
Announcement is ingeschakeld.
fig. 17
A0B3005i
CONNECT Nav
202
Ga voor het inschakelen van de SCAN-
functie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets SRC (17); op het display verschijnt
het hoofdmenu van de radio (fig. 15).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift PAGINA 2.
3) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift SCAN ( fig. 18); het zoeken
begint en op het display verschijnt het
opschrift SCAN zolang er gezocht wordt
(fig. 19).
Druk op de toets ESC ( 9) om de SCAN-
functie uit te schakelen; de SCAN-functie
wordt onderbroken bij het laatst ontvan-
gen station.
TMC-SCAN FUNCTIE
Met deze functie wordt er over de gehe-
le FMC-golfband naar stations gezocht die
te ontvangen zijn.
Ga voor het inschakelen van de TMC
SCAN-functie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets SRC (17); op het display verschijnt
het hoofdmenu van de radio (fig. 15).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift PAGINA 2.
3) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift TMC-SCAN (fig. 20).
Het zoeken begint en op het display ver-
schijnt het opschrift TMC SCAN zolang er
gezocht wordt.
Druk voor het uitschakelen van de TMC
SCAN-functie, of om te blijven luisteren
naar een station dat tijdens het zoeken
gevonden is, op de toets ESC (9); de TMC
SCAN-functie wordt onderbroken bij het
laatst ontvangen station.
fig. 18
A0B3006i
fig. 19
A0B3008i
fig. 20
A0B3007i
RDS-FUNCTIE
(RADIO DATA SYSTEM)
Dankzij het Radio Data System wordt de
geluidsweergave van stations op de FM-
band (frequentiemodulatie) verbeterd.
Met het RDS wordt automatisch op de
optimale frequentie van het door u beluis-
terde station afgestemd (alter natieve fre-
quentie). Dit systeem werkt alleen bij sta-
tions die deze functie ondersteunen.
Hierdoor kan altijd naar hetzelfde station
geluisterd worden, zonder dat opnieuw
moet worden afgestemd als u in een ande-
re regio komt. Uiteraard moet het station
ontvangen kunnen worden in het betreffen-
de gebied.
Bij ingeschakelde RDS verschijnen op het
display de naam van het station (maxi-
maal 8 tekens) waarop is afgestemd
(Program Ser vice) en de status van de
verkeersinformatie. Het audio/navigatie-
systeem zal de optimale ontvangstfre-
quentie zoeken van het gewenste station.
In-/uitschakelen
Ga voor het gebr uik van het RDS als
volgt te werk:
1) Dr uk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen ( fig.
21).
2) Druk meerdere keren op toets ( 14)
bij het opschrift RDS om een van de hier-
na beschreven menu-onderdelen (V AR,
FIX of OFF) te selecteren (de standaard-
instelling is VAR):
FIX Radio RDS inschakelen.
Aangezien bepaalde stations
RDS niet alleen gebr uiken om
hun naam in beeld te krijgen,
maar ook voor reclameteksten,
kunt u het systeem zo instellen
dat alleen de naam van het sta-
tion op het display verschijnt.
VAR Standaardinstelling waarbij de
functie Radio RDS volledig is
ingeschakeld. Ook reclametek-
sten worden op het display
weergegeven.
OFF De functie Radio RDS wordt uit-
geschakeld. De stations worden
onderscheiden door middel van
de frequentie-aanduiding op het
display (bijvoorbeeld: 87.5). Bij
deze instelling blijft ook de T A-
functie uitgeschakeld.
CONNECT Nav
203
fig. 21
A0B3001i
CONNECT Nav
204
REG-FUNCTIE
Op bepaalde uren van de dag zenden
enkele stations regionale programma’ s
uit. Als de functie is uitgeschakeld en u
hebt afgestemd op een regionaal station
dat in een bepaald gebied uitzendt, dan
zult u als u in een ander gebied komt, het
regionale station van dat nieuwe gebied
ontvangen.
In-/uitschakelen
Om de REG-functie in te schakelen, moet
op een FM-golfband zijn afgestemd. Ga
als volgt te werk:
1) Dr uk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen ( fig.
22).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift REG; op het display verschijnt ON
of OFF. De standaardinstelling is OFF (func-
tie uitgeschakeld). Bij ingeschakelde func-
tie wisselt de frequentie alleen als het sta-
tion niet meer op de huidige frequentie is
te ontvangen.
PTY-FUNCTIE
(PROGRAM TYPE)
De PTY -functie is verbonden met het
RDS. De stations maken via PTY de
inhoud (POP, ROCK, enz.) van hun pro-
gramma’s bekend, waardoor een keuze
kan worden gemaakt.
Als u bij ingeschakelde PTY -functie een
nieuw station selecteert, verschijnt enkele
seconden de inhoud van het programma
op het display. Als het station daarentegen
de PTY-functie niet bezit, wordt de inhoud
niet weergegeven.
In-/uitschakelen
Ga voor het in-/uitschakelen van de PTY-
functie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10) ; op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen (fig.
22).
2) Dr uk op de toets ( 14) bij het
opschrift PTY; op het display verschijnt ON
(functie ingeschakeld) of OFF (functie uit-
geschakeld). De standaardinstelling is ON.
Bij ingeschakelde PTY -functie verschijnt
PTY op het display (fig. 23) als u op een
radiostation afstemt.
fig. 22
A0B3001i
fig. 23
A0B3003i
CONNECT Nav
205
Alarmberichten ontvangen
Bij ingeschakelde PTY-functie kunnen er
alarmberichten worden ontvangen (bij-
voorbeeld: smogalarm). In dat geval zal
op het display een gevaarindicatie ver-
schijnen en wordt de alar mmelding weer-
gegeven op het volumeniveau dat is inge-
steld voor de verkeersinformatie.
Als u de alar mberichten wilt onderbre-
ken, moet de toets MEN (10) of ESC (9)
worden ingedrukt.
TA-FUNCTIE
(TRAFFIC ANNOUNCEMENT)
De functie kan alleen worden ingescha-
keld als op de FM-golfband is afgestemd.
Als naar de CD-speler of de CD-wisselaar
(indien aanwezig) wordt geluisterd of het
navigatiesysteem is ingeschakeld, en de
toets TA (4) wordt ingedrukt, schakelt de
radio over naar de FM-golfband en scha-
kelt de TA-functie in: de audiobron veran-
dert niet en op het display verschijnt het
opschrift “TA”.
Bij ingeschakelde TA-functie kan ook ver-
keersinformatie worden ontvangen als de
CD-speler of CD-wisselaar (indien aanwe-
zig) of het navigatiesysteem is ingescha-
keld. Als er verkeersinfor matie wordt uit-
gezonden, wordt er automatisch afge-
stemd op het programma dat verkeersin-
formatie uitzendt. Na de verkeersinforma-
tie schakelt het navigatiesysteem automa-
tisch terug naar de bron die u beluisterde.
Druk om de T A-functie uit te schakelen
op de toets TA (4).
BELANGRIJK Als u met ingeschakelde
TA-functie naar de radio luister t en u het
ontvangstgebied verlaat van het station
dat verkeersinformatie uitzendt of dit sta-
tion is niet meer te ontvangen, hoor t u
een waarschuwingssignaal (een “biep”);
in dit geval wordt de TP-functie (T raffic
Program) automatisch ingeschakeld.
Verkeersinformatie
onderbreken
Als u bij ingeschakelde TA-functie de ver-
keersinformatie wilt onderbreken, moet
de toets T A ( 4) of MEN ( 10) worden
ingedrukt, of op een ander station worden
afgestemd.
CONNECT Nav
206
TMC-FUNCTIE
(TRAFFIC MESSAGE CHANNEL)
Met de TMC-functie kan verkeersinfor-
matie worden ontvangen. Het apparaat
analyseert de infor matie en “leidt” de
bestuurder naar de vooraf ingevoerde
bestemming.
Niet alle stations ondersteunen de TMC-
functie waardoor het kan gebeuren dat er
in bepaalde gebieden geen verkeersinfor-
matie wordt ontvangen.
Als de functie “Dynamisch routebegelei-
ding” is ingeschakeld (zie “Dynamische
routebegeleiding” in het hoofdstuk
“Navigatiesysteem inschakelen”), stemt
het navigatiesysteem automatisch af op
een TMC-station.
Als u naar een TMC-station luister t, ver-
schijnt op de onderste regel van het dis-
play het opschrift “TMC”.
U kunt maximaal 6 TMC-stations
opslaan in het FMC-geheugen (zie
paragraaf “Automatisch opslaan
TMCSTORE” op de volgende pagina’s).
Met deze functie is het dus mogelijk de
6 stations met het sterkste ontvangstsig-
naal in het gebied waarin u rijdt, op te
slaan.
Weergave opgeslagen TMC-
berichten
Ga voor weergave van de TMC-berichten
met verkeersinformatie als volgt te werk:
1) Druk op de toets T (8).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TIM/TMC (fig. 24).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift T-INFO (fig. 25).
Op het display verschijnt het laatste
bericht. Op de bovenste regel van het dis-
play wordt het aantal weergegeven
berichten getoond en het aantal opgesla-
gen berichten.
Het laatste bericht krijgt nummer 1 toe-
bedeeld.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) een van de berichten.
6) Druk na het lezen van het gewenste
bericht of de gewenste berichten op de
toets T (8) of ESC (9) om het raadplegen
te beëindigen.
BELANGRIJK TMC-berichten die
betrekking hebben op verkeerssituaties op
100 km of meer van de auto worden niet
door de TMC-functie verwerkt.
fig. 25
A0B3212i
fig. 24
A0B3214i
CONNECT Nav
207
SHARX-FUNCTIE
Als u op een FM-station hebt afgestemd,
kan het ontvangstsignaal zo nu en dan
gestoord worden. Dit wordt veroor zaakt
door nabij gelegen stations. Met de
SHARX-functie kunnen de storingen wor-
den verminderd.
In-/uitschakelen
Ga voor het in-/uitschakelen van de
SHARX-functie als volgt te werk:
1) Dr uk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen ( fig.
26).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift SHARX; op het display verschijnt
ON (functie ingeschakeld) of OFF (functie
uitgeschakeld). De standaardinstelling is
ON.
R-TXT-FUNCTIE
R-TXT (Radiotext) is een service die door
enkele RDS-stations wordt geleverd. De
functie Radiotext lever t niet alleen de
naam van het station maar ook informatie
over het uitgezonden programma of geeft
de titel aan van het weergegeven muziek-
stuk.
In-/uitschakelen
Ga voor het in-/uitschakelen van de
RADIOTEXT-functie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu voor de radio-instellingen ( fig.
26).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift R-TXT; op het display verschijnt
ON (functie ingeschakeld) of OFF (functie
uitgeschakeld). De standaardinstelling is
OFF.
Als op het display het opschrift
“Radiotext” verschijnt en u wilt bijvoor-
beeld op een ander station afstemmen, ga
dan als volgt te werk:
1) Dr uk bij ingeschakelde radio op de
toets (13) of ( 14); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de radio met
uitzondering van de Radiotext-functie.
2) Op een ander station afstemmen: in
dit geval verschijnt de Radiotext-functie,
indien beschikbaar, op het display.
fig. 26
A0B3001i
CONNECT Nav
208
TIM-FUNCTIE
Het systeem is voorzien van een digitaal
spraakgeheugen waarin automatisch
maximaal 14 berichten met verkeersinfor-
matie (met een totale duur van maximaal
4 minuten) worden opgeslagen.
Afhankelijk van de lengte van de nieuwe
berichten worden eerdere berichten
gewist.
BELANGRIJK Berichten die langer
dan 4 minuten duren worden niet hele-
maal opgeslagen. In dit geval verschijnt
op het display het opschrift OVERFLOW.
Als tijdens het luisteren naar een TIM-
bericht nieuwe verkeersinfor matie wordt
uitgezonden, dan wordt het eerste bericht
onderbroken en het nieuwe bericht uitge-
zonden.
Berichten met
verkeersinformatie opslaan
De verkeersinfor matie wordt automa-
tisch opgeslagen tijdens het beluisteren
van stations die verkeersinfor matie kun-
nen uitzenden of als de TIM-functie is
ingeschakeld en het systeem is uitgescha-
keld.
De berichten kunnen 2 uur of 24 uur in
het geheugen blijven opgeslagen (zie de
volgende paragraaf “Keuze registratietijd
van berichten met verkeersinformatie”).
Als wordt geluisterd naar een station dat
geen verkeersinformatie uitzendt en het
systeem wordt uitgeschakeld met inge-
schakelde TIM-functie, dan wordt automa-
tisch gezocht naar een station dat wel ver-
keersinformatie uitzendt.
Keuze registratietijd van berich-
ten met verkeersinformatie
Ga als volgt te werk om bij ingeschakeld
apparaat de registratietijd te kiezen van
berichten met verkeersinformatie:
1) Druk op de toets T ( 8); op het dis-
play verschijnt het TRAFFIC-menu ( fig.
25).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TIM/TMC ( fig. 27)
en druk vervolgens op de draaiknop/toets
(11) om de keuze te bevestigen.
fig. 27
A0B3214i
CONNECT Nav
209
3) Dr uk op de toets ( 14) bij het
opschrift TIM (fig.28) totdat de gewens-
te tijd verschijnt: het bericht blijft 2 uur
opgeslagen; 24H = het bericht blijft 24
uur opgeslagen of OFF (functie uitgescha-
keld).
BELANGRIJK Als op het display het
TRAFFIC-menu is weergegeven, dan kan
de TIM-functie ook worden in-/uitgescha-
keld door de toets T ( 8) langer dan 2
seconden in te drukken.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
verschijnt het opschrift “GOODBYE” op
het display en de registratietijd van de eer-
der opgeslagen berichten.
Opgeslagen berichten met ver-
keersinformatie beluisteren
Ga als volgt te werk om de opgeslagen
berichten met verkeersinfor matie op te
vragen:
1) Druk op de toets T ( 8); op het dis-
play verschijnt het TRAFFIC-menu ( fig.
25).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TIM/TMC ( fig. 27)
en druk vervolgens op de draaiknop/toets
(11) om de keuze te bevestigen.
3) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift TIM-INFO: het laatst opgeslagen
bericht krijgt het hoogste nummer (num-
mer 14) toegekend en wordt het eerst
weergegeven; daarna worden in aflopende
volgorde de andere berichten weergege-
ven. Het display toont de tijd waarop het
bericht dat beluisterd wordt, ontvangen is.
Na het beluisteren van het laatste bericht
schakelt het systeem automatisch over
naar de laatst geselecteerde audiobron
(Radio, CD-speler of CD-wisselaar).
Als u wilt blijven luisteren naar de laatst
geselecteerde audiobron (Radio, CD-speler
of CD-wisselaar) zonder weergave van alle
berichten met verkeersinfor matie, dr uk
dan op de toets T (8) of ESC (9).
fig. 28
A0B3212i
CONNECT Nav
210
C
C
D
D
-
-
S
S
P
P
E
E
L
L
E
E
R
R
(
(
C
C
D
D
)
)
U kunt een audio-CD in de ingebouwde
speler of in de CD-wisselaar beluisteren
(indien aanwezig).
Tijdens de CD-weergave verschijnen op
het display het nummer van het muziek-
stuk en de speelduur of alleen het num-
mer van het muziekstuk (afhankelijk van
de gekozen instelling, zie “CD-functie in-
schakelen” in dit hoofdstuk.
In het hoofdmenu van de CD-speler
(fig. 29) staan alle nummers van de
muziekstukken op de CD en wordt het
beluisterde muziekstuk aangegeven. On-
der het muziekstuk staat een grafisch
symbool dat de speelduur aangeeft.
fig. 29
A0B3010i
Op de onderste regel van het display
verschijnt een symbool dat aangeeft dat
er naar een audio-CD wordt geluisterd en
wordt aangegeven of de CD’ s in een ge-
programmeerde volgorde worden afge-
speeld. Tevens worden de huidige audio-
bron (CD) en de TA- en TMC-status aange-
geven.
CD PLAATSEN/VERWIJDEREN
Ga voor het plaatsen van de CD als
volgt te werk:
1) Druk op de toets
T
(1) om het
frontpaneel te openen.
2) Druk op toets
ı
(19) om een even-
tueel geplaatste CD te verwijderen.
3) Plaats de audio-CD, met de bedrukte
zijde naar boven, in de opening aan de
rand van het geopende frontpaneel.
4) Druk de CD voor zichtig in de ope-
ning, totdat de CD automatisch in de spe-
ler wordt getrokken.
5) Sluit het frontpaneel.
Zodra u een audio-CD hebt geplaatst,
wordt de weergave automatisch gestar t.
Op het display verschijnt het hoofdmenu
van de CD-speler (fig. 29).
Ga voor het ver wijderen van de CD als
volgt te werk:
1) Druk op de toets
T
(1) om het
frontpaneel te openen.
2) Druk op de toets
ı
(19) aan de
binnenzijde van het frontpaneel (zie het
hoofdstuk “Bedieningsknoppen”); de CD
wordt voor de helft uitgeworpen.
3) Pak de CD vast bij de opening in het
midden en neem de CD geheel uit de zit-
ting.
4) Sluit het frontpaneel.
BELANGRIJK Open het frontpaneel
alleen voor het plaatsen en ver wijderen
van de CD. Als het frontpaneel langer dan
30 seconden geopend is, klinkt er een
geluidssignaal. Sluit het frontpaneel om
dat signaal te onderbreken.
CONNECT Nav
211
CD-WEERGAVE
(BIJ INGEBOUWDE SPELER)
Zodra u een audio-CD hebt geplaatst,
wordt de weergave automatisch gestart.
Bij ingeschakeld navigatiesys-
teem
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets SRC (17).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel CD-C (fig. 30).
fig. 30
A0B3216i
fig. 31
A0B3011i
Bij ingeschakelde radio
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets ESC (9).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het opschrift CD-C.
Op het display verschijnt het hoofdmenu
van de CD-speler ( fig. 29) en de CD
wordt weergegeven.
CD-SPELER INSCHAKELEN
Als de laatst beluisterde CD-bron de CD -
wisselaar (indien aanwezig) was en in de
CD -wisselaar zit tenminste één audio-CD,
ga dan als volgt te werk:
1) Druk op de toets SRC ( 17) ; op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-wisselaar (fig. 31).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift CD. Op het display verschijnt het
hoofdmenu van de CD-speler ( fig. 29)
en de weergave van de CD wordt gestart.
BELANGRIJK Als er geen CD in de
speler zit of als er per ongeluk een navi-
gatie-CD-ROM is geplaatst, zal op het dis-
play een waarschuwing verschijnen.
BELANGRIJK Als de ingebouwde CD-
speler geen enkele audio-CD bevat, ver-
schijnt op het display het symbool
S
voor
het opschrift CD van het functiemenu van
de CD-speler.
CONNECT Nav
212
Weergave speelduur/nummer
van muziekstuk in-/uitschakelen
Ga als volgt te werk voor de weergave
van de speelduur en het nummer van het
beluisterde muziekstuk:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van de CD-speler.
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift TIME ( fig. 32); op het display
verschijnt ON (ingeschakeld) of OFF (uit-
geschakeld). De standaardinstelling is
ON.
Verkeersinformatie ontvangen
Om de verkeersinfor matie in of uit te
schakelen (zie “TA-functie” in het vorige
hoofdstuk) tijdens de werking van de CD,
moet kort de toets T A (4) worden inge-
drukt: op de onderste regel van het
hoofdmenu van de CD-speler verschijnt
(functie ingeschakeld) of verdwijnt (func-
tie uitgeschakeld) het symbool TA.
VOLGENDE/VORIGE MUZIEK-
STUKKEN
SELECTEREN
Als u een volgend muziekstuk wilt selec-
teren, moet u kort de keuzetoets
§
(2)
indrukken; als het laatste muziekstuk is
bereikt en u opnieuw de keuzetoets
§
(2) indrukt, wordt het eerste muziekstuk
op de CD geselecteerd.
Als u het muziekstuk wilt her halen of
een vorig muziekstuk wilt selecteren,
moet u kor t keuzetoets
ù
(2) indruk-
ken; als het eerste muziekstuk is bereikt
en u opnieuw de keuzetoets
ù
(2) in-
drukt, wordt ter uggekeerd naar het laat-
ste muziekstuk van de CD.
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOOR-
UIT-/TERUGSPOELEN
Als u een bepaald gedeelte van het be-
luisterde muziekstuk opnieuw wilt beluis-
teren, kan dit geselecteerd worden: Dr uk
tijdens de weergave op de keuzetoets
ù
of
§
(2) en houd de toets inge-
drukt; het muziekstuk wordt hoorbaar
vooruit-/teruggespoeld.
fig. 32
A0B3012i
CONNECT Nav
213
MIX-FUNCTIE
(willekeurige weergave van de
muziekstukken)
Ga voor de willekeurige weergave van
de muziekstukken op de CD als volgt te
werk:
1) Druk op de toets SRC ( 17); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-speler (fig. 31).
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift MIX (fig. 33).
Druk om de MIX-functie uit te schakelen
op de toets ESC (9).
De MIX-functie schakelt automatisch uit
als de SCAN-functie wordt ingeschakeld.
SCAN-FUNCTIE (alle muziekstuk-
ken op CD kort beluisteren)
Ga als u het begin van alle muziekstuk-
ken op een CD wilt beluisteren als volgt
te werk:
1) Druk op de toets SRC ( 17); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-speler (fig. 31).
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift SCAN (fig. 34).
Druk om de SCAN-functie uit te schake-
len op de toets ESC (9).
De SCAN-functie schakelt automatisch uit
als de MIX-functie wordt ingeschakeld.
REPEAT-FUNCTIE (muziekstukken
op CD herhalen)
Met de functie REPEAT kan een muziek-
stuk worden herhaald.
Ga voor het inschakelen van de REPEA T-
functie als volgt te werk:
1) Druk op de toets SRC ( 17); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-speler (fig. 31).
2) Selecteer bij ingeschakelde CD-speler
het gewenste muziekstuk met de keuze-
toets
ù
of
§
(2).
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift REPEAT (fig. 35).
fig. 35
A0B3015i
fig. 34
A0B3014i
fig. 33
A0B3013i
CONNECT Nav
214
Het muziekstuk wordt her haald totdat
de functie REPEAT wordt uitgeschakeld.
Op de onderste regel van het hoofdmenu
van de CD-speler verschijnt het opschrift
RPT.
4) Druk op de toets SRC ( 17) om te-
rug te keren naar het hoofdmenu van de
CD-speler (fig. 29).
Om de REPEA T-functie uit te schakelen,
moet u de bij punt 2) en 4) beschreven
handelingen herhalen.
De REPEAT-functie schakelt automatisch
uit als de MIX- of SCAN-functie wordt in-
geschakeld.
PROGRAM-FUNCTIE (muziekstuk-
ken op volgorde programmeren)
U kunt uw favoriete muziekstukken op
volgorde programmeren en de weergave
van andere uitsluiten.
Gewenste volgorde instellen
Ga om de gewenste volgorde in te stel-
len als volgt te werk:
1) Druk op de toets SRC ( 17); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-speler (fig. 31).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM; op het display ver-
schijnt het CD-programmeer menu (fig.
37). Als geen enkel muziekstuk is geko-
zen, kunnen de functies CLR PRG en RUN
niet geselecteerd worden (bij de functies
staat het symbool
S
).
3) Selecteer het eerste muziekstuk dat
u wilt invoeren met de keuzetoets
ù
of
§
(2).
BELANGRIJK De muziekstukken kun-
nen alleen oplopend geprogrammeerd
worden (voorbeeld: 1, 4, 7, enz. en niet
3, 1, 4, enz.).
4) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift ADD om het eerste muziekstuk in
te voeren.
5) Selecteer het volgende muziekstuk
met de keuzetoets
ù
of
§
(2) en
druk op de toets ( 13) bij het opschrift
ADD.
Herhaal deze procedure voor alle in de
volgorde op te nemen muziekstukken.
De geprogrammeerde volgorde blijft ge-
handhaafd, ook als de CD wordt uitge-
nomen.
fig. 36
A0B3019i
fig. 37
A0B3020i
CONNECT Nav
215
Geprogrammeerde muziekstuk-
ken wissen
Ga voor het wissen van geprogrammeer-
de muziekstukken als volgt te werk:
1) Druk in het functiemenu van de CD-
speler (fig. 31) op de toets ( 13) bij
het opschrift PROGRAM. U krijgt toegang
tot het CD-programmeermenu (fig. 37).
2) Selecteer met de keuzetoets
ù
of
§
(2) het muziekstuk dat gewist moet
worden.
3) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift SKIP.
Geprogrammeerde volgorde af-
spelen/onderbreken
Nadat de gewenste muziekstukken zijn
geprogrammeerd, moet u de toets ( 13)
bij het opschrift RUN (fig. 37) indruk-
ken.
Het laatst geprogrammeerde muziek-
stuk wordt als eerste weergegeven en op
het display verschijnt TPM.
Om de geprogrammeerde volgorde te
onderbreken maar niet te wissen, moet u
de toets ( 13) bij het opschrift RUN in-
drukken.
Een geprogrammeerde volgorde
wissen
Ga om de geprogrammeerde volgorde
te wissen als volgt te werk:
1) Druk in het functiemenu van de CD-
speler (fig. 31) op de toets ( 13) bij
het opschrift PROGRAM. U krijgt toegang
tot het CD-programmeermenu (fig. 37)
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR PRG.
Alle geprogrammeerde volgordes
wissen
Ga om alle volgordes uit het geheugen
te wissen als volgt te werk:
1) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM. U krijgt toegang tot het
CD-programmeermenu (fig. 37).
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR ALL.
3) Er verschijnt een vraag op het dis-
play; selecteer JA met de
draaiknop/toets (11).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
CD NAME-FUNCTIE
(naam aan CD toekennen)
Met deze functie kunnen CD’ s van een
naam (met een lengte van maximaal 7
karakters) worden voorzien.
Bij de Sedan-uitvoeringen, waar voor
een Blaupunkt 10-CD-wisselaar is voor-
zien, blijft de naam die aan een CD is
toegekend in het geheugen opgeslagen,
ook als de CD wordt uitgenomen.
Ga voor het toekennen van een naam
als volgt te werk:
1) Druk op de toets SRC ( 17); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-speler (fig. 31).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift NAME (fig. 38); op het display
verschijnt het menu CD Name.
3) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift EDIT (fig. 39); op het display
verschijnt de speller (fig. 40).
Naam invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Draai de draaiknop/toets ( 11) om
de eerste letter van de naam te selecte-
ren die u aan de CD wilt geven: de gese-
lecteerde letter wordt rechts op het dis-
play getoond (fig. 40).
CONNECT Nav
216
2) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen: de letter
wordt in de bovenste regel ingevoerd.
3) Voer de overige letters van de naam
op dezelfde wijze in.
Als de volledige naam is ingevoerd,
moet u de draaiknop/toets ( 11) langer
dan 2 seconden ingedr ukt houden of het
symbool
¯
selecteren en de
draaiknop/toets (11) indrukken. De
naam wordt op deze wijze opgeslagen en
vervolgens wordt het CD-functiemenu op-
geroepen. De naam van de CD verschijnt
in het gebied van de functies van het
hoofdmenu van de CD-speler.
Letter wissen
Als u tijdens het invoeren van de naam
een letter wilt wissen, moet u op de toets
ESC (9) drukken of het symbool
¯
selecteren en de draaiknop/toets ( 11)
indrukken.
Naam van geselecteerde CD wis-
sen
Ga als volgt te werk:
1) Roep het menu CD Name op zoals
hiervoor beschreven.
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR NAME; de naam wordt gewist,
ook als u opnieuw de speller oproept.
Om het menu te verlaten, moet u het
symbool
¯
selecteren of langer dan 2 se-
conden de draaiknop/toets ( 11) indruk-
ken.
Namen van alle CD’s wissen
Ga als volgt te werk om de opgeslagen
namen van alle CD’s te wissen:
1) Roep het menu CD Name op zoals
hiervoor beschreven.
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR ALL; op het display verschijnt
de vraag om te bevestigen. Als u de na-
men van de CD’ s wilt wissen, selecteer
dan JA met de draaiknop/toets (11).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen. Als u daar-
entegen de namen niet wilt wissen, druk
dan op de toets ESC (9).
fig. 38
A0B3224i
fig. 39
A0B3248i
fig. 40
A0B3018i
CONNECT Nav
217
C
C
D
D
-
-
W
W
I
I
S
S
S
S
E
E
L
L
A
A
A
A
R
R
-
-
C
C
D
D
C
C
(
(
i
i
n
n
d
d
i
i
e
e
n
n
a
a
a
a
n
n
w
w
e
e
z
z
i
i
g
g
)
)
CD PLAATSEN/VERWIJDEREN
CD-wisselaar vullen (Sedan-uit-
voeringen) (fig. 41)
Ga voor het plaatsen van de CD’s in de
wisselaar als volgt te werk:
1) Trek aan het betreffende hendeltje A
om een van de tien compar timenten van
de houder te openen.
2) Plaats de CD en zorg er voor dat de
bedrukte zijde zich aan de juiste kant be-
vindt: als dit niet het geval is, dan werkt
de CD-wisselaar niet.
3) Sluit het compartiment.
4) Herhaal de procedure voor de ande-
re te plaatsen CD’s.
fig. 41
A0B0343b
Houder in de CD-wisselaar plaat-
sen
Plaats de schuifklep ( B-fig. 42) hele-
maal naar rechts, totdat hij blokkeert.
Plaats de houder (A-fig. 43) met de
pijl aan de bovenzijde geheel in de wisse-
laar.
Druk de houder in de wisselaar en sluit
de schuifklep (D-fig. 44), om te
voorkomen dat er voor werpen of stof in
de wisselaar kunnen dringen.
Houder uit de CD-wisselaar
verwijderen
Plaats de schuifklep ( B-fig. 42) hele-
maal naar rechts en dr uk op de uitwerp-
toets EJECT (E-fig. 45) op de CD-wis-
selaar: de houder wordt gedeeltelijk uit-
geworpen.
Trek de houder voor zichtig uit de wisse-
laar.
Sluit de schuifklep.
CD’s uit wisselaar verwijderen
Trek met het hendeltje de compar timen-
ten uit en verwijder een voor een de CD’s.
fig. 42
A0B0344b
fig. 43
A0B0435b
CONNECT Nav
218
CD-wisselaar vullen (Sportwa-
gon-uitvoeringen) (fig. 46)
Ga voor het plaatsen van de CD’s in de
wisselaar als volgt te werk:
1) Trek aan het betreffende hendeltje
(A) om een van de tien compar timenten
van de houder te openen;
2) Plaats de CD en zorg er voor dat de
bedrukte zijde zich aan de juiste kant be-
vindt: als dit niet het geval is, dan werkt
de CD-wisselaar niet;
3) Sluit het compartiment;
4) Herhaal de procedure voor de ande-
re te plaatsen CD’s.
fig. 45
A0B0347b
fig. 46
A0B0343b
fig. 44
A0B0364b
Houder in de CD-wisselaar plaat-
sen
Laat de klep zakken zoals door de pijl is
aangegeven (B-fig. 47).
Plaats de houder (A-fig. 48) met de
pijl aan de bovenzijde geheel in de wisse-
laar.
Druk de houder in de wisselaar en sluit
de klep zoals aangegeven door de pijl
(D-fig. 49), om te voorkomen dat er
voorwerpen of stof in de wisselaar kun-
nen dringen.
Houder uit de CD-wisselaar
verwijderen
Plaats de schuifklep ( B-fig. 47) hele-
maal naar rechts en dr uk op de uitwerp-
toets EJECT (E-fig. 50) op de CD-wis-
selaar: de houder wordt gedeeltelijk uit-
geworpen.
Trek de houder voor zichtig uit de wisse-
laar.
Sluit de schuifklep (D-fig. 49).
CONNECT Nav
219
BELANGRIJK Als u naar een CD wilt
luisteren die niet aanwezig is, dan wordt
automatisch de volgende CD weergeven.
CD-WEERGAVE MET CD-SPELER
(MET CD-WISSELAAR, INDIEN
AANWEZIG)
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets SRC (17).
2) Selecteer met draaiknop/toets
(11) het onderdeel CD-C.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
CD’s uit wisselaar verwijderen
Trek met het hendeltje de compar timen-
ten uit en verwijder een voor een de CD’s.
fig. 48
A0B0444b
fig. 50
A0B0442b
fig. 49
A0B0443b
fig. 47
A0B0441b
CONNECT Nav
220
CD-WEERGAVE MET CD-wisselaar
(indien aanwezig)
Bij ingeschakeld navigatiesysteem
Als tijdens de navigatie een audio-CD in
de CD-wisselaar zit, ga dan als volgt te
werk om de weergave van de CD te star-
ten:
1) Druk op de toets SRC (17).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel CD-C (fig. 51).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen.
Bij ingeschakelde radio
Als bij ingeschakelde radio een audio-CD
in de CD-wisselaar zit, ga dan als volgt te
werk om de weergave van de CD te star-
ten:
1) Druk op de toets ESC (9).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel CD-C (fig. 51).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen.
Als de ingebouwde CD-speler de laatst
ingeschakelde bron was en er nog een
audio-CD in de speler zit, dat wordt deze
CD weergegeven. In het tegenovergestel-
de geval wordt de laatst beluisterde CD
weergegeven of de eerste beschikbare CD
in de CD-wisselaar.
CD-WISSELAAR INSCHAKELEN
(INDIEN AANWEZIG)
BELANGRIJK Als de laatst beluister-
de CD-bron de ingebouwde speler was,
en de audio-CD nog in de speler zit,
wordt automatisch die CD weergegeven.
Ga als volgt te werk als er een audio-CD
in de ingebouwde CD-speler zit:
1) Druk op de toets SRC ( 17); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-speler (fig. 52).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift CD.
Het hoofdmenu van de CD-wisselaar
(fig. 53) verschijnt: Op de bovenste re-
gel wordt het nummer van het muziek-
stuk en de speelduur getoond en in het
midden de namen van de eerste 5 in de
fig. 53
A0B3023i
fig. 51
A0B3216i
fig. 52
A0B3022i
CONNECT Nav
221
CD-wisselaar geplaatste CD’ s. Bovendien
verschijnt een menupunt waarmee u naar
de tweede pagina van het menu kunt
gaan.
BELANGRIJK Als in de CD-wisselaar
geen audio-CD aanwezig is, of als de ge-
plaatste CD’s verkeerd geplaatst of on-
leesbaar zijn, en u wilt deze beluisteren,
dan kunnen deze CD’s niet worden weer-
gegeven; op het display verschijnt het op-
schrift SCAN of een waarschuwing als na
inschakeling van het apparaat de CD-wis-
selaar is ingeschakeld met een lege hou-
der of een houder die tenminste een au-
dio-CD bevat.
BELANGRIJK Als de CD-wisselaar niet
is aangesloten of niet werkt, verschijnt op
het display naast het opschrift CDC het
symbool
S
en wordt de keuze die ge-
maakt is met de toets ( 13) niet uitge-
voerd.
U kunt de aanduiding van de speelduur
uitschakelen. Zie hier voor “Weergave
speelduur/nummer van het muziekstuk
in-/uitschakelen” in dit hoofdstuk.
Op het display vindt u naast de toetsen
(13 en 14) de nummers van de eerste
vijf CD’s van de CD-wisselaar.
Op de onderste regel van het display
verschijnen:
een symbool dat aangeeft of er een
audio-CD of navigatie-CD in de ingebouw-
de speler zit;
een symbool voor de ingeschakelde
functies (MIX, SCAN, RPT);
– een symbool voor de beluisterde au-
diobron;
een symbool voor de status van de
TA-functie (verkeersinformatie);
een symbool voor de status van de
TMC-functie.
Functiemenu CD-wisselaar (in-
dien aanwezig) openen
Om van het hoofdmenu van de CD-wis-
selaar naar het functiemenu van de CD-
wisselaar te gaan, moet u de toets SRC
(17) indrukken: op het display verschijnt
het functiemenu van de CD-wisselaar
(fig. 54).
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige scherm.
Instellingenmenu
van de CD-wisselaar (indien
aanwezig) openen
Om bij ingeschakelde CD-wi sselaar het
instellingenmenu van de CD-wisselaar
(fig. 54) te openen, moet u de toets
MEN (10) indrukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige scherm.
CD selecteren
Druk op de toets ( 13 of 14) bij de
gewenste CD-indicatie.
fig. 54
A0B3103i
CONNECT Nav
222
Als bij ingeschakelde CD-wisselaar met
meer dan 5 CD’s de gewenste CD niet op
het display wordt weergegeven, moet u
de volgende pagina van het hoofdmenu
openen door de toets ( 13 of 14) bij de
indicatie CD6-CD10 of CD1-CD5 in te
drukken.
BELANGRIJK Als de ingebouwde CD-
speler geen audio-CD bevat, verschijnt op
het display het symbool
S
voor het op-
schrift CDC van het functie menu van de
CD-wisselaar, en kan de CD-wisselaar niet
worden ingeschakeld.
Weergave speelduur/nummer
van muziekstuk in-/uitschakelen
Ga voor de weergave van het nummer
van het beluisterde muziekstuk als volgt
te werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
(indien aanwezig) op de toets ( 10); op
het display verschijnt het instellingenme-
nu van de CD-wisselaar (fig. 55).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift TIME; op het display verschijnt ON
(functie ingeschakeld) of OFF (functie
uitgeschakeld).
Verkeersinformatie tijdens het
beluisteren van een CD
Om de verkeersinfor matie in of uit te
schakelen (zie “TA-functie” in het hoofd-
stuk “radio”) tijdens de werking van de
CD-wisselaar (indien aanwezig), moet
kort de toets T A (4) worden ingedr ukt:
op de onderste regel van het hoofdmenu
van de CD-speler verschijnt (functie inge-
schakeld) of verdwijnt (functie uitge-
schakeld) het symbool TA.
VOLGENDE/VORIGE MUZIEK-
STUKKEN SELECTEREN
Als u een volgend muziekstuk wilt selec-
teren, moet u kort de keuzetoets
§
(2)
indrukken; als het laatste muziekstuk is
bereikt en u opnieuw de keuzetoets
§
(2) indrukt, wordt het eerste muziekstuk
op de CD geselecteerd.
Als u het muziekstuk wilt her halen of
een vorig muziekstuk wilt selecteren,
moet u kor t de keuzetoets
ù
(2) in-
drukken; als het eerste muziekstuk op de
CD is bereikt en u opnieuw de keuzetoets
ù
(2) indrukt, wordt het laatste mu-
ziekstuk op de CD geselecteerd.
fig. 55
A0B3028i
CONNECT Nav
223
MUZIEKSTUKKEN SNEL VOOR-
UIT-/TERUGSPOELEN
Als u een bepaald gedeelte van het be-
luisterde muziekstuk opnieuw wilt beluis-
teren, kan dit geselecteerd worden: Dr uk
tijdens de weergave op de keuzetoets
ù
of
§
(2) en houd de toets inge-
drukt; het muziekstuk wordt hoorbaar
vooruit-/teruggespoeld.
BELANGRIJK Na ongeveer 30 secon-
den verdwijnt het functiemenu van de CD-
wisselaar (indien aanwezig) als er geen
enkele handeling wordt uitgevoerd, en
keert u ter ug naar het hoofdscher m van
de CD-speler.
MIX-FUNCTIE (willekeurige
weergave van de muziek-
stukken)
Met de functie MIX kunt u alleen de
muziekstukken van de huidige CD of alle
muziekstukken van alle CD’ s in de CD-
wisselaar (indien aanwezig) op willekeu-
rige volgorde afspelen.
Ga voor het inschakelen van deze func-
tie als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
op de toets SRC (17); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-wisse-
laar (fig. 57).
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift MIX. Op de onderste regel van het
display verschijnt het opschrift MIX.
3) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van de CD-wisselaar (fig. 57).
4) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift MIX ( fig. 56) om de gewenste
optie te selecteren:
CD voor de willekeurige weergave
van de muziekstukken op de
CD die u op het moment beluis-
tert;
MAG voor de willekeurige weergave
van alle muziekstukken van alle
CD’s in de CD-wisselaar.
Druk opnieuw op de toets ( 14) bij het
opschrift MIX om de functie uit te schake-
len.
fig. 57
A0B3026i
fig. 56
A0B3024i
CONNECT Nav
224
De MIX-functie schakelt automatisch uit
als de SCAN- of REPEA T-functie wordt in-
geschakeld.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige scherm.
SCAN-FUNCTIE (alle muziek-
stukken op CD kort beluisteren)
Als de SCAN-functie is ingeschakeld,
worden alle muziekstukken, vanaf het
muziekstuk dat op het moment beluisterd
wordt, kort (ongeveer 10 seconden)
weergegeven. Ga als volgt te werk als u
alle muziekstukken op de CD kort wilt be-
luisteren:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
op de toets SRC (17); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-wisse-
laar (fig. 57).
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift SCAN ( fig. 58); op de onderste
regel van het display verschijnt het op-
schrift SCAN.
3) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van de CD-wisselaar (fig. 57).
4) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift SCAN om de gewenste optie te se-
lecteren:
CD voor het kort beluisteren van de
muziekstukken op de CD die u
op het moment beluistert;
MAG voor het kort beluisteren van al-
le muziekstukken van alle CD’ s
in de CD-wisselaar.
Druk opnieuw op de toets ( 14) bij het
opschrift SCAN om de functie uit te
schakelen.
De SCAN-functie schakelt automatisch
uit als de MIX- of REPEAT-functie wordt in-
geschakeld.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige scherm.
REPEAT-FUNCTIE (muziekstukken
op CD herhalen)
Met de functie REPEAT kan een muziek-
stuk of een CD worden herhaald.
Functie inschakelen
Ga als volgt te werk:
1) Selecteer tijdens het beluisteren van
de CD het gewenste muziekstuk of de
gewenste CD met de keuzetoets
ù
of
§
(2).
2) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
op de toets SRC (17); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-wisse-
laar (fig. 57).
fig. 59
A0B3027i
fig. 58
A0B3025i
CONNECT Nav
225
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift REPEAT (fig. 59); op de onderste
regel van het display verschijnt het op-
schrift RPT.
4) Druk om de REPEA T-functie in te
schakelen op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van de CD-wisselaar (fig. 57).
5) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift RPT om de gewenste optie te se-
lecteren:
TRK voor herhaling van het muziek-
stuk dat op het moment beluis-
terd wordt;
CD voor herhaling van de gehele
CD.
Het muziekstuk of de CD wordt herhaald
totdat de functie REPEA T wordt uitge-
schakeld. Op de onderste regel van het
hoofdmenu verschijnt het opschrift RPT.
Functie uitschakelen
Druk om de REPEA T-functie uit te
schakelen op de toets ESC (9).
De REPEAT-functie schakelt automatisch
uit als de MIX- of SCAN-functie wordt in-
geschakeld.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
PROGRAM-FUNCTIE (muziek-
stukken op volgorde program-
meren)
U kunt uw favoriete muziekstukken op
volgorde programmeren en de weergave
van andere uitsluiten.
Gewenste volgorde instellen
Ga om de gewenste volgorde in te stel-
len als volgt te werk:
1) Selecteer de CD waar van u de af-
speelvolgorde wilt programmeren.
2) Druk op de toets SRC ( 17); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-wisselaar (fig. 57).
3) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM; op het display ver-
schijnt het CD-programmeer menu (fig.
60). Als geen enkel muziekstuk is geko-
zen, kunnen de functies CLR PRG en RUN
niet geselecteerd worden (bij de functies
staat het symbool
S
).
4) Selecteer met de keuzetoets
ù
of
§
(2) het eerste muziekstuk dat u wilt
invoeren.
5) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift ADD.
6) Selecteer met de keuzetoets
ù
of
§
(2) het volgende muziekstuk en
druk op de toets ( 13) bij het opschrift
ADD om het muziekstuk toe te voegen.
Herhaal deze procedure voor alle in de
volgorde op te nemen muziekstukken. De
op deze manier geprogrammeerde volgor-
de blijft gehandhaafd, ook als de CD
wordt uitgenomen.
fig. 60
A0B3029i
CONNECT Nav
226
BELANGRIJK De muziekstukken kun-
nen alleen oplopend geprogrammeerd
worden (voorbeeld: 1, 4, 7, enz. en niet
3, 1, 4, enz.).
BELANGRIJK Als de CD weer in het
apparaat wordt geplaatst, verschijnt in
het hoofdmenu van de CD-speler een as-
terisk naast de aanduiding van de naam
van de CD.
Geprogrammeerde muziek-
stukken wissen
Ga voor het wissen van geprogrammeer-
de muziekstukken als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
op de toets SRC (17); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-wisse-
laar (fig. 57).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM; op het display ver-
schijnt het programmeermenu (fig. 61).
3) Selecteer met de keuzetoets
ù
of
§
(2) het muziekstuk dat gewist moet
worden.
4) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift SKIP (fig. 61).
Geprogrammeerde volgorde af-
spelen/onderbreken
Nadat de gewenste muziekstukken zijn
geprogrammeerd, moet u de toets ( 13)
bij het opschrift RUN indrukken (fig.61)
indrukken.
Het laatst geprogrammeerde muziek-
stuk wordt als eerste weergegeven en op
het display verschijnt TPM.
Om de geprogrammeerde volgorde te
onderbreken maar niet te wissen, moet u
de toets ( 13) bij het opschrift RUN in-
drukken.
BELANGRIJK Bij ingeschakelde TPM-
functie is het niet mogelijk om een ande-
re CD te selecteren. Om een andere CD te
selecteren moet de TPM-functie worden
uitgeschakeld.
Een geprogrammeerd volgorde
wissen
Ga om de geprogrammeerde volgorde
te wissen als volgt te werk:
1) Start de geprogrammeerde afspeel-
volgorde die u wilt wissen.
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR PRG (fig. 61).
fig. 61
A0B3032i
CONNECT Nav
227
Volgordes en namen van de CD’s
uit het geheugen wissen
Ga als volgt te werk om alle geprogram-
meerde volgordes en de namen van de
CD’s uit het geheugen te wissen:
1) Druk bij ingeschakelde CD-wisselaar
op de toets SRC (17); op het display ver-
schijnt het functiemenu van de CD-wisse-
laar (fig. 57).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift PROGRAM; op het display ver-
schijnt het programmeermenu.
3) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR ALL (fig. 61).
4) Er verschijnt een vraag op het dis-
play; selecteer JA met de draaiknop/
toets (11).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
CD NAME-FUNCTIE
(naam aan CD toekennen)
Met deze functie kunnen CD’ s van een
naam (met een lengte van maximaal 7
karakters) worden voorzien.
Bij de Sedan-uitvoeringen, waar voor een
Blaupunkt 10-CD-wisselaar is voorzien, blijft
de naam die aan een CD is toegekend in
het geheugen opgeslagen, ook als de CD
wordt uitgenomen.
Ga voor het toekennen van een naam
als volgt te werk:
1) Druk op de toets SRC ( 17); op het
display verschijnt het functiemenu van de
CD-wisselaar (fig. 57).
2) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift NAME (fig. 62); op het display
verschijnt het menu CD Name.
3) Druk op de toets ( 13) bij het op-
schrift EDIT (fig. 63); op het display
verschijnt de speller (fig. 64).
Naam invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Draai de draaiknop/toets ( 11) om
de eerste letter van de naam te selecte-
ren die u aan de CD wilt geven: de gese-
lecteerde letter wordt rechts op het dis-
play getoond (fig. 64).
2) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen: de letter
wordt in de bovenste regel ingevoerd.
3) Voer de overige letters van de naam
op dezelfde wijze in.
Als de volledige naam is ingevoerd,
moet u de draaiknop/toets ( 11) langer
dan 2 seconden ingedr ukt houden of het
symbool
j
selecteren en de
draaiknop/toets (11) indrukken. De
naam wordt op deze wijze opgeslagen en
vervolgens wordt het CD-functiemenu op-
geroepen (fig. 60).
De naam van de CD verschijnt in het ge-
bied van de functies van het hoofdmenu
van de CD-speler.
fig. 62
A0B3247i
CONNECT Nav
228
Letter wissen
Als u tijdens het invoeren van de naam
een letter wilt wissen, moet u op de toets
ESC (9) drukken of het symbool
¯
se-
lecteren en de draaiknop/toets ( 11) in-
drukken.
Naam van geselecteerde CD wis-
sen
Ga als volgt te werk:
1) Roep het menu CD Name op zoals
hiervoor beschreven.
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR NAME; de naam wordt gewist,
ook als u opnieuw de speller oproept.
Om het menu te verlaten, moet u het
symbool
j
selecteren of langer dan 2 se-
conden de draaiknop/toets ( 11) in-
drukken.
Namen van alle CD’s wissen
Ga als volgt te werk om de opgeslagen
namen van alle CD’s te wissen:
1) Roep het menu CD Name op zoals
hiervoor beschreven.
2) Druk op de toets ( 14) bij het op-
schrift CLR ALL; op het display verschijnt
de vraag om te bevestigen. Als u de na-
men van de CD’ s wilt wissen, selecteer
dan JA met de draaiknop/toets (11).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de keuze te bevestigen. A ls u daar-
entegen de namen niet wilt wissen,
druk dan op de toets ESC (9).
fig. 63
A0B3017i
fig. 64
A0B3018i
CONNECT Nav
229
S
S
A
A
T
T
E
E
L
L
L
L
I
I
E
E
T
T
-
-
N
N
A
A
V
V
I
I
G
G
A
A
T
T
I
I
E
E
S
S
Y
Y
S
S
T
T
E
E
E
E
M
M
Met het satelliet-navigatiesysteem kunt
u snel en in alle veiligheid uw bestem-
ming bereiken. Als het systeem is inge-
schakeld, begeleiden de gesproken aan-
wijzingen de bestuurder naar de bestem-
ming. Op het display worden de route-
aanwijzingen, de afstand en de geschatte
tijd tot de bestemming weergegeven.
De positie van de auto wordt bepaald
met behulp van de elektronische signalen
van de snelheidsmeter en de gyroscoop,
en door de signalen die uitgezonden wor-
den door de satellieten van het GPS (Glo-
bal Positioning System).
Het navigatiesysteem vergelijkt de gege-
vens met het op de navigatie-CD-ROM op-
geslagen cartografische materiaal en bere-
kent de route tot aan de bestemming.
NAVIGATIE STARTEN
Ga als volgt te werk om het systeem
op te starten:
1) Plaats de CD-ROM van het land
waarin u rijdt.
2) Druk op de toets NAV (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van
het navigatiesysteem (fig. 65).
3) Als een CD-ROM is geplaatst en het
hoofdmenu van het navigatiesysteem
actief is, verschijnt op het display de me-
dedeling die in (fig. 66) staat.
De mededeling kan ook worden weer-
gegeven als de contactsleutel in stand
MAR staat, de CD-ROM is geplaatst,
het NAVIGATIE-menu actief is ( fig. 65)
en het systeem wordt uitgeschakeld.
BELANGRIJK De weergaveduur van
de mededeling hangt af van de tijd die
nodig is om de CD-ROM te lezen (tussen
de 6 en 8 seconden). Als een CD-ROM is
geplaatst en het navigatiemenu actief is,
dan is de mededeling de gehele periode
zichtbaar terwijl de mededeling ongeveer
2 seconden zichtbaar is als de contact-
sleutel in stand MAR wordt gedraaid. De-
ze manier van weergeven komt overeen
met de voorschriften.
4) Voer de bestemming in (zie de vol-
gende paragraaf).
fig. 65
A0B3033i
fig. 67
A0B3034i
fig. 66
A0B3245i
CONNECT Nav
230
BESTEMMING INVOEREN
De bestemming kan zijn:
– een stad;
het centr um van de stad of stadsde-
len in grote steden;
– een straat of hoofdstraat;
– een huisnummer (indien aanwezig op
navigatie-CD);
– een kruising;
een bestemming kan ook worden inge-
voerd als een speciale bestemming:
– verkeersknooppunten;
– stations;
– vliegvelden;
– ziekenhuizen, enz.
fig. 68
A0B3035i
Ga voor het invoeren van een bestem-
ming als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 67) en bevestig de keu-
ze door de draaiknop/toets in te dr uk-
ken.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het opschrift ST AD en bevestig de
keuze door de draaiknop (fig. 68) in te
drukken. U krijgt toegang tot het invoer-
menu voor het invoeren van de naam van
de bestemming.
Bestemming invoeren met behulp
van het invoermenu
(Speller) (fig. 69)
Het invoermenu bestaat uit 5 delen:
1 - lijst met symbolen, alle letters, spa-
ties, speciale karakters en cijfers
2 - invoerlijst met het eerste onderdeel
van de alfabetische lijst dat voor het
grootste deel overeenkomt met de in het
invoerveld ingevoerde letters
3 - invoerveld (schrijfveld)
4 - zoomveld waarin het geselecteerde
karakter wordt vergroot
5 - besturingssymbolen
fig. 69
A0B3036i
CONNECT Nav
231
Naam van bestemming
invoeren (fig. 69)
Ga als volgt te werk om een naam in
het invoermenu in te voeren:
1) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
2) Bevestig het geselecteerde karakter
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken. Het geselecteerde karakter wordt in
het invoerveld weergegeven 3.
Als een karakter wordt geselecteerd,
bijv. de letter
O
4, dan toont het display
automatisch het eerste onderdeel van een
lijst met bestemmingen die met die letter
beginnen. Als meerdere letters van de
naam van de bestemming worden inge-
voerd, kan het zoeken worden versneld.
Plaats om direct inzage in de lijst te krij-
gen, de cursor op het symbool j en druk
de draaiknop/toets ( 11) in of houd de
draaiknop/toets (11) langer dan 2 se-
conden ingedrukt.
Als echter na het invoeren van de naam
in veld 2 het gewenste onderdeel uit de
invoerlijst wordt weergegeven, dan kunt
u de cursor op het symbool
j
plaatsen en
de draaiknop/toets ( 11) indrukken of
de draaiknop/toets ( 11) langer dan 2
seconden ingedrukt houden. Op het dis-
play verschijnt de alfabetische lijst met
bestemmingen.
Speciale karakters invoeren
Ga als volgt te werk als het nodig is om
voor het invoeren van de naam van de
stad speciale karakters (Ä,Ö,Ü) te gebr ui-
ken, die niet op het display worden weer-
gegeven:
1) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het symbool
(pijl omhoog/omlaag).
2) Druk op de draaiknop/toets (11).
Iedere keer als u op de draaiknop/toets
(11) drukt, wordt een nieuw speciaal ka-
rakter getoond.
Karakters wissen
Ga als volgt te werk voor het wissen
van foutief ingevoerde karakters:
1) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op symbool
¯
.
2) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
of op de toets ESC (9).
Bestemming uit lijst selecteren
Schakel de gewenste keuze als volgt in:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming.
2) Bevestig de geselecteerde bestem-
ming door de draaiknop/toets (11) in te
drukken.
CONNECT Nav
232
Lijsten raadplegen
(fig. 70)
Omdat op het display maar 5 regels ver-
schijnen, zijn enkele lijsten verdeeld over
meerdere schermen. Bij dit soor t lijsten
verschijnt rechtsonder op het display de
pijl
Í
om aan te geven dat de lijst door-
loopt.
Om de lijst te raadplegen, moet u de
draaiknop/toets (11) in de gewenste
richting draaien.
Op de voorlaatste regel (aan de onder-
of bovenkant) bevindt zich een pijl
Í
of
È
.
Als u de draaiknop/toets (11) verder
draait, worden de andere regels van de
lijst weergegeven.
Lijsten pagina voor
pagina raadplegen
Om bij lange lijsten snel een bestemming
te vinden, kunt u de lijsten pagina voor pagi-
na raadplegen.
Ga voor het raadplegen van de lijsten als
volgt te werk:
1) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op de pijl die rechts-
onder op het display wordt weergegeven.
2) Druk de draaiknop/toets ( 11) in om
de volgende/vorige pagina te raadplegen;
op deze wijze wordt de volgende of vorige
pagina van de lijst weergegeven en blijft de
cursor op de pijl staan.
3) Als de gewenste pagina is bereikt, kunt
u de gewenste bestemming selecteren en
bevestigen door de draaiknop/toets (11) in
te drukken.
fig. 71
A0B3038i
fig. 70
A0B3037i
Bestemming “STAD” invoeren
Ga voor het invoeren van een stad als
volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel STAD (fig. 71).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken. Op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de stad.
5) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
CONNECT Nav
233
6) Bevestig het geselecteerde karakter
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken. Het geselecteerde karakter wordt in
het invoerveld weergegeven ( 3-fig.
69).
7) Voer de overige letters van de naam
op dezelfde wijze in.
8) Tijdens het invoeren van de naam
verschijnt in de invoerlijst ( 2-fig. 69)
de naam uit de lijst van bestemmingen
die voor het grootste deel overeenkomt
met de ingevoerde letters.
9) Plaats de cursor op het symbool
j
en druk op de draaiknop/toets ( 11) of
druk op de draaiknop/toets ( 11) en
houd deze langer dan twee seconden in-
gedrukt. Op het display verschijnt een al-
fabetische lijst met bestemmingen.
10) Draai de draaiknop/toets ( 11)
om in de invoerlijst de naam van de ge-
wenste stad te zoeken.
11) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) als u de stad
als gewenste bestemming niet wilt beves-
tigen; op deze manier keer t u terug naar
het invoermenu (Speller) (fig. 69).
Na het selecteren van de stad gaat de
invoer door en kan een keuze worden ge-
maakt uit de volgende opties: STRAA T,
CENTRUM, OMGEVING BEST.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
STRAATHet is mogelijk de gewens-
te straatnaam in te voeren. Het selecte-
ren van een straat als bestemming is af-
hankelijk van de grootte van de geselec-
teerde stad en van de gegevens die op de
navigatie-CD zijn opgeslagen.
Na het bevestigen van de straat gaat de
invoercyclus verder met de volgende op-
ties:
– DOORGAAN: na het selecteren van de-
ze optie volgt;
– KRUISING: door het selecteren van dit
onderdeel is het mogelijk om als bestem-
ming de kruising van de hiervoor geselec-
teerde straat met een dwarsstraat te kie-
zen; in dit geval verschijnt een alfabeti-
sche lijst waarin de gewenste kr uising
kan worden geselecteerd;
HUISNUMMER: door het selecteren
van dit onderdeel is het mogelijk om het
huisnummer van de hier voor geselecteer-
de straat als bestemming in te voeren.
CENTRUMHet is mogelijk om het
centrum van een stad of een stadsdeel
(bij een grote stad) te selecteren.
CONNECT Nav
234
SPECIALE BEST.Het is mogelijk
om direct speciale bestemmingen, zoals
verkeersknooppunten, stations, industrie-
terreinen, enz. in de omgeving van de ge-
kozen stad te selecteren.
Na de selectie keer t het systeem auto-
matisch terug naar het hoofdmenu van
het navigatiesysteem.
Selecteer voor het starten van de route-
aanwijzingen het onderdeel ROUTEBEGE-
LEIDING en bevestig de keuze door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Het systeem berekent in kor te tijd het
traject en begint met het geven van visu-
ele (pictogrammen) en gesproken route-
aanwijzingen.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“STRAAT” invoeren
Als er al een bestemming is ingevoerd,
kan een straat in de betreffende stad als
bestemming worden opgegeven. Ga hier-
voor als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig.67).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel STRAA T (fig. 72 );
op het display verschijnt het invoer menu
voor het invoeren van de naam van de
straat (fig. 73).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
5) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
6) Bevestig het geselecteerde karakter
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken. Het geselecteerde karakter wordt in
het invoerveld weergegeven.
7) Voer de overige letters van de naam
op dezelfde wijze in.
8) Tijdens het invoeren van de naam
verschijnt in de invoerlijst de naam uit de
lijst met bestemmingen die voor het
grootste deel overeenkomt met de inge-
voerde letters.
fig. 73
A0B3042i
fig. 72
A0B3039i
CONNECT Nav
235
9) Plaats de cursor op het symbool
j
en druk op de draaiknop/toets ( 11) of
druk op de draaiknop/toets ( 11) en
houd deze langer dan twee seconden in-
gedrukt; op het display verschijnt een al-
fabetische lijst met bestemmingen.
10) Draai de draaiknop/toets ( 11)
om in de invoerlijst de naam van de ge-
wenste straat te zoeken.
11) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“HUISNUMMER” invoeren
Ga voor het invoeren van een huisnum-
mer als volgt te werk:
1) Voer eerst de straatnaam in zoals
hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel HUISNUMMER ( fig.
74); op het display verschijnt een lijst
met beschikbare huisnummers ( fig.
75).
3) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
nummer.
4) Bevestig het nummer door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het geselecteerde num-
mer.
5) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) langer dan twee
seconden in te drukken.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
fig. 74
A0B3040i
fig. 75
A0B3041i
CONNECT Nav
236
“KRUISING” invoeren
Ga voor het invoeren van een kr uising
als volgt te werk:
1) Voer eerst de straatnaam in zoals
hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KRUISING ( fig.
74); op het display verschijnt de lijst met
kruisingen (fig. 76).
BELANGRIJK Als er in het geheugen
meer dan 5 kr uisingen beschikbaar zijn,
kan het zoeken versneld worden (zie
“Naam van bestemming invoeren” in het
huidige hoofdstuk).
3) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op de gewenste
kruising.
4) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“CENTRUM OF STADSDEEL“
invoeren
Ga voor het invoeren van het centr um
als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 77).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel CENTRUM ( fig.
78); op het display verschijnt het invoer-
menu voor het invoeren van de stad (zie
“Stad invoeren” in dit hoofdstuk).
fig. 77
A0B3034i
fig. 76
A0B3043i
CONNECT Nav
237
4) Voer de stad in en bevestig de keuze
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken; op het display verschijnt de lijst met
centra en stadsdelen.
5) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
stadsdeel.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het geselecteerde stads-
deel.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van
de op de navigatie-CD beschikbare gege-
vens. Als de gegevens van een onderdeel
van de bestemming ontbreken, verschijnt
op het display het symbool
S
naast het
betreffende onderdeel en kan het niet
worden geselecteerd.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
SPECIALE OF VERRE
BESTEMMINGEN INVOEREN
Het betreft hier alfabetisch gerangschik-
te rubrieken met speciale bestemmingen
zoals verkeersknooppunten, stations, in-
dustrieterreinen, tankstations, parkeerga-
rages, enz.
De speciale bestemmingen kunnen op
vier verschillende manieren worden ge-
zocht:
STAD (in de richting van de bestem-
ming): weergave van speciale bestem-
mingen die betrekking hebben op de
vooraf geselecteerde bestemming;
VERRE BEST . (verre bestemmingen):
weergave van bestemmingen die geen
betrekking hebben op de vooraf geselec-
teerde bestemming. De beschikbare r u-
brieken zijn verbonden met het land dat
op de CD staat opgeslagen;
OMGEVING BEST. (omgeving van de
bestemming): weergave van speciale be-
stemmingen (bijvoorbeeld: stadions,
enz.) die aanwezig zijn in de omgeving
van de vooraf geselecteerde bestemming;
OMG. ACT. POS.(omgeving actuele
positie): weergave van speciale bestem-
mingen dicht bij de actuele positie van de
auto.
BELANGRIJK Om toegang tot de lijs-
ten met deze r ubrieken te krijgen, moet
al een bestemming zijn ingevoerd zoals:
STAD of STRAAT, CENTRUM of KRUISING.
fig. 78
A0B3044i
CONNECT Nav
238
“STAD” invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 79).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SPECIALE BEST .
(fig. 80); op het display verschijnt het
menu speciale bestemmingen.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel STAD (fig. 81).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de in de r ubriek aanwe-
zige lijst.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming in de
lijst.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“VERRE BEST.” invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 79).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SPECIALE BEST .
(fig. 80); op het display verschijnt het
menu SPECIALE BEST . (speciale bestem-
mingen) (fig. 81).
fig. 81
A0B3046i
fig. 79
A0B3034i
fig. 80
A0B3045i
CONNECT Nav
239
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel VERRE BEST . (fig.
82).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de in de r ubriek aanwe-
zige lijst.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming in de
lijst.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“OMGEVING BEST.” invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 79).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SPECIALE BEST .
(fig. 80); op het display verschijnt het
menu speciale bestemmingen.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel OMGEVING BEST .
(fig. 83).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de in de r ubriek aanwe-
zige lijst.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming in de
lijst.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“OMG. ACT. POS.” invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
BEST. INV. (fig. 79).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11
) het onderdeel SPECIALE BEST .
(fig. 80); op het display verschijnt het
menu speciale bestemmingen.
fig. 83
A0B3048i
fig. 82
A0B3047i
CONNECT Nav
240
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel OMGEVING BEST .
(fig. 84).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de in de r ubriek aanwe-
zige lijst.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste bestemming in de
lijst.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
GEBRUIK VAN OPGESLAGEN BE-
STEMMINGEN
Het is mogelijk om eerder opgeslagen
bestemmingen te gebruiken; hiervoor zijn
drie geheugencategorieën beschikbaar:
LAATSTE 10: de laatste 10 bestem-
mingen worden opgeslagen. De bestem-
mingen worden automatisch in het ge-
heugen LAATSTE 10 opgeslagen als de
optie LAATSTE 10 in het menu BEST. INV.
van het navigatiesysteem wordt geacti-
veerd. Zie de paragraaf “BESTEMMINGEN
OPSLAAN” in het hoofdstuk “Navigatie
starten”;
ACT. POS. INV.: de positie van de au-
to wordt opgeslagen en kan worden ge-
selecteerd als gewenste bestemming;
ALFAB. VOLG. (alfabetische volgor-
de): de bestemmingen worden in alfabe-
tische volgorde opgeslagen;
HANDMATIGE VOLG.: de opgeslagen
bestemmingen worden weergegeven in
de volgorde waarin ze zijn ingevoerd.
Ga als volgt te werk om een vooraf op-
geslagen bestemming te gebruiken:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST .
(fig. 85).
fig. 85
A0B3050i
fig. 84
A0B3049i
CONNECT Nav
241
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu geheugen
best. (fig. 86).
4) Selecteer met draaiknop/toets ( 11)
de gewenste bestemming.
5) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om ter ug te
keren naar het vorige menu.
POSITIE VAN DE AUTO
OPSLAAN
Ga om de huidige positie van de auto
op te slaan als volgt te werk:
1) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel GE-
HEUGEN BEST. (fig. 85).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu voor het in-
voeren van de bestemming.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ACT. POS. INV. (fig.
87).
4) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Deze procedure is al-
leen mogelijk als de navigatie-CD in het
apparaat zit.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
fig. 86
A0B3051i
fig. 87
A0B3052i
CONNECT Nav
242
N
N
A
A
V
V
I
I
G
G
A
A
T
T
I
I
E
E
S
S
Y
Y
S
S
T
T
E
E
E
E
M
M
I
I
N
N
S
S
C
C
H
H
A
A
K
K
E
E
L
L
E
E
N
N
NAVIGATIE STARTEN
Voor het star ten van de navigatie moe-
ten de bestemming (zie “Bestemming in-
voeren” in het hoofdstuk “Satelliet-navi-
gatiesysteem”) en de opties voor het tra-
ject zijn ingevoerd.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 88).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ROUTEBEGELEIDING.
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11):
op het display verschijnt het menu route-
begeleiding (fig. 89).
fig. 88
A0B3053i
Het traject wordt berekend. De bereke-
ning kan enkele seconden duren afhanke-
lijk van de afstand tot de bestemming; op
het display wordt gedurende deze periode
BEREKENING of HERBEREKENING (als de
bestemming daarvoor al was ingevoerd)
weergegeven. Onder de tijdsindicatie
wordt de afstand tot de bestemming
weergegeven.
Op de bovenste regel van het menu rou-
tebegeleiding verschijnt de naam van de
straat waarin u op dat moment rijdt of de
naam van de straat waar moet worden
afgeslagen.
BELANGRIJK Als het door het naviga-
tiesysteem aangegeven traject wordt ver-
laten, verschijnt op het display OFF ROAD
of OFF MAP (onvoldoende positiegege-
vens).
Op het display worden de route-aanwij-
zingen naar de bestemming weergege-
ven.
Er kan gekozen worden tussen een twee-
(fig. 89) of driedimensionale ( fig. 90)
weergave.
Voor het maken van een keuze moet
ongeveer 3 seconden de draaiknop/toets
(11) worden ingedr ukt totdat de weer-
gave wijzigt.
fig. 89
A0B3054i
fig. 90
A0B3055i
CONNECT Nav
243
Als de mute-functie van de mobiele tele-
foon is ingeschakeld, verschijnt “PHONE”
op het display.
Tijdens de navigatie NO MAP is het bo-
vendien mogelijk naar een audio-CD te
luisteren door gebr uik te maken van de
ingebouwde CD-speler. In dit geval ver-
schijnt op het display het nummer en de
speelduur van het muziekstuk waarnaar u
luistert.
NAVIGATIE ONDERBREKEN
Ga als volgt te werk om de navigatie te
onderbreken:
1) Druk op de toets ESC ( 9) of voer
een nieuwe bestemming in of voer de
procedure uit om de positie van de auto
te bepalen (zie de paragraaf “Positiebe-
paling van de auto” in dit hoofdstuk). Als
op de toets ESC ( 9) wordt gedr ukt, ver-
schijnt op het display de vraag of de navi-
gatie moet worden onderbroken ( fig.
91).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel JA.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
BELANGRIJK Als het apparaat tijdens
de navigatie wordt uitgeschakeld, blijven
de gegevens voor de navigatie gedurende
30 minuten in het geheugen opgeslagen.
Gedurende deze periode is het mogelijk
de navigatie te hervatten. Na 30 minuten
moeten de gegevens opnieuw worden in-
gevoerd om de routebegeleiding te her-
vatten.
Op het display wordt op grafische wijze
de afstand tot het punt waarop moet wor-
den afgeslagen weergegeven en de tijd
die nodig is om de bestemming te berei-
ken of de geschatte aankomsttijd (zie
“Informatie tijdens het traject in-/uitscha-
kelen” in dit hoofdstuk).
Op het display verschijnt bovendien de
status van de verkeersinformatie (TA-func-
tie) en de status van de TMC (Traffic Mes-
sage Channel).
Het display geeft aan welke audiobron
is ingeschakeld en geeft de naam of de
frequentie van het gekozen station weer
(zie “RDS-functie” in het hoofdstuk”Ra-
dio”).
Als de CD-wisselaar (indien aanwezig)
is ingeschakeld, verschijnt op het display
het nummer van de huidige CD, het num-
mer van het muziekstuk of het nummer
dat daaraan is gegeven, en de speelduur
van het muziekstuk.
fig. 91
A0B3056i
CONNECT Nav
244
FREQUENTIEMODULATIE
Bij ingeschakeld navigatiesysteem kunt
u direct de frequentie van het radiostation
dat u beluistert, veranderen door een van
de toetsen (13 of 14) in te drukken.
BELANGRIJK Voor het selecteren van
stations met de multifunctionele toetsen
(13 of 14) moeten de stations eerst
zijn opgeslagen (zie “Stations opslaan”
in het hoofdstuk “Radio”).
VAN AUDIOBRON WISSELEN
Bij ingeschakeld navigatiesysteem kan
op ieder moment van audiobron worden
gewisseld. Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets SRC (17).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste audiobron (Radio of
CD-wisselaar) (fig. 92); op het display
verschijnt het hoofdmenu van de geselec-
teerde audiobron.
3) Selecteer een ander station of een
ander muziekstuk.
BELANGRIJK Het is niet mogelijk om
de CD-speler te gebr uiken als het naviga-
tiesysteem is ingeschakeld.
Druk op de toets NAV (12) om terug te
keren naar het menu van het navigatie-
systeem.
NAVIGATIE NO MAP
De navigatie NO MAP wordt ingescha-
keld als na het invoeren van de bestem-
ming en het starten van de navigatie, de
navigatie-CD wordt uitgenomen. Tijdens
de navigatie NO MAP is het mogelijk de
ingebouwde CD-speler te gebr uiken voor
audio-doeleinden.
Bij ingeschakelde navigatie NO MAP ver-
schijnt op het display NO MAP en de af-
stand (hemelsbreed) tot de bestemming.
BELANGRIJK Als de navigatie-CD
weer wordt ingestoken, kan het enige mi-
nuten duren voordat het navigatiesys-
teem de parameters met betrekking tot
de positie van de auto weer heeft inge-
steld; gedurende deze periode verschijnt
op het display OFF ROAD of OFF MAP (bij
onvoldoende positiegegevens). Op plaat-
sen met veel gebouwen en een dicht we-
gennet kan de positie van de auto foutief
worden weergegeven, totdat het systeem
de juiste positie heeft bepaald.
fig. 92
A0B3163i
CONNECT Nav
245
DYNAMISCHE ROUTE-
BEGELEIDING
(indien aanwezig)
Tijdens de “Dynamische routebegelei-
ding” analyseert het navigatiesysteem de
verkeersinformatie en ver werkt deze bij
de berekening van het traject.
De verkeersinformatie wordt uitgezon-
den door RDS-stations met TMC (T raffic
Message Channel).
Ga als volgt te werk om de functie “Dy-
namische routebegeleiding” in te schake-
len:
1) Druk tijdens de “Routebegeleiding”
op de toets MEN ( 10); op het display
verschijnt het instellingenmenu van het
navigatiesysteem (fig. 94).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel OPTIES TRAJ. ( fig.
94).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om het onderdeel TRAJECT te selecteren
(fig. 95).
4) Druk meerdere keren op de draai-
knop/toets (11) totdat op het display
het opschrift DYNAMISCH verschijnt ( fig.
95).
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het opschrift DOORGAAN.
6) Druk op de draaiknop/toets (11).
Het systeem keer t terug naar de status
“Routebegeleiding” (zie de paragraaf
“Navigatie starten” in dit hoofdstuk) en
de instellingen blijven ongewijzigd totdat
er een andere instelling wordt doorge-
voerd.
BELANGRIJK Om de “Dynamische
routebegeleiding” in te schakelen tijdens
de “Routebegeleiding”, stemt het naviga-
tiesysteem af op een TMC-station. Als er
nog geen TMC-station op de FMC-golf-
band is opgeslagen, dan worden de TMC-
stations gezocht. Dit kan lang duren om-
dat alle banden worden doorlopen. Gedu-
rende deze tijd kan er niet naar de radio
worden geluisterd.
fig. 94
A0B3060i
fig. 95
A0B3059i
fig. 93
A0B3033i
CONNECT Nav
246
fig. 96
A0B3068i
TOERISTISCHE
INFORMATIE
(indien aanwezig)
Als u een navigatie-CD met toeristische
informatie gebruikt, is het mogelijk om
toeristische informatie op te vragen over
de bestemming.
De informatie is onderverdeeld in de vol-
gende rubrieken: overnachtingen, restau-
rants, toeristische infor matie, amuse-
ment, enz…
Als alleen een toeristisch traject aanwe-
zig is, verschijnt op het display in het
hoofdmenu van het navigatiesysteem de
naam van het traject (bijv. MERIAN
scout).
Ga als volgt te werk om toegang te krij-
gen tot deze informatie:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 96).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het toeristische traject (bijv . ME-
RIAN scout) in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 96).
Als op de navigatie-CD meerdere trajec-
ten staan, verschijnt op het display de lijst
met mogelijke trajecten. Ga als volgt te
werk:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het gewenste toeristische traject.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Geef met behulp van het invoer-
menu, bij het onderdeel ST AD SELECTE-
REN, de naam van de stad aan waarover
u toeristische infor matie wilt ontvangen
(zie de paragraaf “Bestemming invoe-
ren” in het hoofdstuk “Satelliet-navigatie-
systeem”).
4) Open de rubriek waarover u informa-
tie wenst.
Druk de draaiknop/toets ( 11) langer
dan 2 seconden in om de navigatie naar
een geregistreerd onderdeel te star ten.
Op het display verschijnt een nieuw
menu; selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ROUTEBEGELEID.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
CONNECT Nav
247
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel BEST. OPSLAAN
(fig. 100).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken. Als
naam wordt de volledige naam van de in-
gevoerde bestemming voorgesteld.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
WEERGAVE TRAJECT
Op het display kan een weergave gege-
ven worden van het traject (WEERGA VE
TRAJ.) dat berekend is door het navigatie-
systeem.
Ga als volgt te werk om toegang te krij-
gen tot deze informatie:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel WEERGA VE TRAJ.
(fig. 97).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken; op het dis-
play verschijnt de lijst met beschikbare tra-
jecten (fig. 98).
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
BESTEMMINGEN OPSLAAN
Het is mogelijk de huidige of voorgaan-
de bestemming met een kor te naam op
te slaan.
Ga als volgt te werk om de gewenste
bestemming in het geheugen op te slaan:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 97).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST .
(fig. 99).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST. (fig. 100).
fig. 97
A0B3057i
fig. 98
A0B3058i
fig. 99
A0B3050i
CONNECT Nav
248
Naam van bestemming
invoeren en wijzigen
Ga als volgt te werk om in het geheu-
gen van de bestemmingen een naam te
wijzigen of in te voeren:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 99 ).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST .
(fig. 99).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NAAM WIJZIGEN
(fig. 101).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het invoermenu.
6) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
7) Bevestig het geselecteerde karakter
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken. Het geselecteerde karakter wordt in
het invoerveld weergegeven. Her haal de
laatste twee handelingen tot de volledige
naam is ingevoerd.
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) langer dan 2 seconden
in te drukken of selecteer het symbool
j
en druk op de draaiknop/toets (11).
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
fig. 101
A0B3098i
fig. 100
A0B3104i
OPGESLAGEN BESTEMMINGEN
ARCHIVEREN
Het is mogelijk de lijst met bestemmin-
gen in het geheugen te ordenen. Deze
lijst kan worden opgeroepen als er een
bestemming wordt ingevoerd.
Ga voor het ordenen als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST.
(fig. 102).
fig. 102
A0B3050i
CONNECT Nav
249
3). Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST. (fig. 103).
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel BEST. WISSEN (fig.
104) en bevestig de keuze door de
knop in te dr ukken; op het display ver-
schijnen de volgende opties:
– LAATSTE 10 WIS.: laatste 10 bestem-
mingen wissen;
ENKELE BEST.: een enkele bestem-
ming wissen;
ALLE BEST .: alle bestemmingen wis-
sen.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel BEST. ORDENEN
(fig. 103).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de bestemming die verplaatst moet
worden.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
8) Verplaats de bestemming naar de
nieuwe positie met de draaiknop/toets
(11).
9) Bevestig de nieuwe positie door de
draaiknop/toets (11) langer dan 2 se-
conden in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
OPGESLAGEN GEGEVENS
WISSEN
Het is mogelijk om de laatste 10 opge-
slagen bestemmingen, een enkele be-
stemming of alle bestemmingen, uit het
geheugen te wissen.
BELANGRIJK Om de gegevens uit
het geheugen te wissen is het noodzake-
lijk dat de navigatie-CD zich in de CD-spe-
ler bevindt.
Ga voor het wissen als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST .
(fig. 102)
fig. 104
A0B3099i
fig. 103
A0B3101i
CONNECT Nav
250
5) Maak een keuze uit de opties: LAAT-
STE 10 WIS., ENKELE BEST . en ALLE
BEST. en bevestig de keuze door de
draaiknop/toets (11) in te dr ukken. Als
u de laatste optie kiest, worden de be-
stemmingen automatisch gewist. Als u
een van de eerste twee opties kiest,
moet u als volgt verder gaan:
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de bestemming die u wilt wissen.
7) Bevestig de bestemming door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
8) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel WISSEN (wissen) of
ANNULEREN (niet wissen).
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
KORTE NAAM
INVOEREN EN WIJZIGEN
Ga als volgt te werk voor het wijzigen
van een korte naam van een opgeslagen
bestemming of voor het geven van een
naam aan een bestemming:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGEN BEST.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu GEHEUGEN
BEST.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel BESTEMMINGEN
WIJZ. (fig. 105).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt een lijst met op alfabeti-
sche volgorde alle bestemmingen die in
het geheugen zijn opgeslagen.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de bestemming waar van u de
naam wilt wijzigen; op het display ver-
schijnt het invoermenu (speller).
7) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
8) Bevestig het karakter door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; het ge-
selecteerde karakter verschijnt in het in-
voerveld.
9) Voer dezelfde procedure uit voor de
andere letters van de naam.
10) Plaats de cursor op het symbool j
en druk op de draaiknop/toets ( 11) of
druk langer dan twee seconden op de
draaiknop/toets (11).
fig. 105
A0B3100i
CONNECT Nav
251
WEERGAVE GPS-STATUS
EN POSITIE
Ga als volgt te werk voor weergave van
het huidige aantal te ontvangen GPS-
satellieten en de positie van de auto:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INFO GPS.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
FILES VERMIJDEN
TIJDENS DE NAVIGATIE
Tijdens de navigatie kunnen files of ge-
blokkeerde weggedeeltes ver meden wor-
den.
BELANGRIJK Dit is afhankelijk van de op
de navigatie-CD beschikbare gegevens.
Als de gegevens van een onderdeel van
de bestemming ontbreken, verschijnt op
het display het symbool
S
naast het be-
treffende onderdeel en kan het niet wor-
den geselecteerd.
Ga voor het inschakelen van deze func-
tie als volgt te werk:
1) Druk op de toets T ( 8); op het dis-
play verschijnt het TRAFFIC-menu ( fig.
106).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel FILE VERMIJDEN.
3) Op het display verschijnt het menu
INSTELLINGEN (fig. 107); selecteer
met de draaiknop/toets (11) het onder-
deel FILE.
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu FILE en de
cursor staat dichtbij het punt SLUITEN
(fig. 108).
5) Druk op de draaiknop/toets (11).
6) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het punt V AN-
AF.
fig. 106
A0B3213i
fig. 107
A0B3064i
CONNECT Nav
252
3) Op het display verschijnt het menu
INSTELLINGEN (fig. 107); selecteer
met de draaiknop/toets (11) het onder-
deel FILE.
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu FILE ( fig.
108).
5) Selecteer het onderdeel VER WIJDE-
REN.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken. Het tra-
ject wordt opnieuw berekend.
7) Geef met de draaiknop/toets ( 11)
aan op welke afstand vanaf uw positie de
omleiding moet beginnen.
8) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het punt SLUI-
TEN.
9) Geef met de draaiknop/toets ( 11)
aan op welke afstand vanaf uw positie de
omleiding moet beëindigen.
10) Plaats de cursor met de draai-
knop/toets (11) op OK en bevestig de
keuze door de draaiknop/toets ( 11) in
te drukken; op het display verschijnt het
menu routebegeleiding en het nieuwe tra-
ject wordt berekend: tijdens deze fase
verschijnt op het display het opschrift
NIEUW BEREK.
Ga voor het uitschakelen van deze func-
tie als volgt te werk:
1) Druk op de toets T ( 8); op het dis-
play verschijnt het TRAFFIC-menu ( fig.
106).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel FILE VERMIJDEN.
ONDERDELEN
VAN HET TRAJECT UITSLUITEN
Het is mogelijk enkele delen van het be-
rekende traject uit te sluiten. Dit is vooral
nuttig als u verkeersinfor matie ontvangt
waarin melding wordt gemaakt van zeer
druk verkeer of werk in uitvoering op het
berekende traject dat u wilt afleggen.
Ga voor het uitsluiten van onderdelen
als volgt te werk:
1) Druk op de toets T ( 8); op het
display verschijnt het TRAFFIC-menu (fig.
106).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel FILE VERMIJDEN.
3) Op het display verschijnt het menu
INSTELLINGEN (fig. 107).
4) Selecteer met de draaiknop/toets
fig. 108
A0B3065i
fig. 109
A0B3077i
CONNECT Nav
253
(11) het onderdeel TRAJ. WIJZIGEN
(fig. 109); op het display verschijnt de
lijst met trajecten waarin u het traject dat
u wilt uitsluiten, kunt selecteren.
BELANGRIJK Lange trajecten, die
niet onderverdeeld kunnen worden in kor-
te trajectgedeeltes, worden aangeduid
met het symbool +”. Voor weergave
van deze kor te trajectgedeeltes, moeten
de onderdelen geselecteerd worden met
het symbool +en de draaiknop/toets
langer dan 2 seconden worden ingedrukt.
De korte trajectgedeeltes, die niet wor-
den onderverdeeld, worden daarentegen
aangeduid met het symbool “-”.
De trajectgedeeltes die niet uitgesloten
kunnen worden (bijv . omdat geen alter-
natief traject berekend kan worden), wor-
den aangeduid met het symbool
S
.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het eerste trajectgedeelte dat u uit
de lijst wilt ver wijderen (het is raadzaam
een lang trajectgedeelte te verwijderen).
4) Druk op de draaiknop/toets ( 11):
op het display verschijnt een cirkel voor
het geselecteerde gedeelte.
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het laatste trajectgedeelte dat u uit
de lijst wilt ver wijderen (het is raadzaam
een lang trajectgedeelte te verwijderen).
8) Druk op de draaiknop/toets ( 11):
op het display verschijnt het hoofdmenu
van het navigatiesysteem, het traject
wordt opnieuw berekend en op het dis-
play verschijnt het opschrift NIEUWE BE-
REK.
Verwijderen/wijzigen van het
trajectgedeelte
Ga als volgt te werk:
1) Druk op toets T ( 8); op het display
verschijnt het TRAFFIC-menu (fig. 106).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel FILE VERMIJDEN.
3) Op het display verschijnt het menu
INSTELLINGEN.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TRAJ. WIJZIGEN
(fig. 109) op het display verschijnt de
vraag of het trajectgedeelte ver wijderd of
gewijzigd moet worden:
als u een trajectgedeelte wilt ver-
wijderen, selecteer dan VERWIJDE-
REN; op het display verschijnt het hoofd-
menu van het navigatiesysteem. Het tra-
ject wordt opnieuw berekend en op het
display verschijnt het opschrift NIEUWE
BEREK.
als u een trajectgedeelte wilt wijzi-
gen, selecteer dan WIJZIGEN en her-
haal de handelingen die ver meld zijn bij
punt 3), 4), 5) en 6).
CONNECT Nav
254
TRAJECT AANPASSEN
Het is mogelijk het traject op ieder mo-
ment aan uw eigen wensen aan te pas-
sen, ook bij ingeschakelde navigatie.
Voer hiervoor de volgende parameters in:
TRAJECT: het is mogelijk het snelste
of het kor tste traject te selecteren of te
kiezen voor “Dynamische routebegelei-
ding” (DINAMIC) met TMC (zie de para-
graaf “Dynamische routebegeleiding” in
dit hoofdstuk). Als deze optie wordt ge-
kozen, worden alle andere mogelijkhe-
den (SNELWEG, VEERPONTEN en TOLGEL-
DEN) niet meer op het display getoond.
Het navigatiesysteem berekent het snel-
ste traject waarbij rekening wordt gehou-
den met de verkeersinfor matie en stemt
automatisch af op een TMC-station.
SNELWEG (snelweg): tijdens de navi-
gatie kan gekozen worden om gebruik te
maken van snelwegen;
VEERPONTEN: keuze om gebr uik te
maken van veerponten;
TOLWEGEN: keuze om tolwegen voor
de navigatie uit te sluiten.
BELANGRIJK Als u bijv. het onder-
deel SNELWEG VERMIJDEN ( fig. 111)
kiest, en u door het ver mijden van de
snelwegen veel langere afstanden af
moet leggen, dan programmeer t het sys-
teem toch de snelwegen. Hetzelfde geldt
voor de VEERPONTEN en TOL WEGEN. Ga
als volgt te werk voor het kiezen van de
opties voor het traject:
Ga voor het kiezen van de opties voor
het traject als volgt te werk:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel OPTIES TRAJ. ( fig.
110)
fig. 110
A0B3060i
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu OPTIES TRAJ.
(fig. 111).
4) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op de optie die u
wilt instellen.
5) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de instelling te wijzigen.
CONNECT Nav
255
Ga als volgt te werk om het menu voor
het selecteren van opties voor het traject
af te sluiten:
1) Druk op de toets ESC ( 9), op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem, of plaats de
cursor met de draaiknop/toets ( 11) op
DOORGAAN (fig. 111).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; als de
“Routebegeleiding” niet actief is, ver-
schijnt op het display het hoofdmenu van
het navigatiesysteem.
BELANGRIJK Als de opties voor het
traject tijdens de routebegeleiding worden
gewijzigd, berekent het navigatiesysteem
automatisch het nieuwe traject. De opties
blijven geactiveerd totdat ze opnieuw
worden gewijzigd.
POSITIEBEPALING VAN DE
AUTO
Met deze functie kan de huidige positie
van de auto (bijvoorbeeld: naam van de
straat waarin u rijdt) worden weergege-
ven met een ver wijzing naar het NOOR-
DEN. Als deze functie is ingeschakeld,
wordt de routebegeleiding onderbroken.
Ga voor het bepalen van de huidige po-
sitie als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel POSITIE (fig.112).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC (9) om de functie
uit te schakelen en ter ug te keren naar
het hoofdmenu van het navigatiesys-
teem.
Positie opslaan
Ga om de huidige positie van de auto
op te slaan als volgt te werk:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ACT. POS. INV. (fig.
113).
fig. 113
A0B3067i
fig. 112
A0B3069i
fig. 111
A0B3066i
CONNECT Nav
256
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken en selec-
teer met dezelfde draaiknop/toets het
onderdeel NAAM om deze op te slaan; op
het display verschijnt het invoer menu
(fig.114) voor het invoeren van de
naam van deze positie.
4) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het gewenste
karakter.
5) Bevestig het karakter door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken. Het ge-
selecteerde karakter wordt in het invoer-
veld weergegeven
6) Bevestig het karakter door de draai-
knop/toets (11) langer dan twee secon-
den in te drukken.
7) Voer de overige karakters op dezelf-
de wijze in.
8) Bevestig de naam door de draai-
knop/toets (11) langer dan 2 seconden
in te drukken of selecteer en bevestig het
symbool j.
BELANGRIJK Deze procedure is al-
leen mogelijk als de navigatie-CD in het
apparaat zit.
De zojuist ingevoerde naam wordt auto-
matisch in het geheugen opgeslagen.
Ga als volgt te werk als u geen naam
aan de huidige positie wilt geven:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) niet het onderdeel NAAM (zoals
hiervoor is beschreven) maar het onder-
deel DOORGAAN.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het hoofdmenu en er
wordt geen enkele naam opgeslagen.
VERKEERSINFORMATIE
ONTVANGEN
TIJDENS DE NAVIGATIE
Het is mogelijk tijdens de navigatie ver-
keersinformatie te ontvangen; de moge-
lijkheid om verkeersinfor matie te ontvan-
gen kan, onafhankelijk van de beluisterde
audiobron, worden in-/uitgeschakeld.
Druk voor het in-/uitschakelen van deze
functie op de toets T A (4); de TA-functie
wordt ingeschakeld.
fig. 114
A0B3070i
CONNECT Nav
257
GESPROKEN AANWIJZINGEN
IN-/UITSCHAKELEN
Bij de navigatie wordt gebr uik gemaakt
van gesproken aanwijzingen. De gespro-
ken aanwijzingen leveren informatie over
de af te leggen afstand tot de punten
waar moet worden afgeslagen.
Ga als volgt te werk om de gesproken
aanwijzingen in of uit te schakelen:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TAAL (fig. 115).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11);
op het display verschijnt ON (gesproken
aanwijzingen inschakelen) of OFF (ge-
sproken aanwijzingen uitschakelen). De
standaardinstelling is altijd ON.
OPSLAAN LAATSTE 10 BESTEM-
MINGEN IN-/UITSCHAKELEN
Het is mogelijk de functie voor het op-
slaan van de laatste 10 bestemmingen in
te schakelen: met deze functie worden de
laatste 10 bestemmingen automatisch
opgeslagen.
Ga als volgt te werk om de functie voor
het opslaan van de laatste 10 bestem-
mingen in of uit te schakelen:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel LAA TSTE 10 ( fig.
116).
3) Druk op de draaiknop/toets ( 11);
op het display verschijnt ON (functie inge-
schakeld) of OFF (functie uitgeschakeld).
De standaardinstelling is ON.
4) Druk op de toets ESC ( 9) om het
navigatiemenu te verlaten.
fig. 116
A0B3072i
fig. 115
A0B3071i
CONNECT Nav
258
INFORMATIE OVER TRAJECT-
DUUR IN-/UITSCHAKELEN
Met deze functie is het mogelijk te kie-
zen tussen de infor matie over de reste-
rende rijtijd tot de gewenste bestemming,
de geschatte aankomsttijd en de exacte
tijd.
Ga als volgt te werk om deze infor matie
in of uit te schakelen:
1) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TIJDINFO ( fig.
117).
3) Druk op de draaiknop/toets( 11)
om de indicatie
X
( exacte aankomsttijd
op de ingevoerde bestemming)
Q
(res-
terende rijtijd) of
R
(geschatte aan-
komsttijd op de ingevoerde bestemming)
te selecteren.
Druk op de toets ESC (9) om de functie
uit te schakelen en ter ug te keren naar
het hoofdmenu van het navigatiesys-
teem.
HANDMATIGE WEERGAVE
POSITIE
Met het navigatiesysteem kan handma-
tig de huidige positie van de auto bepaald
worden als er geen GPS-signaal ontvan-
gen kan worden.
Ga als volgt te werk om handmatig de
huidige positie aan te geven:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ACT . POS. HANDM.
(fig. 118).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (
11
) in te dr ukken; op het
display verschijnt het invoer menu met de
vraag de huidige positie van de auto in de
volgende volgorde aan te geven: stad,
straat, kruising (zie “Naam van bestem-
ming invoeren” in het hoofdstuk “Satelliet-
navigatiesysteem”).
fig. 117
A0B3073i
fig. 118
A0B3074i
CONNECT Nav
259
fig. 119
A0B3075i
fig. 120
A0B3076i
4) Als de positie volledig is aangege-
ven, moet u de draaiknop/toets ( 11)
langer dan 2 seconden indr ukken of het
symbool (j) selecteren en bevestigen;
op het display verschijnt het hoofdmenu
van het navigatiesysteem.
BELANGRIJK Bij enkele kr uisingen
(bijv. kruisingen van rechte straten met
ringvormige straten) is het niet mogelijk
om de positie van de auto aan te geven.
TRAJECT SIMULEREN
Met het audio/navigatiesysteem kan
een traject gesimuleerd worden. Het ap-
paraat simuleert het traject en geeft op
realistische wijze zichtbare en gesproken
route-aanwijzingen en akoestische signa-
len.
Ga voor het starten van de simulatie als
volgt te werk:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DEMONSTRATIE
(fig. 119).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; de simu-
latie wordt geactiveerd.
4) Selecteer in het hoofdmenu van het
navigatiesysteem met de
draaiknop/toets (11) het onderdeel
TOER. TRAJ. of ENKELE BEST.
5) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om de simulatie van de routebegeleiding
te starten; op het display verschijnt het
scherm routebegeleiding met het onder-
deel “DEMO” (fig. 120).
6) Voer de bestemming in (zie de para-
graaf “Bestemming invoeren” in het
hoofdstuk “Satelliet-navigatiesysteem”).
BELANGRIJK De simulatie wordt au-
tomatisch beëindigd als de ingestelde be-
stemming bereikt is of als u een werkelij-
ke navigatie start.
BELANGRIJK Als er geen GPS-signaal
kan worden ontvangen, moet de positie
van de auto handmatig worden inge-
voerd. De navigatie NO MAP is niet mo-
gelijk tijdens de simulatie.
CONNECT Nav
260
ALGEMENE INFORMATIE
Het Connect Nav biedt een aantal func-
ties waarmee, via een verbinding met de
Targasys-centrale, nuttige infor matie
kan worden ontvangen (bijv . een hotel
vinden, het dichtstbijzijnde tankstation)
en waar mee om hulp kan worden
gevraagd in situaties die dit vereisen.
Via deze functies wordt automatisch de
geografische positie van uw auto aan de
hulpdienst doorgegeven. Voor een nauw-
keurige bepaling van uw positie moeten
ten minste drie GPS-satellieten worden
ontvangen. Het aantal satellieten dat ont-
vangen wordt, wordt op het display aan-
gegeven naast het satellietsymbool.
Bovendien kunt u met de functie
Follow me verkeersinfor matie ont-
vangen over het traject dat u aflegt.
De frequentie waar mee de infor matie
wordt doorgegeven kan worden gewijzigd
(zie de paragraaf “Frequentie waar mee
de informatie over het afgelegde traject
wordt doorgegeven instellen” in dit hoofd-
stuk).
Alle verzoeken om Targasys-diensten
(INFOMOBILITY, MEDISCHE ASSIST .,
T
T
A
A
R
R
G
G
A
A
S
S
Y
Y
S
S
-
-
D
D
I
I
E
E
N
N
S
S
T
T
E
E
N
N
TECHNISCHE ASSIST .) komen tot stand
via een gesproken verbinding.
Na een gesproken verzoek, wordt er een
SMS-bericht naar de Targasys-centrale
gezonden, die u direct zal terugbellen. Zo
ontvangt de operator alle vereiste infor-
matie (eventueel via een SMS-bericht).
Deze gegevens (maximaal 20) worden
opgeslagen in het geheugen van het appa-
raat en zijn beschikbaar zolang ze niet
gewist worden.
De voor waarden die noodzakelijk zijn
om gebruik te kunnen maken van de tele-
matica-diensten van Connect zijn de vol-
gende:
aanwezigheid van een SIM-kaar t
waarmee verbinding kan worden gemaakt
met het Contact Centre Targasys
– geldig abonnement op de Targasys-
diensten (INFOMOBILITY , MEDISCHE
ASSISTENTIE, TECHNISCHE ASSISTENTIE).
BELANGRIJK Als de gebr uiker zich
nog niet aangemeld heeft voor de dien-
sten van Targasys, kunnen de betreffen-
de functies in het menu niet worden
gebruikt. Tijdens de aanmelding wordt de
in- en uitschakelprocedure van de
Telematicadiensten door Targasys aan u
uitgelegd.
BELANGRIJK Voor toegang tot de
Telematicadiensten van Targasys moet
het apparaat geschikt zijn en het profiel
van de operator van de in de SIM-module
geplaatste SIM-kaart zijn geactiveerd. Als
SIM-kaarten worden gebr uikt van een
telefoonoperator waarvan geen profiel is
geactiveerd, moet aan Targasys
gevraagd worden om de functies opnieuw
in te schakelen. Het apparaat beheer t
maximaal 5 verschillende profielen.
BELANGRIJK Voordat u het apparaat
inschakelt, is het raadzaam alle andere
functies te leren kennen zoals de werking
van de Radio, de CD-wisselaar (indien aan-
wezig), het navig atiesysteem en de tele-
foon.
CONNECT Nav
261
Als er geen enkele SIM-kaar t is ingesto-
ken en u op de toets (7) drukt, wordt
de mogelijkheid geactiveerd om hulp aan
te vragen bij de alarmcentrale 112.
Als daarentegen een geldige SIM-kaart is
ingestoken maar u geen toegang hebt tot
de diensten van Targasys, en u op de
toets (7) drukt, kunt u de functie bel-
len naar PERSOONLIJK NUMMER active-
ren.
BELANGRIJK 112is het alar m-
nummer in alle landen die deze dienstver-
lening ondersteunen. 112kan altijd
worden opgeroepen, ook als de SIM-kaart
niet in de GSM-module aanwezig is. U
kunt ieder moment een noodoproep via
112verzenden ook door de telefoon
te gebruiken. Het verzenden van de nood-
oproep is afhankelijk van de functie van
de mobiele telefoon en de cor recte elek-
trische voeding. Bovendien moet u zich
binnen het dekkingsgebied van het GSM
900 netwerk bevinden en moet de sterk-
te van het signaal voldoende zijn.
BELANGRIJK Roep 112alleen op
als dit echt nodig is. Oneigenlijk gebr uik
kan strafbaar zijn.
Als de dienst is geactiveerd en u drukt op
de toets (7), krijgt u toegang tot het
hoofdmenu Targasys (fig. 121) met
de volgende menupunten:
Infomobility
Med. assist.
Techn. assist
APPARAAT/SIM-KAART
ACTIVEREN
Als u het apparaat voor de eerste keer
inschakelt en u wilt gebruik maken van de
diensten van Targasys, dan moet u de
Targasys-centrale ver zoeken om deze
diensten te activeren.
Iedere SIM-kaart moet geactiveerd wor-
den om toegang te krijgen tot de
Targasys-diensten. Dit om onbevoegd
gebruik van het apparaat en deze dien-
sten te voorkomen. Als u een SIM-kaar t
van hetzelfde netwerk gebr uikt, hoeft
deze niet opnieuw te worden geactiveerd.
Om de SIM-kaart te activeren, moet u in
het bezit zijn van de volgende gegevens:
– het serienummer van het apparaat
– het telefoonnummer van de SIM-kaart
die u voor de diensten van Targasys wilt
gebruiken
fig. 121
A0B3166i
CONNECT Nav
262
Het serienummer van het apparaat
bevindt zich in het menu CONNECT -CODE
(fig. 122) (zie de paragraaf “Code van
het apparaat oproepen (serienummer)” in
dit hoofdstuk).
BELANGRIJK De verkoper zal de
nummers van de Targasys-centrale
samen naar het apparaat zenden.
NUMMER TARGASYS INVOEREN
Ga als volgt te werk om de functies te
activeren voor het activeren van het appa-
raat:
1) Druk op de toets (7): aangezien
het apparaat nog niet geactiveerd is en
aan de SIM-kaart geen enkel profiel is toe-
gekend, verschijnt op het display de indi-
catie om een noodoproep naar het num-
mer 112 te verzenden.
2) Druk op de toets ESC (9); op het dis-
play verschijnt het menu INFOMOBILITY
(fig. 123).
3) Druk op de toets MEN (10).
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NIEUW PROFIEL ( fig.
124).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken: op het dis-
play verschijnt het ver zoek het nummer in
te voeren (nummer Targasys) om naar
de Targasys-centrale te bellen.
6) Voer het nummer met de speller in.
7) Bevestig het nummer door de draai-
knop/toets (11) in te drukken; op het dis-
play verschijnt de vraag of er een verbinding
tot stand moet worden gebracht met het
ingevoerde nummer.
fig. 123
A0B3168i
fig. 122
A0B3167i
fig. 124
A0B3170i
CONNECT Nav
263
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; er wordt
een verbinding tot stand gebracht met de
Targasys-centrale.
Zodra de verbinding tot stand is
gebracht, zal de operator van de
Targasys-centrale u ver zoeken om het
serienummer van het apparaat en het
telefoonnummer van de gebr uikte SIM-
kaart.
Op deze wijze wordt het apparaat door
de operator geactiveerd.
PERSOONLIJK NUMMER
INVOEREN
Het PERSOONLIJK NR. is het nummer
dat door het apparaat gebr uikt wordt als
een van de diensten van Targasys is
geactiveerd maar het profiel van de
gebruikte SIM-kaar t of dat van de
betreffende telefoonoperator nog niet
geactiveerd is. Het PERSOONLIJK NR. kan
ook gebruikt worden als de diensten van
Targasys niet geactiveerd zijn maar nog
een geldig profiel van de geplaatste SIM-
kaart aanwezig is.
Dit kan gebeuren als de d iensten van
TARGASYS door de gebruiker worden geac-
tiveerd, uitgeschakeld of opgezegd. In dit
geval is kunt u altijd nog naar het PER-
SOONLIJK NR. bellen.
Ga voor het invoeren van het persoonlij-
ke nummer als volgt te werk:
1) Druk op de toets (7).
2) Druk op de toets MEN (10).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel PERSOONLIJK NR.
(fig. 125).
4) Bevestig het nummer door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het verzoek om het per-
soonlijke nummer in te voeren.
5) Voer het nummer met de speller in.
6) Bevestig het nummer door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Als al een persoonlijk nummer is opge-
slagen, verschijnt dit nummer op het dis-
play. Ga om het nummer te wijzigen als
volgt te werk:
1) Druk op de draaiknop/toets (11).
2) Voer het nieuwe nummer met de
speller in.
Druk op de toets ESC ( 9) als u het per-
soonlijk nummer niet wilt wijzigen.
fig. 125
A0B3169i
CONNECT Nav
264
TERUGKEREN NAAR STAN-
DAARDINSTELLINGEN (RESET)
Als de auto van eigenaar verander t,
moet alle infor matie op het apparaat op
nul worden gezet, zodat de standaardpa-
rameters van de fabrikant weer kunnen
worden ingesteld.
BELANGRIJK Als u de functie RESET
gebruikt, gaan alle eventueel ontvangen
berichten van Infomobility verloren.
Ga voor het inschakelen van deze func-
tie als volgt te werk:
1) Druk op de toets (7).
2) Druk op de toets MEN (10).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel RESET (fig.126).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken: op het
display verschijnt de vraag of alle parame-
ters van het apparaat daadwerkelijk
opnieuw moeten worden ingesteld.
5) Als u daadwerkelijk het apparaat
opnieuw wilt instellen, dr uk dan op de
draaiknop/toets ( 11); in het andere
geval druk u op de toets ESC (9). In beide
gevallen verschijnt na het indr ukken van
de toetsen, opnieuw het functiemenu van
het Connect (fig. 126).
U kunt het apparaat ook opnieuw instel-
len door gebruik te maken van de dienst
Targasys.
In dat geval worden alle SIM-profielen
gewist en het apparaat uitgeschakeld. De
ontvangen Infomobility-berichten worden
echter niet gewist.
Om het apparaat volgens deze laatste
methode opnieuw in te stellen, dient u
contact op te nemen met de Targasys-
centrale en aangeven dat u de standaard-
instellingen van het apparaat opnieuw wilt
instellen.
GEBRUIK VAN HET CONNECT
NAV
Als het apparaat en de bijbehorende
SIM-kaart eenmaal door de Targasys -
centrale zijn geactiveerd volgens de hier-
voor beschreven procedure, kunt u gebruik
maken van alle T elematica-diensten van
het Connect Nav.
De status van het apparaat en de SIM-
kaart worden aangegeven in het menu
(zie de paragraaf “Functie over status van
het apparaat oproepen” en Weergave
bestaande SIM-profielen” in dit hoofd-
stuk).
Alle diensten kunnen bij de Targasys-
centrale worden aangevraagd, zonder
extra telefoonkosten voor de telefoonver-
bindingen.
fig. 126
A0B3171i
CONNECT Nav
265
FUNCTIE “MEDISCHE
ASSISTENTIE”
(NOODOPROEP VERZENDEN)
Deze functie verbindt u niet, zoals nor -
maal het geval is, met de dichtstbijzijnde
alarmcentrale via 112” maar wel direct
met de Targasys-centrale. Op deze
manier wordt een ver zoek om medische
assistentie verzonden samen met de posi-
tie van de auto, zodat de auto snel gelo-
kaliseerd kan worden. De operator van
Targasys kan de noodzakelijke werk-
zaamheden starten.
Deze functie is alleen beschikbaar als de
diensten van Targasys zijn geactiveerd
en als de gebr uikte SIM-kaart correct is
geconfigureerd met een serviceprofiel.
Deze functie is zeer nuttig als u de plaats
niet kent waar u zich bevindt, waardoor
de exacte positie niet bepaald kan wor-
den.
BELANGRIJK Om de juiste positie van
de auto door te geven, moeten er ten min-
ste drie GPS-satellieten worden ontvan-
gen. Het aantal satellieten dat ontvangen
wordt, kan op het display worden afgele-
zen bij het satellietsymbool. Als de sterkte
van het signaal op het moment dat het
verzoek wordt ver zonden te zwak is,
wordt de laatst vastgestelde positie van
de auto doorgegeven aan de Targasys-
centrale.
U kunt de noodoproep zo instellen dat
deze automatisch 20 seconden na het
selecteren van het onderdeel MEDISCHE
ASSIST. (fig. 127) wordt ver zonden of
handmatig via de draaiknop/toets
(11). Als in het laatste geval het onder-
deel MEDISCHE ASSIST . wordt geselec-
teerd, bevestigt het apparaat dat het
mogelijk is een noodoproep te ver zenden
door de draaiknop/toets (11) in te druk-
ken.
BELANGRIJK Gebruik de functie
MEDISCHE ASSIST. alleen in noodgeval-
len. Gebr uik voor andere situaties zoals
een verzoek om technische assistentie, de
specifieke functie.
BELANGRIJK U kunt op ieder moment
een noodoproep ver zenden via 112
door de telefoon te gebr uiken. 112is
het alarmnummer in alle landen die deze
dienstverlening ondersteunen.
Alarmnummer 112kan altijd wor-
den opgeroepen, ook als de SIM-kaart niet
in de aanwezig is in de GSM-module (21-
fig. 3), in het dashboardkastje aan passa-
gierszijde, of als het apparaat niet geacti-
veerd is.
BELANGRIJK Het verzenden van de
noodoproep 112” is afhankelijk van de
functie van de mobiele telefoon en de cor-
recte elektrische voeding. Bovendien moet
u zich binnen het dekkingsgebied van het
Dual Band netwerk bevinden en moet de
sterkte van het signaal voldoende zijn.
CONNECT Nav
266
Afhankelijk van de status van het apparaat
en de SIM-kaart kunnen zich op het moment
van het verzoek om MEDISCHE ASSIST. de
volgende situaties voordoen:
diensten van Targasys niet geacti-
veerd of SIM-kaart niet herkend: de noodop-
roep wordt direct naar het inter nationale
alarmnummer “112”gezonden;
diensten van Targasys geactiveerd
maar SIM-kaart niet geregistreerd: de nood-
oproep wordt naar het persoonlijk nummer
gezonden dat opgeslagen is volgens de pro-
cedure die hiervoor beschreven is in de para-
graaf “Persoonlijk nummer invoeren”;
diensten van Targasys niet geacti-
veerd maar SIM-kaar t geregistreerd: de
noodoproep wordt naar het persoonlijk num-
mer gezonden dat opgeslagen is volgens de
procedure die hier voor beschreven is in de
paragraaf “Persoonlijk nummer invoeren”;
Afhankelijk van de gekozen instelling, kan
de functie “Automatisch” of “Handmatig”
worden geactiveerd (zie de volgende para-
grafen).
BELANGRIJK Roep 112alleen op
als dit echt nodig is. Oneigenlijk gebruik kan
strafbaar zijn.
Functie handmatig activeren
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets (7).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel MEDISCHE ASSIST .
(fig. 127).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt een vraag.
4) Dr uk op de draaiknop/toets ( 11)
om het ver zenden van de noodoproep
te bevestigen: op deze wijze komt er
een verbinding tot stand met de
Targasys-centrale.
5) Druk op de toets ESC (9) om het ver-
zoek te onderbreken.
Functie automatisch activeren
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets (7).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel MEDISCHE ASSIST .
(fig. 127).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken: op het
display verschijnt een bericht dat aangeeft
dat na 20 seconden de noodoproep wordt
verzonden. De resterende tijd wordt op
het display weergegeven; na het verstrij-
ken van deze tijd, wordt het verzoek auto-
matisch naar de Targasys-centrale ver-
zonden.
4) Als u het ver zoek wilt onderbreken,
druk dan binnen het verstrijken van de
weergegeven tijd op de toets ESC (9).
BELANGRIJK Als de noodoproep
wordt geactiveerd, wordt er een SMS-
bericht naar de Targasys-centrale
gezonden. De centrale zal u zo snel moge-
lijk terugbellen.
fig. 127
A0B3172i
CONNECT Nav
267
Wijze selecteren
waarop de noodoproep moet
worden verzonden
Met deze functie kunt u bepalen of de
noodoproep alleen moet worden ver zon-
den na bevestiging met de
draaiknop/toets (11) (“Handmatig acti-
veren”) of na 20 seconden (“Automatisch
activeren”).
De standaardinstelling is “handmatig
activeren”.
Ga om de wijze te selecteren als volgt te
werk:
1) Druk op de toets (7).
2) Druk op de toets MEN (10).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel WIJZE (fig. 128).
4) Bevestig de keuze door
draaiknop/toets (11) in te dr ukken; op
het display verschijnt de huidige instelling
en de vraag of u de instelling wilt wijzi-
gen.
5) Druk op draaiknop/toets ( 11) om
de instelling te wijzigen, of dr uk op de
toets ESC (9) als u de instelling niet wilt
wijzigen.
“TECHNISCHE ASSISTENTIE”
Deze functie is alleen beschikbaar als de
diensten van Targasys zijn geactiveerd
en als de gebr uikte SIM-kaart correct is
geconfigureerd met een serviceprofiel.
Als u deze functie selecteert en activeert,
wordt er naar de Targasys-centrale een
bericht met het ver zoek om technische
assistentie verzonden, samen met de posi-
tie van de auto om deze te kunnen lokali-
seren.
De operator van Targasys neemt direct
contact met u op en regelt de noodzake-
lijke hulp.
Ga voor het activeren van het ver zoek
om technische assistentie als volgt te
werk:
1) Druk op de toets (7).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TECHNISCHE ASSIST.
(fig. 129).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt een vraag.
4) Dr uk op de draaiknop/toets ( 11)
als u het verzoek om technische assisten-
tie daadwerkelijk wilt verzenden; als u het
verzoek om technische assistentie daaren-
tegen niet wilt verzenden, druk dan op de
fig. 128
A0B3173i
CONNECT Nav
268
toets ESC (9).
Afhankelijk van de status van het appa-
raat en de SIM-kaar t kunnen zich op het
moment van het verzoek om TECHNISCHE
ASSIST. de situaties voordoen die al
beschreven zijn bij het ver zoek om MEDI-
SCHE ASSIST. (zie de vorige pagina’s).
BELANGRIJK Als de noodoproep
wordt geactiveerd, wordt er een SMS-
bericht naar de Targasys-centrale gezon-
den. De centrale zal u zo snel mogelijk
terugbellen.
Verzoek om medische of
technische assistentie
Als de verzending van het verzoek MEDI-
SCHE ASSIST of TECHNISCHE ASSIST aan
de Targasys-centrale niet goed verloopt,
verschijnt op het display een waarschu-
wing en wordt gevraagd of de Targasys-
centrale (*) gebeld moet worden om aan
te geven dat u hulp nodig hebt (u kunt de
centrale alleen bellen als u zich binnen het
dekkingsgebied van het GSM 900/1800
-netwerk bevindt)(**).
(*) In dit geval is de centrale niet meer
in staat de auto te lokaliseren.
(**) Het bellen naar de centrale is in de
meeste gevallen gratis. In enkele situaties
zijn, afhankelijk van de gebruikte operator
en de roaming-omstandigheden, de kos-
ten voor rekening van de cliënt.
INFOMOBILITY-DIENSTEN
Ga als volgt te werk om toegang te krij-
gen tot de INFOMOBILITY-diensten:
1) Druk op de toets (7) om toe-
gang te krijgen tot het hoofdmenu van de
diensten van Targasys (fig. 130).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INFOMOBILITY
(fig.130).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel CONNECT ( fig.
131).
5) Dr uk op de draaiknop/toets ( 11)
om het ver zenden van het ver zoek te
bevestigen.
fig. 130
A0B3166i
fig. 129
A0B3174i
CONNECT Nav
269
Een operator van Targasys zal u zo
snel mogelijk terugbellen en u de gewens-
te informatie geven (bijv. dichtstbijzijnde
hotel of restaurant). Zonodig wordt ook
een bericht gestuurd met de gevraagde
informatie en de route-aanwijzing om de
bestemming te bereiken.
De beschikbare functies zijn ( fig.
131):
Connect
Follow me
Berichten
De diensten zijn alleen beschikbaar als u
zich hebt aangemeld. Als u zich niet heeft
aangemeld of de overeenkomst met
Targasys is verlopen, dan zijn de func-
ties niet beschikbaar en verschijnt op het
display een waarschuwingsbericht.
U kunt telefonisch contact opnemen met
de operator van Targasys voor informa-
tie over de overeenkomst en zonodig de
dienst weer activeren.
Als het Targasys-contract is verlopen, kan
nog altijd de opgeslagen informatie worden
geraadpleegd.
De functies van INFOMOBILITY zijn in de
volgende paragrafen beschreven.
FUNCTIE “FOLLOW ME”
Met de functie FOLLOW ME kunt u ver-
keersinformatie ontvangen over het traject
dat u aflegt en tijdig op de hoogte worden
gehouden door de Targasys-centrale
over eventuele filevorming op dat traject,
zonder dat een nieuw verzoek moet wor-
den verzonden.
Het is bovendien mogelijk, als de aan-
passingsfrequentie is ingesteld, om de
Targasys-centrale automatisch te infor-
meren over de voor tgang in het traject,
zodat de selectie van de van toepassing
zijnde verkeersinformatie wordt verbeterd.
Deze functie is alleen beschikbaar als de
diensten van Targasys zijn geactiveerd
en als de gebr uikte SIM-kaart correct is
geconfigureerd met een serviceprofiel.
Ga voor het activeren van de functie
FOLLOW ME als volgt te werk:
fig. 131
A0B3175i
CONNECT Nav
270
1) Druk op de toets (7) om toe-
gang te krijgen tot het hoofdmenu van de
diensten van Targasys (fig. 130).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INFOMOBILITY
(fig.130).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel FOLLOW ME ( fig.
132).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel START (fig. 133).
7) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt een vraag.
8) Dr uk op de draaiknop/toets ( 11)
om het ver zenden van het ver zoek
FOLLOW ME te bevestigen; als u het ver-
zoek wilt onderbreken, dr uk dan op de
toets ESC (9). Als het verzoek is verzon-
den, wordt u zo snel mogelijk teruggebeld
door een operator van Targasys.
BELANGRIJK Als bij het inschakelen
van het apparaat de functie FOLLOW ME
is geactiveerd en u op de toets (7)
drukt, verschijnt automatisch de vraag of
u de functie wilt uitschakelen.
Frequentie waarmee de informa-
tie over het afgelegde traject
wordt doorgegeven instellen
Met deze functie kunt u de frequentie
regelen waar mee de infor matie van de
functie FOLLOW ME door de Targasys-
centrale wordt doorgegeven.
Ga voor het regelen van de frequentie
als volgt te werk:
1) Druk op de toets (7) om toe-
gang te krijgen tot het hoofdmenu van de
diensten van Targasys (fig. 130).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INFOMOBILITY
(fig.130).
fig. 133
A0B3225i
fig. 134
A0B3226i
fig. 132
A0B3176i
CONNECT Nav
271
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel FOLLOW ME ( fig.
132).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(16) het onderdeel FREQUENTIE ( fig.
134).
7) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
8) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) een van de volgende instellingen
(fig. 135 ) (die betrekking hebben op
de afstand waarop de positie van de auto
wordt doorgegeven):
NOOIT: de positie van de auto wordt
nooit doorgegeven
LAAG: de positie van de auto wordt iede-
re 130 km doorgegeven
NORMAAL: de positie van de auto wordt
iedere 70 km doorgegeven
VAAK: de positie van de auto wordt iede-
re 35 km doorgegeven
9) Druk na het selecteren van een instel-
ling op de toets ( 11) om de keuze te
bevestigen of op de toets ESC ( 9) om
terug te keren naar het scherm dat is afge-
beeld in (fig. 134).
Weergave en wissen van de ont-
vangen informatie
Als u een bericht ontvangt van de
Targasys-operator, verschijnt op het dis-
play een bericht dat u direct kunt lezen
door op de draaiknop/toets (11) te druk-
ken.
Als u het bericht later wilt lezen, dr uk
dan op de toets ESC ( 9): het bericht
wordt bewaard.
Alle berichten worden bewaard (maxi-
maal 20) tenzij ze worden gewist. Als in
het bericht een telefoonnummer staat ver-
meld (bijv. van een hotel), kunt u dit num-
mer direct bellen. Als in het bericht de
plaats van een bestemming is opgeno-
men, wordt de richting naar en de afstand
tot de bestemming aangegeven.
BELANGRIJK De berichten met ser vi-
ce-informatie die door de Targasys-cen-
trale zijn verzonden, worden alleen op het
display weergegeven en niet bewaard.
fig. 135
A0B3227i
CONNECT Nav
272
Bewaarde berichten oproepen
Ga voor weergave van de bewaarde
berichten als volgt te werk:
1) Druk op de toets (7) om toe-
gang te krijgen tot het hoofdmenu van de
diensten van Targasys (fig. 127).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INFOMOBILITY
(fig.127).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel FOLLOW ME ( fig.
136).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Op het display verschijnt de lijst met
bewaarde berichten: op de bovenste regel
verschijnen de tijd en de datum waarop
het bericht is ontvangen; op de onderste
regel worden de eerste 12 karakters van
de titel van het bericht (fig. 134) weer-
gegeven.
6) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het gewenste bericht.
7) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets ( 11) in te dr ukken; het
bericht verschijnt geheel op het display.
Met de draaiknop/toets (11) kunt u de
berichten snel doorlopen.
Als in het bericht een telefoonnummer of
een positie ver meld staat, verschijnen
onder aan het bericht de menupunten
TELEFOONNR. en/of POSITIE.
Druk na het lezen van het bericht op
de t oets E SC ( 9) o m t erug t e k eren
naar de lijst met de bewaarde berich-
ten.
Bericht wissen
Ga voor het wissen van een bericht als
volgt te werk:
1) Roep het betreffende bericht op vol-
gens de volgorde die in de vorige para-
graaf is aangegeven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel WISSEN onder aan
het bericht.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt een vraag.
4) Dr uk op de draaiknop/toets ( 11)
om het wissen van het bericht te bevesti-
gen; op het display verschijnt opnieuw de
lijst met bewaarde berichten.
Druk op de toets ESC ( 9) als u het
bericht niet wilt wissen.
fig. 137
A0B3229i
fig. 136
A0B3228i
CONNECT Nav
273
Telefoonnummer uit een bericht
bellen
Ga als volgt te werk om een telefoon-
nummer uit een bericht (bijv. een nummer
van een hotel of restaurant) te bellen:
1) Roep het betreffende bericht op vol-
gens de volgorde die is aangegeven in de
paragraaf “Bewaarde berichten oproe-
pen”.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TELEFOONNR. onder
aan het bericht.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt een vraag.
4) Dr uk op de draaiknop/toets ( 11)
om naar het geselecteerde nummer te bel-
len. Als u het nummer niet wilt bellen,
druk dan op de toets ESC (9).
Weergave plaats van
bestemming uit het bericht
Ga als volgt te werk voor weergave van
de plaats van bestemming uit het bericht
(bijv. van een hotel of restaurant):
1) Roep het betreffende bericht op vol-
gens de volgorde die is aangegeven in de
paragraaf “Bewaarde berichten oproe-
pen”.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het gewenste bericht.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 138).
AFSTAND: de afstand tot de gewenste
bestemming;
RICHTING: de richting, aangegeven door
een pijl, naar de gewenste bestemming.
Druk op de draaiknop/toets (11) of op
de toets ESC (9) om terug te keren naar
het vorige scherm.
fig. 138
A0B3235i
CONNECT Nav
274
CODE VAN HET APPARAAT
OPROEPEN (serienummer)
Het serienummer van het apparaat is
noodzakelijk voor:
– het activeren van het apparaat;
– het activeren van de SIM-kaart.
Ga voor weergave van het serienummer
als volgt te werk:
1) Druk op de toets (7) om toe-
gang te krijgen tot het hoofdmenu van de
diensten van Targasys (fig. 130).
2) Druk op de toets ESC (9) en vervol-
gens op de toets MEN (10).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel CONNECT-CODE (fig.
139).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het serienummer
(fig. 140).
Druk op de draaiknop/toets (11) of op
de toets ESC (9) om het scherm af te slui-
ten en ter ug te keren naar het menu
Connect (fig. 139).
FUNCTIE OVER “STATUS” VAN
HET APPARAAT OPROEPEN
Om er achter te komen of het apparaat
geschikt is om toegang te krijgen tot de
diensten van Targasys, moet als volgt
te werk worden gegaan:
1) Druk op de toets (7) om toe-
gang te krijgen tot het hoofdmenu van de
diensten van Targasys (fig. 130).
2) Druk op de toets ESC (9) en vervol-
gens op de toets MEN (10).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel STATUS (fig. 141).
fig. 140
A0B3230i
fig. 141
A0B3178i
fig. 139
A0B3167i
CONNECT Nav
275
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de status van het appa-
raat (fig.142).
INGESCHAKELD: het apparaat is
geschikt voor toegang tot de diensten van
Targasys;
UITGESCHAKELD: het apparaat is
niet geschikt voor toegang tot de diensten
van Targasys.
Druk op de draaiknop/toets (11) of op
de toets ESC (9) om het scherm af te slui-
ten en ter ug te keren naar het menu
Connect (fig. 139).
WEERGAVE BESTAANDE
SIM-PROFIELEN
De in het apparaat geregistreerde SIM-
profielen kunnen worden weergegeven
met de betreffende kaar tnummers. Er
kunnen maximaal 5 verschillende profie-
len worden opgeslagen.
Ga voor weergave van de SIM-profielen
als volgt te werk:
1) Druk op de toets (7) om toe-
gang te krijgen tot het hoofdmenu van de
diensten van Targasys (fig. 130).
2) Druk op de toets ESC (9) en vervol-
gens op de toets MEN (10).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SIM-PROFIELEN (fig.
143).
4) Bevestig de keuze door
draaiknop/toets (11) in te dr ukken; op
het display verschijnen de geregistreerde
SIM-profielen. Het profiel dat op het
moment actief is, wordt aangegeven door
de cursor §(fig. 144):
Druk op de draaiknop/toets (11) of op
de toets ESC (9) om het scherm af te slui-
ten en ter ug te keren naar het menu
Connect (fig. 139).
fig. 144
A0B3232i
fig. 143
A0B3179i
fig. 142
A0B3231i
CONNECT Nav
276
ALGEMENE INFORMATIE
Met deze telefoon kunnen dezelfde tele-
foonverbindingen worden gemaakt die
met een mobiele telefoon mogelijk zijn.
Om te kunnen telefoneren moet u in het
bezit zijn van een SIM-kaart, dient u zich
binnen het dekkingsgebied van het GSM
900/1800 netwerk te bevinden en moet
de sterkte van het ontvangstsignaal vol-
doende zijn.
BELANGRIJK De diensten van het
netwerk die in dit deel beschreven worden
(bijv. het oproepsignaal) worden door de
telefoon geregeld maar de beschikbaar-
heid hangt af van het netwerk en van het
soort contract dat is afgesloten met de ser-
vice provider.
BELANGRIJK Als de voedingsspan-
ning onder een vooraf ingestelde mini-
mumwaarde komt, kan de kwaliteit van
de telefoonverbinding niet gegarandeerd
worden. Als de motor tijdens een tele-
foongesprek wordt gestart, kan de verbin-
ding worden verbroken.
T
T
E
E
L
L
E
E
F
F
O
O
O
O
N
N
TELEFOONFUNCTIE INSCHAKE-
LEN
Om de telefoon in te schakelen, moet
een geldige SIM-kaart zijn geplaatst. Druk
vervolgens op de toets
£
(15).
Op het display verschijnt het hoofdmenu
van de telefoon (fig. 145).
De symbolen die op het display verschij-
nen hebben de volgende betekenis:
: verbinding met GSM-netwerk
ó
: mailbox (ontvangen en niet gele-
zen berichten)
¿
: weergave van de sterkte van het
GSM-signaal
PIN-CODE INVOEREN
De PIN-code (Personal Identification
Number) ver hindert een ongeoorloofd
gebruik van de diensten met de SIM-
kaart.
De PIN-code en de PUK-code (Personal
Unlock Key) worden aan u bekend
gemaakt op het moment dat u de SIM-
kaart aanschaft.
U kunt de PIN-code wijzigen (zie de
paragraaf “PIN-code wijzigen” in dit
hoofdstuk).
BELANGRIJK Noteer de PIN-code en
maak hem niet aan andere personen
bekend.
Als op het display het opschrift PIN-CODE
verschijnt, ga dan als volgt te werk:
1) Voer met de speller de PIN-code in en
begin met het eerste cijfer.
2) Bevestig de keuze door het symbool
j
te selecteren en druk vervolgens op de
draaiknop/toets ( 11): als u het laatst
geselecteerde cijfer even ingedrukt houdt,
wordt de invoer van de PIN-code beves-
tigd.
fig. 145
A0B3180i
CONNECT Nav
277
BELANGRIJK Als 3 keer achter elkaar
een verkeerde PIN-code wordt ingevoerd,
wordt de SIM-kaar t geblokkeerd. U kunt
de kaart ontgrendelen door de PUK-code
in te voeren (zie de paragraaf “SIM-kaart
ontgrendelen” in dit hoofdstuk).
Als de PIN-code op de juiste wijze is inge-
voerd, wordt afgestemd op de laatst
beluisterde audiobron (Radio, CD-speler of
CD-wisselaar, indien aanwezig) die werd
weergegeven voordat het apparaat werd
uitgeschakeld, en verschijnt het hoofd-
menu van de telefoon (fig. 145).
PIN-CODE WIJZIGEN
Ga voor het wijzigen van de PIN-code als
volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15) om de tele-
foonfunctie in te schakelen.
2) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het Setup-menu van de
telefoon (fig. 146).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) h et o nderdeel P IN-CODE ( fig.
146).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken: op het
display verschijnt de vraag of u de PIN-
code wilt wijzigen.
5) Druk op de draaiknop/toets (11) als
u de PIN-code wilt wijzigen; dr uk op de
toets ESC (9) als u de PIN-code niet wilt
wijzigen.
6) Voer de nieuwe PIN-code in (begin bij
het eerste cijfer) en plaats met de draai-
knop/toets ( 11) d e c ursor o p h et
gewenste cijfer (fig. 147).
7) Bevestig het zojuist ingevoerde num-
mer door het symbool
j
te selecteren en
de draaiknop/toets (11) in te drukken.
8) Bevestig de invoer door nogmaals de
PIN-code in te voeren en her haal vervol-
gens de handelingen die bij het vorige
punt beschreven zijn; op het display ver-
schijnt het Setup-menu van de telefoon
(fig. 145).
fig. 147
A0B3219i
fig. 146
A0B3181i
CONNECT Nav
278
SIM-KAART ONTGRENDELEN
Als drie keer achter elkaar een verkeerde
code is ingevoerd, blokkeert de SIM-kaart;
u kunt de blokkering van de SIM-kaar t
opheffen door de PUK-code (Personal
Unlock Key) in te voeren.
Deze 8-cijferige code wordt aan u
bekend gemaakt op het moment dat u de
SIM-kaart aanschaft.
BELANGRIJK De PUK-code kan niet
worden gewijzigd.
Als u een geblokkeerde SIM-kaar t in de
GSM-module plaatst, verschijnt op het dis-
play een foutmelding en het ver zoek de
PUK-code in te voeren. Dr uk op de draai-
knop/toets (11) voor het invoeren van
de PUK-code.
PUK-code invoeren
Ga als volgt te werk:
1) Voer met de speller de PUK-code in en
begin met het eerste cijfer (fig. 148).
2) Bevestig de keuze door het symbool
j
te selecteren en druk vervolgens op de draai-
knop/toets (11 ); op het display verschijnt
het verzoek om de PIN-code in te voeren.
3) Voer de code in en dr uk op de draai-
knop/toets (11 ); op het display verschijnt
het volgende scherm (fig. 149).
4) Voer de PIN-code nogmaals in en dr uk
op de draaiknop/toets (11 ).
VOLUMEREGELING
Tijdens een oproep/gesprek kan het
volume van het belsignaal en de gespreks-
toon worden gewijzigd.
Ga voor de volumeregeling als volgt te
werk:
draai de draaiknop/toets ( 16) naar
links om het volume te verlagen
draai de draaiknop/toets ( 16) naar
rechts om het volume te verhogen
fig. 149
A0B3220i
fig. 150
A0B3085i
fig. 148
A0B3233i
CONNECT Nav
279
Belvolume regelen
Ga als volgt te werk:
1) Druk bij ingeschakelde radio op de
toets MEN (10); op het display verschijnt
het menu met mogelijke instellingen (fig.
150).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel VOLUME (fig. 150).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het Setup-menu voor het
volume (fig. 151).
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TELEFOON ( fig.
151).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de volumeregelaar.
6) Stel met de draaiknop/toets ( 11)
het volume op de gewenste waarde in.
7) Bevestig de waarde door de draai-
knop/toets (11) in te drukken; de zojuist
uitgevoerde instelling wordt opgeslagen.
8) Druk drie keer op de toets ESC ( 9)
of op de toets
£
(15).
BELANGRIJK Als het volume op het
minimum niveau is ingesteld, is het bel-
signaal uitgeschakeld. De inkomende tele-
foongesprekken worden dan alleen op het
display weergegeven.
TELEFOONNUMMER KIEZEN
U kunt op drie verschillende manieren
een telefoonnummer kiezen:
– handmatig kiezen
kiezen uit de lijst met laatst gebelde
nummers
telefoonnummer uit telefoonagenda
kiezen
Handmatig kiezen
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets (14) bij het onder-
deel BELLEN ( fig. 152); op het display
verschijnt het scher m dat is afgebeeld in
(fig. 153).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NIEUW NUMMER
(fig. 153).
fig. 152
A0B3180i
fig. 151
A0B3084i
fig. 153
A0B3182i
CONNECT Nav
280
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken: op het
display verschijnt de speller om het num-
mer in te voeren (fig. 154).
4) Voer met de speller het gewenste
nummer in en bevestig de invoer door het
symbool
j
te selecteren en vervolgens de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Het ingevoerde nummer wordt gebeld.
BELANGRIJK Voor telefoongesprek-
ken via het GSM-netwerk moet het tele-
foonnummer altijd vooraf gegaan worden
door het netnummer, ook als een mobiel
nummer wordt ingevoerd. Alleen de servi-
cenummers van uw provider en de tele-
foonnummers van het postvak (mailbox)
kunnen worden ingetoetst zonder net-
nummer.
Kiezen uit de lijst met laatst
gebelde nummers
Ga als volgt te werk:
1) Dr uk op de toets ( 14) bij het
opschrift BELLEN ( fig. 152); op het dis-
play verschijnt het scherm dat is afgebeeld
in (fig. 153).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel LAA TST GEBELDE
(fig. 155).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de lijst met laatst gebel-
de nummers (fig. 156).
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het gewenste nummer.
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Het ingevoerde nummer wordt gebeld.
fig. 155
A0B3183i
fig. 156
A0B3185iA0B3182i
fig. 154
CONNECT Nav
281
TELEFOONNUMMER UIT
TELEFOONAGENDA KIEZEN
U kunt een in de telefoonagenda opge-
slagen telefoonnummer oproepen.
Op naam zoeken
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets (13) bij het opschrift
AGENDA (fig. 152); op het display ver-
schijnt h et m enu van de telefoon agenda
(fig. 157).
2) Selecteer met de draaiknop/to ets
(11) het onde rdeel NAAM ZOEKEN ( fig.
157).
3) Bevestig de keuze door
draaiknop/toets ( 11) in te dr ukken; op
het display verschijnt de s peller om de
naam in te voeren van deg ene van wie u
het nummer zoekt (fig. 158).
4) Voer met de speller de naam in.
5) Bevestig de zojuist ingevoerd e naam
door het symbool
j
te selecteren en de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
6) De telefoonagenda wordt geopend bij
de ingevoerde naam.
7) Bevestig eventueel de ingevoerde
naam met de draaiknop/toets (11).
8) Dr uk v oor bevestiging op de draai-
knop/toets (11).
Het ingevoerde nummer wordt gebeld.
Namen uit de telefoonagenda
“snel doorlopen”
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets (13) bij het opschrift
AGENDA (fig. 152); op het display ver -
schijnt het m enu van de telefoonag enda
(fig. 157).
2) Selecteer met de draaiknop/to ets
(11) het onderdeel AGENDA TONEN (fig.
159).
fig. 157
A0B3186i
fig. 158
A0B3187i
fig. 159
A0B3189i
CONNECT Nav
282
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken; op het dis-
play verschijnt de telefoonagenda waarvan
het eerste nummer in de lijst ( fig. 160)
gemarkeerd is.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste naam en bevestig de
keuze door de draaiknop/toets (11) in te
drukken.
Het ingevoerde nummer wordt gebeld.
Als het aantal namen niet volledig kan
worden weergegeven, plaats dan de cursor
op het symbool
Z
en bevestig de keuze
door de draaiknop/toets ( 11) in te dr uk-
ken.
INKOMENDE
TELEFOONGESPREKKEN
Bij inkomende telefoongesprekken
klinkt er een akoestisch signaal en ver-
schijnt er een bericht op het display.
Handmatig beantwoorden
Druk op de toets
£
(15) om handma-
tig een telefoongesprek te beantwoorden.
BELANGRIJK Het akoestische signaal
dat klinkt bij inkomende telefoongesprek-
ken kan worden uitgeschakeld (zie de
paragraaf “ Volumeregeling beltoon”).
Automatisch beantwoorden
Inkomende gesprekken kunnen automa-
tisch worden aangenomen na de derde
keer overgaan.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15) om de tele-
foonfunctie in te schakelen.
2) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het Setup-menu van de
telefoon.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel AUT . BEANTWOORD.
(fig. 161).
fig. 161
A0B3188i
fig. 160
A0B3191i
fig. 162
A0B3234i
CONNECT Nav
283
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 162).
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste instelling (ON of OFF).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het Setup-menu van de
telefoon.
Telefoongesprek weigeren
Als u het gesprek niet wilt aannemen,
druk dan tijdens de oproep op de toets
ESC (9).
De beller hoort een in gesprekstoon.
Gesprek beëindigen
Als u het gesprek wilt beëindigen, dr uk
dan tijdens het gesprek op de toets
£
(15).
Automatische nummerherhaling
U kunt een nummer uit de lijst met laatst
gebelde nummers handmatig her halen
(zie “Kiezen uit de lijst met laatst gebelde
nummers” in dit hoofdstuk).
BELLEN NAAR HET BUITENLAND
De internationale standaard GSM maakt
het mogelijk om internationaal te bellen.
Ga bij de ser vice provider na of de SIM-
kaart ook gebr uikt kan worden onder
roaming-omstandigheden.
Een noodzakelijke voorwaarde is dat er
tussen de ser vice providers een overeen-
komst bestaat over inter nationale
gesprekken.
De service provider kan u de lijst van lan-
den ter beschikking stellen met de lokale
providers (code en naam van het net-
werk) en de verschillende tarieven.
BELANGRIJK Neem voor het voeren
van internationale gesprekken tijdig con-
tact op met uw service provider, voordat u
naar het buitenland reist en vergeet niet
de SIM-kaart te activeren voor inter natio-
nale gesprekken.
CONNECT Nav
284
Ga voor het bellen naar het buitenland
als volgt te werk:
1) Selecteer het inter nationale toe-
gangsnummer van het gewenste land.
2) Toets het netnummer in zonder de
eerste “0” in te toetsen; toets vervolgens
het telefoonnummer in.
BELANGRIJK U kunt de eerste twee
cijfers van het inter nationale toegangs-
nummer vervangen door het symbool “+
Voorbeeld
Intern. toegangsnummer: 0039
Italië
Netnummer: 011 Turijn
Te bellen nummer: 12…. Kantoor
Ingetoetste nummer: +391112706..
Als u zich in het buitenland
bevindt
Degene die u opbelt vanuit uw eigen
land, hoeft alleen maar het telefoonnum-
mer van uw apparaat te bellen.
Degene die u opbelt vanuit een ander
land moet het inter nationale toegangs-
nummer van uw land intoetsen.
Als u naar een vast nummer belt, moet
eerst het netnummer worden ingetoetst
en vervolgens het telefoonnummer, en is
het niet nodig het inter nationale toe-
gangsnummer in te toetsen.
NETWERK KIEZEN
Met deze functie kan een ander netwerk
worden gekozen dan het standaard GSM
netwerk. Hiervoor moet uw provider wel
een Roaming-overeenkomst hebben met
de andere netwerkbeheerders. Uit een lijst
met netwerken kunt u uw favoriete net-
werk kiezen.
Dit kan nuttig zijn als u met het apparaat
in het buitenland verblijft, aangezien de
tarieven van de netwerkbeheerders aan-
zienlijke verschillen kunnen vertonen.
Handmatig een netwerk kiezen
Met deze functie kunt u handmatig een
netwerk kiezen uit een lijst met beschik-
bare netwerken.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15) om de tele-
foonfunctie in te schakelen.
2) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het Setup-menu van de
telefoon.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NETWERK KIEZEN
(fig.163).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 164).
fig. 163
A0B3190i
CONNECT Nav
285
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NETWERKKEUZE (fig.
164).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 165).
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel HANDMA TIG ( fig.
165).
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 166).
9) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel BESCHIKB. NETWER-
KEN (fig. 166); op het display verschijnt
de lijst met beschikbare netwerken.
10) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het gewenste netwerk.
11) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Als uw ser vice provider geen enkele
overeenkomst heeft met de netwerkbe-
heerder, krijgt u geen toegang tot het net-
werk en verschijnt op het display een
waarschuwing: selecteer in dit geval een
ander netwerk.
Automatisch een netwerk kiezen
Met deze functie wordt automatisch het
best beschikbare netwerk gekozen.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15)om de
telefoonfunctie in te schakelen.
2) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het Setup-menu van de
telefoon.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NETWERK KIEZEN
(fig.163).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 164).
fig. 164
A0B3192i
fig. 165
A0B3194i
fig. 166
A0B3193i
CONNECT Nav
286
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NETWERKKEUZE (fig.
164).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 167).
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel AUTOMA TISCH (fig.
167).
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken; het best
beschikbare netwerk wordt automatisch
gekozen.
Een netwerk kiezen uit de lijst
met beschikbare netwerken
Met deze functie kunt u handmatig een
netwerk kiezen uit een lijst met beschik-
bare netwerken.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15) om de tele-
foonfunctie in te schakelen.
2) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het Setup-menu van de
telefoon.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NETWERK KIEZEN
(fig.163).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NETWERKKEUZE (fig.
164).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 167).
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel HANDMA TIG ( fig.
165).
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 168).
9) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel VOORKEURNETWERK
(fig. 168).
fig. 168
A0B3196i
fig. 167
A0B3195i
CONNECT Nav
287
10) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de lijst met beschikbare
netwerken.
11) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het gewenste netwerk.
12) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Als het gekozen netwerk niet beschik-
baar is (bijv . door overbelasting of een
slechte ontvangst), verschijnt op het dis-
play een waarschuwing.
Kies in dit geval een ander netwerk.
Weergave van het gekozen net-
werk
Met deze functie kan het gekozen net-
werk op het display worden weergegeven.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15) om de tele-
foonfunctie in te schakelen.
2) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het Setup-menu van de
telefoon.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NETWERK KIEZEN
(fig.163).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het volgende scher m
(fig. 169).
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel HUIDIG NETWERK
(fig. 169).
6) Bevestig het nummer door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het netwerk waarop u
geabonneerd bent.
7) Druk op de toets ESC (9); op het dis-
play verschijnt opnieuw het menu netwerk
kiezen (fig. 169).
fig. 169
A0B3197i
CONNECT Nav
288
TELEFOONAGENDA
Namen/telefoonnummers
invoeren
Ga als volgt te werk voor weergave van
de namen/telefoonnummers uit de agen-
da:
1) Druk op de toets
£
(15); op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van de tele-
foon (fig. 170).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift AGENDA; op het display ver-
schijnt het menu van de telefoonagenda
(fig. 171).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NAAM TOEVOEGEN
(fig. 172).
4) Bevestig de keuze door
draaiknop/toets (11) in te dr ukken; op
het display verschijnt de speller om het
telefoonnummer in te voeren (fig. 173).
5) Voer met de speller het gewenste
nummer in en bevestig de invoer door het
symbool
j
te selecteren en vervolgens de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
6) Op het display verschijnt de speller
om de naam in te voeren ( fig. 174);
voer de naam in en bevestig de naam
zoals hiervoor beschreven voor het tele-
foonnummer.
De ingevoerde naam en het ingevoerde
nummer worden op deze wijze opgesla-
gen. Als de ingevoerde naam al in het
geheugen aanwezig was, wordt u
gevraagd of u de al opgeslagen naam wilt
overschrijven.
Als u wilt overschrijven, dr uk dan op de
draaiknop/toets ( 11). Als u niet wilt
overschrijven, druk dan op de toets ESC
(9).
BELANGRIJK De maximale lengte
van de namen die ingevoerd moeten wor-
den in de telefoonagenda hangt af van de
gebruikte SIM-kaar t (meestal maximaal
16 karakters). Het telefoonnummer mag
daarentegen een lengte hebben van maxi-
maal 20 cijfers.
fig. 172
A0B3198i
fig. 171
A0B3186i
fig. 170
A0B3180i
CONNECT Nav
289
Namen uit de agenda wissen
Ga als volgt te werk als u een of meer
namen/telefoonnummers uit de agenda
wilt wissen:
1) Druk op de toets
£
(15); op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van de tele-
foon (fig. 170).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift AGENDA; op het display ver-
schijnt het menu van de telefoonagenda
(fig. 171).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NAAM WISSEN ( fig.
175); op het display verschijnen de
namen die in de telefoonagenda aanwe-
zig zijn (fig. 176).
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de naam die u wilt wissen.
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de vraag of u daadwer-
kelijk de naam wilt wissen. Dr uk op de
draaiknop (11) als u de naam wilt wissen
of op de toets ESC (9) als u de naam niet
wilt wissen.
Weergave van de capaciteit van
de telefoonagenda
Met deze functie kan op het display wor-
den weergegeven hoeveel vrije geheugen-
plaatsen er nog in de telefoonagenda aan-
wezig zijn.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15); op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van de tele-
foon (fig. 170).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift AGENDA; op het display ver-
schijnt het menu van de telefoonagenda
(fig. 171).
fig. 175
A0B3200i
fig. 173
A0B3184i
fig. 174
A0B3199i
CONNECT Nav
290
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEHEUGENRUIMTE
(fig. 177); op het display verschijnt de
capaciteit van de telefoonagenda.
4) Druk op de toets ESC (9) om terug te
keren naar het menu van de telefoonagen-
da (fig. 171).
BERICHTEN (SMS)
Met dit apparaat kunnen SMS-berichten
(Short Message Ser vice) worden ver zon-
den/ontvangen.
Een nieuw bericht lezen
De inkomende berichten worden op het
display aangeduid met het symbool
ó
en worden aangekondigd met een akoes-
tisch signaal (uitschakelbaar).
Als u een nieuw bericht hebt ontvangen,
druk dan op de draaiknop/toets ( 11);
het bericht wordt op het display weerge-
geven.
U kunt het bericht met de
draaiknop/toets (11) snel doorlopen.
Druk na het lezen van het bericht op de
toets ESC (9); het bericht wordt bewaard.
Een bericht verzenden
Ga voor het ver zenden van een bericht
als volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15); op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van de tele-
foon (fig. 170).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift SMS; op het display verschijnt
het menu SMS (fig. 178).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NIEUW BERICHT (fig.
178).
fig. 178
A0B3202i
fig. 177
A0B3201i
fig. 176
A0B3191i
CONNECT Nav
291
4) B evestig d e k euze d oor
draaiknop/toets (11) in te dr ukken; op
het display verschijnt de speller om de
tekst in te voeren (fig. 179).
5) Voer de tekst in en bevestig de invoer
door het symbool
j
te selecteren en ver-
volgens de draaiknop/toets ( 11) in te
drukken.
6) Op het display verschijnt het volgen-
de scherm (fig. 180) waarin u kunt aan-
geven of u een nieuw nummer of een
nummer uit de telefoonagenda wilt
gebruiken.
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NIEUW ( fig. 180)
als u een nieuw nummer wilt invoeren.
8) Voer met de speller het gewenste
nummer in en bevestig de invoer door het
symbool
j
te selecteren en vervolgens de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
9) Selecteer bij punt 7) daarentegen
AGENDA (fig. 180) als u een nummer uit
de telefoonagenda wilt gebruiken.
10) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de telefoonagenda.
11) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het gewenste nummer en bevestig
de keuze door de draaiknop/toets ( 11)
in te drukken.
Nadat het nummer is ingevoerd of het
nummer uit de telefoonagenda is geselec-
teerd, verschijnt op het display een vraag.
Selecteer of u het bericht wilt verzenden
(VERZENDEN) of opslaan (OPSLAAN) of
het wilt ver zenden en opslaan (BEIDE)
(fig. 181).
Als u VERZENDEN of BEIDE selecteer t,
wordt het bericht verzonden en verschijnt
op het display het menu SMS. Als u
OPSLAAN selecteer t, wordt het bericht
opgeslagen en verschijnt het menu SMS.
BELANGRIJK De t ekstberichten
mogen een maximale lengte van 160
karakters hebben.
fig. 180
A0B3203i
fig. 179
A0B3204i
fig. 181
A0B3208i
CONNECT Nav
292
Servicenummer invoeren
Voor het verzenden van berichten moet
het servicenummer van de provider wor-
den ingevoerd.
Dit nummer is gewoonlijk op de SIM-
kaart opgeslagen en wordt automatisch
door het apparaat samengesteld.
Ga als volgt te werk om het servicenum-
mer opnieuw in te voeren of te wijzigen:
1) Druk op de toets
£
(15); op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van de tele-
foon (fig. 170).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift SMS; op het display verschijnt
het menu SMS (fig. 178).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN ( fig.
182).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SMSC-NUMMER (fig.
183).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de speller om het ser vi-
cenummer in te voeren (fig. 184).
7) Voer met de speller het gewenste
nummer in en bevestig de invoer door het
symbool
j
te selecteren en vervolgens de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
Op het display verschijnt opnieuw het
menu SMS (fig. 182).
fig. 183
A0B3221i
fig. 184
A0B3207i
fig. 182
A0B3205i
Akoestische signalering
inkomende berichten
U kunt het akoestische signaal dat klinkt
bij ieder nieuw inkomend bericht in-/uit-
schakelen.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15); op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van de tele-
foon (fig. 170).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift SMS; op het display verschijnt
het menu SMS (fig. 182).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN ( fig.
182).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SMS BEEP ( fig.
183).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
7) Kies met de draaiknop/toets ( 11)
voor inschakeling (ON) of uitschakeling
(OFF) ( fig. 185) van het akoestische
signaal.
Berichten lezen/wissen
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets
£
(15); op het
display verschijnt het hoofdmenu van de
telefoon (fig. 170).
2) Dr uk op de toets ( 13) bij het
opschrift SMS; op het display verschijnt
het menu SMS (fig. 178).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ARCHIEF (fig. 186).
CONNECT Nav
293
fig. 185
A0B3237i
fig. 186
A0B3206i
CONNECT Nav
294
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de vraag of u een al
gelezen bericht opnieuw wilt lezen (GELE-
ZEN), een al verzonden bericht nogmaals
wilt lezen (VERZONDEN) of een bericht
wilt lezen dat nog niet verzonden is (NIET
VERZONDEN) (fig. 187).
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het gewenste onderdeel.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de lijst met berichten.
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het bericht dat u wilt lezen.
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het geselecteerde
bericht. Door de draaiknop/toets (11 ) te
draaien, kunt u het bericht snel doorlopen.
9) Druk na het lezen van het bericht op
de draaiknop/toets ( 11); op het display
verschijnt de vraag of het bericht gewist
moet worden.
Druk op de draaiknop/toets ( 11) als u
het bericht wilt wissen of op de toets ESC
(9) als u het bericht niet wilt wissen; op
het display verschijnt opnieuw het menu
SMS (fig. 178).
fig. 187
A0B3211i
CONNECT Nav
295
S
S
T
T
A
A
N
N
D
D
A
A
A
A
R
R
D
D
I
I
N
N
S
S
T
T
E
E
L
L
L
L
I
I
N
N
G
G
E
E
N
N
R
R
E
E
G
G
E
E
L
L
E
E
N
N
In het menu INSTELLINGEN kunnen de
standaardinstellingen van het apparaat
aangepast worden aan de persoonlijke
wensen. Bovendien kunnen de functies
die specifiek betrekking hebben op het
audio/navigatiesysteem in het instellin-
genmenu van de verschillende bronnen,
geregeld worden.
MENU INSTELLINGEN
INSCHAKELEN
Om het menu INSTELLINGEN (Setup) te
activeren, moet eerst het hoofdmenu van
de verschillende functies met de volgende
toetsen worden geopend:
druk op de toets SRC ( 17) voor het
hoofdmenu van de Radio, de CD-speler of
CD-wisselaar (indien aanwezig);
druk op de toets NA V (12) voor het
hoofdmenu van het navigatiesysteem.
Als het hoofdmenu van een van de ver-
schillende bronnen op het display wordt
weergegeven of als u al in een functie-
menu zit, druk dan twee keer op de toets
MEN (10): op het display verschijnt het
menu INSTELLINGEN (fig. 188).
Als het menu INSTELLINGEN van een au-
diobron of als het menu NA VIGATIE al
was ingeschakeld, dr uk dan één keer op
de toets MEN ( 10); op het display ver-
schijnt het menu INSTELLINGEN.
Op het display verschijnt het menu IN-
STELLINGEN met een lijst opties
(fig. 188).
Ga voor het selecteren en instellen van
een menu-onderdeel als volgt te werk:
1
)
Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op het onderdeel
dat u wilt instellen.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
DISPLAY INSTELLEN
In het menu INSTELLINGEN van het dis-
play kan de automatische aanpassing van
het display aan het donker worden uitge-
schakeld door de lichtsterkte en het con-
trast voor de dag en nacht gescheiden te
regelen. Bovendien kan de invalshoek
voor de route-aanwijzingen op het display
worden ingesteld.
fig. 188
A0B3078i
CONNECT Nav
296
5) Druk de draaiknop/toets ( 11) in
om ON of OFF te selecteren. De stan-
daardinstelling is ON.
Herhaal de procedure als u de automati-
sche aanpassing weer wilt inschakelen.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
Invalshoek instellen
Ga als volgt te werk om de invalshoek
van het display in te stellen:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DISPLA Y
(fig. 188).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Display automatisch
aan het donker aanpassen
Ga als volgt te werk om de automati-
sche aanpassing van het display aan het
donker uit te schakelen (bijvoorbeeld als
u altijd met ingeschakelde koplampen
rijdt):
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DISPLAY (fig.
188).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DAG/NACHT ( fig.
189).
fig. 189
A0B3082i
4)Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INV ALSHOEK
(fig. 189).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
6) Draai de draaiknop/toets ( 11) om
de invalshoek in te stellen.
7) Bevestig de instelling door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
CONNECT Nav
297
Lichtsterkteregeling display
Ga als volgt te werk om de lichtsterkte
van het display te wijzigen:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DISPLA Y
(fig. 188).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel LICHTSTERKTE
(fig. 189).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
6) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op DAG of NACHT
om de lichtsterkte te regelen.
7) Bevestig de instelling door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
VOLUMEREGELING BIJ INSCHA-
KELING, TA-INFORMATIE, BE-
RICHTEN EN SNELHEIDSAFHAN-
KELIJKE VOLUMEREGELING SVR
Vanuit het menu INSTELLINGEN kunt u
het volume regelen bij inschakeling van
de apparatuur (INSCHAK.), het min. volu-
me instellen voor de verkeers berich ten
(TA-MIN), de gesproken aanwij zingen en
de akoestische signalen (NA V-MIN), en
de basiswaarde instellen van de snel-
heidsafhankelijke volume regeling (SVR).
BELANGRIJK Het geluidsvolume van
het systeem heeft voor rang boven het in
het menu INSTELLINGEN ingestelde volu-
me als de waarde ervan hoger is dan het
min. volume.
Overvloei-effect
Ga als volgt te werk om het over vloei-
effect te regelen:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel DISPLA Y
(fig. 188).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SPECIAL
(fig. 190).
5) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om een van de 3 verschillende over vloei-
effecten te kiezen. De standaardinstelling
is 0 (geen effect).
fig. 190
A0B3083i
CONNECT Nav
298
BELANGRIJK Het min. volume is be-
doeld als grenswaarde: als bij het uitscha-
kelen van het apparaat het geluidsvolume
lager was dan het min. volume, wordt als
het apparaat weer wordt ingeschakeld,
het in het menu INSTELLINGEN ingestelde
niveau gehandhaafd; als het volume bij
uitschakeling hoger was, wordt als het
apparaat weer wordt ingeschakeld, het
min. volume ingesteld.
Een te hoog volume tij-
dens het rijden kan zowel
uw leven als het leven
van anderen in gevaar brengen.
Daarom moet het volume altijd
zo geregeld zijn dat geluiden van
buiten (bijvoorbeeld claxons, si-
renes van ambulance, politie,
e.d.) hoorbaar blijven.
Ga voor de volumeregeling als volgt te
werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN (fig.
188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel VOLUME (fig. 191).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste optie (fig. 192):
INSCHAK. (volume bij inschakeling);
– TA-MIN (min. volume verkeersinforma-
tie TA);
– NAVI-MIN (min. volume route-aanwij-
zingen);
– SVR (snelheidsafhankelijke volumere-
geling);
– TELEFOON (min. volume telefoon).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
6) Stel de waarde in door de draai-
knop/toets (11) te draaien.
7) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC (9) om terug te ke-
ren naar het vorige menu.
fig. 192
A0B3084i
fig. 191
A0B3085i
CONNECT Nav
299
KLOKJE INSTELLEN
Met het onderdeel klokje in het menu
INSTELLINGEN kan de zomertijd, de tijds-
aanduiding (12/24 uur) en de tijdzone
(Midden-Europese tijd) worden in-/uitge-
schakeld. Deze instellingen zijn noodza-
kelijk omdat het navigatiesysteem het
verschil tussen de tijd van het systeem en
de tijd afkomstig van de GPS-satellieten
kan berekenen, en dus de werkelijke
duur van de navigatie.
fig. 193
A0B3087i
Tijdsaanduiding selecteren
Ga als volgt te werk om de tijdsaandui-
ding in 12 of 24 uur weer te geven:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TIJDSAANDUIDING
(fig. 193).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
7) Druk meerdere keren op de draai-
knop/toets (11) om een keuze te ma-
ken tussen de 12- of 24-uurs-aanduiding.
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) langer dan twee secon-
den in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
CONNECT Nav
300
Tijdzone selecteren
Ga voor het wijzigen van de tijdzone als
volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TIJDZONE ( fig.
193).
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
7) Draai de draaiknop/toets ( 11) om
de tijdzone in te stellen (bijvoorbeeld -2, -
1, 0, +1, +2, enz.).
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
Zomertijd in-/uitschakelen
Als u de zomertijd in-/uitschakelt, wordt
de tijd van het systeem automatisch aan-
gepast. Ga voor het in-/uitschakelen van
de zomertijd als volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ZOMER TIJD
(fig. 193).
6) Druk meerdere keren op de draai-
knop/toets (11); op het display ver-
schijnt ON (functie ingeschakeld) of OFF
(functie uitgeschakeld).
De tijd van het systeem wordt automa-
tisch aangepast en op het display ver-
schijnt afhankelijk van de gemaakte keu-
ze ON of OFF.
Gebruikersklokje in-/
uitschakelen
Ga voor het in-/uitschakelen van het
gebruikersklokje als volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr
ukken.
4)
Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel GEBRUIKERSKLOKJE
(fig. 194).
5) Druk meerdere keren op de draai-
knop/toets (11); op het display ver-
schijnt ON (functie ingeschakeld) of OFF
(functie uitgeschakeld).
fig. 194
A0B3086i
CONNECT Nav
301
Statusklokje in-/uitschakelen
Ga voor het in-/uitschakelen van het
statusklokje als volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel WEERGAVE.
5) Druk op de draaiknop/toets ( 11);
op het display verschijnt ON (functie inge-
schakeld) of OFF (functie uitgeschakeld).
Exacte tijd instellen
Ga voor het handmatig instellen van de
exacte tijd (bijv. als er geen signalen van
de GPS-satellieten worden ontvangen) als
volgt te werk:
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel KLOKJE.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INSTELLINGEN.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SYSTEEMTIJD.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken: de uren
worden in diapositief weergegeven.
7) Stel met de draaiknop/toets ( 11)
de uren in.
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken: de uren
worden in diapositief weergegeven.
9) Stel met de draaiknop/toets ( 11)
de minuten in.
10) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
TAAL SELECTEREN
U kunt de taal van het display instellen.
Voor de Engelse taal bestaan de varian-
ten “metrisch” (afstandsaanduiding in ki-
lometers) en “imperial” (afstandsaandui-
ding in mijlen).
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel TAAL.
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt de lijst met beschikbare
talen.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) de gewenste taal.
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
CONNECT Nav
302
APPARATUUR IJKEN
In het menu INSTALLATIE kunt u het ap-
paraat ijken: U hebt de volgende moge-
lijkheden:
– SYST. CONTR.
– IJKEN
– GPS. INFO
BELANGRIJK Het is niet mogelijk het
systeem te ijken als het symbool S voor
het opschrift INST ALLATIE staat.
Laat het systeem door
een Alfa Romeo-dealer ij-
ken.
De nieuwe taal wordt geladen.
Als de taal geladen is en de navigatie-CD
is geplaatst, hoor t u een gesproken be-
vestiging.
Het apparaat keert terug naar het menu
INSTELLINGEN.
BELANGRIJK In enkele landen (De-
nemarken, Zweden en Por tugal) worden
de gesproken route-aanwijzingen in de
Engelse taal gegeven, ter wijl de visuele
aanwijzingen op het display aan ieder
land afzonderlijk zijn aangepast.
SYSTEEM CONTROLEREN
Het is mogelijk het systeem te controle-
ren. Tijdens deze controle worden de
GPS-antenne, de cor recte signaal-over-
dracht van de achter uit en de cor recte
verbinding van het systeem op de auto
gecontroleerd.
1) Open het menu INSTELLINGEN
(fig. 188) zoals hiervoor is beschreven
(zie de paragraaf “Menu instellingen in-
schakelen” in dit hoofdstuk).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE
(fig. 195).
fig. 195
A0B3080i
CONNECT Nav
303
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
4) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SYST . CONTR. (fig.
196).
5) Kies tussen SENSOR TEST, INTERNAL
TEST en GEGEVENS IJKEN; op het display
verschijnen de onderdelen met de be-
treffende testresultaten.
Na de controle verschijnt automatisch
het installatiemenu.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
IJken na het verwisselen
van de banden
Na het ver wisselen van een band kan
het nodig zijn het audio/navigatiesys-
teem opnieuw te ijken. Ga voor het ijken
als volgt te werk:
1) Druk op de toets NAV (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE
(fig. 195).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel IJKEN (fig. 196).
6) Selecteer en bevestig het onderdeel
BAND VERWISSELEN (fig. 197).
7) Voer de gevraagde handelingen uit.
fig. 196
A0B3088i
fig. 197
A0B3089i
CONNECT Nav
304
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel HANDM.
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Op het display verschijnt het invoer-
menu waarin u de lengte van het traject
moet invoeren (fig. 198):
1) Selecteer het eerste cijfer van de af-
stand met de draaiknop/toets
(11).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Voer de overige cijfers op dezelfde
manier in.
4) Bevestig de afstand door de cursor
op het symbool j te plaatsen met de
draaiknop/toets 11).
5) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Op het display verschijnt de vraag om
het traject af te leggen. Ga voor het ijken
als volgt te werk:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel START.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
3) Leg de 100 meter af volgens de
hiervoor beschreven aanwijzingen.
4) Stop na 100 meter, selecteer en be-
vestig BEVESTIGEN met de
draaiknop/toets (11) of ONDERBR. om
de procedure te onderbreken of ESC ( 9)
om te annuleren.
IJKEN
Systeem handmatig controleren
U kunt het systeem handmatig controle-
ren. Om deze handeling uit te voeren
moet een afstand van 100 meter worden
afgelegd bij een snelheid van maximaal
30 km/h. Let op de exacte lengte van
het traject.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE
(fig. 195).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel IJKEN (fig. 196).
fig. 198
A0B3092i
CONNECT Nav
305
GPS-INFO
Ga als volgt te werk voor weergave van
het huidige aantal te ontvangen GPS-sa-
tellieten en de positie van de auto:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE
(fig. 199).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te dr ukken; op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN (fig. 200).
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INFO GPS.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Druk op de toets ESC ( 9) om terug te
keren naar het vorige menu.
“NIEUWE INSTALL” ijken
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets NAV (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel INST ALLATIE
(fig. 199).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer en bevestig het onderdeel
IJKEN.
6) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
7) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NIEUWE INST ALL.
(fig. 201).
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
9) Druk na het uitvoeren van de ge-
vraagde handelingen op de
draaiknop/toets (11)
fig. 199
A0B3080i
fig. 200
A0B3088i
CONNECT Nav
306
Ga voor het onderbreken van de proce-
dure als volgt te werk:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel ANNUL.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken: het voor-
gaande onderdeel van de INST ALLATIE
wordt weergegeven.
Het systeem zal een test uitvoeren.
Hiervoor moet een afstand tussen 8
en15 km worden afgelegd en de GPS-
ontvangst goed zijn.
Voordat u de handelingen voor het ijken
gaat uitvoeren, wordt gevraagd of
eventuele oude ijkwaarden moeten wor-
den gewist en om het wissen van die
waarden te bevestigen.
BELANGRIJK Tijdens de eerste 25%
van de controleprocedure van het sys-
teem of als de optie NIEUWE INST ALL. is
geselecteerd, kan de navigatie niet wor-
den geactiveerd.
BELANGRIJK De afstand die voor het
ijken moet worden afgelegd hangt af van
verschillende factoren, zoals de GPS-ont-
vangstkwaliteit en de navigatie. De kilo-
meteraanduiding is slechts een gemiddel-
de waarde. Deze kan lager of hoger zijn
bij slechte ontvangst omstandigheden.
BEVEILIGING
Diefstalbeveiliging in-/uitscha-
kelen
Na het selecteren van het onderdeel
VEILIGHEID in het menu INSTELLINGEN, kan
de diefstalbeveiliging worden in-
/uitgeschakeld. Als de diefstalbeveiliging
is ingeschakeld, kan het systeem, als de
accu losgekoppeld is geweest, alleen
worden ingeschakeld als de
beveiligingscode wordt ingevoerd (zie
“Code invoeren” in het hoofdstuk
“Diefstalbeveiliging”).
BELANGRIJK Het navigatiesysteem
beschikt niet over een andere diefstalbe-
veiliging: wij raden u aan de code te acti-
veren.
Ga voor het in-/uitschakelen van de co-
de als volgt te werk:
1) Druk op de toets NAV (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLING-
EN.
fig. 201
A0B3091i
CONNECT Nav
307
6) Druk op de draaiknop/toets ( 11)
om ON of OFF te selecteren.
De standaardinstelling is ON (afschriklampje
ingeschakeld).
TERUGKEREN NAAR
STANDAARDINSTELLINGEN
(RESET)
Het is mogelijk naar de standaard -
instellingen van het apparaat en de audio-
bronnen terug te keren:
1) Druk op de toets NAV (12); op het dis-
play verschijnt het hoofdmenu van het navi-
gatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN ( 10); op het
display verschijnt het menu INSTELLINGEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel RESET (fig. 204).
Afschriklampje in-/uitschakelen
In het menu CODE-SETUP kan het af-
schriklampje worden in-/uitgeschakeld.
Ga voor het in-/uitschakelen van het
lampje als volgt te werk:
1) Druk op de toets NA V (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTEL-
LINGEN (Set-up).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel BEVEILIGING
(fig. 202).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel LED (fig. 203).
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel VEILIGHEID ( fig.
202).
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
5) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel CODE.
6) Druk de draaiknop/toets ( 11)
in om ON of OFF te selecteren.
De standaardinstelling is OFF (beveili-
gingscode uitgeschakeld). In ieder geval
wordt om de code gevraagd.
7) Selecteer het symbool j met de
draaiknop/toets (11).
8) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
fig. 202
A0B3081i
fig. 203
A0B3246i
fig. 204
A0B3079i
CONNECT Nav
308
4) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Op het display verschijnen de volgende
schermen afhankelijk van de situatie
A, B of C:
Situatie A) Als een navigatie-CD is ge-
plaatst, verschijnt op het display de vraag
of u alle waarden van het navigatiesys-
teem wilt wissen (reset); alle opgeslagen
bestemmingen en opties worden gewist.
Ga als volgt te werk om het gehele ge-
heugen te wissen:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel JA.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Waarden in het geheugen onveranderd
houden:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NEE.
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Als er geen navigatie-CD is geplaatst,
verschijnt op het display onmiddellijk de
volgende vraag.
Situatie B) Op het display verschijnt
de vraag of u alle opgeslagen instellingen
van de audiobronnen wilt wissen.
Ga als volgt te werk om het gehele ge-
heugen te wissen:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel JA.
2) Houd de draaiknop/toets ( 11)
langer dan 2 seconden ingedr ukt om de
keuze te bevestigen.
Waarden in het geheugen onveranderd
houden:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel SLUITEN.
2) Houd de draaiknop/toets ( 11)
langer dan 2 seconden ingedr ukt om de
keuze te bevestigen.
Situatie C) Op het display verschijnt
de vraag of u alle geselecteerde opties in
het menu INSTELLINGEN en alle volume-
instellingen van alle audiobronnen wilt
wissen.
Ga als volgt te werk om het gehele ge-
heugen te wissen:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel JA.
2) Houd de draaiknop/toets ( 11)
langer dan 2 seconden ingedr ukt om de
keuze te bevestigen.
Waarden in het geheugen onveranderd
houden:
1) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NEE.
2) Houd de draaiknop/toets ( 11)
langer dan 2 seconden ingedr ukt om de
keuze te bevestigen.
CONNECT Nav
309
BELANGRIJK Als de optie JA, ook in
een van de drie fases, wordt geselec-
teerd, wordt het gehele geheugen gewist
(reset), schakelt het apparaat automa-
tisch uit en wordt opnieuw gestart.
BELANGRIJK Als de optie NEE in alle
fases wordt geselecteerd, wordt automa-
tisch teruggekeerd naar het menu INSTEL-
LINGEN.
Gevoeligheid instellen voor het
automatisch zoeken naar sta-
tions
U kunt de gevoeligheid instellen voor
het automatisch zoeken naar stations.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets NAV (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem.
2) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het menu INSTELLIN-
GEN.
3) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel FM-SEEK ( fig.
205).
4) Druk meerdere keren op de draai-
knop/toets (11) om het onderdeel
BEST. of SENS. te selecteren.
De standaardinstelling is BEST.
BEST: het automatisch zoeken wordt al-
leen onderbroken bij stations met een
goede ontvangstkwaliteit (bijv. ontvangst
zonder storingen). Kies deze instelling als
u reist in een gebied waar zich veel sta-
tions bevinden.
SENS.: het automatisch zoeken wordt
onderbroken bij stations met een minder
goede ontvangstkwaliteit. Kies deze in-
stelling als u in een gebied rijdt waar zich
niet veel stations bevinden.
fig. 205
A0B3090i
CONNECT Nav
310
D
D
I
I
E
E
F
F
S
S
T
T
A
A
L
L
B
B
E
E
V
V
E
E
I
I
L
L
I
I
G
G
I
I
N
N
G
G
ALGEMENE INFORMATIE
Het apparaat is uitger ust met een dief-
stalbeveiliging die bestaat uit een gehei-
me 4-cijferige code.
De diefstalbeveiliging zorgt er voor dat
het navigatiesysteem onbr uikbaar wordt
als het bij diefstal uit het dashboard
wordt weggenomen.
CODE-CARD
Dit document ( fig. 206) is het eigen-
domsbewijs van het apparaat. Op dit do-
cument staan het model, het serienum-
mer en de geheime code aangegeven.
BELANGRIJK Bewaar dit document
zorgvuldig, zodat u bij diefstal van het
systeem de gegevens aan de bevoegde
instantie kunt overleggen. Het document
is noodzakelijk bij werkzaamheden waar-
bij de accu of de voeding wordt losgekop-
peld. Als de accu of de voeding weer
wordt aangesloten, vereist het satelliet-
navigatiesysteem dat de geheime code
wordt ingevoerd.
CODE INVOEREN
Als het navigatiesysteem wordt inge-
schakeld nadat de voeding onderbroken
is geweest (accu of apparatuur losgekop-
peld, doorgebrande zekering, enz.), ver-
schijnt op het display de vraag om de ge-
heime code in te voeren (fig. 207).
fig. 206
A0B3093i
fig. 207
A0B3094i
CONNECT Nav
311
Ga voor het invoeren van de code als
volgt te werk:
1) Selecteer het eerste cijfer van de co-
de met de draaiknop/toets (11).
2) Bevestig het eerste cijfer door de
draaiknop/toets (11) in te drukken.
3) Voer de overige drie cijfers van de
code op dezelfde wijze in.
Ga als volgt te werk als u een ver-
keerd cijfer hebt ingevoerd:
1) Plaats de cursor op het symbool
¯
(fig. 207) met de draaiknop/toets
(11).
2) Bevestig het wissen door de draai-
knop/toets (11) in te drukken.
Als de gehele code is ingevoerd, moet
de cursor op het symbool
j
worden ge-
plaatst en bevestigd worden met de
draaiknop/toets (11). Hierna schakelt
het systeem in en wordt afgestemd op de
radio.
BELANGRIJK Als er een verkeerde
code is ingevoerd, kan de code opnieuw
worden ingevoerd. Om de voorkomen dat
de code achter haald kan worden door
middel van verschillende pogingen, blok-
keert het systeem een uur na de derde
foutieve invoer. Bij een volgende poging
moet het navigatiesysteem een uur inge-
schakeld blijven. Als het systeem tijdens
deze wachttijd wordt losgekoppeld van
de accu, gaat de wachttijd opnieuw in en
is altijd gelijk aan een uur.
Diefstalbeveiliging uit-/
inschakelen
Het is mogelijk de diefstalbeveiliging uit
te schakelen; zie “Beveiliging” in het
hoofdstuk “Standaardinstellingen rege-
len”.
CONNECT Nav
312
Wendt u voor het inbou-
wen en aansluiten uitslui-
tend tot de Alfa Romeo-
dealer .
Het apparaat heeft een max. ver mogen
van 4x20W. Hierna worden de functies
en de technische gegevens vermeld.
RADIO
PLL-tuner (Phase Locked Loop) voor
de golfbanden FM/MW.
RDS (Radio Data System) met de
functies TA (Traffic Announcement), EON
(Enhanced Other Network), Radiotext (in-
formatie over het programmatype of
weergave uitgezonden muziekstuk) en
REG (Regionale Programma’s).
– Alternatieve frequentie zoeken in RDS
(Radio Data System).
Automatische/handmatige afstem-
ming op stations.
Handmatig opslaan van 30 stations:
24 op de FM-golfband (6 op FM1, 6 op
FM2, 6 op FMT, 6 op FMC) en 6 op de
MW-golfband.
– Voorkeuzestations kort beluisteren.
PTY-functie: weergave, indien door de
stations uitgezonden, van de inhoud van
hun programma’s (POP, ROCK, enz.).
SHARX-functie: ver minderen van sto-
ringen op de FM-golfband.
SCAN-functie: kort beluisteren van al-
le te ontvangen stations op de geselec-
teerde golfband.
TIM-functie (Traffic Information Me-
mory): automatische opslag van 14 ge-
sproken berichten met verkeersinformatie
met een totale tijdsduur van maximaal 4
minuten.
TMC-functie (Traffic Message Chan-
nel): luisteren naar verkeersinformatie
AUTOSTORE-functie: automatisch op-
slaan van 6 stations op de gekozen FM-
golfband.
Automatische stereo/mono-weerga-
ve.
T-STORE-functie (Travelstore): de zes
stations met het sterkste ontvangstsig-
naal kunnen automatisch op de FM-golf-
band worden opgeslagen.
CD-SPELER EN CD-WISSELAAR
(indien aanwezig)
Muziekstuk selecteren (voor uit/ach-
teruit).
– Snel vooruit-/terugspoelen.
MIX-functie: willekeurige weergave
van de muziekstukken.
SCAN-functie: eerste 10 seconden
van alle muziekstukken op CD weerge-
ven.
– REPEAT-functie: muziekstuk herhalen.
Programmeren van de weergavevolg-
orde van de muziekstukken.
CD Name-functie: naam toekennen
aan de CD.
T
T
E
E
C
C
H
H
N
N
I
I
S
S
C
C
H
H
E
E
G
G
E
E
G
G
E
E
V
V
E
E
N
N
S
S
CONNECT Nav
313
Op multimedia-CD’s zijn
naast audiosporen ook
gegevens opgeslagen. Tij-
dens het afspelen van dit type
CD’s kunnen er piepgeluiden ont-
staan die een zodanig volume
hebben, dat niet alleen de ver-
keersveiligheid in gevaar komt,
maar waardoor ook de eindver-
sterker en de luidsprekers be-
schadigd kunnen worden.
AUDIOSYSTEEM
Gescheiden regeling bassen/hoge to-
nen.
Balansregeling kanalen rechts/links
en voor/achter.
– LOUDNESS-functie instellen.
SATELLIET-NAVIGATIESYSTEEM
– Gesproken aanwijzingen over het te vol-
gen traject.
Weergave op het display van route-
aanwijzingen, van de afstand en van de
geschatte tijd die nodig is om de inge-
voerde bestemming te bereiken.
Mogelijkheid om speciale of ver re be-
stemmingen in te voeren.
– Mogelijkheid om bestemmingen op te
slaan.
TARGASYS-DIENSTEN
– Toegang tot Targasys-diensten.
“Infomobility” (Connect, functie Fol-
low me, Berichten)
”Medische assistentie”
”Technische assistentie”
TELEFOON
Handsfree inclusief (gebr uikmaking
van de luidsprekers in de auto)
– Telefoonagenda
Tekstberichten verzenden/ontvangen
(SMS)
– Toestaan lezen SIM-kaart
CONNECT Nav
314
fig. 209
A0B0237b
fig. 210
A0B0312b
fig. 208
A0B0387b
TECHNISCHE GEGEVENS
Standaarduitrusting
Het systeem bestaat uit:
2 tweeter luidsprekers voor (A-
fig. 208) met elk een piekver mogen
van 30W.
– 2 luidsprekers voor (B-fig. 208) en
2 achter (A-fig. 209) met een diame-
ter van 165 mm (2 voor en 2 achter)
met een vermogen van 40W.
Bose hifi-systeem
(indien aanwezig)
Het systeem bestaat uit:
twee coaxiale tweeweg luidsprekers
voor (A-fig. 210) met een diameter
van 165 mm en een geïntegreerde twee-
ter;
2 full-range luidsprekers achter
(A-fig. 209) met een diameter van
165 mm;
1 subwoofer met een diameter van
225 mm onder de hoedenplank (Sedan-
uitvoeringen) ;
1 subwoofer met een diameter van
130 mm links in de bagager uimte
(Sportwagon-uitvoeringen) .
Het systeem bestaat verder nog uit een
versterker (onder de hoedenplank bij de
Sedan-uitvoeringen en geïntegreerd met
de subwoofer in de bagager uimte bij de
Sportwagon-uitvoeringen) met 5 kanalen
en een maximaal vermogen van 200W
met hoge-resolutie-equalizer.
CONNECT Nav
315
CD-wisselaar
(indien aanwezig)
De auto kan zijn uitger ust met een CD-
wisselaar voor 6 CD’s (Clarion), die zich
in het aflegvak links in de bagager uimte
(Sportwagon-uitvoeringen) bevindt ( A-
fig. 211), of voor 10 CD’s (Blaupunkt,
met CD NAME-functie), die zich links in
de bagageruimte (Sedan-uitvoeringen)
(A-fig. 212) bevindt.
GPS-satellietantenne
Het Connect Nav wordt gecomple-
teerd door een GPS-satellietantenne
(afgebeeld in fig. 213).
Zekering
Het Connect Nav wordt bescher md door
een zekering van 10A. Deze staat afge-
beeld in (fig. 214).
fig. 214
A0B0309b
fig. 213
A0B0356b
fig. 211
A0B0444b
fig. 212
A0B0435b
N
N
O
O
T
T
I
I
T
T
I
I
E
E
S
S
Copyright by Fiat Auto Nederland B.V.
Druknummer 604.31.122 NL - 1
e
editie - 07/2003
Gedrukt door Drukkerij Hoogcarspel Beemster B.V.
Reproductie van tekst of afbeeldingen is verboden zonder
schriftelijke toestemming van Fiat Auto S.p.A.
Eindredactie Satiz - Turijn
SERVICE
SERVICE
13

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Alfa Romeo 156 - Connect bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Alfa Romeo 156 - Connect in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 5,71 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info