2. LOCATIES DIE VERMEDEN MOETEN WORDEN
• In de garage. Als u uw auto start, zijn er verbrandingsproducten aanwezig.
• Minder dan 10 cm (4”) van de punt van een zoldering met een A-vormige con-
structie.
• In een gebied waar de temperatuur kan dalen beneden 0ºC of stijgen boven
40 ºC, zoals garages en niet afgewerkte zolders.
• In stoffige gedeelten. Stofdeeltjes kunnen valse meldingen veroorzaken of de rook-
melder storen.
• In erg vochtige ruimtes. Vocht of stoom kan een vals alarm veroorzaken.
• In gedeelten die geplaagd worden door insecten.
• Rookmelders moeten niet worden geïnstalleerd in de keuken en binnen 0,9 m
(3 ft) van het volgende: de deur van een badkamer die een bad of douche bevat,
pijpen voor gestuwde luchtaanvoer die gebruikt worden voor verwarming of koel-
ing, plafondventilatoren of ventilatoren voor het hele huis, of andere gedeelten
met een grote luchtstroming.
• Bij TL lampen. Interferentie kan invloed hebben op uw rookmelder en vals alarm
veroorzaken.
• Rookmelders mogen niet samen met een inbraaksysteem worden gebruikt, tenzij
de combinatie (melder en bewaking) is getest en voor dat doel is goedgekeurd.
3. INSTALLATIE-INSTRUCTIES
VOORZICHTIG: DIT APPARAAT IS AFGEDICHT. DE BEHUIZING KAN NIET WOR-
DEN VERWIJDERD!
1).Verwijder de bevestigingsplaat van de achterkant van de melder door de bevestig-
ingsplaat vast te houden en de melder in de richting te draaien die wordt
aangegeven door de pijl VERWIJDEREN, zie afbeelding 7.
2).Om ervoor te zorgen dat de melder mooi is uitgelijnd met het portaal of de wand,
moet de lijn A op de bevestigingsplaat bij plafondmontage parallel lopen met het
portaal of horizontaal bij montage aan de wand.
3).Nadat de juiste locatie voor de rookmelder is gekozen, zoals beschreven in hoofd-
stuk 1, bevestigt u de bevestigingsplaat aan het plafond, zoals weergegeven in
afbeelding 4. Voor wandmontage raadpleegt u afbeelding 5. Plaats de bevestig-
ingsplaat op de wand. Zorg ervoor dat de tekst UP (OMHOOG) en de pijl naar
boven wijzen. Gebruik de meegeleverde schroeven en pluggen om de bevestig-
ingsplaat vast te zetten.
4).Als u de batterij installeert, drukt u de herinneringspal voor de batterij in het batteri-
jcompartiment omlaag en installeert u de batterij (zie afbeelding 6).
VOORZICHTIG! ALS DE HERINNERINGSPAL NIET DOOR DE BATTERIJ
OMLAAG IN HET BATTERIJCOMPARTIMENT WORDT GEDRUKT, KAN DE
MELDER NIET AAN DE BEVESTIGINGSPLAAT WORDEN BEVESTIGD.
5).De uitlijnmarkeringen bevinden zich op de rand van de bevestigingsplaat en de
melder. Na installatie van de bevestigingsplaat plaatst u de melder op de bevestig-
ingsplaat met de uitlijnmarkeringen naar boven uitgelijnd. Draai de melder in de
richting die wordt aangegeven door de pijl ON (AAN) op de behuizing van de
melder (zie afbeelding 7) totdat deze op zijn plaats vergrendeld.