2. Selecteer in de lijst aan de linkerkant van het dialoogvenster Voorkeuren de categorie Site.
3. Stel opties in en klik op OK.
Altijd tonenHiermee kunt u opgeven welke site (extern of lokaal) altijd moet worden weergegeven en in welk deelvenster van het
deelvenster Bestanden (links of rechts) de lokale of externe bestanden moeten worden weergegeven.
De lokale site wordt standaard aan de rechterkant weergegeven. Het deelvenster dat niet is gekozen (standaard het linkerdeelvenster) is het
deelvenster dat kan worden veranderd: in dit deelvenster kunnen de bestanden op de andere site (standaard de externe site) worden
weergegeven.
Afhankelijke bestandenHier kunt u opgeven of er een venster met een vraag moet worden weergegeven voor het overbrengen van
afhankelijke bestanden die de browser laadt wanneer deze het HTML-bestand laadt. Afhankelijke bestanden zijn bestanden waarnaar wordt
verwezen in het HTML-bestand, zoals afbeeldingen, externe stijlpagina's en andere bestanden. Standaard zijn zowel de optie Vragen bij
ophalen/uitchecken als de optie Vragen bij plaatsen/inchecken ingeschakeld.
Het is meestal verstandig om afhankelijke bestanden te downloaden wanneer u een nieuw bestand uitcheckt, maar als de meest recente
versies van de afhankelijke bestanden al op de lokale schijf aanwezig zijn, is het niet nodig om deze bestanden nogmaals te downloaden.
Dit geldt ook voor het uploaden en inchecken van bestanden: niet nodig als de bijgewerkte versies al op de bestemming aanwezig zijn.
Als u deze opties uitschakelt, worden de afhankelijke bestanden niet overgebracht. Dus als u wilt dat het dialoogvenster Afhankelijke
bestanden altijd wordt weergegeven, zelfs wanneer deze twee opties niet zijn geselecteerd, houdt u Alt (Windows) of Option (Macintosh)
ingedrukt terwijl u de opdracht Ophalen, Plaatsen, Inchecken of Uitchecken kiest.
FTP-verbindingHiermee kunt u bepalen of de verbinding met de externe site moet worden verbroken nadat er gedurende het opgegeven
aantal minuten geen activiteiten hebben plaatsgevonden.
FTP-time-outHier kunt u opgeven hoeveel seconden Dreamweaver mag proberen verbinding te maken met de externe server.
Als er geen reactie komt van de externe server binnen de opgegeven tijd, wordt er in Dreamweaver een waarschuwingsvenster
weergegeven waarin u op de hoogte wordt gesteld van dit feit.
Opties voor gegevensoverdracht via FTPHier kunt u bepalen of Dreamweaver de standaardoptie moet selecteren na het opgegeven
aantal seconden wanneer er tijdens de bestandsoverdracht een dialoogvenster verschijnt en de gebruiker niet reageert.
Host proxyHier kunt u het adres opgeven van de proxyserver die u gebruikt om verbinding te maken met externe servers als uw computer
of netwerk zich achter een proxy bevindt.
Als uw computer of netwerk zich niet achter een proxy bevindt, hoeft u hier niets in te vullen. Als uw computer of netwerk zich achter een
firewall bevindt, selecteert u de optie Proxy gebruiken in het dialoogvenster Sitedefinitie (Servers > Bestaande server bewerken
(potloodpictogram) > Meer opties).
Poort proxyHier kunt u de poort in uw proxy of firewall opgeven die wordt gebruikt om verbinding te maken met de externe server. Als u
verbinding maakt via een andere poort dan poort 21 (de standaardpoort voor FTP), voert u hier het nummer in.
Opties voor plaatsing: Bestanden opslaan voordat ze worden geplaatstHiermee geeft u aan dat bestanden die nog niet zijn
opgeslagen, automatisch moeten worden opgeslagen voordat ze op de externe site worden geplaatst.
Opties voor verplaatsen: Vragen voordat bestanden op de server worden verplaatstHiermee wordt u gewaarschuwd als u probeert
bestanden op de externe site te verplaatsen.
Sites beherenHiermee opent u het dialoogvenster Sites beheren waarin u een bestaande site kunt bewerken of een nieuwe site kunt
maken.
U kunt bepalen of de typen bestanden die u overbrengt, moeten worden overgebracht in ASCII-vorm (tekst) of in binaire vorm, door het
bestand FTPExtensionMap.txt in de map Dreamweaver/Configuratie (op de Macintosh FTPExtensionMapMac.txt) aan te passen. Zie
Dreamweaver uitbreiden voor meer informatie.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
79
Contribute-sites beheren
Naar boven
Opmerking:
Naar boven
Contribute-sites beheren
Sitestructuur en paginaontwerp voor een Contribute-site
Bestanden overbrengen naar en van een Contribute-site
Contribute-bestands- en mapmachtigingen op de server
Speciale Contribute-bestanden
Een site voorbereiden voor gebruik met Contribute
Een Contribute-site beheren met Dreamweaver
Een extern bestand op een Contribute-site verwijderen, verplaatsen of een andere naam geven
Contribute-gebruikers toegang tot sjablonen geven zonder ze toegang tot de hoofdmap te geven
Problemen met een Contribute-site oplossen
Contribute-sites beheren
In Adobe® Contribute® CS4 wordt een webbrowser gecombineerd met een webpagina-editor. Hiermee kunnen uw collega's of klanten bladeren
naar een pagina in een site die u hebt gemaakt en de pagina bewerken of bijwerken als ze daar toestemming voor hebben. Contribute-gebruikers
kunnen basiswebinhoud, waaronder opgemaakte tekst, afbeeldingen, tabellen en koppelingen, toevoegen en bijwerken. Contribute-sitebeheerders
kunnen beperken wat gewone gebruikers (geen beheerders) in een site kunnen doen.
In dit onderwerp wordt ervan uitgegaan dat u een Contribute-beheerder bent.
Als de beheerder van de site geeft u niet-beheerders de mogelijkheid pagina's te bewerken door een verbindingssleutel te maken en deze naar de
gebruikers te verzenden (zie de Help van Contribute voor informatie over hoe u dit doet). U kunt met Dreamweaver ook een verbinding met een
Contribute-site instellen, zodat u en de ontwerper van de site verbinding kunnen maken met de Contribute-site en alle bewerkingsfuncties van
Dreamweaver kunnen gebruiken.
Contribute voegt functionaliteit toe aan uw website met Contribute Publishing Server (CPS), een set publicatietoepassingen en hulpmiddelen voor
gebruikersbeheer waarmee u Contribute kunt integreren met de adreslijstservice voor gebruikers van uw organisatie (bijvoorbeeld Lightweight
Directory Access Protocol (LDAP) of Active Directory). Als u uw Dreamweaver-site instelt als een Contribute-site, leest Dreamweaver de
beheerinstellingen van Contribute als u verbinding maakt met de externe site. Als Dreamweaver detecteert dat CPS is ingeschakeld, wordt een
deel van de functionaliteit van CPS overgenomen, zoals het terugdraaien van bestanden en het registreren van gebeurtenissen.
U kunt Dreamweaver gebruiken om verbinding te maken met een bestand in een Contribute-site en om dit bestand te wijzigen. De meeste functies
van Dreamweaver werken met een Contribute-site op dezelfde manier als met andere sites. Als u Dreamweaver echter gebruikt met een
Contribute-site, wordt de CPS-console automatisch door Dreamweaver gebruikt voor het uitvoeren van bepaalde bestandsbeheerbewerkingen,
zoals het opslaan van meerdere revisies van een document en het registreren van bepaalde gebeurtenissen.
Zie de Help bij Contribute voor meer informatie.
Sitestructuur en paginaontwerp voor een Contribute-site
Als u wilt dat Contribute-gebruikers uw website kunnen bewerken, moet u voor de structuur van de site rekening houden met de volgende punten:
Houd de sitestructuur eenvoudig. Nest de mappen niet te diep. Groepeer verwante items bij elkaar in een map.
Stel de juiste lees- en schrijfmachtigingen voor mappen op de server in.
Voeg indexpagina's toe aan mappen terwijl u die maakt, zodat Contribute-gebruikers worden gestimuleerd nieuwe pagina's in de juiste
mappen te plaatsen. Als Contribute-gebruikers bijvoorbeeld pagina's bijdragen met notulen van vergaderingen, maakt u een map in de
hoofdmap van de site met de naam vergadernotulen en maakt u in die map een indexpagina. Zet vervolgens op de hoofdpagina van de site
een koppeling naar de indexpagina voor vergadernotulen. Een Contribute-gebruiker kan vervolgens naar die indexpagina gaan en een
nieuwe pagina met notulen voor een bepaalde vergadering maken, gekoppeld vanuit die pagina.
Geef op de indexpagina van elke map een lijst weer met koppelingen naar de afzonderlijke inhoudspagina's en documenten in die map.
Houd het paginaontwerp zo eenvoudig mogelijk en houd decoratieve opmaak beperkt.
Gebruik CSS in plaats van HTML-tags en geef uw CSS-stijlen duidelijke namen. Als de Contribute-gebruikers een standaardset met stijlen in
Microsoft Word gebruiken, gebruikt u dezelfde namen voor de CSS-stijlen, zodat Contribute de stijlen kan toewijzen als een gebruiker
informatie uit een Word-document kopieert en in een Contribute-pagina plakt.
Om te voorkomen dat een CSS-stijl beschikbaar is voor Contribute-gebruikers, wijzigt u de naam van de stijl zodat deze begint met
mmhide_. Als u bijvoorbeeld een stijl met de naam RechtsUitgelijnd gebruikt op een pagina maar u niet wilt dat Contribute-gebruikers die stijl
80
Opmerking:
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Opmerking:
kunnen gebruiken, wijzigt u de naam van de stijl in mmhide_RechtsUitgelijnd.
U moet mmhide_ toevoegen aan de stijlnaam in de codeweergave. U kunt dit niet toevoegen in het CSS-paneel.
Gebruik zo weinig mogelijk CSS-stijlen om de opmaak eenvoudig en rustig te houden.
Als u include-bestanden op de server gebruikt voor HTML-pagina-elementen, zoals kop- en voetteksten, maakt u een niet-gekoppelde
HTML-pagina die koppelingen bevat naar de include-bestanden. Contribute-gebruikers kunnen die pagina vervolgens toevoegen aan hun
favorieten en ermee naar de include-bestanden bladeren zodat ze deze kunnen bewerken.
Bestanden overbrengen naar en van een Contribute-site
Contribute gebruikt een systeem dat lijkt op het systeem voor het in- en uitchecken van bestanden van Dreamweaver om ervoor te zorgen dat
maar één gebruiker tegelijk een bepaalde webpagina kan bewerken. Als u Compatibiliteit met Contribute inschakelt in Dreamweaver, wordt het
systeem voor het in- en uitchecken van bestanden van Dreamweaver automatisch ingeschakeld.
Als u bestanden naar en van een Contribute-site wilt overbrengen met Dreamweaver, moet u altijd de opdrachten Inchecken en Uitchecken
gebruiken. Als u in plaats daarvan bestanden overbrengt met de opdrachten PUT en GET, overschrijft u mogelijk de wijzigingen die een
Contribute-gebruiker onlangs in een bestand heeft aangebracht.
Als u een bestand incheckt in een Contribute-site, maakt Dreamweaver een back-up van de vorige ingecheckte versie van het bestand in de map
_baks en worden uw gebruikersnaam en een datumstempel aan een Ontwerpnotities-bestand toegevoegd.
Contribute-bestands- en mapmachtigingen op de server
Contribute biedt een manier voor het beheren van bestands- en mapmachtigingen voor elke door u gedefinieerde gebruikersrol. U kunt met
Contribute echter niet de onderliggende lees- en schrijfmachtigingen beheren die door de server aan bestanden en mappen zijn toegewezen. In
Dreamweaver kunt u die machtigingen rechtstreeks op de server beheren.
Als een Contribute-gebruiker geen leestoegang op de server heeft voor een afhankelijk bestand, zoals een afbeelding die op een pagina wordt
weergegeven, wordt de inhoud van het afhankelijke bestand niet weergegeven in het Contribute-venster. Als een gebruiker bijvoorbeeld geen
leestoegang heeft voor een map met afbeeldingen, worden de afbeeldingen in die map in Contribute weergegeven als niet-werkende
afbeeldingspictogrammen. Ook worden er bijvoorbeeld Dreamweaver-sjablonen opgeslagen in een submap van de hoofdmap van de site, dus als
een Contribute-gebruiker geen leestoegang heeft tot de hoofdmap, kan deze geen sjablonen in die site gebruiken, tenzij u de sjablonen naar een
geschikte map kopieert.
Als u een Dreamweaver-site instelt, moet u gebruikers leestoegang op de server geven tot de map /_mm (de submap _mm van de hoofdmap), de
map /Templates en alle mappen die elementen bevatten die ze moeten kunnen gebruiken.
Als u gebruikers om beveiligingsredenen geen toegang kunt geven tot de map /Templates, kunt u Contribute-gebruikers wel toegang geven tot
sjablonen. Zie Contribute-gebruikers toegang geven tot sjablonen zonder dat ze toegang hebben tot de hoofdmap.
Zie Contribute beheren in de Help van Contribute voor meer informatie over Contribute-machtigingen.
Speciale Contribute-bestanden
Contribute gebruikt een aantal speciale bestanden die niet bestemd zijn voor weergave aan bezoekers van uw site:
Het gedeelde instellingenbestand, dat een betekenisloze bestandsnaam met de extensie CSI heeft, staat in een map met de naam _mm in
de hoofdmap van de site en bevat informatie waarmee Contribute de site beheert.
Oudere versies van bestanden, in mappen met de naam _baks
Tijdelijke versies van pagina's, zodat gebruikers wijzigingen kunnen weergeven
Tijdelijke vergrendelingsbestanden, waarmee wordt aangegeven dat een bepaalde pagina wordt bewerkt of bekeken
Ontwerpnotities-bestanden die metagegevens bevatten over de pagina's van de site
In het algemeen moet u deze speciale Contribute-bestanden niet bewerken met Dreamweaver. Dreamweaver beheert ze automatisch.
Als u niet wilt dat deze speciale Contribute-bestanden op uw openbaar toegankelijke server staan, kunt u een parkeerserver instellen waarop
Contribute-gebruikers aan pagina's kunnen werken. Kopieer die webpagina's vervolgens periodiek van de parkeerserver naar een
productieserver op internet. Als u op deze manier met een parkeerserver werkt, kopieert u alleen webpagina's naar de productieserver en
niet de hierboven genoemde speciale Contribute-bestanden. Kopieer met name niet de mappen _mm en _baks naar de productieserver.
Zie Websitebeveiliging in de Help van Contribute voor informatie over het instellen van een server om te voorkomen dat bezoekers
bestanden kunnen zien in mappen die met een onderstrepingsteken (_) beginnen.
Het kan gebeuren dat u speciale Contribute-bestanden handmatig moet verwijderen. Er zijn bijvoorbeeld omstandigheden denkbaar waarin
Contribute de tijdelijke voorbeeldpagina's niet verwijdert als de gebruiker klaar is met het bekijken van de pagina's. In dat geval moet u die tijdelijke
pagina's handmatig verwijderen. Tijdelijke voorbeeldpagina's hebben bestandsnamen die met TMP beginnen.
81
Naar boven
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking:
Ook kan er onder bepaalde omstandigheden een verouderd vergrendelingsbestand op de server achterblijven. Als dat gebeurt, moet u het
vergrendelingsbestand handmatig verwijderen om ervoor te zorgen dat anderen de pagina kunnen bewerken.
Een site voorbereiden voor gebruik met Contribute
Als u een bestaande Dreamweaver-site voorbereidt voor Contribute-gebruikers, moet u de Contribute-compatibiliteit expliciet inschakelen om
Contribute-functies te kunnen gebruiken. U wordt hier niet om gevraagd door Dreamweaver. Als u echter verbinding maakt met een site die is
ingesteld als een Contribute-site (en die een beheerder heeft), wordt u door Dreamweaver gevraagd om de Contribute-compatibiliteit in te
schakelen.
Niet alle verbindingstypen ondersteunen Contribute-compatibiliteit. De volgende beperkingen gelden voor verbindingstypen:
Als voor de verbinding met de externe site WebDAV wordt gebruikt, kunt u de Contribute-compatibiliteit niet inschakelen, omdat dergelijke
bronbeheersystemen niet compatibel zijn met de systemen voor Ontwerpnotities en het in- en uitchecken van bestanden die Dreamweaver
gebruikt voor Contribute-sites.
Als u RDS gebruikt voor de verbinding met uw externe site, kunt u de Contribute-compatibiliteit inschakelen, maar moet u de verbinding
aanpassen voordat u deze kunt delen met Contribute-gebruikers.
Als u uw lokale computer gebruikt als een webserver, moet u de site instellen met een FTP- of netwerkverbinding met uw computer (in plaats
van gewoon een lokaal mappad) om de verbinding te kunnen delen met Contribute-gebruikers.
Als u Contribute-compatibiliteit inschakelt, schakelt Dreamweaver automatisch Ontwerpnotities (inclusief de optie Ontwerpnotities uploaden om ze
met anderen te delen) en het systeem voor het in- en uitchecken van bestanden in.
Als CPS (Contribute Publishing Server) is ingeschakeld op de externe site waarmee u verbinding maakt, verzendt Dreamweaver elke keer dat u
een netwerkbewerking activeert (zoals inchecken, terugdraaien of publiceren van een bestand) een melding naar de CPS. De CPS registreert
deze gebeurtenissen en u kunt het logboek weergeven in de beheerconsole van de CPS. (Als u CPS uitschakelt, worden deze gebeurtenissen niet
geregistreerd.) U schakelt CPS in met Contribute. Zie de Help bij Adobe Contribute voor meer informatie.
U kunt een site compatibel maken met Contribute zonder dat Contribute op uw computer is geïnstalleerd. Als u echter Contribute
Administrator wilt kunnen starten vanuit Dreamweaver, moet Contribute op dezelfde computer zijn geïnstalleerd als Dreamweaver en moet u
verbinding hebben met de externe site voordat u compatibiliteit met Contribute inschakelt. Als u dat niet doet, kan Dreamweaver de
beheerinstellingen van Contribute niet lezen en kan niet worden bepaald of CPS en terugdraaien zijn ingeschakeld.
U moet ervoor zorgen dat het bestand met gedeelde instellingen (CSI-bestand) dat door Contribute wordt gebruikt om de site te
beheren, zich op de externe server bevindt en niet is beschadigd. Contribute maakt dit bestand automatisch (en overschrijft eventuele oude
versies ervan) wanneer u beheert in Contribute Administrator. Als het bestand met gedeelde instellingen zich niet op de server bevindt of is
beschadigd, wordt de foutmelding dat het vereiste bestand voor compatibiliteit met Contribute niet op de server bestaat, geretourneerd wanneer u
een netwerkbewerking (bijvoorbeeld put) probeert uit te voeren. Als u ervoor wilt zorgen dat het juiste bestand zich op de server bevindt, schakelt
u de verbinding met de server in Dreamweaver uit, start u Contribute Administrator, brengt u een wijziging in het beheer aan en brengt u de
verbinding met de server in Dreamweaver opnieuw tot stand. Zie de Help bij Adobe Contribute voor meer informatie.
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Selecteer een site en klik op Bewerken.
3. Vouw de categorie Geavanceerde instellingen in het dialoogvenster Site-instelling uit, selecteer de categorie Contribute en selecteer
Compatibiliteit met Contribute inschakelen.
4. Als er een dialoogvenster wordt weergegeven met de mededeling dat u Ontwerpnotities en Inchecken/uitchecken moet inschakelen, klikt u
op OK.
5. Als u nog geen contactgegevens voor Inchecken/uitchecken hebt opgegeven, typt u uw naam en e-mailadres in het dialoogvenster en klikt u
op OK. In het dialoogvenster Sitedefinitie worden de terugdraaistatus, de CPS-status, het tekstvak URL van hoofdmap van site en de knop
De site beheren in Contribute weergegeven.
Als terugdraaien is ingeschakeld in Contribute, hebt u de mogelijkheid eerdere versies van bestanden terug te halen die u hebt gewijzigd in
Dreamweaver.
6. Controleer de URL in het tekstvak URL van hoofdmap van site en corrigeer deze zo nodig. Dreamweaver bouwt een URL voor de
hoofdmap van de site op basis van andere sitedefinitiegegevens die u hebt opgegeven, maar soms klopt de opgebouwde URL niet
helemaal.
7. Klik op de knop Testen om te controleren of u de juiste URL hebt opgegeven.
Als u klaar bent om een verbindingssleutel te verzenden of om beheertaken voor de Contribute-site uit te voeren, slaat u de
overige stappen over.
8. Klik in Contribute op Site beheren als u wijzigingen in het beheer wilt aanbrengen. Let wel: Contribute moet op dezelfde computer zijn
82
Naar boven
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking:
Naar boven
geïnstalleerd als u Contribute Administrator wilt kunnen openen vanuit Dreamweaver.
9. Klik op Opslaan en vervolgens op Gereed.
Een Contribute-site beheren met Dreamweaver
Nadat u de Contribute-compatibiliteit hebt ingeschakeld, kunt u met Dreamweaver Contribute starten om sitebeheertaken uit te voeren.
Contribute moet op dezelfde computer zijn geïnstalleerd als Dreamweaver.
Als beheerder van een Contribute-site kunt u het volgende doen:
De beheerinstellingen voor de site wijzigen.
Beheerinstellingen van Contribute zijn een verzameling instellingen die gelden voor alle gebruikers van uw website. Met deze instellingen
kunt u Contribute afstemmen zodat gebruikers er beter mee kunnen werken.
De machtigingen wijzigen die zijn toegewezen aan gebruikersrollen in Contribute.
Contribute-gebruikers instellen.
Contribute-gebruikers hebben bepaalde informatie over de site nodig om er verbinding mee te kunnen maken. U kunt al deze informatie
verpakken in een bestand dat een verbindingssleutel wordt genoemd en dat u naar alle Contribute-gebruikers kunt verzenden.
Een verbindingssleutel is niet hetzelfde als een geëxporteerd Dreamweaver-sitebestand.
Voordat u Contribute-gebruikers de verbindingsgegevens geeft die ze nodig hebben voor het bewerken van pagina's, maakt u met
Dreamweaver de basismapstructuur voor uw site en maakt u de sjablonen en CSS-stijlbladen die nodig zijn voor de site.
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Selecteer een site en klik op Bewerken.
3. Vouw de categorie Geavanceerde instellingen in het dialoogvenster Site-instelling uit en selecteer de categorie Contribute.
4. Klik op de knop De site beheren in Contribute.
Deze knop wordt niet weergegeven als u Contribute-compatibiliteit niet hebt ingeschakeld.
5. Typ desgevraagd het beheerderswachtwoord en klik op OK.
Het dialoogvenster Website beheren wordt geopend.
Als u beheerinstellingen wilt wijzigen, selecteert u een categorie in de lijst aan de linkerkant en wijzigt u vervolgens de gewenste
instellingen.
Als u rolinstellingen wilt wijzigen, klikt u in de categorie Gebruikers en rollen op Rolinstellingen bewerken en wijzigt u vervolgens de
gewenste instellingen.
Als u een verbindingssleutel wilt verzenden om gebruikers in te stellen, klikt u in de categorie Gebruikers en rollen op Verbindingssleutel
verzenden en voert u vervolgens de wizard voor verbindingen uit.
6. Klik achtereenvolgens op Sluiten, OK en Gereed.
Zie de Help bij Contribute voor meer informatie over beheerinstellingen, het beheren van gebruikersrollen en het maken van een
verbindingssleutel.
Een extern bestand op een Contribute-site verwijderen, verplaatsen of een andere naam geven
Het verwijderen van een bestand van de externe server die fungeert als host voor een Contribute-site, werkt op vrijwel dezelfde manier als het
verwijderen van een bestand van de server voor een Dreamweaver-site. Als u echter een bestand verwijdert van een Contribute-site, wordt u door
Dreamweaver gevraagd of u alle oudere versies van het bestand wilt verwijderen. Als u ervoor kiest om de oudere versies te behouden, slaat
Dreamweaver een kopie van de huidige versie op in de map _baks zodat u deze later kunt terugzetten.
Het hernoemen van een bestand of het verplaatsen van een bestand naar een andere map in een Contribute-site gaat op dezelfde manier als in
een Dreamweaver-site. In een Contribute-site hernoemt of verplaatst Dreamweaver ook de gekoppelde eerdere versies van het bestand die zijn
opgeslagen in de map _baks.
1. Selecteer het bestand in het paneel Extern van het paneel Bestanden (Venster > Bestanden) en druk vervolgens op Backspace (Windows)
of Delete (Macintosh).
Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd te bevestigen of u het bestand wilt verwijderen.
2. Doe het volgende in dit dialoogvenster:
Als u alle eerdere versies van het bestand en de huidige versie wilt verwijderen, schakelt u de optie Vorige versies verwijderen in.
Als u eerdere versies op de server wilt laten staan, schakelt u de optie Vorige versies verwijderen uit.
83
Naar boven
Naar boven
Opmerking:
3. Klik op Ja om het bestand te verwijderen.
Contribute-gebruikers toegang tot sjablonen geven zonder ze toegang tot de hoofdmap te
geven
In een Contribute-site beheert u onderliggende bestands- en mapmachtigingen rechtstreeks op de server. Als u om beveiligingsredenen gebruikers
geen toegang kunt geven tot de map /Templates, kunt u de sjablonen wel beschikbaar maken voor gebruikers.
1. Stel de Contribute-site zodanig in dat de hoofdmap de map is die gebruikers als hoofdmap moeten zien.
2. Kopieer de map met sjablonen handmatig van de hoofdmap van de hoofdsite naar de hoofdmap van de Contribute-site. Gebruik hiervoor
het paneel Bestanden.
3. Als u sjablonen voor de hoofdsite hebt bijgewerkt, kopieert u de gewijzigde sjablonen opnieuw naar de desbetreffende submappen.
Als u deze werkwijze gebruikt, moet u geen hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen gebruiken in de submappen. Hoofdmapafhankelijke
relatieve koppelingen hebben betrekking op de hoofdmap op de server en niet op de hoofdmap die u in Dreamweaver definieert. Contribute-
gebruikers kunnen geen hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen maken.
Als koppelingen in een Contribute-pagina niet lijken te werken, kan de oorzaak ook een probleem met de mapmachtigingen zijn, zeker als
de koppelingen verwijzen naar pagina's buiten de hoofdmap van de Contribute-gebruiker. Controleer de lees- en schrijfmachtigingen voor
mappen op de server.
Problemen met een Contribute-site oplossen
Als een extern bestand in een Contribute-site lijkt te zijn uitgecheckt, maar het bestand niet is vergrendeld op de computer van de gebruiker, kunt
u het bestand ontgrendelen zodat gebruikers het kunnen bewerken.
Als u op een knop klikt die betrekking heeft op het beheren van een Contribute-site, controleert Dreamweaver of er verbinding kan worden
gemaakt met uw externe site en of de door u opgegeven URL voor de hoofdmap van de site geldig is. Als Dreamweaver geen verbinding kan
maken of als de URL niet geldig is, wordt er een foutbericht weergegeven.
Als de beheerfuncties niet goed werken, is er mogelijk een probleem met de map _mm.
Een bestand in een Contribute-site ontgrendelen
Controleer voordat u deze procedure uitvoert of het bestand echt niet is uitgecheckt. Als u een bestand ontgrendelt terwijl een
Contribute-gebruiker het bewerkt, kunnen meerdere gebruikers het bestand gelijktijdig gaan bewerken.
1. Voer een van de volgende handelingen uit:
Open het bestand in het documentvenster en selecteer Site > Uitchecken ongedaan maken.
Klik in het deelvenster Bestanden met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) en selecteer
vervolgens Uitchecken ongedaan maken in het snelmenu.
Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin wordt aangegeven wie het bestand heeft uitgecheckt en waarin u wordt gevraagd te
bevestigen dat u het bestand wilt ontgrendelen.
2. Als dit dialoogvenster wordt weergegeven, klikt u op Ja om de vraag te bevestigen.
Het bestand wordt ontgrendeld op de server.
Verbindingsproblemen voor een Contribute-site oplossen
1. Controleer de URL voor de hoofdmap van de site in de categorie Contribute van het dialoogvenster Sitedefinitie door die URL te openen in
een browser en te kijken of de juiste pagina wordt geopend.
2. Gebruik de knop Testen in de categorie Externe informatie van het dialoogvenster Sitedefinitie om te controleren of u verbinding kunt maken
met de site.
3. Als de URL juist is maar de knop Testen een foutbericht oplevert, raadpleegt u uw systeembeheerder.
Problemen met beheerfuncties van Contribute oplossen
1. Controleer op de server of u lees- en schrijfmachtigingen, en zo nodig uitvoermachtigingen, hebt voor de map _mm.
2. Controleer of de map _mm een gedeeld instellingenbestand met de extensie CSI bevat.
3. Als dit niet het geval is, gebruikt u de wizard voor verbindingen (Windows) of de assistent voor verbindingen (Macintosh) om een verbinding
naar de site te maken en om beheerder van de site te worden. Het gedeelde instellingenbestand wordt automatisch gemaakt als u beheerder
wordt. Zie Contribute beheren in de Help bij Contribute voor meer informatie over hoe u beheerder van een bestaande Contribute-website
kunt worden.
Adobe raadt ook het volgende aan:
84
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Instellingen van Dreamweaver-sites importeren en exporteren
85
Bestanden ophalen van en plaatsen op de server
Naar boven
Naar boven
Bestandsoverdracht en afhankelijke bestanden
Over bestandsoverdracht op de achtergrond
Bestanden van een externe server ophalen
Bestanden op een externe server plaatsen
De bestandsoverdracht beheren
Bestandsoverdracht en afhankelijke bestanden
Als u met anderen samenwerkt, kunt u het in- en uitchecken gebruiken om bestanden uit te wisselen tussen lokale en externe sites. Als u echter
de enige bent die op de externe site werkt, kunt u de opdrachten Ophalen en Plaatsen gebruiken om bestanden over te brengen zonder ze in of
uit te checken.
Wanneer u een document overbrengt van een lokale naar een externe map of andersom via het deelvenster Bestanden, kunt u kiezen of u ook de
afhankelijke bestanden van het document wilt overbrengen. Afhankelijke bestanden zijn afbeeldingen, externe stijlpagina's en andere bestanden
waarnaar in uw document wordt verwezen en die de browser laadt wanneer deze het document laadt.
Opmerking: Het is meestal verstandig om afhankelijke bestanden te downloaden wanneer u een nieuw bestand uitcheckt, maar als de meest
recente versies van de afhankelijke bestanden al op de lokale schijf aanwezig zijn, is het niet nodig om deze bestanden nogmaals te downloaden.
Dit geldt ook voor het uploaden en inchecken van bestanden: niet nodig als de bijgewerkte versies al op de externe site aanwezig zijn.
Bibliotheekitems worden behandeld als afhankelijke bestanden.
Er zijn bepaalde servers die fouten rapporteren wanneer u bibliotheekitems op deze servers plaatst. U kunt deze bestanden echter camoufleren
om te voorkomen dat ze worden overgebracht.
Over bestandsoverdracht op de achtergrond
U kunt andere niet-servergerelateerde activiteiten uitvoeren terwijl u bestanden plaatst of ophaalt. Bestandsoverdracht op de achtergrond werkt
voor alle overdrachtprotocollen die worden ondersteund door Dreamweaver: FTP, SFTP, LAN, WebDAV, Subversion en RDS.
Tot niet-servergerelateerde activiteiten behoren gewone bewerkingen, zoals typen, externe stijlpagina's bewerken, voor de hele site geldende
rapporten genereren en nieuwe sites maken.
Dreamweaver kan onder andere de volgende servergerelateerde activiteiten niet uitvoeren:
Bestanden plaatsen, ophalen, inchecken en uitchecken
Het uitchecken ongedaan maken
Een databaseverbinding maken
Dynamische gegevens binden
Gegevens voorvertonen in Live View
Een webservice invoegen
Externe bestanden en mappen verwijderen
Een webpagina voorvertonen in een browser op een testserver
Een bestand op een externe server opslaan
Een afbeelding invoegen vanaf een externe server
Een bestand openen vanaf een externe server
Bestanden automatisch ophalen bij het opslaan
Bestanden naar de externe site slepen
Bestanden knippen, kopiëren of plakken op de externe site
De weergave Extern vernieuwen
Standaard is het dialoogvenster Bestandsactiviteiten op de achtergrond geopend tijdens bestandsoverdrachten. U kunt het dialoogvenster tot
pictogram verkleinen door op de knop Minimaliseren in de rechterbovenhoek te klikken. Wanneer u het dialoogvenster tijdens een
bestandsoverdracht sluit, wordt de bewerking geannuleerd.
86
Naar boven
Naar boven
Bestanden van een externe server ophalen
Gebruik de opdracht Ophalen om bestanden van de externe site naar uw lokale site te kopiëren. U kunt het deelvenster Bestanden of
documentvenster gebruiken om bestanden op te halen.
Dreamweaver maakt een logboek aan van de bestandsactiviteiten tijdens de overdracht. Dit logboek kunt u bekijken en opslaan.
Opmerking: U kunt bestandsoverdracht op de achtergrond niet uitschakelen. Als het detaillogboek is geopend in het dialoogvenster
Bestandsactiviteiten op de achtergrond, kunt u dat sluiten om de prestaties te verbeteren.
Dreamweaver legt ook alle activiteiten vast die plaatsvinden tijdens de bestandsoverdracht via FTP. Als er een fout optreedt wanneer u een
bestand overbrengt via FTP, kunt u met behulp van het FTP-logboek van de site vaststellen wat de aard van het probleem is.
Bestanden ophalen van een externe server met het deelvenster Bestanden
1. Selecteer in het deelvenster Bestanden (Venster > Bestanden) de bestanden die u wilt downloaden.
Gewoonlijk selecteert u deze bestanden in de weergave Extern, maar u kunt desgewenst de corresponderende bestanden ook in de
weergave Lokaal selecteren. Als de weergave Extern actief is, kopieert Dreamweaver de geselecteerde bestanden naar de lokale site. Als
de weergave Lokaal actief is, kopieert Dreamweaver de externe versies van de geselecteerde lokale bestanden naar de lokale site.
Opmerking: Als u alleen die bestanden wilt ophalen waarvan de externe versie recenter is dan de lokale versie, moet u de opdracht
Synchroniseren gebruiken.
2. Voer een van de volgende handelingen uit om het bestand op te halen:
Klik op de knop Ophalen op de werkbalk van het deelvenster Bestanden.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op het bestand in het deelvenster Bestanden
en selecteer vervolgens Ophalen in het snelmenu.
3. Klik op Ja in het dialoogvenster Afhankelijke bestanden om de afhankelijke bestanden te downloaden. Als u al beschikt over lokale kopieën
van de afhankelijke bestanden, klikt u op Nee. Standaard worden afhankelijke bestanden niet gedownload. U kunt deze optie instellen met
Bewerken > Voorkeuren > Site.
In Dreamweaver worden de geselecteerde bestanden als volgt gedownload:
Als u het systeem van in- en uitchecken gebruikt en u een bestand ophaalt, wordt er een lokale alleen-lezen kopie van het bestand
gedownload. Het bestand blijft beschikbaar op de externe site of de testserver, zodat ook andere teamleden het bestand kunnen
uitchecken.
Als u geen gebruik maakt van in- en uitchecken en u een bestand ophaalt, wordt er een bestand overgebracht met rechten voor lezen en
schrijven.
Opmerking: Als u met anderen samen aan dezelfde bestanden werkt, moet u de optie Het in- en uitchecken van bestanden
inschakelen niet uitschakelen. Als andere leden van uw team het systeem van in- en uitchecken gebruiken voor de site, kunt u dat
systeem ook het beste gebruiken.
Als u de bestandsoverdracht op een gegeven moment wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het dialoogvenster Bestandsactiviteiten op de
achtergrond.
Bestanden ophalen van een externe server via het documentvenster
1. Zorg ervoor dat het document actief is in het documentvenster.
2. Voer een van de volgende handelingen uit om het bestand op te halen:
Selecteer Site > Ophalen.
Klik op het pictogram Bestandsbeheer op de werkbalk van het documentvenster en selecteer Ophalen in het menu dat verschijnt.
Opmerking: Als het huidige bestand geen deel uitmaakt van de huidige site in het deelvenster Bestanden, probeert Dreamweaver vast
te stellen tot welke lokaal gedefinieerde site het huidige bestand behoort. Als het huidige bestand slechts tot één lokale site behoort,
wordt deze site door Dreamweaver geopend en wordt de bewerking Ophalen uitgevoerd.
Het FTP-logboek weergeven
1. Klik op het menu Opties in de rechterbovenhoek van het paneel Bestanden.
2. Selecteer Weergave > FTP-logboek van site.
Opmerking: In het uitgevouwen paneel Bestanden kunt u op de knop FTP-logboek klikken om het logboek weer te geven.
Bestanden op een externe server plaatsen
U kunt bestanden van de lokale site op de externe site plaatsen zonder dat daarmee de uitcheckstatus van het bestand wordt gewijzigd.
Er zijn twee veelvoorkomende situaties waarin u beter de opdracht Plaatsen kunt gebruiken in plaats van Inchecken:
87
Naar boven
U werkt niet samen met anderen aan dezelfde bestanden en u maakt geen gebruik van het systeem voor het in- en uitchecken van
bestanden.
U wilt de huidige versie van het bestand op de server plaatsen, maar u bent van plan om het bestand nog verder te bewerken.
Opmerking: Als u een bestand plaatst dat nog niet op de externe server aanwezig was en u het systeem voor het in- en uitchecken van
bestanden gebruikt, wordt het bestand naar de externe site gekopieerd en vervolgens uitgecheckt, zodat u verder kunt gaan met het
bewerken van dat bestand.
U kunt het deelvenster Bestanden of documentvenster gebruiken om bestanden te plaatsen. Dreamweaver maakt een logboek aan van de
bestandsactiviteiten tijdens de overdracht. Dit logboek kunt u bekijken en opslaan.
Opmerking: U kunt bestandsoverdracht op de achtergrond niet uitschakelen. Als het detaillogboek is geopend in het dialoogvenster
Bestandsactiviteiten op de achtergrond, kunt u dat sluiten om de prestaties te verbeteren.
Dreamweaver legt ook alle activiteiten vast die plaatsvinden tijdens de bestandsoverdracht via FTP. Als er een fout optreedt wanneer u een
bestand overbrengt via FTP, kunt u met behulp van het FTP-logboek van de site vaststellen wat de aard van het probleem is.
Zie www.adobe.com/go/vid0163_nl voor een zelfstudie over het plaatsen van bestanden op een externe server.
Zie www.adobe.com/go/vid0164_nl voor een zelfstudie over het oplossen van publicatieproblemen.
Bestanden plaatsen op een externe server of testserver via het deelvenster Bestanden
1. Selecteer in het deelvenster Bestanden (Venster > Bestanden) de bestanden die u wilt uploaden.
Gewoonlijk selecteert u deze bestanden in de weergave Lokaal, maar u kunt desgewenst de corresponderende bestanden ook in de
weergave Extern selecteren.
Opmerking: U kunt alleen die bestanden plaatsen waarvan de lokale versie recenter is dan de externe versie.
2. Voer een van de volgende handelingen uit om het bestand op de externe server te plaatsen:
Klik op de knop Plaatsen op de werkbalk van het deelvenster Bestanden.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op het bestand in het deelvenster Bestanden
en selecteer vervolgens Plaatsen in het snelmenu.
3. Als het bestand nog niet is opgeslagen, wordt er een dialoogvenster weergegeven (mits u deze voorkeur in de categorie Site van het
dialoogvenster Voorkeuren hebt ingesteld) waarin u de kans krijgt het bestand op te slaan voordat u het op de externe server plaatst. Klik op
Ja om het bestand op te slaan of op Nee als u de vorige opgeslagen versie van het bestand op de externe server wilt plaatsen.
Opmerking: Als u het bestand niet opslaat, worden de wijzigingen die u hebt aangebracht nadat u het bestand voor de laatste keer hebt
opgeslagen, niet op de externe server geplaatst. Het bestand blijft echter open, dus u kunt desgewenst de wijzigingen alsnog opslaan nadat
u het bestand op de server hebt geplaatst.
4. Klik op Ja om samen met de geselecteerde bestanden ook de afhankelijke bestanden te uploaden of klik op Nee als u geen afhankelijke
bestanden wilt uploaden. Standaard worden afhankelijke bestanden niet geladen. U kunt deze optie instellen met Bewerken > Voorkeuren >
Site.
Opmerking: Het is meestal verstandig om afhankelijke bestanden te uploaden wanneer u een nieuw bestand incheckt, maar als de meest
recente versies van de afhankelijke bestanden al op de externe server aanwezig zijn, is het niet nodig om deze bestanden nogmaals te
uploaden.
Als u de bestandsoverdracht op een gegeven moment wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het dialoogvenster Bestandsactiviteiten op de
achtergrond.
Bestanden op een externe server plaatsen via het documentvenster
1. Zorg ervoor dat het document actief is in het documentvenster.
2. Voer een van de volgende handelingen uit om het bestand te plaatsen:
Selecteer Site > Plaatsen.
Klik op het pictogram Bestandsbeheer op de werkbalk van het documentvenster en selecteer Plaatsen in het menu dat verschijnt.
Opmerking: Als het huidige bestand geen deel uitmaakt van de huidige site in het deelvenster Bestanden, probeert Dreamweaver vast
te stellen tot welke lokaal gedefinieerde site het huidige bestand behoort. Als het huidige bestand slechts tot één lokale site behoort,
wordt deze site door Dreamweaver geopend en wordt de bewerking Plaatsen uitgevoerd.
Het FTP-logboek weergeven
1. Klik op het menu Opties in de rechterbovenhoek van het paneel Bestanden.
2. Selecteer Weergave > FTP-logboek van site.
Opmerking: In het uitgevouwen paneel Bestanden kunt u op de knop FTP-logboek klikken om het logboek weer te geven.
De bestandsoverdracht beheren
88
U kunt de status van de bestandsoverdracht weergeven, plus een lijst van overgebrachte bestanden en het resultaat van de bestandsoverdracht
(de overdracht is gelukt, er zijn bestanden overgeslagen of de overdracht is mislukt). U kunt ook een logboek opslaan met bestandsactiviteiten.
Opmerking: U kunt in Dreamweaver andere, niet-servergerelateerde activiteiten uitvoeren terwijl u bestanden overbrengt vanaf of naar een
server.
De bestandsoverdracht annuleren
Klik op Annuleren in het dialoogvenster Bestandsactiviteiten op de achtergrond. Als het dialoogvenster niet wordt weergegeven, klikt u op de
knop Bestandsactiviteit onder in het paneel Bestanden.
Het dialoogvenster Bestandsactiviteiten op de achtergrond tonen tijdens de bestandsoverdracht
Klik op de knop Bestandsactiviteit of Logboek onder in het paneel Bestanden.
Opmerking: U kunt de knop Logboek niet verbergen of verwijderen. Het is een permanent onderdeel van het paneel.
De gegevens weergeven van de laatste keer dat er bestanden zijn overgedragen
1. Klik op de knop Logboek onderaan in het deelvenster Bestanden om het dialoogvenster Bestandsactiviteiten op de achtergrond te openen.
2. Klik op de vervolgkeuzepijl Details.
Een logboek opslaan van laatste keer dat er bestanden zijn overgedragen
1. Klik op de knop Logboek onderaan in het deelvenster Bestanden om het dialoogvenster Bestandsactiviteiten op de achtergrond te openen.
2. Klik op de knop Logboek opslaan om de gegevens in de vorm van een tekstbestand op te slaan.
U kunt de bestandsactiviteiten weergeven door het logboekbestand in Dreamweaver of elke gewenste tekstverwerker te openen.
Meer Help-onderwerpen
Zelfstudie over het plaatsen van bestanden
Zelfstudie over het oplossen van publicatieproblemen
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
89
Over dynamische sites
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Opmerking:
Voordat u kunt beginnen met het maken van dynamische webpagina's, moeten er enkele voorbereidingen worden getroffen, zoals het instellen
van een webtoepassingsserver en het maken van een verbinding met een database voor ColdFusion-, ASP- en PHP-toepassingen. In Adobe
Dreamweaver worden databaseverbindingen verschillend behandeld, afhankelijk van uw servertechnologie.
De gebruikersinterface van Dreamweaver CC en hoger is vereenvoudigd. Daarom zijn sommige opties die in dit artikel worden
beschreven, niet beschikbaar in Dreamweaver CC en hoger. Zie dit artikel voor meer informatie.
90
Over Dreamweaver-sites
Naar boven
Naar boven
Wat is Dreamweaver-site?
Over lokale en externe mapstructuur
Een Adobe® Dreamweaver®-site is een verzameling van alle bestanden en middelen in uw website. U kunt webpagina's maken op uw computer,
deze pagina's uploaden naar een webserver en de site onderhouden door bijgewerkte bestanden over te brengen nadat u deze hebt opgeslagen.
U kunt ook websites bewerken en onderhouden die zijn gemaakt zonder Dreamweaver.
Wat is Dreamweaver-site?
In Dreamweaver wordt met de term 'site' verwezen naar een lokale of externe opslaglocatie voor de documenten die bij een website horen. Met
een Dreamweaver-site kunt u al uw webdocumenten ordenen en beheren, uw site uploaden naar een webserver, uw koppelingen bijhouden en
onderhouden en bestanden beheren en delen. Als u de functies van Dreamweaver optimaal wilt benutten, moet u een site definiëren.
Opmerking: Voor het definiëren van een Dreamweaver-site, hoeft u alleen maar een lokale map in te stellen. Als u bestanden wilt overbrengen
naar een webserver of als u webtoepassingen wilt ontwikkelen, moet u ook informatie toevoegen voor een externe site en testserver.
Een Dreamweaver-site bestaat uit maximaal drie onderdelen, of mappen, afhankelijk van uw ontwikkelomgeving en het type website dat u
ontwikkelt:
Lokale hoofdmapHierin slaat u de bestanden op waaraan u werkt. In Dreamweaver wordt deze map uw “lokale site" genoemd. Deze map staat
doorgaans op uw lokale computer, maar kan ook op een netwerkserver staan.
Externe mapHierin slaat u uw bestanden op voor testen, productie, samenwerking, enzovoort. In Dreamweaver wordt deze map uw “externe site"
in het paneel Bestanden genoemd. De externe map staat meestal op de computer waarop de webserver wordt uitgevoerd. De externe map bevat
de bestanden die gebruikers openen op internet.
De lokale en externe map zorgen er samen voor dat u bestanden kunt overbrengen tussen uw lokale vaste schijf en de webserver, waardoor u
gemakkelijker bestanden in uw Dreamweaver-sites kunt beheren. U werkt aan bestanden in de lokale map en publiceert deze vervolgens naar de
externe map wanneer u wilt dat andere mensen ze kunnen bekijken.
TestservermapDit is de map waarin Dreamweaver dynamische pagina's verwerkt.
Ga naar www.adobe.com/go/learn_dw_comm08_nl voor een zelfstudie over het definiëren van een Dreamweaver-site.
Over lokale en externe mapstructuur
Als u Dreamweaver wilt gebruiken om verbinding te maken met een externe map, geeft u de externe map op in de categorie Servers van het
dialoogvenster Site-instelling. De externe map die u opgeeft (ook wel de 'hostmap' genoemd), moet overeenkomen met de lokale hoofdmap van
uw Dreamweaver-site. (De lokale hoofdmap is de map van het hoogste niveau van uw Dreamweaver-site.) Externe mappen kunnen elke naam
hebben, net zoals lokale mappen. Internetproviders (ISP's) geven de externe mappen van het hoogste niveau voor individuele gebruikersaccounts
doorgaans echter de naam public_html, pub_html of een vergelijkbare naam. Als u zelf een externe server beheert en zelf een naam kunt kiezen
voor de externe map, is het een goed idee om de lokale hoofdmap en de externe map dezelfde naam te geven.
In het volgende voorbeeld ziet u links een lokale hoofdmap en rechts een externe map. De lokale hoofdmap op de lokale computer is rechtstreeks
toegewezen aan de externe map op de webserver, en niet aan een van de submappen van de externe map of aan mappen die in de mapstructuur
boven de externe map liggen.
Opmerking: In het bovenstaande voorbeeld ziet u één lokale hoofdmap op de lokale computer en één externe map van het hoogste niveau op
de externe webserver. Als u echter een aantal Dreamweaver-sites beheert op uw computer, hebt u evenveel externe mappen op de externe server
91
nodig. In zo'n geval is het bovenstaande voorbeeld niet van toepassing en maakt u in plaats daarvan verschillende externe mappen binnen de
map public_html, waarna u die toewijst aan de desbetreffende lokale hoofdmappen op uw lokale computer.
Als u een externe verbinding voor het eerst tot stand brengt, is de externe map op de webserver meestal leeg. Als u vervolgens met
Dreamweaver alle bestanden in uw lokale hoofdmap uploadt, wordt de externe map gevuld met al uw webbestanden. De mapstructuur van de
externe map en die van de lokale hoofdmap moeten altijd hetzelfde zijn. (De bestanden en mappen in uw lokale hoofdmap moeten dus altijd één
op één overeenkomen met de bestanden en mappen in uw externe map.) Als de structuur van de externe map niet overeenkomt met de structuur
van de lokale hoofdmap, worden in Dreamweaver de bestanden geüpload naar de verkeerde locatie en zijn de bestanden mogelijk niet zichtbaar
voor bezoekers van de site. Daarnaast kunnen paden naar afbeeldingen en koppelingen gemakkelijk worden verbroken als map- en
bestandsstructuren niet gelijk zijn.
Dreamweaver kan geen verbinding maken met de externe map als deze nog niet bestaat. Als u geen speciale map hebt die fungeert als externe
map op de webserver, moet u een map maken of de serverbeheerder van uw internetprovider vragen om een map voor u te maken.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
92
Een testserver instellen
Naar boven
Opmerking:
Opmerking:
Naar boven
Opmerking:
De thuismap
Een virtuele map
Een testserver instellen
Over de URL voor de testserver
Als u dynamische pagina's wilt ontwikkelen, heeft Dreamweaver de services van een testserver nodig voor het genereren en weergeven van
dynamische inhoud terwijl u werkt. De testserver kan uw lokale computer, een ontwikkelingsserver, een staging-server of een productieserver zijn.
Zie het Dreamweaver Developer Center-artikel van David Power, Setting up a local testing server in Dreamweaver CS5 (Een lokale testserver
instellen in Dreamweaver CS5) voor gedetailleerde informatie over het doel van een testserver.
Een testserver instellen
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Klik op Nieuw om een nieuwe site in te stellen of selecteer een bestaande Dreamweaver-site en klik op het pictogram Bewerken.
3. Selecteer in het dialoogvenster Site-instelling de categorie Servers en voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de knop Nieuwe server toevoegen om een nieuwe server toe te voegen
Selecteer een bestaande server en klik op de knop Bestaande server bewerken
4. Geef de benodigde basisopties op en klik op de knop Geavanceerd.
Als u een testserver opgeeft, moet u een URL invoeren in het scherm Standaard. Zie de volgende sectie voor meer informatie.
5. Selecteer bij Testserver het servermodel dat u voor de webtoepassing wilt gebruiken.
Vanaf Dreamweaver CS5 wordt in Dreamweaver geen ASP.NET-, ASP-, JavaScript of JSP-servergedrag meer geïnstalleerd.
(U kunt handmatig afgekeurd servergedrag opnieuw inschakelen als u dat wilt, maar houd er rekening mee dat Dreamweaver geen officiële
ondersteuning meer biedt voor dit gedrag.) Als u echter met ASP.NET-, ASP-, JavaScript- of JSP-pagina's werkt, blijft Dreamweaver voor
deze pagina's ondersteuning bieden van Live View, codekleuren en coderingstips. U hoeft in het dialoogvenster Sitedefinitie niet ASP.NET,
ASP, JavaScript of JSP te selecteren om deze functies in te schakelen.
6. Klik op Opslaan om het scherm Geavanceerd te sluiten. Geef vervolgens bij de categorie Servers de server die u zojuist hebt toegevoegd of
bewerkt, op als testserver.
Over de URL voor de testserver
U moet een URL opgeven, zodat Dreamweaver de services van een testserver kan gebruiken voor het weergeven van gegevens en voor het
maken van verbindingen met databases terwijl u werkt. Dreamweaver gebruikt de verbinding die tijdens het ontwerpen wordt gemaakt om u
nuttige informatie te leveren over de database, zoals de namen van de tabellen in de database en de namen van de kolommen in de tabellen.
Een URL voor een testserver bestaat uit de domeinnaam en een van de submappen of virtuele mappen van de thuismap van uw website.
De terminologie die in Microsoft IIS wordt gebruikt, kan per server verschillen, maar voor de meeste webservers gelden dezelfde
concepten.
De map op de server die is toegewezen aan de domeinnaam van uw site. Stel dat de map die u wilt gebruiken voor het verwerken
van dynamische pagina's c:\sites\company\ is en dat deze map uw thuismap is (deze map is dus toegewezen aan de domeinnaam van uw site,
bijvoorbeeld www.mystartup.com). In dit geval is het URL-voorvoegsel http://www.mystartup.com/.
Als de map die u wilt gebruiken voor het verwerken van dynamische pagina's een submap van uw thuismap is, voegt u de submap toe aan de
URL. Stel dat uw thuismap c:\sites\bedrijf\ is, de site van uw bedrijf www.mystartup.com is en de map die u wilt gebruiken voor het verwerken van
dynamische pagina's c:\sites\bedrijf\voorraad is. Voer de volgende URL in:
http://www.mystartup.com/inventory/
Als de map die u wilt gebruiken voor het verwerken van dynamische pagina's niet uw thuismap of een van de submappen daarvan is, moet u een
virtuele map maken.
Een map die zich niet fysiek bevindt binnen de thuismap van de server, hoewel de map wel in de URL lijkt te staan. Als u een
virtuele map wilt maken, geeft u een alias voor het pad van de map op in de URL. Stel dat uw thuismap c:\sites\bedrijf is, de verwerkingsmap
d:\apps\voorraad en u een alias voor deze map maakt met de naam magazijn. Voer de volgende URL in:
93
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Localhost
Opmerking:
http://www.mystartup.com/warehouse/
Verwijst naar de thuismap in uw URL's als de client (meestal een browser, maar in dit geval Dreamweaver) wordt uitgevoerd op
hetzelfde systeem als uw webserver. Stel dat Dreamweaver wordt uitgevoerd op hetzelfde Windows-systeem als de webserver, uw thuismap
c:\sites\bedrijf is en dat u een virtuele map met de naam magazijn hebt gedefinieerd om te verwijzen naar de map die u wilt gebruiken voor het
verwerken van dynamische pagina's. Hieronder ziet u de URL's die u dan moet invoeren voor bepaalde webservers:
Standaard wordt de ColdFusion MX 7-webserver uitgevoerd op poort 8500, de Apache-webserver op poort 80 en de Jakarta
Tomcat-webserver op poort 8080.
Voor Macintosh-gebruikers die de Apache-webserver uitvoeren, is de persoonlijke thuismap Users/MijnGebruikersnaam/Sites, waarbij
MijnGebruikersnaam de Macintosh-gebruikersnaam is. Als u Mac OS 10.1 of hoger installeert, wordt er automatisch een alias met de naam
~MijnGebruikersnaam gedefinieerd voor deze map. Uw standaard-URL in Dreamweaver is daarom:
http://localhost/~MijnGebruikersnaam/
Als de map die u wilt gebruiken voor het verwerken van dynamische pagina's Users:MijnGebruikersnaam:Sites:voorraad is, is de URL:
http://localhost/~MijnGebruikersnaam/voorraad/
Een toepassingsserver kiezen
WebserverURL
ColdFusion MX 7http://localhost:8500/warehouse/
IIShttp://localhost/warehouse/
Apache (Windows)http://localhost:80/warehouse/
Jakarta Tomcat (Windows)http://localhost:8080/warehouse/
94
Instellingen van Dreamweaver-sites importeren en exporteren
Twitter™ and Facebook posts are not covered under the terms of Creative Commons.
Naar boven
Opmerking:
Naar boven
Uw site-instellingen exporteren
Site-instellingen importeren
U kunt uw site-instellingen exporteren als een XML-bestand dat u later kunt importeren in Dreamweaver. Door sites te exporteren of importeren,
kunt u site-instellingen overbrengen naar andere computers of productversies, site-instellingen delen met andere gebruikers en een back-up van
de site-instellingen maken.
U kunt met de functie voor importeren/exporteren geen sitebestanden importeren of exporteren. Met deze functie kunt u alleen site-instellingen
importeren of exporteren zodat u sites niet opnieuw hoeft te maken in Dreamweaver en dus tijd kunt besparen. Zie Een lokale versie van uw site
instellen voor informatie over het maken van een nieuwe site in Dreamweaver.
Exporteer uw site-instellingen regelmatig, zodat u een back-upexemplaar hebt als er iets met de site gebeurt.
Uw site-instellingen exporteren
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Selecteer een of meer sites waarvan u de instellingen wilt exporteren en klik op Exporteren (CS5/CS5.5) of de knop Exporteren (CS6 en
hoger):
Als u meer dan één site wilt selecteren, houdt u Control (Windows) of Command (Macintosh) ingedrukt terwijl u op de sites klikt.
Als u een reeks sites wilt selecteren, houdt u Shift ingedrukt terwijl u op de eerste en laatste site in de reeks klikt.
3. Als u voor uzelf een back-up van uw site-instellingen wilt maken, selecteert u de eerste optie in het dialoogvenster Site exporteren en klikt u
op OK. Dreamweaver slaat de aanmeldingsgegevens voor de externe server op, zoals de gebruikersnaam en het wachtwoord, maar ook de
lokale padgegevens.
4. Als u uw instellingen wilt delen met andere gebruikers, selecteert u de tweede optie in het dialoogvenster Site exporteren en klikt u op OK.
(Dreamweaver slaat geen informatie op die niet werkt voor andere gebruikers, zoals uw aanmeldingsgegevens voor de externe server en
lokale paden.)
5. Blader voor elke site waarvan u de instellingen wilt exporteren naar een locatie waar u het sitebestand wilt opslaan en klik op Opslaan.
(Dreamweaver slaat de instellingen van elke site op als een XML-bestand, met de bestandsextensie .ste.)
6. Klik op Gereed.
Sla het *.ste-bestand op in de hoofdmap van uw site of op uw bureaublad zodat u het gemakkelijk kunt vinden. Als u niet meer
weet waar u het bestand hebt opgeslagen, zoekt u op uw computer naar bestanden met de extensie *.ste.
Site-instellingen importeren
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Klik op Importeren (CS5/CS5.5) of de knop Site importeren (CS6 en hoger).
3. Blader naar een of meer sites (gedefinieerd in bestanden met de bestandsextensie .ste) waarvan u de instellingen wilt importeren en
selecteer de sites.
Als u meer dan één site wilt selecteren, houdt u Control (Windows) of Command (Macintosh) ingedrukt terwijl u op de .ste-bestanden klikt.
Als u een reeks sites wilt selecteren, houdt u Shift ingedrukt terwijl u op het eerste en laatste bestand in de reeks klikt.
4. Klik op Openen en vervolgens op Gereed.
Als Dreamweaver de site-instellingen heeft geïmporteerd, worden de sitenamen weergegeven in het dialoogvenster Sites beheren.
Over Dreamweaver-sites
Een back-up van sitedefinities maken en sitedefinities herstellen
95
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
96
Een bestaande externe website bewerken
Twitter™ and Facebook posts are not covered under the terms of Creative Commons.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Opmerking:
U kunt met Dreamweaver een bestaande externe site (of een tak van een externe site) naar uw lokale vaste schijf kopiëren en daar bewerken,
ook als de oorspronkelijke site niet met Dreamweaver is gemaakt. Voordat u de site kunt bewerken, moet u beschikken over de juiste
verbindingsgegevens en verbinding maken met de externe server van de site.
1. Maak een lokale map voor de bestaande site en stel de map in als de lokale map voor de site. (Zie Een lokale versie van uw site instellen.)
u moet de volledige structuur van de desbetreffende tak van de bestaande externe site lokaal dupliceren.
2. Stel een externe map in en gebruik daarvoor de externe toegangsgegevens van de bestaande site. U moet verbinding maken met de
externe site om de bestanden te downloaden naar uw computer voordat u ze kunt bewerken. (Zie Verbinding maken met een externe
server.)
Zorg dat u de juiste hoofdmap kiest voor de externe site.
3. Klik in het deelvenster Bestanden (Venster > Bestanden) op de knop voor de externe host (voor FTP-toegang) of de knop Vernieuwen (voor
netwerktoegang) op de werkbalk om de externe site weer te geven.
4. Bewerk de site:
Als u met de volledige site wilt werken, selecteert u de hoofdmap van de externe site in het deelvenster Bestanden en klikt u op
Bestand(en) ophalen op de werkbalk om de hele site naar uw lokale vaste schijf te downloaden.
Als u met slechts één van de bestanden of mappen van de site wilt werken, gaat u in de weergave Extern van het deelvenster
Bestanden naar het bestand of de map en klikt u op Bestand(en) ophalen op de werkbalk om dat bestand naar uw lokale vaste schijf te
downloaden.
Dreamweaver dupliceert automatisch zoveel van de externe sitestructuur als nodig is om het gedownloade bestand in het juiste gedeelte van de
sitehiërarchie te plaatsen. Als u een gedeelte van een site bewerkt, moet u in het algemeen afhankelijke bestanden, zoals afbeeldingsbestanden,
opnemen.
Over Dreamweaver-sites
Een bestaande website bewerken (Dreamweaver-blog)
97
Verbinding maken met een externe server
Opmerking:
Naar boven
Een externe server (die vaak de webserver wordt genoemd) is de server waarop u uw sitebestanden publiceert zodat anderen deze online kunnen
weergeven. De externe server is gewoon een computer zoals uw lokale computer die een verzameling bestanden en mappen bevat. Bijvoorbeeld
een FTP-server of een WebDav-server.
U kunt op de externe server een map voor uw site op dezelfde wijze opgeven als een map voor uw lokale site op uw lokale computer. In
Dreamweaver wordt een externe map die u opgeeft, een externe site genoemd.
Als u een externe map instelt, moet u een verbindingsmethode voor Dreamweaver selecteren voor het uploaden en downloaden van bestanden
naar uw webserver. De standaardverbindingsmethode is FTP, maar Dreamweaver biedt ook ondersteuning voor de verbindingsmethoden
lokaal/netwerk, FTPS, SFTP, WebDav en RDS. Als u niet weet welke verbindingsmethode u moet gebruiken, moet u contact op nemen met uw
internetprovider of serverbeheerder.
Een verbindingsmethode opgeven
Geavanceerde serveropties instellen
Een verbinding maken of verbreken met een externe map met netwerktoegang
Een verbinding maken of verbreken met een externe map met FTP-toegang
Problemen met het instellen van de externe map oplossen
Dreamweaver ondersteunt ook verbindingen met IPv6-servers. Ondersteunde verbindingstypen zijn onder andere FTP, SFTP,
WebDav en RDS. Zie www.ipv6.org/ voor meer informatie.
Voor informatie over het instellen van een testserver gaat u naar Testserver instellen. Voor een videozelfstudie klikt u hier.
Een verbindingsmethode opgeven
FTP-verbindingen
Gebruik deze instelling als u met FTP verbinding maakt met uw webserver.
Opmerking: Business Catalyst ondersteunt alleen SFTP. Als u Business Catalyst gebruikt, raadpleeg dan de sectie over SFTP-verbindingen op
deze pagina.
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Klik op Nieuw om een nieuwe site in te stellen of selecteer een bestaande Dreamweaver-site en klik op het pictogram Bewerken.
3. Selecteer de categorie Servers in het dialoogvenster Site-instelling en voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de knop Nieuwe server toevoegen om een nieuwe server toe te voegen
Selecteer een bestaande server en klik op de knop Bestaande server bewerken
De volgende illustratie laat het scherm Standaard van de categorie Servers zien waarin de tekstvelden al zijn ingevuld.
Scherm Standaard van de categorie Server in het dialoogvenster Site-instelling.
98
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking:
4. Geef een naam voor de nieuwe server op in het tekstvak Servernaam. U kunt elke gewenste naam kiezen.
5. Selecteer FTP in het pop-upmenu Verbinding maken via.
6. Voer in het tekstvak FTP-adres het adres in van de FTP-server waarnaar u bestanden voor uw website uploadt.
Het FTP-adres is de volledige internetnaam van een computersysteem, bijvoorbeeld ftp.mindspring.com. Voer het volledige adres in zonder
extra tekst. Voeg vooral geen protocolnaam toe vóór het adres.
Als u niet weet wat het FTP-adres is, neemt u contact op met uw webhostingbedrijf.
Poort 21 is de standaardpoort voor het ontvangen van FTP-verbindingen. U kunt het standaardpoortnummer bewerken in het
tekstvak aan de rechterkant. Wanneer u de instellingen opslaat, wordt in het vak een dubbele punt weergegeven en wordt het nieuwe
poortnummer toegevoegd aan het FTP-adres (bijvoorbeeld ftp.mindspring.com:29).
7. Voer in de tekstvakken Gebruikersnaam en Wachtwoord de gebruikersnaam en het wachtwoord in die u gebruikt om verbinding te maken
met de FTP-server.
8. Klik op Testen om uw FTP-adres, gebruikersnaam en wachtwoord te testen.
U ontvangt uw FTP-adres, gebruikersnaam en wachtwoord van de systeembeheerder van het bedrijf dat als host optreedt voor
uw site. Niemand anders heeft toegang tot deze gegevens. Voer de informatie exact in zoals de systeembeheerder deze aan u heeft
gegeven.
9. Dreamweaver slaat standaard wachtwoord op. Schakel de optie Opslaan uit als u liever hebt dat Dreamweaver u elke keer dat u verbinding
maakt met de externe server, om een wachtwoord vraagt.
10. Voer in het tekstvak Hoofddirectory de directory (map) van de externe site in waar u documenten opslaat die zichtbaar zijn voor het publiek.
Als u niet zeker weet wat u moet invoeren als hoofddirectory, neemt u contact op met de beheerder van de server of laat u het tekstvak leeg.
Op sommige servers is de hoofdmap gelijk aan de map waar u aanvankelijk verbinding mee maakt met FTP. U kunt daar achterkomen door
verbinding te maken met de server. Als er een map met een naam als public_html of www of uw gebruikersnaam wordt weergegeven in de
weergave Extern bestand in het deelvenster Bestanden, is dat waarschijnlijk de map die u moet invoeren in het tekstvak Hoofddirectory.
11. Voer in het tekstvak URL de URL van uw website in (bijvoorbeeld http://www.mysite.com). Dreamweaver gebruikt de URL om
hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen te maken en om koppelingen te controleren als u de koppelingencontrole gebruikt.
Zie Categorie Geavanceerde instellingen voor een meer gedetailleerde uitleg van deze optie.
12. Vouw de sectie Meer opties uit als u nog meer opties moet instellen.
13. Selecteer Passieve FTP gebruiken als bij uw proxyconfiguratie het gebruik van passieve FTP verplicht is.
Met passieve FTP kan uw lokale software de FTP-verbinding opzetten in plaats van dat aan de externe server wordt gevraagd de verbinding
op te zetten. Als u twijfelt of u passieve FTP moet gebruiken, vraagt u dit na bij uw systeembeheerder of probeert u het met de optie
Passieve FTP gebruiken in- en uitgeschakeld.
Ga voor meer informatie naar TechNote 15220 op de Adobe-website op www.adobe.com/go/tn_15220_nl.
14. Selecteer IPv6-overdrachtsmodus gebruiken als u een IPv6-FTP-server gebruikt.
Bij de implementatie van versie 6 van het Internet Protocol (IPv6), hebben EPRT en EPSV de FTP-opdrachten PORT en PASV vervangen.
Als u dus probeert verbinding te maken met een IPv6-FTP-server, moet u de opdrachten EPSV (Extended Passive) en EPRT (Extended
Active) gebruiken voor uw gegevensverbinding.
Zie www.ipv6.org/ voor meer informatie.
15. Selecteer Proxy gebruiken als een een proxyhost of -poort wilt opgeven.
Als u meer informatie wilt, klikt u op de koppeling om naar het dialoogvenster Voorkeuren te gaan en klikt u vervolgens op de knop Help in
de categorie Site van het dialoogvenster Voorkeuren.
16. Klik op Opslaan om het scherm Standaard te sluiten. Geef vervolgens bij de categorie Servers op of de server die u zojuist hebt
toegevoegd, een externe server, testserver of beide is.
Zie TechNote kb405912 op de Adobe-website op www.adobe.com/go/kb405912 voor hulp bij het oplossen van problemen met FTP-verbindingen.
SFTP-verbindingen
Selecteer de optie Beveiligde FTP (SFTP) gebruiken als voor de configuratie van uw server/firewall het gebruik van beveiligde FTP is vereist.
SFTP maakt gebruik van codering en identiteitssleutels voor het beveiligen van een verbinding met uw externe server/testserver.
Deze optie kan alleen worden geselecteerd als er op uw server een SFTP-service actief is. Als u twijfelt of op uw server SFTP actief
is, vraagt u dit na bij uw systeembeheerder.
U kunt nu koppelingen naar een SFTP-server verifiëren op basis van een identiteitssleutel (met of zonder een wachtwoordzin).
Dreamweaver ondersteunt alleen OpenSSH-sleutelbestanden.
1. Selecteer Site > Sites beheren.
99
2. Klik op Nieuw om een nieuwe site in te stellen of selecteer een bestaande Dreamweaver-site en klik op Bewerken.
3. Selecteer de categorie Servers in het dialoogvenster Site-instelling en voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de knop Nieuwe server toevoegen om een nieuwe server toe te voegen
Selecteer een bestaande server en klik op de knop Bestaande server bewerken
4. Geef een naam voor de nieuwe server op in het tekstvak Servernaam. U kunt elke gewenste naam gebruiken.
5. Selecteer SFTP in het pop-upmenu Verbinding maken via.
6. Geef de overige opties in het dialoogvenster op op basis van een van de van toepassing zijnde scenario's hieronder:
Scenario 1: Geen sleutel, maar heeft gebruikersnaam en wachtwoord
Scenario 2: Een sleutel waarvoor geen wachtwoordzin is vereist
Scenario 3: Een sleutel waarvoor een wachtwoordzin is vereist
Scenario 1
U hebt geen sleutel en wilt een SFTP-verbinding tot stand brengen met alleen de referenties, een combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord.
Gebruik in dit geval de verificatiemethode met gebruikersnaam en wachtwoord.
Site-instelling met SFTP-verbinding - gebruikersnaam en wachtwoord
1. Voer een beschrijvende naam voor de server in.
2. Klik in de lijst Verbinden op SFTP en geef een geldig SFTP-adres en een geldige poort op.
3. Klik voor de verificatiemethode op Gebruikersnaam en wachtwoord en geef vervolgens de gebruikersnaam en het wachtwoord op.
Als u de verbinding wilt controleren, klikt u op Testen.
4. Voer een geldige hoofdmap in.
5. Voer een geldige URL in.
6. Klik op Opslaan.
Scenario 2
U hebt een sleutel waarvoor geen wachtwoordzin nodig is. En u wilt een SFTP-verbinding tot stand brengen met de combinatie van
gebruikersnaam en identiteitsbestand. In dit geval gebruikt u de verificatiemethode Persoonlijke-sleutelbestand.
100
Opmerking:
Site-instelling met SFTP-verbinding - identiteitsbestand
1. Voer een beschrijvende naam voor de server in.
2. Klik in de lijst Verbinden op SFTP en geef een geldig SFTP-adres en een geldige poort op.
3. Klik voor de verificatiemethode op Persoonlijke-sleutelbestand en geef dan het volgende op:
Gebruikersnaam
Een geldig identiteitsbestand
Laat de Wachtwoordzin leeg en selecteer Wachtwoordzin opslaan
Dreamweaver ondersteunt alleen OpenSSH-sleutelbestanden.
Als u de verbinding wilt controleren, klikt u op Testen.
4. Voer een geldige hoofdmap in.
5. Voer een geldige URL in.
6. Klik op Opslaan.
Scenario 3
U hebt een sleutel waarvoor een wachtwoordzin is vereist. En u wilt een SFTP-verbinding tot stand brengen met de combinatie van
gebruikersnaam identiteitsbestand en de wachtwoordzin voor de sleutel. In dit geval gebruikt u de verificatiemethode Persoonlijke-sleutelbestand.
101
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking:
Site-instelling met SFTP-verbinding - identiteitsbestand en wachtwoordzin
1. Voer een beschrijvende naam voor de server in.
2. Klik in de lijst Verbinden op SFTP en geef een geldig SFTP-adres en een geldige poort op.
3. Klik voor de verificatiemethode op Persoonlijke-sleutelbestand en geef dan het volgende op:
Gebruikersnaam
Een geldig identiteitsbestand
Wachtwoordzin voor het identiteitsbestand
Dreamweaver ondersteunt alleen OpenSSH-sleutelbestanden.
Als u de verbinding wilt controleren, klikt u op Testen.
4. Voer een geldige hoofdmap in.
5. Voer een geldige URL in.
6. Klik op Opslaan.
Poort 22 is de standaardpoort voor het ontvangen van SFTP-verbindingen.
De overige opties zijn gelijk aan de opties voor FTP-verbindingen. Zie de voorgaande sectie voor meer informatie.
FTPS-verbindingen
FTPS (FTP over SSL) biedt ondersteuning voor codering en verificatie, in tegenstelling tot SFTP dat alleen ondersteuning biedt voor codering.
Als u FTPS gebruikt voor gegevensoverdracht, kunt u uw referenties coderen en de gegevens die worden overgedragen naar de server. Daarnaast
kunt u ervoor kiezen om de referenties en verbindingen van de server te verifiëren. De referenties van een server worden gevalideerd tegen de
huidige verzameling vertrouwde CA-servercertificaten in de database van Dreamweaver. Certificeringsinstanties (CA's), zoals VeriSign, Thawte
enzovoort, geven digitaal ondertekende servercertificaten uit
Deze procedure beschrijft de specifieke opties voor FTPS. Zie de voorgaande sectie voor meer informatie over de gewone FTP-
opties.
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Klik op Nieuw om een nieuwe site in te stellen of selecteer een bestaande Dreamweaver-site en klik op Bewerken.
3. Selecteer de categorie Servers in het dialoogvenster Site-instelling en voer een van de volgende handelingen uit:
102
FTP over SSL/TLS (impliciete codering)
FTP over SSL/TLS (expliciete codering)
Geen
Vertrouwde server
Alleen opdrachtkanaal coderen
Alleen gebruikersnaam en wachtwoord coderen
Klik op de knop ‘+’ (Nieuwe server toevoegen) om een nieuwe server toe te voegen.
Selecteer een bestaande server en klik op de knop Bestaande server bewerken.
4. Typ een naam voor de nieuwe server in het vak Servernaam.
5. Selecteer bij Verbinding maken via een van de volgende opties op basis van uw vereiste.
De server verbreekt de verbinding als het beveiligingsverzoek niet is ontvangen.
Als de client niet om beveiliging vraagt, kan de server doorgaan met een onveilige transactie of
de verbinding weigeren of beperken.
6. Geef bij Verificatie een van de volgende opties op:
De ondertekende of zelfondertekende serverreferenties worden weergegeven. Als u de referenties van de server accepteert, wordt
het certificaat toegevoegd aan een certificaatopslagplaats, trustedSites.db, in Dreamweaver. Dreamweaver maakt rechtstreeks
verbinding met de server wanneer u de volgende keer verbinding met deze server verbinding wilt maken.
Opmerking: als de referenties van een zelfondertekend certificaat zijn gewijzigd op de server, moet u de nieuwe referenties accepteren.
Het aangeboden certificaat wordt gevalideerd tegen de huidige verzameling vertrouwde CA-servercertificaten in de
database van Dreamweaver. De lijst met vertrouwde servers wordt opgeslagen in het bestand cacerts.pem.
Opmerking: er wordt een foutbericht weergegeven als u Vertrouwde server hebt geselecteerd en verbinding maakt met een zelfondertekend
certificaat.
7. Vouw het gedeelte Meer opties uit als u nog meer opties wilt instellen.
Selecteer deze optie als u alleen de opdrachten die worden overgedragen, wilt coderen. Gebruik deze
optie als de gegevens die u overdraagt, al gecodeerd zijn of geen gevoelige informatie bevatten.
Selecteer deze optie als u alleen uw gebruikersnaam en wachtwoord wilt coderen.
8. Klik op Opslaan om het scherm Standaard te sluiten. Geef vervolgens bij de categorie Servers op of de server die u hebt toegevoegd of
bewerkt, een externe server, testserver of beide is.
Zie TechNote kb405912 op de Adobe-website op www.adobe.com/go/kb405912 voor hulp bij het oplossen van problemen met FTP-verbindingen.
Lokale of netwerkverbindingen
Gebruik deze instelling om verbinding te maken met een netwerkmap, of als u bestanden opslaat of uw testserver uitvoert op uw lokale computer.
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Klik op Nieuw om een nieuwe site in te stellen of selecteer een bestaande Dreamweaver-site en klik op Bewerken.
3. Selecteer de categorie Servers in het dialoogvenster Site-instelling en voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de knop Nieuwe server toevoegen om een nieuwe server toe te voegen
Selecteer een bestaande server en klik op de knop Bestaande server bewerken
4. Geef een naam voor de nieuwe server op in het tekstvak Servernaam. U kunt elke gewenste naam gebruiken.
5. Selecteer Lokaal/netwerk in het pop-upmenu Verbinding maken via.
6. Klik op het mappictogram naast het tekstvak Servermap om naar de map waarin u uw sitebestanden opslaat te bladeren en deze te
selecteren.
7. Voer in het tekstvak URL de URL van uw website in (bijvoorbeeld http://www.mysite.com). Dreamweaver gebruikt de URL om
hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen te maken en om koppelingen te controleren als u de koppelingencontrole gebruikt.
Zie Categorie Geavanceerde instellingen voor een meer gedetailleerde uitleg van deze optie.
8. Klik op Opslaan om het scherm Standaard te sluiten. Geef vervolgens bij de categorie Servers op of de server die u zojuist hebt
toegevoegd, een externe server, testserver of beide is.
WebDAV-verbindingen
Gebruik deze instelling als u verbinding maakt met uw webserver via het WebDAV-protocol (Web-based Distributed Authoring and Versioning).
Voor deze verbindingsmethode moet u een server hebben die dit protocol ondersteunt, zoals Microsoft Internet Information Server (IIS) 5.0 of een
op de juiste manier geconfigureerde installatie van Apache-webserver.
Opmerking: als u WebDAV als verbindingsmethode selecteert en Dreamweaver gebruikt in een omgeving met meerdere gebruikers, moet u ook
ervoor zorgen dat alle gebruikers WebDAV selecteren als verbindingsmethode. Als sommige gebruikers WebDAV selecteren en andere gebruikers
103
Opmerking:
andere verbindingsmethoden selecteren (bijvoorbeeld FTP), werkt de functie van Dreamweaver voor het in- en uitchecken van bestanden niet
goed, omdat WebDAV een eigen vergrendelingssysteem gebruikt.
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Klik op Nieuw om een nieuwe site in te stellen of selecteer een bestaande Dreamweaver-site en klik op Bewerken.
3. Selecteer de categorie Servers in het dialoogvenster Site-instelling en voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de knop Nieuwe server toevoegen om een nieuwe server toe te voegen
Selecteer een bestaande server en klik op de knop Bestaande server bewerken
4. Geef een naam voor de nieuwe server op in het tekstvak Servernaam. U kunt elke gewenste naam gebruiken.
5. Selecteer WebDAV in het pop-upmenu Verbinding maken via.
6. Voer voor de URL de volledige URL in naar de map op de WebDAV-server waarmee u verbinding wilt maken.
Deze URL bevat het protocol, de poort en de map (als het niet om de hoofdmap gaat). Bijvoorbeeld http://webdav.mijndomein.net/mijnsite.
7. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in.
Deze informatie is voor serververificatie en heeft geen betrekking op Dreamweaver. Als u niet zeker bent van uw gebruikersnaam en
wachtwoord, raadpleegt u uw systeembeheerder of webbeheerder.
8. Klik op Testen om uw verbindingsinstellingen te testen.
9. Selecteer de optie Opslaan als u wilt dat Dreamweaver uw wachtwoord onthoudt elke keer dat u een nieuwe sessie start.
10. Voer in het tekstvak URL de URL van uw website in (bijvoorbeeld http://www.mysite.com). Dreamweaver gebruikt de URL om
hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen te maken en om koppelingen te controleren als u de koppelingencontrole gebruikt.
Zie Categorie Geavanceerde instellingen voor een meer gedetailleerde uitleg van deze optie.
11. Klik op Opslaan om het scherm Standaard te sluiten. Geef vervolgens bij de categorie Servers op of de server die u zojuist hebt
toegevoegd, een externe server, testserver of beide is.
RDS-verbindingen
Gebruik deze instelling als u verbinding maakt met uw webserver via RDS (Remote Development Services). Voor deze verbindingsmethode moet
uw externe server zich op een computer bevinden waarop Adobe® ColdFusion® wordt uitgevoerd.
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Klik op Nieuw om een nieuwe site in te stellen of selecteer een bestaande Dreamweaver-site en klik op Bewerken.
3. Selecteer de categorie Servers in het dialoogvenster Site-instelling en voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de knop Nieuwe server toevoegen om een nieuwe server toe te voegen
Selecteer een bestaande server en klik op de knop Bestaande server bewerken
4. Geef een naam voor de nieuwe server op in het tekstvak Servernaam. U kunt elke gewenste naam gebruiken.
5. Selecteer RDS in het pop-upmenu Verbinding maken via.
6. Klik op de knop Instellingen en geef de volgende informatie op in het dialoogvenster RDS-server configureren:
Voer de naam in van de hostcomputer waarop uw webserver is geïnstalleerd.
De hostnaam is waarschijnlijk een IP-adres of een URL. Als u niet zeker bent, raadpleegt u uw beheerder.
Voer het poortnummer in waarmee u verbinding maakt.
Voer de externe hoofdmap in als de hostmap.
Bijvoorbeeld c:\inetpub\wwwroot\myHostDir\.
Voer uw RDS-gebruikersnaam en -wachtwoord in.
deze opties worden mogelijk niet weergegeven als u uw gebruikersnaam en wachtwoord hebt ingesteld bij de
beveiligingsinstellingen voor ColdFusion-beheer.
Schakel de optie Opslaan in als u wilt dat Dreamweaver uw instellingen onthoudt.
7. Klik op OK om het dialoogvenster RDS-server configureren te sluiten.
8. Voer in het tekstvak URL de URL van uw website in (bijvoorbeeld http://www.mysite.com). Dreamweaver gebruikt de URL om
hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen te maken en om koppelingen te controleren als u de koppelingencontrole gebruikt.
Zie Categorie Geavanceerde instellingen voor een meer gedetailleerde uitleg van deze optie.
9. Klik op Opslaan om het scherm Standaard te sluiten. Geef vervolgens bij de categorie Servers op of de server die u zojuist hebt
toegevoegd, een externe server, testserver of beide is.
Microsoft Visual SourceSafe-verbindingen
104
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Microsoft Visual SourceSafe wordt niet meer ondersteund vanaf Dreamweaver CS5.
Geavanceerde serveropties instellen
1. Selecteer Site > Sites beheren.
2. Klik op Nieuw om een nieuwe site in te stellen of selecteer een bestaande Dreamweaver-site en klik op Bewerken.
3. Selecteer de categorie Servers in het dialoogvenster Site-instelling en voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de knop Nieuwe server toevoegen om een nieuwe server toe te voegen
Selecteer een bestaande server en klik op de knop Bestaande server bewerken
4. Geef de benodigde basisopties op en klik op de knop Geavanceerd.
5. Selecteer Synchronisatie-informatie bijhouden als u uw lokale en externe bestanden automatisch wilt synchroniseren. (Deze optie is
standaard geselecteerd.)
6. Selecteer Automatisch bestanden uploaden naar de server bij het opslaan als u wilt dat Dreamweaver uw bestand uploadt naar de externe
site als u het bestand opslaat.
7. Selecteer de optie Het uitchecken van bestanden inschakelen als u het systeem voor in- en uitchecken wilt activeren.
8. Als u een testserver gebruikt, selecteert u een servermodel in het pop-upmenu Servermodel. Zie Een testserver instellen voor meer
informatie.
Een verbinding maken of verbreken met een externe map met netwerktoegang
U hoeft geen verbinding te maken met de externe map. U hebt altijd verbinding. Klik op de knop Vernieuwen om uw externe bestanden weer
te geven.
Een verbinding maken of verbreken met een externe map met FTP-toegang
In het paneel Bestanden:
Klik op Hiermee maakt u verbinding met de externe host op de werkbalk om verbinding te maken.
Klik op Verbinding verbreken op de werkbalk als u de verbinding wilt verbreken.
Problemen met het instellen van de externe map oplossen
De volgende lijst bevat informatie over algemene problemen die u kunt tegenkomen bij het instellen van een externe map en over hoe u die kunt
oplossen.
Bezoek de Adobe-website op www.adobe.com/go/kb405912 voor een uitgebreide technische bijlage met specifieke oplossingen voor FTP-
problemen.
De FTP-implementatie van Dreamweaver werkt mogelijk niet goed met bepaalde proxyservers, firewalls met meerdere niveaus en andere
vormen van indirecte servertoegang. Als u problemen hebt met FTP-toegang, vraagt u uw lokale systeembeheerder om hulp.
Voor een FTP-implementatie met Dreamweaver moet u verbinding maken met de hoofdmap van het externe systeem. Zorg dat u de
hoofdmap van het externe systeem opgeeft als de hostmap. Als u de hostmap hebt opgegeven met één schuine streep (/), moet u mogelijk
een relatief pad opgeven vanaf de map waarmee u verbinding maakt en de externe hoofdmap. Als de externe hoofdmap een map van een
hoger niveau is, moet u bijvoorbeeld mogelijk ../../ opgeven voor de hostmap.
Gebruik liggende streepjes (_) in plaats van spaties en vermijd zoveel mogelijk het gebruik van speciale tekens in bestands- en mapnamen.
Dubbele punten, schuine strepen, punten en afkappingstekens in namen van bestanden of mappen kunnen problemen veroorzaken.
Als u problemen tegenkomt met lange bestandsnamen, geeft u de bestanden kortere namen. Op Mac OS mogen bestandsnamen niet langer
zijn dan 31 tekens.
Veel servers gebruiken symbolische koppelingen (UNIX), snelkoppelingen (Windows) of aliassen (Macintosh) om een map op het ene
gedeelte van de server te verbinden met een andere map op een andere locatie. Dergelijk aliassen hebben doorgaans geen effect op de
mogelijkheid om verbinding te maken met de desbetreffende map. Als u echter wel verbinding kunt maken met één deel van de server maar
niet met een ander deel, kan dit veroorzaakt worden door aliassen die niet overeenkomen.
Als u een foutbericht krijgt over een put-bewerking op een bestand die niet mogelijk is, heeft de externe map mogelijk onvoldoende ruimte.
Raadpleeg het FTP-logboek voor gedetailleerdere informatie.
Opmerking: in het algemeen geldt dat wanneer er een probleem optreedt met een FTP-overdracht, u het FTP-logboek kunt raadplegen.
Hiervoor selecteert u Venster > Resultaten (Windows) of Site > FTP-logboek (Macintosh) en klikt u vervolgens op FTP-logboek.
105
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
106
Een lokale versie van uw site instellen
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Als u een lokale versie van uw site wilt instellen, hoeft u alleen maar een lokale map op te geven waarin u alle sitebestanden opslaat. De lokale
map kan op uw lokale computer of op een netwerkserver staan. U kunt het dialoogvenster Sites beheren in Dreamweaver gebruiken om meerdere
sites te maken en te beheren.
1. Selecteer of maak een map op uw computer waarin u de lokale versies van uw sitebestanden wilt opslaan. (De map kan overal op uw
computer staan.) Deze map geeft u op als lokale site Dreamweaver.
2. Kies in Dreamweaver de opdracht Site > Nieuwe site.
3. Controleer of de categorie Site is geselecteerd in het dialoogvenster Site-instelling. (De categorie is standaard geselecteerd.)
4. Typ een naam voor uw site in het tekstvak Sitenaam. Deze naam wordt weergegeven in het deelvenster Bestanden en het dialoogvenster
Sites beheren. In de browser wordt de naam niet weergegeven.
5. Geef in het tekstvak Map voor lokale site de map op die u in de eerste stap hebt geselecteerd. Dit is de map op uw computer waarin u de
lokale versies van uw sitebestanden wilt opslaan. U kunt op mappictogram rechts van het tekstvak klikken om naar de map te bladeren.
6. Klik op Opslaan om het dialoogvenster Site-instelling te sluiten. U kunt nu in Dreamweaver gaan werken met uw lokale sitebestanden.
Als u hiermee klaar bent, kunt u instellingen opgeven voor de overige categorieën van het dialoogvenster Site-instelling, waaronder de categorie
Servers waar u een externe map op een externe server kunt opgeven.
Klik hier voor een videozelfstudie over het instellen van een nieuwe Dreamweaver-site.
107
Versiebeheer en geavanceerde instellingen
Naar boven
Naar boven
Standaardmap voor afbeeldingen
Koppelingen ten opzichte van
Opmerking:
URL
Categorie Versiebeheer
Categorie Geavanceerde instellingen
U kunt de categorieën Versiebeheer en Geavanceerde instellingen in het dialoogvenster Site-instelling weergeven door Site > Sites beheren te
kiezen, de gewenste site te selecteren en op Bewerken te klikken.
Categorie Versiebeheer
U kunt Subversion gebruiken om bestanden op te halen en in te checken. Zie Subversion (SVN) gebruiken om bestanden te verkrijgen en in te
checken voor meer informatie.
Categorie Geavanceerde instellingen
Lokale informatie
De map waarin u de afbeeldingen wilt bewaren die worden gebruikt voor uw site. Voer het pad naar de map
in of klik op het mappictogram om naar de map te bladeren. Dreamweaver gebruikt het pad naar de map wanneer u afbeeldingen toevoegt aan
documenten.
Hiermee bepaalt u welke koppelingen Dreamweaver maakt wanneer u koppelingen naar andere middelen of
pagina's op uw site maakt. In Dreamweaver kunt u twee soorten koppelingen maken: documentafhankelijke en hoofdmapafhankelijke relatieve
koppelingen. Zie Absolute, documentafhankelijke relatieve en hoofdmapafhankelijke relatieve paden voor meer informatie over de verschillen
tussen de koppelingen.
Dreamweaver maakt standaard documentafhankelijke relatieve koppelingen. Als u de standaardinstelling wijzigt en de optie Hoofdmap selecteert,
moet u controleren of de juiste URL voor de site is ingevoerd in het tekstvak URL (zie verderop). Als u deze instelling wijzigt, wordt het pad van
bestaande koppelingen niet geconverteerd. De instelling geldt alleen voor nieuwe koppelingen die u visueel maakt met Dreamweaver.
Inhoud die is gekoppeld via hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen, wordt niet weergegeven wanneer u documenten
voorvertoont in een lokale browser, tenzij u een testserver hebt ingesteld of de optie Voorvertoning met tijdelijk bestand hebt geselecteerd bij
Bewerken > Voorkeuren > Voorvertoning in browser. De reden daarvoor is dat browsers de hoofdmap van sites niet herkennen en servers wel.
De URL van uw website. Dreamweaver gebruikt de URL om hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen te maken en om koppelingen te
controleren als u de koppelingencontrole gebruikt.
Hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen zijn handig als u niet weet wat de uiteindelijke locatie in de mappenstructuur is van de pagina
waaraan u werkt, of als u denkt dat u bestanden met koppelingen later nog moet verplaatsen of opnieuw indelen. Hoofdmapafhankelijke
koppelingen zijn koppelingen met paden naar andere sitemiddelen die relatief zijn ten opzichte van de hoofdmap en niet ten opzichte van het
document. Hierdoor blijft het pad naar de middelen behouden wanneer u het document verplaatst.
Stel, u hebt http://www.mysite.com/mycoolsite (de hoofdmap op de externe server) ingesteld als URL en u gebruikt tevens een map met
afbeeldingen in de map mycoolsite op de externe server (http://www.mysite.com/mycoolsite/images). Tevens bevindt het bestand index.html file
zich in de map mycoolesite.
Als u een hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen maakt van het bestand index.html naar een afbeelding in de map met afbeeldingen, ziet de
koppeling er als volgt uit:
<img src="/mycoolsite/images/image1.jpg" />
Deze koppeling is anders dan een documentafhankelijke relatieve koppeling, die er simpelweg als volgt zou uitzien:
<img src="images/image1.jpg" />
De toevoeging van /mycoolsite/ aan de afbeeldingsbron zorgt ervoor dat de afbeelding relatief ten opzichte van de hoofdmap wordt gekoppeld en
niet ten opzichte van het document. Als we ervan uitgaan dat de afbeelding aanwezig blijft in de map met afbeeldingen, blijft het bestandspad naar
de afbeelding (/mycoolsite/images/image1.jpg) altijd juist, zelfs als u het bestand index.html naar een andere map verplaatst.
Zie Absolute, documentafhankelijke relatieve en hoofdmapafhankelijke relatieve paden voor meer informatie.
De URL is nodig voor de controle van de koppelingen om te bepalen of een koppeling intern of extern is voor een site. Als uw URL bijvoorbeeld
http://www.mysite.com/mycoolsite is en de koppelingencontrole vindt een koppeling met de URL http://www.yoursite.com op uw pagina, wordt
vastgesteld dat de tweede koppeling een externe koppeling is en wordt koppeling als zodanig gerapporteerd. Daarnaast gebruikt de
koppelingencontrole de URL om te controleren of koppelingen interne koppelingen voor de site zijn en om na te gaan of de betreffende interne
koppelingen verbroken zijn.
108
Twitter™ and Facebook posts are not covered under the terms of Creative Commons.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Hoofdlettergevoelige koppelingencontrole
Cache inschakelen
Hiermee wordt gecontroleerd of het hoofdlettergebruik van de koppelingen overeenkomt met dat van
de bestandsnamen wanneer Dreamweaver koppelingen controleert. Deze optie is handig voor UNIX-systemen, waar bestandsnamen
hoofdlettergevoelig zijn.
Hiermee wordt aangegeven of er een lokale cache moet worden gemaakt om de snelheid van koppelings- en
sitebeheertaken te verbeteren. Als u deze optie niet inschakelt, wordt u door Dreamweaver nogmaals gevraagd of u een cache wilt maken voordat
de site wordt gemaakt. Het is raadzaam deze optie in te schakelen, omdat het deelvenster Middelen (in de deelvenstergroep Bestanden) alleen
werkt als er een cache is gemaakt.
Camoufleren en andere categorieën
Klik op de knop Help in het dialoogvenster voor meer informatie over de categorieën Camoufleren, Ontwerpnotities, Kolommen
Bestandsweergave, Contribute, Sjablonen of Spry.
109
Opties in het dialoogvenster Sites beheren
Opmerking:
Naar boven
Een nieuwe site maken
Een site importeren
Een nieuwe Business Catalyst-site maken
Een Business Catalyst-site importeren
Verwijderen
Bewerken
Dupliceren
Exporteren
Naar boven
Opties in het dialoogvenster Sites beheren (CS6)
Opties in het dialoogvenster Sites beheren (CS5 en CS5.5)
Via het dialoogvenster Sites beheren hebt u toegang tot veel verschillende sitefuncties van Dreamweaver. Vanuit dit dialoogvenster start u het
proces om een nieuwe site te maken, een bestaande site te bewerken, een site te dupliceren, een site te verwijderen of de instellingen van een
site te importeren of exporteren.
U kunt vanuit het dialoogvenster Sites beheren geen verbinding maken met een externe server of uw bestanden hierop publiceren.
Zie Verbinding maken met een externe server voor instructies voor verbinding maken met een externe server. Zie Een bestaande externe website
bewerken als u verbinding probeert te maken met een bestaande website.
Opties in het dialoogvenster Sites beheren (CS6)
1. Selecteer Site > Sites beheren.
Er wordt een lijst met sites weergegeven. Als u nog geen sites hebt gemaakt, is de lijst leeg.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de knop Nieuwe site om een nieuwe Dreamweaver-site te maken. Geef vervolgens de naam en de locatie
voor de nieuwe site op in het dialoogvenster Site-instelling. Zie Een lokale versie van uw site instellen voor meer informatie.
Klik op de knop Site importeren om een site te importeren. Zie Site-instellingen importeren en exporteren voor meer
informatie.
Opmerking: U kunt met de functie voor importeren alleen site-instellingen importeren die eerder zijn geëxporteerd vanuit Dreamweaver. Met
deze functie kunt u geen sitebestanden importeren om een nieuwe Dreamweaver-site te maken. Zie Een lokale versie van uw site instellen
voor informatie over het maken van een nieuwe site in Dreamweaver.
Klik op de knop Nieuwe Business Catalyst-site om een nieuwe Business Catalyst-site te
maken. Zie Een tijdelijke Business Catalyst-site maken voor meer informatie.
Klik op de knop Business Catalyst-site importeren om een bestaande Business Catalyst-site te
importeren. Zie Een Business Catalyst-site importeren voor meer informatie.
3. Voor bestaande sites zijn tevens de volgende opties beschikbaar:
Hiermee verwijdert u de site en alle bijbehorende instellingsgegevens uit uw lijst met Dreamweaver-sites. De daadwerkelijke
sitebestanden worden niet verwijderd. (Als u de sitebestanden wilt verwijderen van uw computer, moet u dit handmatig doen.) Als u een site
wilt verwijderen uit Dreamweaver, selecteert u de site in de sitelijst en klikt u op de knop Verwijderen. U kunt deze handeling niet ongedaan
maken.
Hiermee kunt u gegevens voor een bestaande Dreamweaver-site bewerken, zoals de gebruikersnaam en servergegevens.
Selecteer de bestaande site in de lijst met sites en klik op de knop Bewerken om de site te bewerken. (Nadat u op de knop Bewerken voor
een geselecteerde site hebt geklikt, wordt het dialoogvenster Site-instelling geopend.) Klik op de knop Help in de verschillende schermen
van het dialoogvenster Site-instelling voor meer informatie over het bewerken van opties voor bestaande sites.
Hiermee maakt u een kopie van een bestaande site. Selecteer een site in de lijst met sites en klik op de knop Dupliceren. In
de sitelijst is aan de naam van de gedupliceerde site het woord “kopie” toegevoegd. Als u de naam van de gedupliceerde site wilt wijzingen,
zorgt u dat de site geselecteerd is en klikt u op de knop Bewerken.
Hiermee kunt u de instellingen van de geselecteerde site exporteren als een XML-bestand (*.ste). Zie Site-instellingen
importeren en exporteren voor meer informatie.
Opties in het dialoogvenster Sites beheren (CS5 en CS5.5)
1. Kies Site > Sites beheren en selecteer een site in de lijst aan de linkerkant.
110
Twitter™ and Facebook posts are not covered under the terms of Creative Commons.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Nieuw
Bewerken
Dupliceren
Verwijderen
Exporteren/importeren
2. Klik op een knop om een van de opties te selecteren, breng de benodigde wijzigingen aan en klik op Gereed.
Hiermee kunt u een nieuwe site maken. Wanneer u op de knop Nieuw klikt, wordt het dialoogvenster Site-instelling geopend waarin
u de naam en locatie voor uw nieuwe site kunt opgeven. Zie Een lokale versie van uw site instellen voor meer informatie.
Hiermee kunt u gegevens voor een bestaande Dreamweaver-site bewerken, zoals de gebruikersnaam en servergegevens.
Selecteer de bestaande site in de sitelijst aan de linkerkant om de site te bewerken. Zie Verbinding maken met een externe server voor
meer informatie over het bewerken van opties voor bestaande sites.
Hiermee maakt u een kopie van een bestaande site. Selecteer een site in de sitelijst aan de linkerkant en klik op de knop
Dupliceren om de site te dupliceren. In de sitelijst is aan de naam van de gedupliceerde site het woord “kopie” toegevoegd. Als u de naam
van de gedupliceerde site wilt wijzingen, zorgt u dat de site geselecteerd is en klikt u op de knop Bewerken.
Hiermee verwijdert u de site en alle bijbehorende instellingsgegevens uit uw lijst met Dreamweaver-sites. De daadwerkelijke
sitebestanden worden niet verwijderd. (Als u de sitebestanden wilt verwijderen van uw computer, moet u dit handmatig doen.) Als u een site
wilt verwijderen uit Dreamweaver, selecteert u de site in de sitelijst en klikt u op de knop Verwijderen. U kunt deze handeling niet ongedaan
maken.
Hiermee kunt u de instellingen van de geselecteerde site exporteren als XML-bestand (*.ste) of de instellingen van
een site importeren. Zie Site-instellingen importeren en exporteren voor meer informatie.
Opmerking: u kunt met de functie voor importeren alleen site-instellingen importeren die eerder zijn geëxporteerd. Met deze functie kunt u
geen sitebestanden importeren om een nieuwe Dreamweaver-site te maken. Zie Een lokale versie van uw site instellen voor informatie over
het maken van een nieuwe site in Dreamweaver.
Over Dreamweaver-sites
111
Bestandsbeheer
112
Uw Dreamweaver-site testen
Naar boven
Naar boven
Richtlijnen voor het testen van een site
Rapporten gebruiken om uw site te testen
Richtlijnen voor het testen van een site
Het is verstandig om uw site eerst lokaal te testen voordat u de site uploadt naar een server, waar de site kan worden bekeken. (Het is zelfs heel
verstandig om de site in de ontwerpfase geregeld te testen en eventuele fouten op te sporen, zodat u problemen snel kunt onderscheppen en kunt
voorkomen dat dezelfde fouten opnieuw worden gemaakt.)
Het is verstandig om te controleren of de pagina's er zo uitzien en zo functioneren als verwacht in de browsers waarvoor ze bedoeld zijn. Ook
moet u nagaan of alle koppelingen werken en of het downloaden van de pagina's niet te lang duurt. U kunt ook de volledige site testen en
problemen in de volledige site opsporen door een siterapport uit te voeren.
Aan de hand van de volgende richtlijnen kunt u ervoor zorgen dat bezoekers uw site als gebruikersvriendelijk ervaren:
Controleer of uw pagina's goed functioneren in de browsers waarvoor ze bedoeld zijn.
De pagina's moeten ook leesbaar zijn en goed functioneren in browsers die geen stijlen, lagen, insteekmodules of JavaScript ondersteunen. Voor
pagina's die niet goed werken in oudere browsers, kunt u wellicht het gedrag Browser controleren gebruiken om bezoekers automatisch om te
leiden naar een andere pagina.
Bekijk uw pagina's in verschillende browsers en op verschillende platforms.
Zo krijgt u de kans om verschillen in lay-out, kleur, lettergrootten en het standaardvensterformaat te ontdekken. Dit zijn verschillen die niet kunnen
worden voorspeld door een doelbrowsercontrole.
Controleer uw site op verbroken koppelingen en repareer deze.
Soms wordt het ontwerp van andere sites aangepast of wordt de indeling ervan veranderd waardoor de pagina waarnaar u verwijst met een
koppeling, kan zijn verplaatst of verwijderd. U kunt een koppelingencontrole-rapport uitvoeren om de koppelingen op uw site te testen.
Kijk kritisch naar de bestandsgrootte van uw pagina's en houd in de gaten hoe lang het downloaden van de pagina's duurt.
Bedenk ook dat een pagina die bestaat uit één grote tabel, in bepaalde browsers pas zichtbaar wordt voor bezoekers als de tabel volledig is
geladen. Grote tabellen kunt u daarom beter verdelen in kleinere tabellen. Als dat niet mogelijk is, kunt u ook een klein beetje content, zoals een
welkomstbericht of een advertentie-banner, buiten de tabel boven aan de pagina weergeven, zodat gebruikers dit materiaal kunnen bekijken terwijl
de tabel wordt gedownload.
Voer enkele siterapporten uit om de gehele site te testen en problemen op te lossen.
U kunt de gehele site testen om problemen op te sporen, zoals documenten zonder titel, lege tags en overbodige geneste tags.
Valideer uw code om tag- of syntaxisfouten op te sporen.
Werk de site bij en onderhoud deze nadat de site is gepubliceerd.
U kunt uw site op verschillende manieren publiceren, dat wil zeggen live (beschikbaar) maken voor anderen op de server. Publiceren is een
proces dat altijd door gaat. Een belangrijk onderdeel van het proces is het definiëren en implementeren van een versiebeheersysteem, met de
tools van Dreamweaver of via een externe versiebeheertoepassing.
Gebruik de discussieforums.
De Dreamweaver-discussieforums vindt u op de website van Adobe op www.adobe.com/go/dreamweaver_newsgroup.
Deze forums vormen een uitstekende bron van informatie over verschillende browsers, platforms enzovoort. U kunt hier ook technische problemen
bespreken en handige tips delen met andere gebruikers van Dreamweaver.
Zie www.adobe.com/go/vid0164 voor een zelfstudie over het oplossen van publicatieproblemen.
Rapporten gebruiken om uw site te testen
U kunt siterapporten uitvoeren voor workflow- of HTML-kenmerken. U kunt ook de opdracht Rapporten gebruiken om de koppelingen op uw site te
controleren.
Workflowrapporten kunnen de samenwerking tussen leden van een webteam verbeteren. U kunt workflowrapporten uitvoeren waarin wordt
weergegeven wie een bestand heeft uitgecheckt, aan welke bestanden ontwerpnotities zijn gekoppeld en welke bestanden onlangs zijn gewijzigd.
113
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking:
Uitgecheckt door
Ontwerpnotities
Onlangs gewijzigd
Combineerbare geneste lettertypetags
Ontbrekende alt. tekst
Overbodige geneste tags
Verwijderbare lege tags
Naamloze documenten
U kunt ontwerpnotitierapporten verder verfijnen door naam-/waardeparameters op te geven.
U moet een verbinding hebben gedefinieerd met een externe site om de workflowrapporten te kunnen uitvoeren.
Met HTML-rapporten kunt u rapporten compileren en genereren voor verscheidene HTML-kenmerken. U kunt controleren op geneste
lettertypetags die kunnen worden gecombineerd, ontbrekende Alt-tekst, overbodige geneste tags, lege tags die kunnen worden verwijderd en
documenten zonder naam.
Nadat u een rapport hebt uitgevoerd, kunt u dat rapport opslaan als een XML-bestand. Dit bestand kunt u vervolgens in een sjablooninstantie,
database of spreadsheet importeren en daarna afdrukken of weergeven op een website.
U kunt ook verschillende rapporttypen aan Dreamweaver toevoegen via de Adobe Dreamweaver Exchange-website.
Rapporten uitvoeren om een site te testen
1. Selecteer Site > Rapporten.
2. Selecteer waarover u een rapport wilt maken in het pop-upmenu 'Rapport over' en stel de gewenste rapporttypen in die moeten worden
uitgevoerd (workflow of HTML).
U kunt alleen een rapport voor geselecteerde bestanden op de site uitvoeren als u al bestanden hebt geselecteerd in het deelvenster
Bestanden.
3. Als u een workflowrapport hebt geselecteerd, klikt u op Rapportinstellingen. Als u een ander rapport hebt geselecteerd, slaat u deze stap
over.
Als u meer dan één workflowrapport hebt geselecteerd, moet u op de knop Rapportinstellingen klikken voor elk rapport.
Selecteer een rapport, klik op Rapportinstellingen en voer instellingen in. Herhaal het proces voor de andere workflowrapporten.
Hiermee maakt u een rapport met alle documenten die zijn uitgecheckt door een specifiek teamlid. Voer de naam van
een teamlid in en klik op OK om terug te keren naar het dialoogvenster Rapporten.
Hiermee maakt u een rapport waarin alle ontwerpnotities voor geselecteerde documenten of voor de site worden
weergegeven. Voer een of meer naam-/waardeparen in en selecteer vervolgens vergelijkingswaarden in de corresponderende pop-
upmenu's. Klik op OK om terug te gaan naar het dialoogvenster Rapporten.
Hiermee maakt u een rapport waarin bestanden worden vermeld die gedurende een opgegeven tijdsperiode zijn
gewijzigd. Voer een datumbereik en locatie in voor de bestanden die u wilt bekijken.
4. Als u kiest voor een HTML-rapport, kunt de volgende rapporten selecteren:
Hiermee maakt u een rapport waarin alle geneste lettertypetags worden weergegeven die kunnen
worden gecombineerd om de code op te schonen.
Bijvoorbeeld: <font color="#FF0000"><font size="4">STOP!</font></font> wordt geretourneerd.
Hiermee maakt een rapport met alle img-tags zonder alternatieve tekst.
Alternatieve tekst is tekst die in plaats van afbeeldingen wordt weergegeven in browsers waarin alleen tekst wordt weergegeven of in
browsers waarin is opgegeven dat afbeeldingen alleen handmatig kunnen worden gedownload. Schermlezers lezen alternatieve tekst en in
bepaalde browsers wordt alternatieve tekst weergegeven als de gebruiker de muis over een afbeelding beweegt.
Hiermee maakt u een rapport waarin geneste tags worden weergegeven die moeten worden opgeruimd.
Bijvoorbeeld: <i> The rain <i> in</i> Spain stays mainly in the plain</i> wordt geretourneerd.
Hiermee maakt u een rapport met alle lege tags die kunnen worden verwijderd om de HTML-code op te schonen.
U hebt bijvoorbeeld een item of afbeelding verwijderd in de codeweergave, maar de tags die op het item van toepassing waren, laten staan.
Hiermee maakt u een rapport van alle naamloze documenten die zijn aangetroffen binnen de geselecteerde
parameters. Dreamweaver geeft in dit rapport alle documenten weer met een standaardnaam, meerdere titeltags of ontbrekende titeltags.
5. Klik op Uitvoeren om het rapport te maken.
Afhankelijk van het type rapport dat u uitvoert, kan aan u worden gevraagd uw bestand op te slaan, uw site te definiëren of een map te
selecteren (als u dat nog niet hebt gedaan).
Er wordt een lijst met resultaten weergegeven in het paneel Siterapporten (van de paneelgroep Resultaten).
Een rapport gebruiken en opslaan
1. Voer een rapport uit (zie de vorige procedure).
2. Voer in het paneel Siterapporten een van de volgende handelingen uit om het rapport weer te geven:
Klik op de kolomkop waarop u de resultaten wilt sorteren.
114
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Opmerking:
U kunt sorteren op bestandsnaam, regelnummer of beschrijving. U kunt ook meerdere rapporten tegelijk uitvoeren en de verschillende
rapporten openhouden.
Selecteer een willekeurige regel in het rapport en klik op de knop Meer informatie aan de linkerkant van het deelvenster Siterapporten
voor een beschrijving van het probleem.
Dubbelklik op een willekeurige regel in het rapport om de corresponderende code in het documentvenster weer te geven.
Als u in de ontwerpweergave werkt, verandert de weergave in Dreamweaver zo dat het venster wordt gesplitst om het
gerapporteerde probleem in code weer te geven.
3. Klik op Rapport opslaan om het rapport op te slaan.
Als u een rapport opslaat, kunt u dit in een bestaand sjabloonbestand importeren. U kunt het bestand vervolgens in een database of
spreadsheet importeren en daarna afdrukken of het bestand gebruiken om het rapport op een website weer te geven.
Gebruik nadat u HTML-rapporten hebt uitgevoerd, de opdracht HTML opruimen om eventuele HTML-fouten in de weergegeven
rapporten te corrigeren.
Adobe raadt ook het volgende aan:
Zelfstudie over het oplossen van publicatieproblemen
115
Bestanden synchroniseren
Naar boven
Bestanden op de lokale en externe site synchroniseren
Bestanden op de lokale en externe site synchroniseren
Nadat u bestanden hebt gemaakt op uw lokale en externe site, kunt u de bestanden op de twee sites synchroniseren.
Opmerking: Als de externe site een FTP-server (in plaats van een netwerkserver) is, wordt FTP gebruikt voor het synchroniseren van de
bestanden.
Voordat u de bestanden op beide sites synchroniseert, kunt u bepalen welke bestanden u wilt plaatsen, ophalen, verwijderen of negeren.
Dreamweaver geeft ook aan welke bestanden zijn bijgewerkt nadat u de synchronisatie hebt voltooid.
Controleren welke bestanden nieuwer zijn op de lokale of externe site zonder te synchroniseren
Voer een van de volgende handelingen uit in het deelvenster Bestanden:
Klik op het menu Opties in de rechterbovenhoek en selecteer Bewerken > Nieuwere lokale selecteren of Bewerken > Nieuwere externe
selecteren.
Klik in het deelvenster Bestanden met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) en selecteer
Selecteren > Nieuwere lokale of Selecteren > Nieuwere externe.
Gedetailleerde synchronisatie-informatie over een bepaald bestand weergeven
Klik in het deelvenster Bestanden met de rechtermuisknop (Windows), of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op het bestand
waarover u informatie wilt weergeven, en selecteer de optie voor het weergeven van synchronisatie-informatie.
Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar als de optie Synchronisatie-informatie bijhouden in de categorie Extern van het dialoogvenster
Sitedefinitie is geselecteerd.
Uw bestanden synchroniseren
1. Selecteer in het deelvenster Bestanden (Venster > Bestanden) een site in het menu (waarin de huidige site of server of het huidige station
wordt weergegeven).
2. Selecteer desgewenst specifieke bestanden of mappen of ga naar de volgende stap om de volledige site te synchroniseren.
3. Klik op het menu Opties in de rechterbovenhoek van het deelvenster Bestanden en selecteer Site > Synchroniseren.
U kunt ook op de knop Synchroniseren bovenaan in het deelvenster Bestanden klikken om bestanden te synchroniseren.
4. Voer in met menu Synchroniseren een van de volgende handelingen uit:
Als u de gehele site wilt synchroniseren, selecteert u Volledige site naam van de site.
Als u alleen geselecteerde bestanden wilt synchroniseren, selecteert u Alleen geselecteerde lokale bestanden (of Alleen geselecteerde
externe bestanden als u op dat moment bestanden hebt geselecteerd in de weergave Extern van het deelvenster Bestanden).
5. Geef op in welke 'richting' u de bestanden wilt kopiëren:
Nieuwere bestanden op de externe server plaatsenHiermee uploadt u alle lokale bestanden die niet op de externe server aanwezig zijn
of die zijn gewijzigd na de laatste uploadactie.
Nieuwere bestanden van de externe server ophalenHiermee downloadt u alle externe bestanden die niet op de lokale server aanwezig
zijn of zijn gewijzigd na de laatste downloadactie.
Nieuwere bestanden ophalen en plaatsenHiermee plaatst u de meest recente versies van alle bestanden op zowel de lokale als de
externe site.
6. Geef op of bestanden op de doelsite waarvoor geen tegenhangers op de bronsite aanwezig zijn, moeten worden verwijderd. (Dit is niet
beschikbaar als u in menu Richting de optie Ophalen en Plaatsen selecteert.)
Als u Nieuwere bestanden op de externe server plaatsen selecteert en u de optie Verwijderen selecteert, worden de bestanden op uw
externe site waarvoor geen corresponderende bestanden op de lokale site aanwezig zijn, verwijderd. Als u Nieuwere bestanden van de
externe server ophalen selecteert, worden de bestanden op uw lokale site waarvoor geen corresponderende bestanden op de externe site
aanwezig zijn, verwijderd.
116
7. Klik op Voorvertoning.
Opmerking: Voordat u de bestanden kunt synchroniseren, moet u de acties die Dreamweaver uitvoert om deze taak te verrichten,
voorvertonen.
Als de nieuwste versie van elk gekozen bestand al op beide locaties aanwezig is en er niets hoeft te worden verwijderd, verschijnt er een
berichtvenster met de melding dat synchroniseren niet nodig is. Als er wel oudere versies aanwezig zijn, wordt het dialoogvenster
Synchroniseren weergegeven waarin u de geplande acties (plaatsen, ophalen, verwijderen en negeren) voor deze bestanden kunt wijzigen
voordat de synchronisatie wordt uitgevoerd.
8. Controleer de actie die wordt uitgevoerd voor elk bestand.
9. Als u een actie voor een bepaald bestand wilt wijzigen, selecteert u het bestand en klikt u op een van de actiepictogrammen onderaan in het
voorvertoningsvenster.
VergelijkenDe actie Vergelijken werkt alleen als u in Dreamweaver een bestandsvergelijkingsprogramma hebt geïnstalleerd en
gespecificeerd. Als het actiepictogram grijs wordt weergegeven (en dus niet beschikbaar is), kan de actie niet worden uitgevoerd.
Geselecteerde bestanden markeren als Al gesynchroniseerdMet deze optie kunt u opgeven dat de geselecteerde bestanden al zijn
gesynchroniseerd.
10. Klik op OK om de bestanden te synchroniseren. U kunt de details van de synchronisatie weergeven of opslaan in een lokaal bestand.
Meer Help-onderwerpen
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
117
Bestandsgegevens opslaan in ontwerpnotities.
Naar boven
Naar boven
Over ontwerpnotities
Ontwerpnotities inschakelen en uitschakelen voor een site.
Ontwerpnotities koppelen aan bestanden
Werken met ontwerpnotities
Over ontwerpnotities
Ontwerpnotities zijn notities die u maakt voor een bestand. Ontwerpnotities worden gekoppeld aan het bestand waarvan ze een beschrijving
bevatten, maar worden in een afzonderlijk bestand opgeslagen. In het uitgevouwen paneel Bestanden kunt u zien aan welke bestanden
ontwerpnotities zijn gekoppeld: er verschijnt een pictogram Ontwerpnotities in de kolom Notities.
U kunt ontwerpnotities gebruiken om extra informatie over een document bij te houden, zoals de naam van de afbeeldingsbronbestanden en
commentaren over de status van het bestand. Als u bijvoorbeeld een document van de ene naar de andere site kopieert, kunt u ontwerpnotities
voor dat document toevoegen met de opmerking dat het origineel zich in een map op de andere site bevindt.
U kunt ontwerpnotities ook gebruiken om gevoelige informatie bij te houden die u uit veiligheidsoverwegingen niet in het document zelf wilt
plaatsen, zoals opmerkingen over de berekening van een bepaalde prijs, de totstandkoming van een configuratie of de marketingfactoren die van
invloed waren op een ontwerpbesluit.
Als u een bestand opent in Adobe® Fireworks® of Flash en dit bestand naar een andere indeling exporteert, slaan Fireworks en Flash automatisch
de naam van het oorspronkelijke bronbestand op in een ontwerpnotitiebestand. Als u bijvoorbeeld het bestand mijnhuis.png in Fireworks opent en
exporteert naar mijnhuis.gif, maakt Fireworks een ontwerpnotitiebestand met de naam mijnhuis.gif.mno. Dit ontwerpnotitiebestand bevat de naam
van het oorspronkelijke bestand in de vorm van een absoluut bestand: URL. Dus de ontwerpnotitie voor mijnhuis.gif bevat mogelijk de volgende
2. Selecteer AP-elementen in de lijst Categorie aan de linkerzijde, geef een van de volgende voorkeuren op en klik vervolgens op OK.
VisibilityHiermee bepaalt u of AP-elementen standaard zichtbaar zijn. De opties zijn default (Standaard), inherit (Overnemen), visible
(Zichtbaar) en hidden (Verborgen).
Width en HeightGeef een standaardbreedte en -hoogte op (in pixels) voor AP-elementen die u maakt via Invoegen > Lay-outobjecten
> AP Div.
AchtergrondkleurHiermee bepaalt u de standaardachtergrondkleur. Selecteer een kleur in de kleurkiezer.
Background ImageHiermee bepaalt u een standaardachtergrondafbeelding. Klik op Bladeren om het afbeeldingsbestand op uw computer
te vinden.
Nesten: Nesten indien gemaakt binnen een absoluut gepositioneerd div-elementHiermee bepaalt u of een AP Div-element dat u
begint te tekenen vanaf een punt binnen de grenzen van een bestaand AP Div-element, een genest AP Div-element moet zijn. Houd Alt
(Windows) of Option (Macintosh) ingedrukt om deze instelling tijdelijk te wijzigen terwijl u een AP Div-element tekent.
Eigenschappen van één AP-element weergeven of instellen
Als u een AP-element selecteert, geeft de eigenschappencontrole AP-elementeigenschappen weer.
1. Selecteer een AP-element.
2. Klik in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) op de uitbreidingspijl in de rechterbenedenhoek als er nog niets is
uitgevouwen, om alle eigenschappen te zien.
3. Stel vervolgens de volgende opties naar wens in:
CSS-p-elementHiermee geeft u een id op voor het geselecteerde AP-element. De id duidt het AP-element aan in het paneel AP-elementen
en in JavaScript-code.
Gebruik alleen standaard alfanumerieke lettertekens; gebruik geen speciale tekens zoals spaties, afbreekstreepjes, slashes of punten. Elk
AP-element moet een eigen unieke id hebben.
Opmerking: De CSS-p-eigenschappencontrole biedt dezelfde opties voor relatief gepositioneerde elementen.
L en T (left (links) en top (boven))Hiermee geeft u de positie van de linkerbovenhoek van het AP-element op, relatief ten opzichte van de
linkerbovenhoek van de pagina of van het bovenliggende AP-element, indien het is genest.
B en HHiermee geeft u de breedte en hoogte van het AP-element op.
Opmerking: Als de inhoud van het AP-element de opgegeven grootte overschrijdt, wordt de onderrand van het AP-element (zoals deze
wordt weergegeven in de ontwerpweergave in Dreamweaver) uitgestrekt om de volledige inhoud te kunnen bevatten. (De onderrand wordt
niet uitgestrekt wanneer het AP-element in een browser wordt weergegeven, tenzij de eigenschap Overloop wordt ingesteld op Zichtbaar.)
De standaardeenheid voor positie en grootte is pixels (px). U kunt echter ook de volgende eenheden opgeven: pc (pica's), pt (punten), in
(inches), mm (millimeters), cm (centimeters) of % (percentage van de overeenkomstige waarde van het bovenliggende AP-element). De
afkortingen moeten zonder spatie op de waarde volgen: Bijvoorbeeld, 3mm geeft 3 millimeter aan.
Z-IndexHiermee bepaalt u de Z-index, of stapelvolgorde, van het AP-element.
In een browser worden AP-elementen met een hoger nummer vóór AP-elementen met een lager nummer weergegeven. Waarden kunnen
positief of negatief zijn. De stapelvolgorde van AP-elementen kan gemakkelijker worden gewijzigd met behulp van het paneel AP-elementen,
in plaats van specifieke waarden voor de Z-index op te geven.
VisHiermee geeft u aan of het AP-element aanvankelijk zichtbaar ("visible") is of niet. Kies een van de volgende opties:
Met Standaard wordt geen zichtbaarheidseigenschap opgegeven. Wanneer er geen zichtbaarheid is opgegeven, gebruiken de meeste
browsers Overnemen als standaardwaarde.
Met Overnemen wordt de zichtbaarheidseigenschap van het bovenliggende element van het AP-element gebruikt.
Met Zichtbaar wordt de inhoud van het AP-element weergegeven, ongeacht de waarde van het bovenliggende element.
Met Hidden wordt de inhoud van het AP-element verborgen, ongeacht de waarde van het bovenliggende element.
Gebruik een scripttaal, zoals JavaScript, om de zichtbaarheidseigenschap te bepalen en om de inhoud van AP-elementen dynamisch
weer te geven.
AchtergrondafbeeldingHiermee geeft u een achtergrondafbeelding voor het AP-element op.
Klik op het pictogram voor de map waarnaar u gaat bladeren, en selecteer een afbeeldingsbestand.
Bg ColorHiermee geeft u een achtergrondkleur van het AP-element op.
Laat deze optie leeg om een transparante achtergrond op te geven.
250
KlasseHiermee geeft u de CSS-klasse voor de stijl van het AP-element op.
OverflowHiermee bepaalt u hoe AP-elementen er in een browser uitzien wanneer de inhoud de opgegeven grootte van het AP-element
overschrijdt.
Met Visible geeft u aan dat de extra inhoud in het AP-element wordt weergegeven; in feite wordt het AP-element uitgestrekt om de extra
inhoud te kunnen bevatten. Met Hidden geeft u aan dat de extra inhoud niet in de browser wordt weergegeven. Met Scroll geeft u aan dat
de browser schuifbalken aan het AP-element moet toevoegen, ongeacht of deze nodig zijn of niet. Met Auto geeft de browser alleen
schuifbalken voor het AP-element weer wanneer dit nodig is (d.z.w. wanneer de inhoud van het AP-element de grenzen van het element
overschrijdt).
Opmerking: De optie overflow wordt nogal wisselend in browsers ondersteund.
ClipHiermee definieert u het zichtbare gebied van een AP-element.
Geef de linker-, boven-, rechter- en ondercoördinaten op om een rechthoek te definiëren in het coördinatengebied van het AP-element
(waarbij wordt geteld vanaf de linkerbovenhoek van het AP-element). Het AP-element wordt “uitgeknipt", zodat alleen de opgegeven
rechthoek zichtbaar is. Als u bijvoorbeeld de inhoud van een AP-element onzichtbaar wilt maken, met uitzondering van een zichtbare
rechthoek in de linkerbovenhoek van het AP-element van 50 pixels breed en 75 pixels hoog, stelt u L (links) in op 0, T (boven) op 0, R
(rechts) op 50, en B (onder) op 75.
Opmerking: Hoewel CSS verschillende betekenissen hecht aan “clip" (uitknippen), interpreteert Dreamweaver een “clip" op dezelfde wijze
als de meeste browsers dat doen.
4. Als u een waarde in een tekstvak hebt opgegeven, drukt u op Tab of Enter (Windows) of op Return (Macintosh) om de waarde toe te
passen.
Eigenschappen van meerdere AP-elementen weergeven of instellen
Wanneer u twee of meer AP-elementen selecteert, geeft de eigenschappencontrole teksteigenschappen en een subset van de volledige AP-
elementeigenschappen weer, waardoor u verschillende AP-elementen tegelijk kunt wijzigen.
Meerdere AP-elementen selecteren
Houd de Shift-toets ingedrukt tijdens de selectie van AP-elementen.
Eigenschappen van meerdere AP-elementen weergeven en instellen
1. Selecteer meerdere AP-elementen.
2. Klik in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) op de uitbreidingspijl in de rechterbenedenhoek als er nog niets is
uitgevouwen, om alle eigenschappen te zien.
3. Stel een of meer van de volgende eigenschappen van meerdere AP-elementen in:
L en T (left (links) en top (boven))Hiermee geeft u de positie van de linkerbovenhoek van de AP-elementen aan, relatief ten opzichte van
de linkerbovenhoek van de pagina of van het bovenliggende AP-element, indien het is genest.
B en HHiermee geeft u de breedte en hoogte van de AP-elementen op.
Opmerking: Als de inhoud van een AP-element de opgegeven grootte overschrijdt, wordt de onderrand van het AP-element (zoals deze
wordt weergegeven in de ontwerpweergave in Dreamweaver) uitgestrekt om de volledige inhoud te kunnen bevatten. (De onderrand wordt
niet uitgestrekt wanneer het AP-element in een browser wordt weergegeven, tenzij de eigenschap Overloop wordt ingesteld op Zichtbaar.)
De standaardeenheid voor positie en grootte is pixels (px). U kunt echter ook de volgende eenheden opgeven: pc (pica's), pt (punten), in
(inches), mm (millimeters), cm (centimeters) of % (percentage van de overeenkomstige waarde van het bovenliggende AP-element). De
afkortingen moeten zonder spatie op de waarde volgen: Bijvoorbeeld, 3mm geeft 3 millimeter aan.
VisHiermee geeft u aan of de AP-elementen aanvankelijk zichtbaar ("visible") zijn of niet. Kies een van de volgende opties:
Met Standaard wordt geen zichtbaarheidseigenschap opgegeven. Wanneer er geen zichtbaarheid is opgegeven, gebruiken de meeste
browsers Overnemen als standaardwaarde.
Met Inherit wordt de zichtbaarheidseigenschap van het bovenliggende element van de AP-elementen gebruikt.
Met Visible wordt de inhoud van de AP-elementen weergegeven, ongeacht de waarde van het bovenliggende element.
Met Hidden wordt de inhoud van het AP-element verborgen, ongeacht de waarde van het bovenliggende element.
Gebruik een scripttaal, zoals JavaScript, om de zichtbaarheidseigenschap te bepalen en om de inhoud van AP-elementen dynamisch
weer te geven.
TagHiermee geeft u de HTML-label op die wordt gebruikt voor het definiëren van de AP-elementen.
Achtergrondafbeelding
Hiermee geeft u een achtergrondafbeelding voor de AP-elementen op.
251
Klik op het pictogram voor de map waarnaar u gaat bladeren, en selecteer een afbeeldingsbestand.
Bg ColorHiermee geeft u een achtergrondkleur van de AP-elementen op. Laat deze optie leeg om een transparante achtergrond op te
geven.
4. Als u een waarde in een tekstvak hebt opgegeven, drukt u op Tab of Enter (Windows) of op Return (Macintosh) om de waarde toe te
passen.
Overzicht van het paneel AP-elementen
U gebruikt het paneel AP-elementen (Venster > AP-elementen) voor het beheer van de AP-elementen in uw document. Gebruik het paneel AP-
elementen om overlappingen te voorkomen, om de zichtbaarheid van AP-elementen te wijzigen, om AP-elementen te nesten of te stapelen en om
een of meer AP-elementen te selecteren.
Opmerking: Een AP-element in Dreamweaver is een HTML-pagina-element—in het bijzonder een div-label, of een willekeurige andere label—
waaraan een absolute positie is toegewezen. Het paneel AP-elementen geeft geen relatief gepositioneerde elementen weer.
AP-elementen worden weergegeven als een lijst namen, in de volgorde van de Z-index; standaard staat het eerst gemaakte AP-element (met een
Z-index van 1) onder aan de lijst, terwijl het meest recent gemaakte AP-element boven aan de lijst staat. U kunt de Z-index van een AP-element
echter wijzigen door de plaats ervan in de stapelvolgorde te wijzigen. Als u bijvoorbeeld acht AP-elementen maakt en als u het vierde AP-element
wilt verplaatsen naar de bovenste positie, kunt u dit element een hoger nummer voor de Z-index geven dan de andere.
AP-elementen selecteren
U kunt een of meerdere AP-elementen selecteren om ze te manipuleren of om hun eigenschappen te wijzigen.
Een AP-element selecteren in het paneel AP-elementen
Klik in het paneel AP-elementen (Venster > AP-elementen) op de naam van het AP-element.
Een AP-element selecteren in het documentvenster
Voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de selectiegreep van een AP-element.
Als de selectiegreep niet zichtbaar is, klikt u op een willekeurige plaats binnen het AP-element om de greep zichtbaar te maken.
Klik op de rand van een AP-element.
Druk op Control-Shift (Windows) of Command-Shift (Macintosh) en klik tegelijkertijd binnen een AP-element.
Klik binnen een AP-element en druk op Control+A (Windows) of Command+A (Macintosh) om de inhoud van het AP-element te selecteren.
Druk opnieuw op Control+A of Command+A om het AP-element te selecteren.
Klik binnen een AP-element en selecteer de label ervan in de labelkiezer.
Meerdere AP-elementen selecteren
Voer een van de volgende handelingen uit:
Houd de Shift-toets ingedrukt en klik in het paneel AP-elementen (Venster > AP-elementen) op twee of meer AP-elementnamen.
Houd de Shift-toets ingedrukt en klik in het documentvenster binnen, of op de rand van, twee of meer AP-elementen.
De stapelvolgorde van AP-elementen wijzigen
Gebruik de eigenschappencontrole of het paneel AP-elementen om de stapelvolgorde van AP-elementen te wijzigen. Het AP-element boven aan
de lijst van het paneel AP-elementen staat op de eerste plaats van de stapelvolgorde en verschijnt vóór de andere AP-elementen.
In HTML-code bepaalt de stapelvolgorde, oftewel de Z-index, van de AP-elementen de volgorde waarin ze een browser worden binnengetrokken.
Hoe hoger de Z-index van een AP-element, des te hoger de plaats van dat AP-element in de stapelvolgorde. (Zo wordt een element met een Z-
index van 4 boven op een element met een Z-index van 3 weergegeven. In de stapelvolgorde is 1 altijd het laagste nummer.) U kunt de Z-index
van elk AP-element wijzigen met behulp van het paneel AP-elementen of de eigenschappencontrole.
De stapelvolgorde van AP-elementen wijzigen met behulp van het paneel AP-elementen
1. Selecteer Venster > AP-elementen om het paneel AP-elementen te openen.
2. Dubbelklik op het Z-indexnummer naast het AP-element waarvan u de Z-index wilt wijzigen.
3. Wijzig het nummer en druk op Return/Enter.
Typ een hoger getal om het AP-element naar een hogere plaats in de stapelvolgorde te verplaatsen.
Typ een lager getal om het AP-element naar een lagere plaats in de stapelvolgorde te verplaatsen.
De stapelvolgorde van AP-elementen wijzigen met behulp van de eigenschappencontrole
1. Selecteer Venster > AP-elementen om het paneel AP-elementen te openen om de huidige stapelvolgorde te bekijken.
252
2. Selecteer in het deelvenster AP-elementen of in het documentvenster het AP-element waarvan u de Z-index wilt wijzigen.
3. Typ in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) een getal in het tekstvak Z-index.
Typ een hoger getal om het AP-element naar een hogere plaats in de stapelvolgorde te verplaatsen.
Typ een lager getal om het AP-element naar een lagere plaats in de stapelvolgorde te verplaatsen.
AP-elementen tonen en verbergen
Terwijl u in uw document aan het werk bent, kunt u handmatig AP-elementen tonen en verbergen met behulp van het paneel AP-elementen om te
zien hoe de pagina er onder verschillende omstandigheden uit komt te zien.
Opmerking: Het op dat moment geselecteerde AP-element wordt altijd zichtbaar en verschijnt vóór andere AP-elementen terwijl het is
geselecteerd.
Zichtbaarheid van AP-elementen wijzigen
1. Selecteer Venster > AP-elementen om het paneel AP-elementen te openen.
2. Klik in de kolom met het pictogram van het oog om de zichtbaarheid van een AP-element te wijzigen.
Een open oog betekent dat het AP-element zichtbaar is.
Een gesloten oog betekent dat het AP-element onzichtbaar is.
Als er geen pictogram van een oog is, neemt het AP-element doorgaans de zichtbaarheid over van het bovenliggende element ervan.
(Wanneer AP-elementen niet zijn genest, bestaat het bovenliggende element uit het element body van het document, dat altijd zichtbaar
is.)
Ook verschijnt er geen pictogram van een oog als er geen zichtbaarheid is opgegeven (hetgeen in de eigenschappencontrole wordt
weergegeven als Standaard zichtbaarheid).
De zichtbaarheid van alle AP-elementen tegelijk wijzigen
Klik in het paneel AP-elementen (Venster > AP-elementen) op pictogram van een oog in de kop boven aan de kolom.
Opmerking: Via deze procedure kunt alle AP-elementen wel instellen op Zichtbaar of Verborgen, maar niet op Overnemen.
AP-elementen groter of kleiner maken
U kunt een afzonderlijk AP-element groter of kleiner maken, of u kunt meerdere AP-elementen tegelijkertijd groter of kleiner maken om ze dezelfde
hoogte en breedte te geven.
Als de optie Overlappingen voorkomen is ingeschakeld, kunt u een AP-element niet dusdanig groter of kleiner maken dat het overlapt met een
ander AP-element.
Een AP-element groter of kleiner maken
1. Selecteer in de ontwerpweergave een AP-element.
2. Voer een van de volgende handelingen uit om het AP-element groter of kleiner te maken:
Als u groter of kleiner wilt maken door middel van slepen, sleept u een willekeurige formaatgreep van het AP-element.
Als u groter of kleiner wilt maken met één pixel tegelijk, houdt u Control (Windows) of Option (Macintosh) ingedrukt terwijl u op een
pijltoets drukt.
Met de pijltoetsen verplaatst u de rechter- en onderrand van het AP-element; met deze methode kunt u de boven- en linkerrand niet
groter of kleiner maken.
Als u groter of kleiner wilt maken met een ophoging in het magnetische raster, houdt u Shift-Control (Windows) of Shift-Option
(Macintosh) ingedrukt terwijl u op een pijltoets drukt.
Typ in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) waarden voor breedte (B) en hoogte (H).
Het groter of kleiner maken van een AP-element wijzigt de breedte en hoogte van een AP-element. Hiermee definieert u dus niet
hoeveel van de inhoud van het AP-element zichtbaar is. U kunt het zichtbare gebied binnen een AP-element definiëren in de
voorkeuren.
Meerdere AP-elementen tegelijk groter of kleiner maken
1. Selecteer in de ontwerpweergave twee of meer AP-elementen.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Selecteer Modify > Arrange > Make Same Width or Modify > Arrange > Make Same Height.
De eerste geselecteerde AP-elementen krijgen de breedte of hoogte van het laatste geselecteerde AP-element.
Geef in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen), onder Meerdere CSS-p-elementen, waarden voor breedte en hoogte op.
De waarden worden toegepast op alle geselecteerde AP-elementen.
253
AP-elementen verplaatsen
U kunt in de ontwerpweergave AP-elementen op ongeveer dezelfde wijze verplaatsen als het verplaatsen van objecten in de meeste eenvoudige
grafische toepassingen.
Als de optie Overlappingen voorkomen is ingeschakeld, kunt u een AP-element niet dusdanig verplaatsen dat het overlapt met een ander AP-
element.
1. Selecteer in de ontwerpweergave een AP-element of meerdere AP-elementen.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u wilt verplaatsen door middel van slepen, sleept u de selectiegreep van het laatst geselecteerde AP-element (gemarkeerd in zwart).
Als u in stappen van één pixel wilt verplaatsen, gebruikt u de pijltoetsen.
Houd de Shift-toets ingedrukt terwijl u op een pijltoets drukt om het AP-element met één ophoging van het huidige magnetische raster
tegelijk te verplaatsen.
AP-elementen uitlijnen
Gebruik de uitlijningsopdrachten voor AP-elementen om een of meer AP-elementen uit te lijnen op de rand van het laatst geselecteerde AP-
element.
Bij het uitlijnen van AP-elementen worden niet-geselecteerde, onderliggende AP-elementen mogelijk ook verplaatst omdat hun bovenliggende AP-
element wordt geselecteerd en verplaatst. Als u dit wilt voorkomen, dient u geen geneste AP-elementen te gebruiken.
1. Selecteer in de ontwerpweergave het AP-element.
2. Selecteer Wijzigen > Ordenen en selecteer vervolgens een uitlijningsoptie.
Als u bijvoorbeeld Boven selecteert, worden alle AP-elementen dusdanig verplaatst dat hun bovenranden in dezelfde verticale positie komen
als de bovenrand van het laatst geselecteerde AP-element (gemarkeerd in zwart).
AP-elementen omzetten naar tabellen
In plaats van een lay-out met tabellen te maken, werken sommige webontwikkelaars liever met AP-elementen. Dreamweaver biedt u de
mogelijkheid om eerst de lay-out aan te brengen met behulp van AP-elementen en deze (desgewenst) om te zetten naar tabellen. Zo moet u uw
AP-elementen misschien naar tabellen converteren als u browsers wilt ondersteunen die ouder zijn dan versie 4.0. Het converteren van AP-
elementen naar tabellen wordt echter ten zeerste afgeraden omdat dit tabellen kan opleveren met een groot aantal lege cellen, om nog maar te
zwijgen over bovenmatig veel code. Als u een paginalay-out nodig hebt waarin tabellen worden gebruikt, kunt u deze paginalay-out het beste
maken met behulp van de in Dreamweaver beschikbare standaardgereedschappen voor de lay-out van tabellen.
Voor het aanpassen van de lay-out en het optimaliseren van het paginaontwerp kunt u AP-elementen omzetten naar tabellen en weer terug. (Als u
een tabel terug omzet naar AP-elementen, zet Dreamweaver de tabel echter om naar AP Div-elementen, ongeacht het type AP-element dat u
mogelijk op de pagina had vóór de omzetting naar tabellen.) U kunt een specifieke tabel of een specifiek AP-element op een pagina niet
omzetten; u moet AP-elementen omzetten naar tabellen en tabellen naar AP Div-elementen voor een gehele pagina.
Opmerking: U kunt AP-elementen niet omzetten naar tabellen of tabellen naar AP Div-elementen in een sjabloondocument of in een document
waarop een sjabloon is toegepast. In plaats daarvan maakt u uw lay-out in een niet-sjabloondocument en zet u het om voordat u het opslaat als
een sjabloon.
Omzetten tussen AP-elementen en tabellen
U maakt eerst uw lay-out met behulp van AP-elementen en zet vervolgens de AP-elementen om naar tabellen, zodat uw lay-out kan worden
weergegeven in oudere browsers.
Voordat u omzet naar tabellen, dient u te controleren of er geen AP-elementen overlappen. Zorg er bovendien voor dat u in de standaardmodus
werkt (Weergave > Tabelmodus > Standaardmodus).
AP-elementen omzetten naar een tabel
1. Selecteer Modify > Convert > AP Divs to Table.
2. Geef een van de volgende opties op en klik op OK:
NauwkeurigstHiermee maakt u een cel voor elk AP-element, plus eventuele extra cellen die nodig zijn om de ruimte tussen AP-elementen
te handhaven.
Kleinst: Lege cellen samenvouwenHiermee geeft u op dat de randen van de AP-elementen moeten worden uitgelijnd als de elementen
binnen het opgegeven aantal pixels worden gepositioneerd.
Als u deze optie selecteert, bevat de resulterende tabel minder lege rijen en kolommen, maar komt deze mogelijk niet geheel overeen met
uw lay-out.
Transparante GIF's gebruikenHiermee vult u de laatste rij van de tabel op met transparante GIF's. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat de
tabel in alle browsers met dezelfde kolombreedte wordt weergegeven.
Als deze optie is ingeschakeld, kunt u de resulterende tabel niet bewerken door de kolommen ervan te slepen. Als deze optie is
254
uitgeschakeld, bevat de resulterende tabel geen transparante GIF's, maar kan de breedte van de kolommen van browser tot browser
variëren.
Centreren op de paginaHiermee centreert u de resulterende tabel op de pagina. Als deze optie is uitgeschakeld, begint de tabel op de
linkerrand van de pagina.
Tabellen converteren naar absoluut gepositioneerde div-tags
1. Selecteer Modify > Convert > Tables to AP Divs.
2. Geef een van de volgende opties op en klik op OK:
Overlapping van AP-elementen voorkomenHiermee beperkt u de posities van AP-elementen wanneer deze worden gemaakt, verplaatst
en groter of kleiner worden gemaakt, op een dusdanige wijze dat de elementen elkaar niet overlappen.
Paneel AP-elementen weergevenHiermee wordt het paneel AP-elementen weergegeven.
Raster weergeven en Raster magnetisch makenHiermee kunt u een raster gebruiken om AP-elementen te positioneren.
De tabellen worden omgezet naar AP Div-elementen. Lege cellen worden alleen omgezet naar AP-elementen als ze achtergrondkleuren
hebben.
Opmerking: Pagina-elementen die buiten tabellen vielen, worden ook in AP Div-elementen geplaatst.
Overlapping van AP-elementen voorkomen
Omdat tabelcellen elkaar niet kunnen overlappen, kan Dreamweaver geen tabel uit elkaar overlappende AP-elementen maken. Als u van plan
bent om de AP-elementen in een document om te zetten naar tabellen, gebruikt u de optie Overlappingen voorkomen om de verplaatsing en
positionering van AP-elementen dusdanig te beperken dat AP-elementen elkaar niet overlappen.
Wanneer deze optie is ingeschakeld, is het niet mogelijk om een AP-element te maken vóór, te verplaatsen of groter of kleiner te maken over, of
te nesten binnen een bestaand AP-element. Als u deze optie activeert nadat u elkaar overlappende AP-elementen hebt gemaakt, sleept u elk
overlappend AP-element om het van andere AP-elementen vandaan te plaatsen. Dreamweaver repareert niet automatisch bestaande
overlappende AP-elementen op de pagina wanneer u de optie Overlapping van AP-elementen voorkomen hebt ingeschakeld.
Wanneer deze optie en die voor een magnetisch raster zijn ingeschakeld, wordt een AP-element niet op het magnetische raster uitgelijnd als twee
AP-elementen elkaar hierdoor gaan overlappen. In plaats daarvan wordt het magnetisch uitgelijnd op de rand van het dichtstbijzijnde AP-element.
Opmerking: Door middel van bepaalde acties kunt u AP-elementen elkaar laten overlappen zelfs wanneer de optie Overlappingen voorkomen is
ingeschakeld. Als u een AP-element invoegt met behulp van het menu Invoegen, in de eigenschappencontrole getallen invoert of AP-elementen
opnieuw positioneert door het bewerken van de HTML-broncode, kan dit leiden tot AP-elementen die elkaar overlappen of zijn genest terwijl deze
optie is ingeschakeld. Bij het optreden van overlappingen sleept u elkaar overlappende AP-elementen in de ontwerpweergave om deze te
scheiden.
Selecteer in het paneel AP-elementen (Venster > AP-elementen) de optie Overlappingen voorkomen.
Selecteer in het documentvenster de optie Wijzigen > Ordenen > Overlapping van AP-elementen voorkomen.
Meer Help-onderwerpen
Een pagina met een CSS-lay-out maken
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
255
CSS uit-/inschakelen
Met de functie CSS-eigenschap uit-/inschakelen kunt u gedeelten met CSS weglaten vanuit het deelvenster CSS-stijlen zonder dat u de
wijzigingen rechtstreeks in de code hoeft aan te brengen. Wanneer u bepaalde gedeelten weglaat uit de CSS, kunt u nagaan welke effecten
bepaalde eigenschappen en waarden op uw pagina hebben.
Als u een CSS-eigenschap uitschakelt, voegt Dreamweaver CSS-commentaartags en het label [uitgeschakeld] toe aan de CSS-eigenschap die u
hebt uitgeschakeld. Vervolgens kunt u desgewenst de CSS-eigenschap eenvoudig opnieuw inschakelen of verwijderen.
Ga naar www.adobe.com/go/dwcs5css_nl voor een video-overzicht van het technische Dreamweaver-team over het werken met CSS uit-
/inschakelen.
1. Selecteer in het deelvenster Eigenschappen van het deelvenster CSS-stijlen (Venster > CSS-stijlen) de eigenschap die u wilt uitschakelen.
2. Klik op het pictogram CSS-eigenschap uit-/inschakelen in de rechterbenedenhoek van het deelvenster Eigenschappen. Dit pictogram
verschijnt ook als u de muisaanwijzer links van de eigenschap plaatst.
Nadat u op het pictogram CSS-eigenschap uit-/inschakelen hebt geklikt, wordt het pictogram Uitgeschakeld links van de eigenschap
weergegeven. Klik op het pictogram Uitgeschakeld of klik met de rechtermuisknop (Windows) of terwijl u de Control-toets ingedrukt houdt
(Macintosh OS) op de eigenschap en kies Inschakelen om de eigenschap weer in te schakelen.
3. (Optioneel) Als u alle uitgeschakelde eigenschappen in een geselecteerde regel wilt inschakelen of verwijderen, klikt u met de
rechtermuisknop (Windows) of terwijl u de Control-toets ingedrukt houdt (Macintosh OS) op een regel met uitgeschakelde eigenschappen en
kiest u Alle uitgeschakelde items in geselecteerde regel inschakelen of Alle uitgeschakelde items in geselecteerde regel verwijderen.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
256
Design-Time stijlpagina's gebruiken
Met Design-Time stijlbladen kunt u door een CSS-stijlpagina toegepast ontwerp weergeven of verbergen terwijl u in een Dreamweaver-document
werkt. U kunt deze optie bijvoorbeeld gebruiken om het effect van een Macintosh-specifieke of een Windows-specifieke stijlpagina op te nemen of
uit te sluiten, terwijl u een pagina ontwerpt.
Design-Time stijlbladen zijn alleen van toepassing terwijl u in het document werkt; wanneer de pagina wordt weergegeven in het venster van een
browser, worden alleen de stijlen die daadwerkelijk zijn gekoppeld aan of ingebed in het document, in een browser weergegeven.
Opmerking: U kunt stijlen ook in- of uitschakelen voor een gehele pagina met behulp van de werkbalk Stijl renderen. Als u de werkbalk wilt
weergeven, selecteert u Beeld > Werkbalken > Stijl renderen. De knop Weergave van CSS-stijlen in- of uitschakelen (de knop uiterst rechts) werkt
onafhankelijk van de andere mediaknoppen op de werkbalk.
Als u een Design-Time stijlpagina wilt gebruiken, gaat u als volgt te werk.
1. Open het dialoogvenster Design-Time stijlbladen op een van de volgende manieren:
Klik met de rechtermuisknop in het deelvenster CSS-stijlen en selecteer in het contextmenu Design-Time.
Selecteer Opmaak > CSS-stijlen > Design-Time.
2. Stel in het dialoogvenster opties in voor het weergeven of verbergen van de geselecteerde stijlpagina:
Voor het weergeven van een CSS-stijlpagina tijdens de ontwerptijd klikt u op de knop Plus (+) boven Alleen weergeven tijdens
ontwerptijd en bladert u vervolgens in het dialoogvenster Een stijlpagina selecteren naar de CSS-stijlpagina die u wilt weergeven.
Voor het verbergen van een CSS-stijlpagina tijdens de ontwerptijd klikt u op de knop Plus (+) boven Verbergen tijdens ontwerptijd en
bladert u vervolgens in het dialoogvenster Een stijlpagina selecteren naar de CSS-stijlpagina die u wilt verbergen.
Voor het verwijderen van een stijlpagina uit een van de twee lijsten klikt u op de stijlpagina die u wilt verwijderen, en klikt u vervolgens
op de juiste knop Minus (–).
3. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten.
Het deelvenster CSS-stijlen wordt mét de namen van geselecteerde stijlpagina's bijgewerkt met een aanduiding “verborgen" of “ontwerp" om
de status van de stijlpagina's te weerspiegelen.
Meer Help-onderwerpen
werkbalk Stijl renderen, overzicht
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
257
Het deelvenster CSS-stijlen
Naar boven
Het deelvenster CSS-stijlen in de modus Huidig
Het deelvenster CSS-stijlen in de modus Alles
Knoppen en weergaven in het deelvenster CSS-stijlen
Het deelvenster CSS-stijlen openen
Met het deelvenster CSS-stijlen kunt u de CSS-regels en -eigenschappen volgen, die van invloed zijn op het momenteel geselecteerde pagina-
element (modus Huidig), of alle regels en eigenschappen die voor het document beschikbaar zijn (modus Alles). Met een knop boven aan het
paneel kunt u schakelen tussen de twee modi. Via het deelvenster CSS-stijlen kunt u ook CSS-eigenschappen wijzigen in zowel de modus Alles
als de modus Huidig.
Het deelvenster CSS-stijlen in de modus Huidig
In de modus Huidig bestaat het deelvenster CSS-stijlen uit drie deelvensters: een deelvenster Samenvatting voor selectie waarin de CSS-
eigenschappen voor de huidige selectie in het document worden weergegeven, een deelvenster Regels waarin de locatie van geselecteerde
eigenschappen (of een getrapte versie van regels voor het label, afhankelijk van uw selectie) wordt weergegeven, en een deelvenster
Eigenschappen waarin u CSS-eigenschappen van de op de selectie toegepaste regel kunt bewerken.
U kunt het formaat van elk van de deelvensters wijzigen door de randen tussen de deelvensters te slepen, terwijl u de grootte van kolommen kunt
wijzigen door het slepen van de kolomscheidingen.
Het deelvenster Samenvatting voor selectie geeft een overzicht van CSS-eigenschappen weer, alsmede hun waarden voor het op dat moment in
het actieve document geselecteerde object. De samenvatting toont de eigenschappen van alle regels die rechtstreeks op de selectie van
toepassing zijn. Alleen ingestelde eigenschappen worden getoond.
De volgende regels maken bijvoorbeeld een klassenstijl en een labelstijl (in dit geval een alinea):
.foo{
color: green;
font-family: 'Arial';
}
p{
font-family: 'serif';
font-size: 12px;
258
Naar boven
}
Als u in het documentvenster alineatekst met een klassenstijl .foo selecteert, worden in het deelvenster Samenvatting voor selectie de relevante
eigenschappen voor beide regels weergegeven, omdat beide regels van toepassing zijn op de selectie. In dit geval zou het deelvenster
Samenvatting voor selectie de volgende eigenschappen vermelden:
font-size: 12px
font-family: 'Arial'
color: green
Het deelvenster Samenvatting voor selectie schikt eigenschappen in toenemende mate van specificiteit. In het bovenstaande voorbeeld definieert
de labelstijl de tekengrootte, terwijl de klassenstijl de lettertypefamilie en de kleur definieert. (De door de klassenstijl gedefinieerde lettertypefamilie
onderdrukt de lettertypefamilie die wordt gedefinieerd door de labelstijl, omdat klassekiezers een hogere specificiteit hebben dan labelkiezers.
Raadpleeg www.w3.org/TR/CSS2/cascade.html voor meer informatie over CSS-specificiteit.)
Het deelvenster Regels toont twee verschillende weergaven—infoweergave of regelweergave—afhankelijk van uw selectie. In de infoweergave (de
standaardweergave) toont het deelvenster de naam van de regel die de geselecteerde CSS-eigenschap definieert, alsmede de naam van het
bestand met die regel. In de regelweergave toont het deelvenster een getrapte versie, of hiërarchie, van alle regels die direct of indirect van
toepassing zijn op de huidige selectie. (De label waarop de regel direct van toepassing is, staat in de rechterkolom.) U kunt schakelen tussen de
twee weergaven door op de knoppen Informatie tonen en Trapsgewijs tonen in de rechterbovenhoek van het deelvenster Regels te klikken.
Als u in het paneel Samenvatting voor selectie een eigenschap selecteert, verschijnen alle eigenschappen van de definiërende regel in het paneel
Eigenschappen. (De definiërende regel wordt ook geselecteerd in het deelvenster Regels, als de regelweergave wordt geselecteerd.) Als u
bijvoorbeeld een regel hebt met de naam .maintext die een lettertypefamilie, tekengrootte en kleur definieert, worden door de selectie van een van
deze eigenschappen in het deelvenster Samenvatting voor selectie zowel alle eigenschappen die zijn gedefinieerd door de regel .maintext in het
deelvenster Eigenschappen, als de geselecteerde regel .maintext in het deelvenster Regels weergegeven. (Daarnaast worden bij selectie van een
regel in het deelvenster Regels de eigenschappen van die regel weergegeven in het deelvenster Eigenschappen.) Vervolgens kunt u het
deelvenster Eigenschappen gebruiken om snel uw CSS te wijzigen, ongeacht of deze is ingebed in het huidige document of is gekoppeld door
middel van een gekoppelde stijlpagina Standaard toont het deelvenster Eigenschappen alleen die eigenschappen die reeds zijn ingesteld, en
schikt deze in alfabetische volgorde.
U kunt er ook nog voor kiezen om het deelvenster Eigenschappen te tonen in twee andere weergaven. In de categorieweergave worden
eigenschappen gegroepeerd in categorieën weergegeven, zoals Lettertype, Achtergrond, Blok, Rand, enzovoort, met ingestelde eigenschappen
boven aan elke categorie, weergegeven in blauwe tekst. Bij weergave als lijst wordt een alfabetische lijst van alle beschikbare eigenschappen
weergegeven, waarbij ingestelde eigenschappen bovenaan worden gerangschikt, weergegeven in blauwe tekst. Als u tussen de verschillende
weergaven wilt schakelen, klikt u op de knop Categorieën weergeven, Lijst weergeven of Alleen ingestelde eigenschappen weergeven in de
linkerbenedenhoek van het deelvenster Eigenschappen.
In alle weergaven worden ingestelde eigenschappen weergegeven in blauw; eigenschappen die niet van belang zijn voor een selectie, worden
weergegeven als met een rode streep doorgehaalde tekst. Als u met de muis over een regel gaat die niet van belang is, wordt in een melding
uitgelegd waarom de eigenschap niet van belang is. Doorgaans is een eigenschap niet van belang, omdat deze wordt onderdrukt of omdat het
geen overgenomen eigenschap is.
Alle wijzigingen die u aanbrengt in het deelvenster Eigenschappen, worden onmiddellijk toegepast, waardoor u een voorbeeld van uw werk kunt
zien terwijl u doorwerkt.
Het deelvenster CSS-stijlen in de modus Alles
In de modus Alles bestaat het deelvenster CSS-stijlen uit twee deelvensters: een deelvenster Alle regels (bovenaan) en een deelvenster
Eigenschappen (onderaan). Het deelvenster Alle regels geeft een lijst van regels weer, zowel die welke zijn gedefinieerd in het huidige document,
als alle regels die zijn gedefinieerd in aan het huidige document gekoppelde stijlpagina's. In het deelvenster Eigenschappen kunt u CSS-
eigenschappen bewerken van elke regel die wordt geselecteerd in het deelvenster Alle regels.
259
Naar boven
U kunt het formaat van een van beide deelvensters wijzigen door de randen tussen de deelvensters te slepen, terwijl u de grootte van kolommen
Eigenschappen kunt wijzigen door het slepen van de kolomscheiding ervan.
Als u een regel selecteert in het deelvenster Alle regels, worden alle eigenschappen die in die regel zijn gedefinieerd, weergegeven in het
deelvenster Eigenschappen. Vervolgens kunt u het deelvenster Eigenschappen gebruiken om snel uw CSS te wijzigen, ongeacht of deze is
ingebed in het huidige document of is gekoppeld in een gekoppelde stijlpagina. Standaard toont het deelvenster Eigenschappen alleen die
eigenschappen die eerder zijn ingesteld, en schikt deze in alfabetische volgorde.
U kunt ervoor kiezen om het deelvenster Eigenschappen te tonen in twee andere weergaven. In de categorieweergave worden eigenschappen
gegroepeerd in categorieën weergegeven, zoals Lettertype, Achtergrond, Blok, Rand, enzovoort, met ingestelde eigenschappen boven aan elke
categorie. Bij weergave als lijst wordt een alfabetische lijst van alle beschikbare eigenschappen weergegeven, waarbij ingestelde eigenschappen
bovenaan worden gerangschikt. Als u tussen de verschillende weergaven wilt schakelen, klikt u op de knop Categorieën weergeven, Lijst
weergeven of Alleen ingestelde eigenschappen weergeven in de linkerbenedenhoek van het deelvenster Eigenschappen. In alle weergaven
worden ingestelde eigenschappen weergegeven in blauw.
Alle wijzigingen die u aanbrengt in het deelvenster Eigenschappen, worden onmiddellijk toegepast, waardoor u een voorbeeld van uw werk kunt
zien terwijl u doorwerkt.
Knoppen en weergaven in het deelvenster CSS-stijlen
In zowel de modus Alles als de modus Huidig bevat het deelvenster CSS-stijlen drie knoppen, waarmee u de weergave in het deelvenster
Opmerking: Als u onzichtbare elementen weergeeft, kan dat een kleine invloed hebben op de indeling van een pagina doordat andere
elementen met een paar pixels worden verschoven. Als u de indeling nauwkeurig wilt weergeven, moet u daarom de onzichtbare elementen
verbergen.
Voorkeuren voor onzichtbare elementen instellen
Via de voorkeuren voor onzichtbare elementen kunt u opgeven welke soorten elementen zichtbaar zijn als u Beeld > Visuele hulpmiddelen >
Onzichtbare elementen selecteert.
1. Selecteer Bewerken > Voorkeuren (Windows) of Dreamweaver > Voorkeuren (Macintosh) en klik vervolgens op Onzichtbare elementen.
2. Selecteer welke elementen zichtbaar gemaakt moeten worden en klik op OK.
Opmerking: Een vinkje naast de naam van het element in het dialoogvenster betekent dat het element zichtbaar is als Beeld > Visuele
hulpmiddelen > Onzichtbare elementen wordt geselecteerd.
Benoemde ankersGeeft een pictogram weer dat de locatie markeert van elk benoemd anker (een naam = "") in het document.
Scriptswordt een pictogram weergegeven waarmee de locatie van JavaScript- of VBScript-code in de hoofdtekst van het document wordt
weergegeven. Selecteer het pictogram om het script te bewerken in de eigenschappencontrole of om een koppeling te maken naar een
extern scriptbestand.
Commentarenwordt een pictogram weergegeven waarmee de locatie van HTML-commentaren wordt gemarkeerd. Selecteer het pictogram
om het commentaar weer te geven in de eigenschappencontrole.
RegeleindenGeeft een pictogram weer waarmee de locatie van elk regeleinde wordt gemarkeerd (BR). Deze optie is standaard niet
geselecteerd.
Afbeeldingen met hyperlinks op de clientGeeft een pictogram weer waarmee de locatie van elke afbeelding met hyperlinks aan de
client-kant in het document wordt gemarkeerd.
Ingesloten stijlenwordt een pictogram weergegeven waarmee de locatie van CSS-stijlen die zijn ingesloten in de hoofdsectie van het
document wordt aangegeven. Als CSS-stijlen in de hoofdsectie van een document worden geplaatst, worden ze niet weergegeven in het
documentvenster.
Verborgen formulierveldenGeeft een pictogram weer dat de locatie van formuliervelden markeert die het kenmerk type op "verborgen"
hebben ingesteld.
FormulierscheidingstekenGeeft een rand weer rond een formulier, zodat u kunt zien waar u formulierelementen moet invoegen. De rand
toont de omvang van de form-tag, zodat alle formulierelementen binnen die rand in de form-tags worden ingesloten.
Ankerpunten voor AP-elementenwordt een pictogram weergegeven waarmee de locatie wordt gemarkeerd van code waarmee een AP-
element wordt gedefinieerd. Het AP-element zelf kan zich overal op de pagina bevinden. (AP-elementen zijn geen onzichtbare elementen.
Alleen de code die AP-elementen definieert, is onzichtbaar.) Selecteer het pictogram om het AP-element te selecteren. Vervolgens kunt u de
inhoud van het AP-element zien, ook als het AP-element is gemarkeerd als verborgen.
Ankerpunten voor uitgelijnde elementenwordt een pictogram weergegeven waarmee de locatie wordt aangegeven van HTML-code voor
elementen die het kenmerk uitlijnen accepteren. Dit zijn afbeeldingen, tabellen, ActiveX-objecten, insteekmodules en applets. In sommige
gevallen is de code voor het element gescheiden van het zichtbare object.
Met Visuele serveropmaakcodes wordt de locatie weergegeven van serveropmaaktags (zoals tags voor Active Server-pagina's en
ColdFusion-tags), waarvan de inhoud niet kan worden weergegeven in het documentvenster. Met deze tags wordt in het algemeen HTML
gegenereerd als de tags worden verwerkt door een server. Met de tag <CFGRAPH> wordt bijvoorbeeld een HTML-tabel gegenereerd als
deze wordt verwerkt door een ColdFusion-server. In Dreamweaver wordt de tag vertegenwoordigd door een onzichtbaar ColdFusion-
element, omdat Dreamweaver de uiteindelijke, dynamische uitvoer van de pagina niet kan bepalen.
Met Niet-visuele serveropmaakcodes wordt de locatie weergegeven van serveropmaaktags (zoals tags voor Active Server-pagina's en
ColdFusion-tags), waarvan de inhoud niet kan worden weergegeven in het documentvenster. Deze tags zijn in het algemeen tags voor
instellingen, verwerking of logica (bijvoorbeeld <CFSET>, <CFWDDX> en <CFXML>) waarmee geen HTML-tags worden gegenereerd.
CSS-weergave: geen Geeft een pictogram weer dat de locatie weergeeft van inhoud die wordt verborgen op het scherm:geen eigenschap
in de gekoppelde of ingesloten stijlpagina.
Dynamische tekst weergeven als Geeft standaard alle dynamische tekst op uw pagina weer in de indeling van {Recordset:Veld}. Als de
lengte van deze waarden lang genoeg is om de opmaak van uw pagina te verstoren, kunt u de weergave veranderen in {}.
Include-bestanden op de server Geeft de feitelijke inhoud van elk include-bestand op de server weer.
Meer Help-onderwerpen
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
331
332
Microsoft Office-documenten importeren (alleen Windows)
U kunt de volledige inhoud van een Microsoft Word- of Excel-document invoegen in een nieuwe of bestaande webpagina. Als u een Word- of
Excel-document importeert, ontvangt Dreamweaver de geconverteerde HTML, waarna deze in uw webpagina wordt ingevoegd. De grootte van het
bestand nadat Dreamweaver de geconverteerde HTML heeft ontvangen, moet minder zijn dan 300 kB.
In plaats van de hele inhoud van een bestand te importeren kunt u ook gedeelten van een Word-document plakken en daarbij de opmaak
behouden.
Opmerking: Als u Microsoft Office 97 gebruikt, kunt u de inhoud van een Word- of Excel-document niet importeren. U moet dan een koppeling
naar het document invoegen.
1. Open de webpagina waarin u het Word- of Excel-document wilt invoegen.
2. Ga in de ontwerpweergave op een van de volgende manieren te werk om het bestand te selecteren:
Sleep het bestand vanuit de huidige locatie naar de pagina waar u de inhoud wilt weergeven.
Selecteer Bestand > Importeren > Word-document of Bestand > Importeren > Excel-document.
3. Blader in het dialoogvenster Document invoegen naar het bestand dat u wilt toevoegen, selecteer een van de opmaakopties in het pop-
upmenu Opmaak onderaan in het dialoogvenster en klik op Openen.
Alleen tekstVoegt niet-opgemaakte tekst in. Als de oorspronkelijke tekst is opgemaakt, wordt alle opmaak verwijderd.
Tekst met structuurHiermee kunt u tekst invoegen waarin de structuur behouden blijft, maar de basisopmaak niet. U kunt bijvoorbeeld
tekst plakken en daarbij de structuur van alinea's, lijsten en tabellen behouden, zonder dat vette, cursieve en andere opmaak behouden
blijft.
Tekst met structuur en basisopmaakHiermee kunt u zowel gestructureerde als eenvoudige HTML-tekst plakken (bijvoorbeeld paragrafen
en tabellen, en tekst die is opgemaakt met de tag b, i, u, strong, em, hr, abbr of acronym-tag).
Tekst met structuur en volledige opmaakHiermee kunt u tekst invoegen waarin alle structuur, HTML-opmaak en CSS-stijlen behouden
blijven.
Alinea-afstanden van Word opruimenHiermee kunt u extra witruimte tussen alinea's verwijderen bij het plakken van tekst als u Tekst met
structuur of Basisopmaak hebt geselecteerd.
De inhoud van het Word- of Excel-document wordt in de pagina weergegeven.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
333
Een koppeling maken naar een Word- of Excel-document
U kunt een koppeling naar een Microsoft Word- of Excel-document invoegen in een bestaande webpagina.
1. Open de pagina waarop u de koppeling wilt weergeven.
2. Sleep het bestand vanuit de huidige locatie naar de Dreamweaver-pagina en plaats de koppeling op de gewenste locatie.
3. Selecteer Een koppeling maken en klik op OK.
4. Als het document waarnaar u koppelt zich buiten de hoofdmap van uw site bevindt, Dreamweaver wordt u gevraagd het document naar de
hoofdmap van de site te kopiëren.
Door het document naar de hoofdmap van de site te kopiëren, zorgt u ervoor dat het document beschikbaar is als u de website publiceert.
5. Als u de pagina uploadt naar uw webserver, moet u ervoor zorgen dat u het Word- of Excel-bestand ook uploadt.
De pagina bevat nu een koppeling naar het Word- of Excel-document. De tekst van de koppeling is de naam van het gekoppelde bestand.
U kunt deze tekst desgewenst wijzigen in het venster Document.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
334
Een lijst van favoriete elementen maken en beheren
Naar boven
Naar boven
Favoriete elementen beheren
Favoriete middelen toevoegen of verwijderen
Een bijnaam voor een favoriet element maken
Elementen groeperen in de map Favorieten
Favoriete elementen beheren
De volledige lijst van alle herkende elementen kan voor bepaalde grote sites erg moeilijk te hanteren worden. U kunt vaak gebruikte elementen
toevoegen aan een lijst Favorieten, gerelateerde elementen groeperen, ze bijnamen geven zodat u weet waarvoor ze dienen en ze weer
gemakkelijk terugzoeken in het middelenpaneel.
Opmerking: Favoriete elementen worden niet als afzonderlijke bestanden opgeslagen op uw schijf. Het zijn verwijzingen naar de elementen in de
sitelijst. Dreamweaver houdt bij welke elementen uit de sitelijst moeten worden weergegeven in de lijst Favorieten.
De meeste bewerkingen in het middelenpaneel zijn in de lijst Favorieten identiek aan die in de sitelijst. Er zijn echter verschillende taken die u
alleen in de lijst Favorieten kunt uitvoeren.
Favoriete middelen toevoegen of verwijderen
U kunt op verschillende manieren elementen toevoegen aan de lijst Favorieten voor uw site in het middelenpaneel.
Het toevoegen van een kleur of een URL aan de lijst Favorieten vergt een extra stap. U kunt geen nieuwe kleuren of URL's toevoegen aan de
sitelijst. De sitelijst bevat alleen elementen die al op uw site worden gebruikt.
Opmerking: Er zijn geen lijsten met favorieten voor sjablonen en bibliotheekitems.
Elementen toevoegen aan de lijst Favorieten
Voer een van de volgende handelingen uit:
Selecteer een of meer middelen bij Sitelijst in het deelvenster Middelen en klik op de knop Toevoegen aan favorieten.
Selecteer een of meer middelen bij Sitelijst in het deelvenster Middelen, klik met de rechtermuisknop (Windows) of gebruik Control+klik
(Macintosh) en kies vervolgens Toevoegen aan Favorieten.
Selecteer een of meer bestanden in het deelvenster Bestanden, klik met de rechtermuisknop (Windows) of gebruik Control+klik (Macintosh)
en kies vervolgens Toevoegen aan Favorieten. Dreamweaver negeert bestanden die niet overeenkomen met een categorie in het
middelenpaneel.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op een element in de ontwerpweergave van het
documentvenster en selecteer in het contextmenu de opdracht om het element toe te voegen aan een categorie Favorieten.
Het contextmenu voor tekst bevat de optie Toevoegen aan favoriete kleuren of Toevoegen aan favoriete URL's, afhankelijk van het feit of de
tekst een koppeling bevat. u kunt alleen die elementen toevoegen die overeenkomen met de categorieën in het middelenpaneel.
Een nieuwe kleur of URL toevoegen aan de lijst Favorieten
1. Selecteer in het deelvenster Middelen de categorie Kleuren of URL's.
2. Selecteer de optie Favorieten boven aan het deelvenster.
3. Klik op de knop Nieuwe kleur of Nieuwe URL .
4. Voer een van de volgende handelingen uit:
Selecteer een kleur met de kleurkiezer en geef de kleur desgewenst een bijnaam.
Als u de kleurkiezer wilt sluiten zonder een kleur te selecteren, drukt u op Esc of klikt u op de grijze balk boven aan de kleurkiezer.
Geef een URL en een bijnaam op in het dialoogvenster Nieuwe URL toevoegen en klik vervolgens op OK.
Elementen verwijderen uit de lijst Favorieten
1. Selecteer in het deelvenster Middelen de optie Favorieten boven aan het paneel.
2. Selecteer een of meer elementen (of een map) in de lijst Favorieten.
3. Klik op de knop Verwijderen uit Favorieten .
335
Naar boven
Naar boven
De elementen worden wel verwijderd uit de lijst Favorieten, maar niet uit de sitelijst. Als u een map Favorieten verwijdert, worden zowel de
map als de gehele inhoud ervan verwijderd.
Een bijnaam voor een favoriet element maken
U kunt bijnamen (bij voorbeeld PaginaAchtergrondKleur in plaats van #999900) geven aan alleen elementen in de lijst Favorieten. De sitelijst
behoudt echter de werkelijke bestandsnamen (of waarden, zoals in het geval van kleuren en URL's).
1. Selecteer in het deelvenster Middelen (Venster > Middelen) de categorie waarin zich uw element bevindt.
2. Selecteer de optie Favorieten boven aan het paneel.
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
Klik in het middelenpaneel met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op de naam of het
pictogram van het element en selecteer Bijnaam bewerken.
Klik eenmaal op de naam van het element, wacht even en klik nogmaals. (Gebruik geen dubbelklik, aangezien dit de items opent voor
bewerken.)
4. Typ een bijnaam voor het element en druk vervolgens op Enter (Windows) of Return (Macintosh).
Elementen groeperen in de map Favorieten
Door een element in de map Favorieten te plaatsen, verandert u niet de bestandslocatie van het element op uw harde schijf.
1. Selecteer in het deelvenster Middelen de optie Favorieten boven aan het deelvenster.
2. Klik op de knop Nieuwe map Favorieten .
3. Typ een naam voor de map en druk vervolgens op Enter (Windows) of Return (Macintosh).
4. Sleep elementen naar de map.
Meer Help-onderwerpen
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
336
Teksteigenschappen instellen in de eigenschappencontrole
Opmerking:
Naar boven
Opmerking:
Naar boven
Doelregel
Regel bewerken
Over het opmaken van tekst (CSS en HTML)
CSS-regels bewerken in de eigenschappencontrole
HTML-opmaak instellen in de eigenschappencontrole
De naam van de klasse wijzigen vanuit de HTML-eigenschappencontrole
U kunt de eigenschappencontrole voor tekst gebruiken om HTML-opmaak of CSS-opmaak (Cascading Style Sheet) toe te passen. Wanneer u
HTML-opmaak toepast, voegt Dreamweaver eigenschappen aan de HTML-code in het hoofdgedeelte van de pagina toe. Wanneer u CSS-opmaak
toepast, schrijft Dreamweaver eigenschappen naar de kop van het document of naar een afzonderlijke stijlblad.
als u inline CSS-stijlen maakt, voegt Dreamweaver rechtstreeks stijlkenmerkcode toe aan de hoofdtekst van de pagina.
Over het opmaken van tekst (CSS en HTML)
Het opmaken van tekst in Dreamweaver lijkt op wat u doet in een normale tekstverwerker. U kunt standaardopmaakstijlen (Alinea, Kop 1, Kop 2,
enzovoort) instellen voor een tekstblok, het lettertype, de tekengrootte, tekenkleur en uitlijnen van geselecteerde tekst wijzigen, of tekststijlen als
vet, cursief, code (monospace) en onderstrepen toepassen.
Dreamweaver heeft twee eigenschappencontroles in één geïntegreerd: de CSS-eigenschappencontrole en de HTML-eigenschappencontrole.
Wanneer u de eigenschappencontrole voor CSS gebruikt, maakt Dreamweaver tekst op met CSS (Cascading Style Sheets). Met CSS hebben
webontwerpers en -ontwikkelaars meer controle over het ontwerp van een webpagina en hebben ze de beschikking over verbeterde functies voor
toegankelijkheid en kleinere bestanden. Met de CSS-eigenschappencontrole hebt u toegang tot bestaande stijlen en kunt u nieuwe maken.
Het gebruik van CSS is een manier om de stijl van een webpagina te beheren zonder de structuur te beïnvloeden. Doordat met CSS visuele
ontwerpelementen (lettertypen, kleuren, marges, enzovoort) worden gescheiden van de structurele logica van een webpagina, hebben
webontwerpers controle over visuele en typografische kenmerken zonder dat de integriteit van de inhoud wordt aangetast. Bovendien kunt u door
het typografische ontwerp en de pagina-indeling te definiëren in een apart codeblok -zonder dat u uw toevlucht moet nemen tot afbeeldingen met
hyperlinks, lettertype-tags, tabellen en spatie-GIF's- sneller downloaden en biedt het u een gestroomlijnd onderhoud van de site en een
centraal punt waar u ontwerpkenmerken in verschillende webpagina's kunt controleren.
U kunt stijlen die met CSS zijn gemaakt, rechtstreeks in het document opslaan, maar voor meer vermogen en flexibiliteit slaat u ze op in een
extern stijlblad. Als u een externe stijlpagina aan meerdere webpagina's koppelt, worden wijzigingen die u aanbrengt in de stijlpagina, automatisch
doorgevoerd in al die pagina's. Gebruik het deelvenster CSS-stijlen (Venster > CSS-stijlen) om alle CSS-regels voor een pagina weer te geven.
Voor toegang tot de regels die van toepassing zijn op een selectie, gebruikt u het deelvenster CSS-stijlen (huidige modus) of het pop-upmenu
Doelregel van de CSS-eigenschappencontrole.
Als u dat liever wilt, kunt u ook HTML-labels gebruiken voor het opmaken van tekst in uw webpagina's. Als u HTML-tags in plaats van CSS wilt
gebruikt, maakt u de tekst op met de HTML-eigenschappencontrole.
U kunt CSS- en HTML 3.2-opmaak op dezelfde pagina combineren. Opmaak wordt hiërarchisch toegepast: HTML 3.2-opmaak heeft
voorrang op opmaak die wordt toegepast door externe CSS-stijlpagina's, en CSS die in een document zit ingesloten, gaat voor op externe CSS.
CSS-regels bewerken in de eigenschappencontrole
1. Open de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) als deze nog niet is geopend en klik op de knop CSS.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Plaats de invoegpositie in een tekstblok dat is opgemaakt met een regel die u wilt bewerken. De regel wordt weergegeven in het pop-
upmenu Doelregel.
Selecteer een regel in het pop-upmenu Doelregel.
3. Verander de regel met behulp van de diverse opties in de CSS-eigenschappencontrole.
Is de regel die u bewerkt in de CSS-eigenschappencontrole. Als u een bestaande stijl op tekst hebt toegepast, wordt de regel die
invloed heeft op de opmaak van de tekst weergegeven wanneer u in de tekst op de pagina klikt. Met het pop-upmenu Doelregel kunt u ook
nieuwe CSS-regels of inline stijlen maken of bestaande klassen op geselecteerde tekst toepassen. Als u een nieuwe regel maakt, moet u
het dialoogvenster Nieuwe CSS-regel invullen. Klik op de koppelingen aan het einde van dit onderwerp voor meer informatie.
Hiermee opent u het dialoogvenster Definitie van CSS-regel voor de betreffende regel. Als u Nieuwe CSS-regel selecteert
in het pop-upmenu Doelregel en op de knop Regel bewerken klikt, opent Dreamweaver in plaats daarvan het dialoogvenster voor het
definiëren van een nieuwe CSS-regel.
337
Paneel CSS
Font
Grootte
Tekstkleur
Vet
Cursief
Links, Midden en Rechts uitlijnen
Naar boven
Indeling
ID
Klasse
Vet
Cursief
Niet-geordende lijst
Geordende lijst
Blockquote en Blockquote verwijderen
Koppeling
Titel
Doel
Hiermee opent u het deelvenster CSS-stijlen waarin eigenschappen voor de doelregel in de huidige weergave worden
weergegeven.
Hiermee verandert u het lettertype van de doelregel.
Hiermee stelt u de tekengrootte voor de doelregel in.
Hiermee stelt u de geselecteerde kleur als tekenkleur voor de doelregel in. Selecteer een webveilige kleur door op het kleurvak
te klikken of door een hexadecimale waarde (bijvoorbeeld #FF0000) in het ernaast liggende tekstveld te typen.
Hiermee voegt u de eigenschap Vet aan de doelregel toe.
Hiermee voegt u de eigenschap Cursief aan de doelregel toe.
Hiermee voegt u de betreffende uitlijningseigenschappen aan de doelregel toe.
Opmerking: Bij de eigenschappen Lettertype, Grootte, Tekstkleur, Vet, Cursief en Uitlijning worden altijd de eigenschappen weergegeven
voor de regel die van toepassing is op de huidige selectie in het documentvenster. Als u een van deze eigenschappen wijzigt, heeft dat
invloed op de doelregel.
HTML-opmaak instellen in de eigenschappencontrole
1. Open de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) als deze nog niet is geopend en klik op de knop HTML.
2. Selecteer de tekst die u wilt opmaken.
3. Stel de opties in die u wilt toepassen op de geselecteerde tekst:
Bepaalt de alineastijl van de geselecteerde tekst. Alinea past de standaardopmaak voor een <p>-tag toe, Kop 1 voegt een H1-tag
toe enzovoort.
Hiermee kent u een id aan uw selectie toe. In het pop-upmenu Id (indien van toepassing) worden alle niet-gebruikte, gedeclareerde id's
van het document weergegeven.
Geeft klassenstijl toe die op dit ogenblik op de geselecteerde tekst is toegepast. Als er geen stijl op de selectie is toegepast, geeft
het pop-upmenu Geen CSS-stijl weer. Als er verschillende stijlen op de selectie zijn toegepast, blijft het menu leeg.
Gebruik het menu Stijl voor een van de volgende handelingen:
Selecteer de stijl die u wilt toepassen op de selectie.
Selecteer Geen om de huidige geselecteerde stijl te verwijderen.
Selecteer Naam wijzigen als u de naam van de stijl wilt veranderen.
Selecteer Stijlpagina koppelen om een dialoogvenster te openen waarin u een externe stijlpagina aan de pagina kunt koppelen.
Past <b> of <strong> toe op de geselecteerde tekst naargelang de stijlvoorkeur die is ingesteld in de categorie Algemeen van het
dialoogvenster Voorkeuren.
Past <i> of <em> toe op de geselecteerde tekst naargelang de stijlvoorkeur die is ingesteld in de categorie Algemeen van het
dialoogvenster Voorkeuren.
Hiermee maakt u een lijst met opsommingstekens van de geselecteerde tekst. Als er geen tekst is geselecteerd,
wordt er een nieuwe lijst met opsommingstekens gestart.
Hiermee maakt u een genummerde lijst van de geselecteerde tekst. Als er geen tekst is geselecteerd, wordt er een nieuwe
genummerde lijst gestart.
Hiermee kunt u geselecteerde tekst laten inspringen of de inspringing verwijderen door het
toepassen of verwijderen van de blockquote-tag. In een lijst maakt u met inspringen een geneste lijst en maakt u met het verwijderen van
de inspringing het nesten van de lijst ongedaan.
Hiermee maakt u een hypertekstkoppeling van de geselecteerde tekst. Klik op het mappictogram om naar een bestand in de site
te bladeren, typ de URL, sleep het Point-To-File-pictogram naar een bestand in het paneel Bestanden of sleep een bestand uit het paneel
Bestanden naar het vak.
Bepaalt de inhoud van de knopinfo voor een hyperlink.
Hiermee kunt u het frame of venster opgeven waarin het gekoppelde document wordt geladen:
338
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Naar boven
_blank laadt het gekoppelde bestand in een nieuw naamloos browservenster.
_parent laadt het gekoppelde bestand in het bovenliggende frame of venster ten opzichte van het frame dat de koppeling bevat. Als
het frame dat de koppeling bevat niet is genest, wordt het gekoppelde bestand geladen in het volledige browservenster.
_self laadt het gekoppelde bestand in het frame of venster waarin de koppeling zich bevindt. Dit doel is impliciet, dus u hoeft het
meestal niet op te geven.
_top laadt het gekoppelde bestand in het volledige browservenster en verwijdert daarbij alle frames.
De naam van de klasse wijzigen vanuit de HTML-eigenschappencontrole
In Dreamweaver worden alle klassen die voor uw pagina beschikbaar zijn, weergegeven in het menu Klasse van de HTML-
eigenschappencontrole. U kunt de namen van stijlen in deze lijst wijzigen door de optie Naam wijzigen aan het einde van de lijst met klassenstijlen
te selecteren.
1. Selecteer Naam wijzigen in het pop-upmenu Stijl van de eigenschappencontrole voor tekst.
2. Selecteer de stijl waarvan u de naam wilt wijzigen in het pop-upmenu Naam van stijl wijzigen.
3. Geef in het tekstveld Nieuwe naam een nieuwe naam op en klik op OK.
Het deelvenster CSS-stijlen openen
339
Werken met Photoshop en Dreamweaver
Naar boven
Opmerking:
Naar boven
Over de integratie met Photoshop
Over slimme objecten en Photoshop-Dreamweaver-workflows
Een slim object maken
Een slim object bijwerken
Meerdere slimme objecten bijwerken
Het formaat van een slim object wijzigen
Het originele Photoshop-bestand van een slim object bewerken
Status van slimme objecten
Een selectie kopiëren en plakken vanuit Photoshop
Geplakte afbeeldingen bewerken
Opties instellen in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren
Over de integratie met Photoshop
U kunt Photoshop-afbeeldingsbestanden (PSD-indeling) invoegen in webpagina's in Dreamweaver en ze met Dreamweaver optimaliseren als
afbeeldingen voor internet (GIF-, JPEG- en PNG-indeling). Wanneer u dit doet, voegt Dreamweaver de afbeelding in als een slim object en wordt
een liveverbinding met het originele PSD-bestand onderhouden.
U kunt ook een Photoshop-afbeelding met meerdere lagen of meerdere segmenten geheel of gedeeltelijk in een webpagina plakken in
Dreamweaver. Wanneer u echter vanuit Photoshop kopieert en plakt, wordt geen liveverbinding met het originele bestand onderhouden. Als u de
afbeelding wilt bijwerken, brengt u de wijzigingen aan in Photoshop en kopieert en plakt u de afbeelding opnieuw.
als u deze integratiefunctie vaak gebruikt, is het misschien gemakkelijker om uw Photoshop-bestanden op te slaan op uw
Dreamweaver-site, zodat u eenvoudiger toegang hebt tot de bestanden. In dat geval moet u erop letten dat u ze camoufleert zodat de originele
middelen niet algemeen zichtbaar zijn en overbodige overdrachten tussen de lokale site en de externe server plaatsvinden.
Voor een zelfstudie over Photoshop-integratie met Dreamweaver gaat u naar Dreamweaver integreren met Photoshop.
Over slimme objecten en Photoshop-Dreamweaver-workflows
Er zijn twee hoofdworkflows wanneer u met Photoshop-bestanden werkt in Dreamweaver: de workflow voor kopiëren en plakken en de workflow
voor slimme objecten.
Workflow voor kopiëren en plakken
Met de workflow voor kopiëren en plakken kunt u segmenten of lagen in een Photoshop-bestand selecteren en vervolgens Dreamweaver
gebruiken om deze in te voegen als afbeeldingen die geschikt zijn voor gebruik op internet. Als u de inhoud later wilt bijwerken, moet u echter het
oorspronkelijke Photoshop-bestand openen, de wijzigingen doorvoeren, het segment of de laag opnieuw naar het klembord kopiëren en
vervolgens het bijgewerkte segment of de bijgewerkte laag in Dreamweaver plakken. Deze workflow wordt alleen aanbevolen als u een deel van
een Photoshop-bestand wilt invoegen (bijvoorbeeld een gedeelte van een ontwerpcompositie) als een afbeelding op een webpagina.
Workflow voor slimme objecten
Als u werkt met volledige Photoshop-bestanden, kunt u het beste de workflow voor slimme objecten gebruiken. Een slim object in Dreamweaver is
een afbeeldingsmiddel op een webpagina met een actieve verbinding met een oorspronkelijk Photoshop PSD-bestand. In de ontwerpweergave
van Dreamweaver worden slimme objecten gemarkeerd met een pictogram links boven aan de afbeelding.
340
Naar boven
Slim object
Als de webafbeelding (de afbeelding op de Dreamweaver-pagina) niet is gesynchroniseerd met het oorspronkelijke Photoshop-bestand, wordt in
Dreamweaver vastgesteld dat het oorspronkelijke bestand is bijgewerkt en wordt een van de pijlen van het pictogram van het slimme object rood
weergegeven. Als u de webafbeelding in de ontwerpweergave selecteert en in de eigenschappencontrole op de knop Bijwerken vanuit origineel
klikt, wordt de afbeelding automatisch bijgewerkt, waarbij alle wijzigingen die u in het oorspronkelijke Photoshop-bestand hebt gemaakt, worden
overgenomen.
Als u de workflow voor slimme objecten gebruikt, hoeft u Photoshop niet te openen om een webafbeelding bij te werken. Daarnaast zijn alle
updates die u toepast op een slim object in Dreamweaver niet-destructief. Dit betekent dat u wijzigingen kunt doorvoeren in de webversie van de
afbeelding op uw pagina terwijl de oorspronkelijke Photoshop-afbeelding behouden blijft.
U kunt slimme objecten ook bijwerken zonder de webafbeelding in de ontwerpweergave te selecteren. Met het deelvenster Middelen kunt u alle
slimme objecten bijwerken, inclusief afbeeldingen die niet kunnen worden geselecteerd in het documentvenster (zoals CSS-
achtergrondafbeeldingen).
Instellingen voor optimalisatie van afbeeldingen
In het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren kunt u optimalisatie-instellingen opgeven voor de workflow voor kopiëren en plakken en de
workflow voor slimme objecten. In dit dialoogvenster kunt u de bestandsindeling en de afbeeldingskwaliteit opgeven. Als u een segment of laag
kopieert of een Photoshop-bestand voor het eerst als slim object invoegt, wordt dit dialoogvenster in Dreamweaver weergegeven. Op deze manier
kunt u eenvoudig de webafbeelding maken.
Als u een update kopieert en plakt naar een specifiek segment of specifieke laag, worden in Dreamweaver de oorspronkelijke instellingen
opgeslagen en wordt de webafbeelding met deze instellingen opnieuw gemaakt. Ook als u een slim object bijwerkt met de eigenschappencontrole,
worden in Dreamweaver de instellingen gebruikt die u hebt gebruikt toen u de afbeelding voor het eerst hebt ingevoegd. U kunt de
afbeeldingsinstellingen op elk moment wijzigen door de webafbeelding te selecteren in de ontwerpweergave en vervolgens in de
eigenschappencontrole op de knop Afbeeldingsinstellingen bewerken te klikken.
Photoshop-bestanden opslaan
Als u een webafbeelding hebt ingevoegd en het oorspronkelijke Photoshop-bestand niet hebt opgeslagen op uw Dreamweaver-site, wordt in
Dreamweaver het pad naar het oorspronkelijke bestand herkend als een absoluut lokaal bestandspad. (Dit geldt voor zowel de workflow voor
kopiëren en plakken als de workflow voor slimme objecten.) Als het pad naar de Dreamweaver-site bijvoorbeeld C:\Sites\MijnSite is en het
Photoshop-bestand is opgeslagen in C:\Images\Photoshop, wordt in Dreamweaver het oorspronkelijke middel niet herkend als deel van de site
met de naam MijnSite. Dit leidt tot problemen als u het Photoshop-bestand wilt delen met andere teamleden, omdat in Dreamweaver het bestand
alleen wordt herkend als beschikbaar op uw lokale vaste schijf.
Als u het Photoshop-bestand opslaat in de site, wordt in Dreamweaver echter een siterelatief pad naar het bestand gemaakt. Gebruikers met
toegang tot de site kunnen dan ook het juiste pad naar het bestand vaststellen, ervan uitgaande dat u het oorspronkelijke bestand ook als
download aanbiedt.
Voor een videozelfstudie over Roundtrip-bewerkingen met Photoshop gaat u naar Roundtrip bewerken met Photoshop.
Een slim object maken
Wanneer u een PSD-bestand (Photoshop-afbeelding) op uw pagina invoegt, maakt Dreamweaver een slim object. Een slim object is een voor het
web bruikbare afbeelding die een liveverbinding met de originele Photoshop-afbeelding onderhoudt. Wanneer u de originele afbeelding bijwerkt in
Photoshop, biedt Dreamweaver u de mogelijkheid om de afbeelding met één klik op een knop bij te werken in Dreamweaver.
1. Plaats in Dreamweaver (ontwerp- of codeweergave) de invoegpositie op de pagina waar u de afbeelding wilt invoegen.
2. Selecteer Invoegen > Afbeelding.
U kunt het PSD-bestand ook vanuit het deelvenster Bestanden naar de pagina slepen als u uw Photoshop-bestanden op uw website
341
Opmerking:
Naar boven
Opmerking:
Naar boven
Opmerking:
Naar boven
Naar boven
Opmerking:
bewaart. In dat geval slaat u de volgende stap over.
3. Zoek in het dialoogvenster Afbeeldingsbron selecteren naar het Photoshop PSD-afbeeldingsbestand door op de knop Bladeren te klikken en
naar het bestand te gaan.
4. Pas in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren dat verschijnt de optimalisatie-instellingen naar wens aan en klik op OK.
5. Sla het afbeeldingsbestand, dat klaar is voor internet, op een locatie binnen de hoofdmap van uw website op.
Dreamweaver maakt het slimme object op basis van de geselecteerde optimalisatie-instellingen en plaatst een webversie van de afbeelding op de
pagina. Het slimme object onderhoudt een liveverbinding met de originele afbeelding en geeft een melding wanneer beide versies niet meer
synchroon zijn.
u kunt altijd later de optimalisatie-instellingen wijzigen voor een afbeelding die op uw pagina's is geplaatst. Selecteer hiervoor de
afbeelding, klik in de eigenschappencontrole op de knop Afbeeldingsinstellingen bewerken en breng de wijzigingen aan in het dialoogvenster
Afbeelding optimaliseren. Wijzigingen die in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren zijn aangebracht, worden niet-destructief toegepast.
Dreamweaver wijzigt nooit het originele Photoshop-bestand, en maakt de webafbeelding altijd opnieuw op basis van de originele gegevens.
Voor een videozelfstudie over Roundtrip-bewerkingen met Photoshop gaat u naar Roundtrip bewerken met Photoshop.
Een slim object bijwerken
Als u het Photoshop-bestand verandert waaraan het slimme object is gekoppeld, verschijnt het bericht dat de webafbeelding niet meer synchroon
is met het origineel. In Dreamweaver worden slimme objecten aangeduid met een pictogram in de linkerbovenhoek van de afbeelding. Wanneer de
webafbeelding in Dreamweaver synchroon is met het originele Photoshop-bestand, zijn beide pijlen in het pictogram groen. Als de webafbeelding
niet meer synchroon is met het originele Photoshop-bestand, is een van de pijlen in het pictogram rood.
Als u een slim object wilt bijwerken met de huidige inhoud van het originele Photoshop-bestand, selecteert u het slimme object in het venster
Document en klikt u in de eigenschappencontrole op de knop Bijwerken vanuit origineel.
u hoeft Photoshop niet te installeren om vanuit Dreamweaver bij te werken.
Meerdere slimme objecten bijwerken
Met het deelvenster Middelen kunt u meerdere slimme objecten tegelijk bijwerken. In het deelvenster Middelen kunt u ook slimme objecten zien die
u mogelijk niet kunt selecteren in het venster Document, bijvoorbeeld CSS-achtergrondafbeeldingen.
1. Klik in het deelvenster Bestanden op het tabblad Middelen om de sitemiddelen te bekijken.
2. Zorg ervoor dat de weergave Afbeeldingen is geselecteerd. Als de weergave niet is geselecteerd, klikt u op de knop Afbeeldingen.
3. Selecteer elke afbeelding in het deelvenster Middelen. Wanneer u een slim object selecteert, ziet u het pictogram Slim object in de
linkerbovenhoek van de afbeelding. Gewone afbeeldingen hebben dit pictogram niet.
4. Klik voor elk slim object dat u wilt bijwerken met de rechtermuisknop op de bestandsnaam en selecteer Bijwerken vanuit origineel. U kunt
ook Control ingedrukt houden terwijl u meerdere bestandsnamen selecteert als u ze allemaal tegelijk wilt bijwerken.
Photoshop hoeft niet te zijn geïnstalleerd om vanuit Dreamweaver bij te werken.
Het formaat van een slim object wijzigen
U kunt het formaat van een slim object in het venster Document op dezelfde wijze veranderen als het formaat van een gewone afbeelding.
1. Selecteer het slimme object in het venster Document en sleep de formaatgrepen om het formaat van de afbeelding te wijzigen. U kunt de
verhouding tussen hoogte en breedte behouden door Shift ingedrukt te houden terwijl u sleept.
2. Klik in de eigenschappencontrole op de knop Bijwerken vanuit origineel.
Wanneer u het slimme object bijwerkt, wordt de webafbeelding op niet-destructieve wijze in het nieuwe formaat weergegeven, op basis van
de huidige inhoud van het originele bestand en de originele optimalisatie-instellingen.
Het originele Photoshop-bestand van een slim object bewerken
Nadat u een slim object op de Dreamweaver-pagina hebt gemaakt, kunt u het originele PSD-bestand in Photoshop bewerken. Nadat u wijzigingen
in Photoshop hebt aangebracht, kunt u de webafbeelding eenvoudig in Dreamweaver bijwerken.
zorg ervoor dat u Photoshop als uw primaire externe afbeeldingseditor hebt ingesteld.
1. Selecteer het slimme object in het venster Document.
342
Opmerking:
Naar boven
Naar boven
Opmerking:
2. Klik in de eigenschappencontrole op de knop Bewerken.
3. Breng de wijzigingen aan in Photoshop en sla het nieuwe PSD-bestand op.
4. Selecteer in Dreamweaver opnieuw het slimme object en klik op de knop Bijwerken vanuit origineel.
als u het formaat van de afbeelding in Photoshop hebt gewijzigd, moet u het formaat van de webafbeelding opnieuw instellen in
Dreamweaver. Dreamweaver werkt een slim object alleen bij op basis van de inhoud van het originele Photoshop-bestand, en niet op basis van de
grootte. Als u het formaat van een webafbeelding wilt synchroniseren met het formaat van het originele Photoshop-bestand, klikt u met de
rechtermuisknop op de afbeelding en kiest u Grootte van origineel herstellen.
Status van slimme objecten
De volgende tabel geeft een overzicht van de diverse statussen voor slimme objecten.
Een selectie kopiëren en plakken vanuit Photoshop
U kunt een Photoshop-afbeelding geheel of gedeeltelijk kopiëren en de selectie als afbeelding voor internet in uw Dreamweaver-pagina plakken. U
kunt één laag of een set lagen voor een geselecteerd gebied van de afbeelding kopiëren, of u kunt een segment van de afbeelding kopiëren.
Wanneer u dit doet, maakt Dreamweaver echter geen slim object.
Hoewel de functie Bijwerken vanuit origineel niet beschikbaar is voor geplakte afbeeldingen, kunt u het originele Photoshop-bestand
wel openen en bewerken. Hiervoor selecteert u de geplakte afbeelding en klikt u in de eigenschappencontrole op de knop Bewerken.
1. Ga in Photoshop op een van de volgende manieren te werk:
Kopieer één laag geheel of gedeeltelijk met de kaderfunctie om het gedeelte te selecteren dat u wilt kopiëren en kies vervolgens
Bewerken > Kopiëren. Hiermee kopieert u alleen de actieve laag voor het geselecteerde gebied naar het klembord. Als u effecten hebt
die op lagen zijn gebaseerd, worden deze niet gekopieerd.
Kopieer meerdere lagen en voeg ze samen met de kaderfunctie om het gedeelte te selecteren dat u wilt kopiëren en kies vervolgens
Bewerken > Samengevoegd kopiëren. Hiermee worden alle actieve en lagere lagen van het geselecteerde gebied naar het klembord
gekopieerd. Als er op lagen gebaseerde effecten gekoppeld zijn aan deze lagen, worden ze gekopieerd.
Kopieer een segment met de functie voor het selecteren van segmenten en kies vervolgens Bewerken > Kopiëren. Hiermee worden alle
Status van slim objectBeschrijvingAanbevolen actie
Afbeeldingen gesynchroniseerdDe webafbeelding is synchroon met de
huidige inhoud van het originele
Photoshop-bestand. Breedte- en
hoogtekenmerken in de HTML-code
komen overeen met de afmetingen van de
webafbeelding.
Geen
Oorspronkelijk middel is gewijzigdHet originele Photoshop-bestand is
gewijzigd nadat de webafbeelding in
Dreamweaver is gemaakt.
Gebruik de knop Bijwerken vanuit origineel
in de eigenschappencontrole om de twee
afbeeldingen te synchroniseren.
Afmetingen van webafbeelding verschillen
van geselecteerde HTML-breedte en -
hoogte
De breedte- en hoogtekenmerken in de
HTML-code verschillen van de breedte en
hoogte van de webafbeelding die
Dreamweaver bij het invoegen heeft
gemaakt. Als de afmetingen van de
webafbeelding kleiner zijn dan de
waarden van de geselecteerde HTML-
breedte en -hoogte, kan de webafbeelding
worden gepixeld.
Gebruik de knop Bijwerken vanuit origineel
in de eigenschappencontrole om de
webafbeelding opnieuw te maken vanuit
het originele Photoshop-bestand.
Dreamweaver gebruikt de op dat moment
opgegeven HTML-breedte en -hoogte
wanneer de afbeelding opnieuw wordt
gemaakt.
Afmetingen van oorspronkelijk middel zijn
te klein voor geselecteerde HTML-breedte
en -hoogte
De breedte- en hoogtekenmerken in de
HTML-code zijn groter dan de breedte en
hoogte in het originele Photoshop-
bestand. De webafbeelding kan gepixeld
worden weergegeven.
Maak geen webafbeeldingen met
afmetingen die groter zijn dan de
afmetingen van het originele Photoshop-
bestand.
Oorspronkelijk middel niet gevondenDreamweaver kan het originele
Photoshop-bestand niet vinden dat in het
tekstvak Origineel van de
eigenschappencontrole is opgegeven.
Corrigeer het bestandspad in het tekstvak
Origineel van de eigenschappencontrole of
verplaats het Photoshop-bestand naar de
locatie die in het tekstvak is opgegeven.
343
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Naar boven
Opmerking:
Opmerking:
Naar boven
Opmerking:
Voorinstelling
actieve en lagere lagen van het segment naar het klembord gekopieerd.
U kunt Selecteren > Alles kiezen om snel een afbeelding te selecteren voor kopiëren.
2. Plaats in Dreamweaver (ontwerp- of codeweergave) de invoegpositie op de pagina waar u de afbeelding wilt invoegen.
3. Selecteer Bewerken > Plakken.
4. Pas in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren de optimalisatie-instellingen naar wens aan en klik op OK.
5. Sla het afbeeldingsbestand, dat klaar is voor internet, op een locatie binnen de hoofdmap van uw website op.
Dreamweaver definieert de afbeelding volgens de optimalisatie-instellingen en plaatst een versie van de afbeelding die klaar is voor internet op uw
pagina. Informatie over de afbeelding, zoals de locatie van het oorspronkelijke PSD-bestand, wordt opgeslagen in een ontwerpnotitie, ongeacht of
u ontwerpnotities hebt ingeschakeld voor uw site. Via de ontwerpnotitie kunt u het oorspronkelijke Photoshop-bestand weer bewerken vanuit
Dreamweaver.
Geplakte afbeeldingen bewerken
Nadat u Photoshop-afbeeldingen op uw Dreamweaver-pagina's hebt geplakt, kunt u het originele PSD-bestand in Photoshop bewerken. Wanneer
u de methode met kopiëren en plakken gebruikt, kunt u het beste uw bewerkingen aanbrengen in het originele PSD-bestand (in plaats van in de
webafbeelding zelf) en de afbeelding daarna opnieuw plakken om het werken met één enkele bron te handhaven.
controleer of u Photoshop hebt ingesteld als primaire externe afbeeldingseditor voor het bestandstype dat u wilt bewerken.
1. Selecteer in Dreamweaver een internetafbeelding die oorspronkelijk in Photoshop is gemaakt en ga op een van de volgende manieren te
werk:
Klik op de knop Bewerken in de eigenschappencontrole voor de afbeelding.
Houd Control (Windows) of Command (Macintosh) ingedrukt terwijl u dubbelklikt op het bestand.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op een afbeelding, kies Origineel bewerken met
in het snelmenu en kies Photoshop.
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat Photoshop is ingesteld als de primaire externe afbeeldingseditor voor PSD-afbeeldings-
bestanden. U kunt Photoshop ook instellen als de standaardeditor voor JPEG-, GIF- en PNG-bestanden.
2. Bewerk het bestand in Photoshop.
3. Ga terug naar Dreamweaver en plak de bijgewerkte afbeelding of selectie op de pagina.
Als u de afbeelding later opnieuw wilt optimaliseren, kunt u de afbeelding selecteren en in de eigenschappencontrole op de knop
Afbeeldingsinstellingen bewerken klikken.
Opties instellen in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren
Wanneer u een slim object maakt of een selectie vanuit Photoshop plakt, geeft Dreamweaver het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren weer.
(Dreamweaver geeft dit dialoogvenster ook weer voor elk ander type afbeelding als u de afbeelding selecteert en in de eigenschappencontrole op
de knop Afbeeldingsinstellingen bewerken klikt.) In dit dialoogvenster kunt u de instellingen voor webafbeeldingen definiëren en bekijken met de
juiste combinatie van kleur, compressie en kwaliteit.
Een internetafbeelding is een afbeelding die kan worden weergegeven door alle moderne webbrowsers en die er altijd hetzelfde uitziet, ongeacht
het systeem of de browser van de gebruiker. In het algemeen komen de instellingen neer op een compromis tussen kwaliteit en bestandsgrootte.
de instellingen die u selecteert, hebben alleen invloed op de geïmporteerde versie van het afbeeldingsbestand. Het originele
Photoshop PSD- of Fireworks PNG-bestand verandert nooit.
Kies een voorinstelling die het beste aan uw vereisten voldoet. De bestandsgrootte van de afbeelding wordt gewijzigd op basis
van de geselecteerde voorinstelling. Op de achtergrond wordt direct een voorvertoning weergegeven van de afbeelding waarop de instelling is
toegepast.
Als u afbeeldingen bijvoorbeeld met veel helderheid wilt weergeven, kiest u PNG24 voor foto's (scherpe Details). Selecteer GIF voor
achtergrondafbeeldingen (patronen) als u een patroon invoegt dat wordt gebruikt als achtergrond voor de pagina.
Wanneer u een voorinstelling selecteert, worden de configureerbare opties voor de voorinstelling weergegeven. Wijzig de waarden voor deze
opties als u de optimalisatie-instellingen verder wilt aanpassen.
344
HTML5-video invoegen (CC)
Naar boven
Deze functie is alleen beschikbaar voor gebruikers met een Creative Cloud-abonnement of een abonnement voor een los product. Zie Adobe
Creative Cloud om lid te worden van Adobe Creative Cloud.
In Dreamweaver kunt u HMTL5-video invoegen in webpagina's.
Het element HTML5-video biedt een standaardmanier om films of video's in te sluiten in webpagina's.
Raadpleeg het artikel over HTML5-video op W3schools.com voor meer informatie over het element HTML5-video.
HTML5-video invoegen
De video voorvertonen in een browser
Videozelfstudie
HTML5-video toevoegen in Dreamweaver
HTML5-video invoegen
1. Plaats de cursor zich op de positie bevindt waar u de video wilt invoegen.
2. Selecteer Insert > Media > HTML5-video. Het element HTML5-video wordt ingevoegd op de opgegeven positie.
3. Geef in het deelvenster Eigenschappen de waarden op voor de verschillende opties.
Bron / Alternatieve bron 1 / Alternatieve bron 2: Voer bij Bron de locatie van het videobestand in. U kunt ook op het mappictogram
klikken om een videobestand van het lokale bestandssysteem te selecteren. Ondersteuning voor video-indelingen varieert voor de
verschillende browsers. Als de video-indeling bij Bron niet wordt ondersteund in een browser, wordt de indeling gebruikt die is
opgegeven bij Alternatieve bron 1 of Alternatieve bron 2. De browser selecteert de eerste herkende indeling om de video weer te geven.
Gebruik meervoudige selectie als u snel video's aan de drie velden wilt toevoegen. Wanneer u drie video-indelingen kiest voor dezelfde
video in een map, wordt de eerste indeling in de lijst gebruikt voor Bron. De volgende indelingen in de lijst worden gebruikt om
automatisch de waarden voor Alternatieve bron 1 en Alternatieve bron 2 in te vullen.
Zie de volgende tabel voor meer informatie over browsers en ondersteunde video-indelingen. De laatste informatie vindt u in HTML5 -
Browserondersteuning.
Titel: geef een titel op voor de video.
Breedte (B): voer de breedte in pixels van de video in.
Hoogte (H): voer de hoogte in pixels van de video in.
Besturingselementen: selecteer deze optie als u besturingselementen voor video, zoals Afspelen, Pauzeren en Dempen, wilt weergeven
op de HTML-pagina.
Automatisch afspelen: selecteer deze optie als u wilt dat de video wordt afgespeeld zodra deze is geladen op de webpagina.
Poster: voer de locatie in van de afbeelding die u wilt weergegeven tot de video volledig is gedownload of tot de gebruiker op Afspelen
klikt. De waarden voor Breedte en Hoogte worden automatisch ingevuld wanneer u de afbeelding invoegt.
Herhalen: selecteer deze optie als u de video doorlopend wilt afspelen tot de gebruiker het afspelen van de film beëindigd.
Gedempt: selecteer deze optie als u het audiogedeelte van de video wilt dempen.
Flash-video: selecteer een SWF-bestand voor browsers die geen HTML5-video ondersteunen.
Tekst voor alternatieven: geef de tekst op die moet worden weergegeven als de browser geen HTML5 ondersteunt.
Vooraf laden: Geeft de voorkeuren van de auteur aan voor de wijze waarop de video moet worden geladen als de pagina wordt geladen.
BrowserMP4WebMOgg
Internet Explorer 9JANEENEE
Firefox 4.0NEEJAJA
Google Chrome 6JAJAJA
Apple Safari 5JANEENEE
Opera 10.6NEEJAJA
345
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Naar boven
Als u Automatisch selecteert, wordt de volledige video geladen als de pagina wordt gedownload. Als u Metagegevens selecteert, worden
alleen de metagegevens gedownload nadat het downloaden van de pagina is voltooid.
Deelvenster Eigenschappen van de HTML5-video
De video voorvertonen in een browser
1. Sla de webpagina op.
2. Selecteer Bestand > Voorvertoning in browser. Selecteer de browser waarin u de video wilt voorvertonen.
346
Documenten maken en openen
Naar boven
Naar boven
CSS
GIF
JPEG
De gebruikersinterface van Dreamweaver CC en hoger is vereenvoudigd. Daarom zijn sommige opties die in dit artikel worden beschreven, niet
beschikbaar in Dreamweaver CC en hoger. Zie dit artikel voor meer informatie.
Over het maken van Dreamweaver-documenten
Dreamweaver-bestandstypen
Een lay-out maken met een lege pagina
Een lege sjabloon maken
Een pagina maken op basis van een bestaande sjabloon
Een pagina maken op basis van een Dreamweaver-voorbeeldbestand
Andere soorten pagina's maken
Documenten opslaan en de vorige versie ervan herstellen
Standaardocumenttype en -codering instellen
HTML5 converteren naar een ouder documenttype
De standaardbestandsextensie van nieuwe HTML-documenten instellen
Bestaande documenten openen en bewerken
Verwante bestanden openen
Dynamisch verwante bestanden openen
HTML-bestanden uit Microsoft Word opschonen
Over het maken van Dreamweaver-documenten
Dreamweaver biedt een flexibele omgeving voor het werken met diverse verschillende webdocumenten. Naast HTML-documenten kunt u ook
diverse soorten tekstdocumenten maken en openen, waaronder CFML-documenten (ColdFusion Markup Language), ASP- en JavaScript-
documenten en CSS-stijlpagina's (Cascading Style Sheets). Broncodebestanden, zoals Visual Basic-, .NET-, C#- en Java-bestanden, worden ook
ondersteund.
Dreamweaver biedt verscheidene opties voor het maken van een nieuw document. U kunt elk van de volgende documenten maken:
Een nieuw, leeg document of een nieuwe, lege sjabloon.
Een document dat is gebaseerd op een van de vooraf ontworpen pagina-indelingen, die worden geleverd bij Dreamweaver, waaronder 30 op
CSS gebaseerde pagina-indelingen.
Een document dat is gebaseerd op een van uw bestaande sjablonen.
U kunt ook documentvoorkeuren instellen. Als u bijvoorbeeld vaak werkt met een bepaald type document, kunt u dat als
standaarddocumenttype instellen voor de nieuwe pagina's die u maakt.
U kunt zowel in de ontwerpweergave als de codeweergave gemakkelijk documenteigenschappen definiëren, zoals metatags, de
documenttitel, achtergrondkleuren en verschillende andere pagina-eigenschappen.
Dreamweaver-bestandstypen
U kunt in Dreamweaver met allerlei verschillende bestandstypen werken. U zult het meest werken met HTML-bestanden. HTML-bestanden
(Hypertext Markup Language) bevatten codetaal die verantwoordelijk is voor de weergave van een webpagina in een browser. U kunt HTML-
bestanden opslaan met de extensie .html of .htm. In Dreamweaver worden bestanden standaard opgeslagen met de extensie .html.
Met Dreamweaver kunt u op HTML5 gebaseerde webpagina's maken en bewerken. Er zijn ook startlay-outs beschikbaar waarmee u helemaal zelf
HTML-5 pagina's kunt samenstellen.
Hier volgen enkele andere veelvoorkomende bestandstypen die u kunt gebruiken bij het werken in Dreamweaver:
Cascading Style Sheet-bestanden hebben de extensie .CSS. Deze worden gebruikt om de HTML-inhoud op te maken en om de positie van
de verschillende pagina-elementen te bepalen.
Graphics Interchange Format-bestanden hebben de extensie .GIF. De GIF-indeling is een populaire grafische webindeling voor cartoons,
logo's, afbeeldingen met transparante gebieden en animaties. GIF-bestanden bevatten maximaal 256 kleuren.
Joint Photographic Experts Group-bestanden (genoemd naar de organisatie die de indeling heeft gemaakt) hebben de extensie .JPG en
zijn vaak foto's of afbeeldingen met vele kleuren. De JPEG-indeling kan het best worden gebruikt voor digitale of gescande foto's, afbeeldingen
met structuren, afbeeldingen met kleurverloop en afbeeldingen waarvoor meer dan 256 kleuren nodig zijn.
347
XML
XSL
Naar boven
Vast
Liquid
Opmerking:
Opmerking:
Toevoegen aan kop
Nieuw bestand maken
Koppeling naar bestaand bestand
Extensible Markup Language-bestanden hebben de extensie .XML. Deze bestanden bevatten gegevens in onbewerkte vorm die kunnen
worden opgemaakt met XSL (Extensible Stylesheet Language).
Extensible Stylesheet Language-bestanden hebben de extensie .XSL of .XSLT. Deze bestanden worden gebruikt om XML-gegevens die u
op een website wilt weergeven, op te maken.
Een lay-out maken met een lege pagina
U kunt een pagina maken die een vooraf ontworpen CSS-lay-out bevat, maar u kunt ook een volledig lege pagina maken en vervolgens zelf uw
eigen lay-out maken.
1. Selecteer Bestand > Nieuw.
2. Selecteer in de categorie Lege pagina van het dialoogvenster Nieuw document het type pagina dat u wilt maken in de kolom Paginatype.
Selecteer bijvoorbeeld HTML om een gewone HTML-pagina te maken.
3. Als u een nieuwe pagina met een CSS-lay-out wilt maken, selecteert u een vooraf ontworpen CSS-indeling in de kolom Lay-out. Als u dat
niet wilt, selecteert u Geen. Op basis van de opties die u hebt geselecteerd, worden er aan de rechterkant van het dialoogvenster een
voorvertoning en een beschrijving van de geselecteerde lay-out weergegeven.
De vooraf ontworpen CSS-indelingen bieden de volgende typen kolommen:
De kolombreedte is opgegeven in pixels. De kolom wordt niet groter of kleiner op basis van de grootte van de browser of de
tekstinstellingen van de bezoeker van de site.
De kolombreedte wordt opgegeven als een percentage van de breedte van het browservenster van de bezoeker van de site. De
kolombreedte wordt automatisch aangepast als de bezoeker van de site de browser breder of smaller maakt, maar wordt niet aangepast als
de bezoeker van de site de tekstinstellingen wijzigt.
Dreamweaver biedt ook twee CSS-lay-outs voor HTML5: twee en drie kolommen met vaste breedte.
in Dreamweaver CC en hoger zijn alleen de HTML5 CSS-lay-outs beschikbaar.
4. Selecteer een documenttype in het pop-upmenu Documenttype. In de meeste gevallen kunt u de standaardselectie, XHTML 1.0 Transitional
of HTML5 (Dreamweaver CC) gebruiken.
Als u een van de XHTML-documenttypedefinities in het menu DocType (DTD) selecteert, wordt de pagina XHTML-compatibel. U kunt
bijvoorbeeld een HTML-document maken dat voldoet aan de XHTML-standaard, door in het menu de optie XHTML 1.0 overgang of XHTML
1.0 strikt te selecteren. XHTML (Extensible Hypertext Markup Language) is een herformulering van HTML als een XML-toepassing.
Gewoonlijk biedt het gebruik van XHTML u de voordelen van XML, terwijl tegelijkertijd de compatibiliteit van uw webdocumenten met oudere,
hedendaagse en toekomstige browsers is gegarandeerd.
Als u meer informatie wilt over XHTML, gaat u naar de website van het World Wide Web Consortium (W3C). Hier vindt u de
specificatie voor XHTML 1.1 - op modules gebaseerde XHTML (www.w3.org/TR/xhtml11/) en XHTML 1.0 (www.w3c.org/TR/xhtml1/) en ook
XHTML-validatiesites voor bestanden op het web (http://validator.w3.org/) en lokale bestanden (http://validator.w3.org/file-upload.html).
5. Als u in de kolom Lay-out een CSS-lay-out hebt geselecteerd, selecteert u een locatie voor de CSS van de lay-out in het pop-upmenu Lay-
out CSS.
Hiermee wordt CSS voor de indeling toegevoegd aan de kop van de pagina die u maakt.
Hiermee voegt u CSS voor de indeling toe aan een nieuw, extern CSS-bestand en koppelt u de nieuwe stijlpagina
aan de pagina die u maakt.
Hiermee kunt u een bestaand CSS-bestand opgeven dat reeds de CSS-regels bevat die nodig zijn
voor de lay-out. Klik hiertoe op het pictogram Stijlpagina koppelen boven het deelvenster CSS-bestand koppelen en selecteer een
bestaande CSS-stijlpagina. Deze optie is vooral handig wanneer u dezelfde CSS-indeling (de CSS-regels die zich in één bestand bevinden)
voor meerdere documenten wilt gebruiken.
6. (Optioneel) U kunt ook CSS-stijlpagina's aan uw nieuwe pagina koppelen (los van de CSS-indeling) wanneer u de pagina maakt. Klik hiertoe
op het pictogram Stijlpagina koppelenboven het deelvenster CSS-bestand koppelen en selecteer een CSS-stijlpagina.
Raadpleeg het artikel Automatically attaching a style sheet to new documents van David Powers voor een gedetailleerd overzicht van dit
proces.
7. Selecteer InContext Editing inschakelen als u een pagina wilt maken die geschikt is voor InContext Editing nadat u de pagina hebt
opgeslagen.
348
Opmerking:
Naar boven
Vast
Liquid
Opmerking:
Toevoegen aan kop
Een pagina die geschikt is voor InContext Editing moet ten minste één div-tag bevatten die kan worden ingesteld als bewerkbaar gebied.
Als u bijvoorbeeld het paginatype HTML hebt geselecteerd, moet u voor de nieuwe pagina een van de CSS-lay-outs selecteren omdat deze
lay-outs al voorgedefinieerde div-tags bevatten. Het bewerkbare InContext Editing-gebied wordt automatisch op de div-tag met de
inhouds-id geplaatst. Later kunt u desgewenst meer bewerkbare gebieden toevoegen aan de pagina.
InContext Editing is verwijderd uit Dreamweaver CC en hoger.
8. Klik op Voorkeuren als u uw voorkeuren voor het standaarddocument wilt instellen, zoals documenttype, codering en bestandsextensie.
9. Klik op Meer inhoud ophalen als u Dreamweaver Exchange wilt openen, waar u meer inhoud voor paginaontwerp kunt downloaden.
10. Klik op de knop Maken.
11. Sla het nieuwe document op (Bestand > Opslaan).
12. Blader in het dialoogvenster dat wordt weergegeven naar de map waarin u het bestand wilt opslaan.
U kunt het beste uw bestand op een Dreamweaver-site opslaan.
13. Typ in het vak Bestandsnaam een naam voor het bestand.
Gebruik geen spaties en speciale tekens in bestands- en mapnamen en laat een bestandsnaam niet beginnen met een cijfer. Gebruik vooral
geen speciale tekens (zoals é, ç of ¥) of leestekens (zoals dubbele punten, schuine strepen of punten) in de namen van bestanden die u op
een externe server wilt plaatsen. Door veel servers worden deze tekens tijdens het uploaden gewijzigd, waardoor koppelingen naar de
bestanden niet meer werken.
Een lege sjabloon maken
U kunt het dialoogvenster Nieuw document gebruiken om Dreamweaver-sjablonen te maken. Sjablonen worden standaard opgeslagen in de map
Sjablonen op uw site.
1. Selecteer Bestand > Nieuw.
2. Selecteer in het dialoogvenster Nieuw document de categorie Lege sjabloon.
3. Selecteer het type pagina dat u wilt maken in de kolom Sjabloontype. Selecteer bijvoorbeeld HTML-sjabloon als u een gewone HTML-
sjabloon wilt maken, selecteer ColdFusion-sjabloon als u een ColdFusion-sjabloon wilt maken enzovoort.
4. Als u een nieuwe pagina met een CSS-lay-out wilt maken, selecteert u een vooraf ontworpen CSS-lay-out in de kolom Lay-out. Als u dat
niet wilt, selecteert u Geen. Op basis van de opties die u hebt geselecteerd, worden er aan de rechterkant van het dialoogvenster een
voorvertoning en een beschrijving van de geselecteerde lay-out weergegeven.
De vooraf ontworpen CSS-indelingen bieden de volgende typen kolommen:
De kolombreedte is opgegeven in pixels. De kolom wordt niet groter of kleiner op basis van de grootte van de browser of de
tekstinstellingen van de bezoeker van de site.
De kolombreedte wordt opgegeven als een percentage van de breedte van het browservenster van de bezoeker van de site. De
kolombreedte wordt automatisch aangepast als de bezoeker van de site de browser breder of smaller maakt, maar wordt niet aangepast als
de bezoeker van de site de tekstinstellingen wijzigt.
5. Selecteer een documenttype in het pop-upmenu Documenttype. In de meeste gevallen kunt u de standaardoptie die is geselecteerd,
ongewijzigd laten: XHTML 1.0 Transitional.
Als u een van de XHTML-documenttypedefinities in het menu DocType (DTD) selecteert, wordt de pagina XHTML-compatibel. U kunt
bijvoorbeeld een HTML-document maken dat voldoet aan de XHTML-standaard, door in het menu de optie XHTML 1.0 overgang of XHTML
1.0 strikt te selecteren. XHTML (Extensible Hypertext Markup Language) is een herformulering van HTML als een XML-toepassing.
Gewoonlijk biedt het gebruik van XHTML u de voordelen van XML, terwijl tegelijkertijd de compatibiliteit van uw webdocumenten met oudere,
hedendaagse en toekomstige browsers is gegarandeerd.
Als u meer informatie wilt over XHTML, gaat u naar de website van het World Wide Web Consortium (W3C). Hier vindt u de
specificatie voor XHTML 1.1 - op modules gebaseerde XHTML (www.w3.org/TR/xhtml11/) en XHTML 1.0 (www.w3c.org/TR/xhtml1/) en ook
XHTML-validatiesites voor bestanden op het web (http://validator.w3.org/) en lokale bestanden (http://validator.w3.org/file-upload.html).
6. Als u in de kolom Lay-out een CSS-lay-out hebt geselecteerd, selecteert u een locatie voor de CSS van de lay-out in het pop-upmenu Lay-
out CSS.
Hiermee wordt CSS voor de indeling toegevoegd aan de kop van de pagina die u maakt.
349
Nieuw bestand maken
Koppeling naar bestaand bestand
Naar boven
Hiermee voegt u CSS voor de indeling toe aan een nieuw, extern CSS-bestand en koppelt u de nieuwe stijlpagina
aan de pagina die u maakt.
Hiermee kunt u een bestaand CSS-bestand opgeven dat reeds de CSS-regels bevat die nodig zijn
voor de indeling. Klik hiertoe op het pictogram Stijlpagina koppelenboven het deelvenster CSS-bestand koppelen en selecteer een
bestaande CSS-stijlpagina. Deze optie is vooral handig wanneer u dezelfde CSS-indeling (de CSS-regels die zich in één bestand bevinden)
voor meerdere documenten wilt gebruiken.
7. (Optioneel) U kunt ook CSS-stijlpagina's aan uw nieuwe pagina koppelen (los van de CSS-indeling) wanneer u de pagina maakt. Klik hiertoe
op het pictogram Stijlpagina koppelen boven het deelvenster CSS-bestand koppelen en selecteer een CSS-stijlpagina.
8. Selecteer InContext Editing inschakelen als u een pagina wilt maken die geschikt is voor InContext Editing nadat u de pagina hebt
opgeslagen.
Een pagina die geschikt is voor InContext Editing moet ten minste één div-tag bevatten die kan worden ingesteld als bewerkbaar gebied.
Als u bijvoorbeeld het paginatype HTML hebt geselecteerd, moet u voor de nieuwe pagina een van de CSS-lay-outs selecteren omdat deze
lay-outs al voorgedefinieerde div-tags bevatten. Het bewerkbare InContext Editing-gebied wordt automatisch op de div-tag met de
inhouds-id geplaatst. Later kunt u desgewenst meer bewerkbare gebieden toevoegen aan de pagina.
9. Klik op Voorkeuren als u uw voorkeuren voor het standaarddocument wilt instellen, zoals documenttype, codering en bestandsextensie.
10. Klik op Meer inhoud ophalen als u Dreamweaver Exchange wilt openen, waar u meer inhoud voor paginaontwerp kunt downloaden.
11. Klik op de knop Maken.
12. Sla het nieuwe document op (Bestand > Opslaan). Als u nog geen bewerkbare gebieden aan de sjabloon hebt toegevoegd, wordt er een
dialoogvenster weergegeven waarin wordt vermeld dat er geen bewerkbare gebieden in het document aanwezig zijn. Klik op OK om het
dialoogvenster te sluiten.
13. Selecteer in het dialoogvenster Opslaan als een site waarin de sjabloon moet worden opgeslagen.
14. Typ in het vak Bestandsnaam een naam voor de nieuwe sjabloon. U hoeft geen bestandsextensie aan de naam van de sjabloon toe te
voegen. Wanneer u op Opslaan klikt, wordt de extensie .DWT aan de nieuwe sjabloon toegevoegd en wordt de sjabloon in de map
Sjablonen van uw site opgeslagen.
Gebruik geen spaties en speciale tekens in bestands- en mapnamen en laat een bestandsnaam niet beginnen met een cijfer. Gebruik vooral
geen speciale tekens (zoals é, ç of ¥) of leestekens (zoals dubbele punten, schuine strepen of punten) in de namen van bestanden die u op
een externe server wilt plaatsen. Door veel servers worden deze tekens tijdens het uploaden gewijzigd, waardoor koppelingen naar de
bestanden niet meer werken.
Een pagina maken op basis van een bestaande sjabloon
U kunt een nieuw document selecteren, voorvertonen en maken vanuit een bestaande sjabloon. U kunt het dialoogvenster Nieuw document
gebruiken om een sjabloon te selecteren vanuit een van uw Dreamweaver-sites. U kunt ook het deelvenster Middelen gebruiken om een nieuw
document te maken op basis van een bestaande sjabloon.
Een document maken op basis van een sjabloon
1. Selecteer Bestand > Nieuw.
2. Selecteer in het dialoogvenster Nieuw document de categorie Pagina van sjabloon.
3. Selecteer in de kolom Site de Dreamweaver-site met de sjabloon die u wilt gebruiken. Selecteer vervolgens een sjabloon in de lijst aan de
rechterkant.
4. Schakel de optie Pagina bijwerken wanneer sjabloon wordt gewijzigd uit als u niet wilt dat deze pagina telkens wordt bijgewerkt wanneer u
wijzigingen aanbrengt in de sjabloon waarop deze pagina is gebaseerd.
5. Klik op Voorkeuren als u uw voorkeuren voor het standaarddocument wilt instellen, zoals documenttype, codering en bestandsextensie.
6. Klik op Meer inhoud ophalen als u Dreamweaver Exchange wilt openen, waar u meer inhoud voor paginaontwerp kunt downloaden.
7. Klik op Maken en sla het document op (Bestand > Opslaan).
Een document maken vanuit het deelvenster Middelen
350
Naar boven
Opmerking:
Naar boven
Opmerking:
Naar boven
1. Open het deelvenster Middelen (Venster > Middelen), als dit nog niet geopend is.
2. Klik in het deelvenster Middelen op het pictogram Sjablonen aan de linkerkant om de lijst met sjablonen op de huidige site weer te geven.
Als u zojuist de sjabloon hebt gemaakt die u wilt toepassen, moet u mogelijk op de knop Vernieuwen klikken om deze sjabloon weer te
geven.
3. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op de sjabloon die u wilt toepassen, en selecteer
vervolgens Nieuw van sjabloon.
Het document wordt in het documentvenster geopend.
4. Sla het document op.
Een pagina maken op basis van een Dreamweaver-voorbeeldbestand
Bij Dreamweaver worden verschillende door professionals ontworpen bestanden met CSS-ontwerpelementen en startpagina's voor mobiele
toepassingen geleverd. U kunt deze voorbeeldbestanden gebruiken als uitgangspunt voor het ontwerpen van de pagina's van uw sites. Wanneer u
een document maakt op basis van een voorbeeldbestand, maakt Dreamweaver een kopie van het bestand.
U kunt in het dialoogvenster Nieuw document een voorbeeldbestand voorvertonen en een korte beschrijving lezen van de ontwerpelementen van
een document. In het geval van CSS-stijlpagina's kunt u een vooraf gedefinieerde stijlpagina kopiëren en deze op uw documenten toepassen.
1. Selecteer Bestand > Nieuw.
2. Selecteer in het dialoogvenster Nieuw document de categorie Pagina uit voorbeeld.
Selecteer de categorie Eenvoudige sjablonen in Dreamweaver CC.
3. Selecteer in de kolom Voorbeeldmap de optie CSS-stijlblad of Mobiele starters en selecteer vervolgens een voorbeeldbestand in de lijst
rechts.
de optie CSS-stijlblad is verwijderd uit Dreamweaver CC en hoger
4. Klik op de knop Maken.
Het nieuwe document wordt in het documentvenster (code- en ontwerpweergave) weergegeven. Als u CSS-stijlblad hebt geselecteerd,
wordt de CSS-stijlpagina in de codeweergave geopend.
5. Sla het document op (Bestand > Opslaan).
6. Als het dialoogvenster Afhankelijke bestanden kopiëren verschijnt, stelt u de opties in en klikt u vervolgens op Kopiëren om de middelen
naar de geselecteerde map te kopiëren.
U kunt uw eigen locatie voor afhankelijke bestanden kiezen of de standaardmaplocatie gebruiken, die door Dreamweaver wordt gegenereerd
(op basis van de bronnaam van het voorbeeldbestand).
Zie ook
Andere soorten pagina's maken
In de categorie Overige van het dialoogvenster Nieuw document kunt u allerlei verschillende typen pagina's maken die kunnen worden gebruikt in
Dreamweaver, waaronder C#- en VBScript-pagina's en pagina's met alleen tekst.
1. Selecteer Bestand > Nieuw.
2. Selecteer in het dialoogvenster Nieuw document de categorie Overige.
de categorie Overige is verwijderd uit Dreamweaver CC en hoger.
3. Selecteer in de kolom Paginatype het type document dat u wilt maken, en klik op de knop Maken.
4. Sla het document op (Bestand > Opslaan).
Documenten opslaan en de vorige versie ervan herstellen
U kunt een document opslaan met de huidige naam en locatie, of een kopie van het document opslaan met een andere naam en locatie.
351
Opmerking:
Naar boven
Standaarddocument
Standaardextensie
Standaarddocumenttype (DDT)
Standaardcodering
Gebruik als u bestanden een naam geeft geen spaties en speciale tekens in bestands- en mapnamen. Gebruik vooral geen speciale tekens (zoals
é, ç of ¥) of leestekens (zoals dubbele punten, schuine strepen of punten) in de namen van bestanden die u op een externe server wilt plaatsen.
Door veel servers worden deze tekens tijdens het uploaden gewijzigd, waardoor koppelingen naar de bestanden niet meer werken. Begin een
bestandsnaam ook niet met een cijfer.
Een document opslaan
1. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u de huidige versie op de schijf wilt overschrijven en wijzigingen wilt opslaan die u hebt aangebracht, selecteert u Bestand >
Opslaan.
Als u het bestand wilt opslaan in een andere map of met een andere naam, selecteert u Bestand > Opslaan als.
2. Blader in het dialoogvenster Opslaan als dat verschijnt naar de map waarin u het bestand wilt opslaan.
3. Typ in het tekstvak Bestandsnaam een naam voor het bestand.
4. Klik op Opslaan om het bestand op te slaan.
Alle geopende documenten opslaan
1. Selecteer Bestand > Alles opslaan.
2. Als er niet-opgeslagen documenten zijn geopend, wordt het dialoogvenster Opslaan als weergegeven voor elk niet-opgeslagen document.
Blader in het dialoogvenster dat wordt weergegeven naar de map waarin u het bestand wilt opslaan.
3. Typ in het tekstvak Bestandsnaam een naam voor het bestand en klik op Opslaan.
Laatst opgeslagen versie van een document herstellen
1. Selecteer Bestand > Vorige versie.
Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd of u uw wijzigingen wilt negeren en wilt terugkeren naar de vorige
opgeslagen versie.
2. Klik op Ja om terug te keren naar de vorige versie. Klik op Nee als u uw wijzigingen wilt behouden.
als u een document opslaat en vervolgens Dreamweaver afsluit, kunt u niet terugkeren naar de vorige versie van het
document als u Dreamweaver opnieuw start.
Standaardocumenttype en -codering instellen
U kunt opgeven welk documenttype standaard moet worden gebruikt voor een site.
Als de meeste pagina's op uw site pagina's van een specifiek type zijn (zoals ColdFusion-, HTML- of ASP-documenten), kunt u
documentvoorkeuren instellen om ervoor te zorgen dat er automatisch nieuwe documenten van dat specifieke bestandstype worden gemaakt.
De volgende code is voor dezelfde tabel maar waarbij wel het Herhalingsgebied XSLT-object is toegepast:
<xsl:for-each select="rss/channel/item">
<table width="500" border="1">
<tr>
<td><xsl:value-of select="title"/></td>
</tr>
<tr>
<td><xsl:value-of select="description"/></td>
</tr>
</table>
</xsl:for-each>
416
Naar boven
In het vorige voorbeeld heeft Dreamweaver het XPath bijgewerkt voor alle elementen die binnen het Herhalingsgebied vallen (titel en
omschrijving), en relatief zijn ten opzichte van het XPath in de ingesloten <xsl:for-each>-tags in plaats van het volledige document.
Dreamweaver genereert ook in andere gevallen contextrelatieve XPath-expressies. Als u bijvoorbeeld een tijdelijke aanduiding voor XML-
gegevens naar een tabel sleept waarin al een Herhalingsgebied XSLT-object is toegepast, geeft Dreamweaver automatisch het XPath weer dat
gerelateerd is aan het bestaande XPath in de ingesloten <xsl:for-each>-tags.
XML-gegevens voorvertonen
Als u Voorvertoning in browser (Bestand > Voorvertoning in browser) gebruikt om de XML-gegevens te bekijken die u in een XSLT-fragment of
een hele XSLT-pagina hebt ingevoegd, is de engine die de XSL-transformatie uitvoert, voor elke situatie verschillend. Voor dynamische pagina's
met XSLT-fragmenten voert de toepassingsserver telkens de transformatie uit. Andere keren kan Dreamweaver of de browser dat doen.
De volgende tabel geeft een overzicht van de situaties bij gebruik van Voorvertoning in browser en de engines die de verschillende transformaties
uitvoeren.
In browser bekeken paginatypeDatatransformatie uitgevoerd door
Dynamische pagina met XSLT-fragmentToepassingsserver
XSLT-fragment of hele XSLT-paginaDreamweaver
XML-bestand met koppeling naar hele XSLT-paginaBrowser
De volgende onderwerpen bevatten richtlijnen voor het bepalen van de juiste voorvertoningsmethodes op basis van uw wensen.
Pagina's bekijken voor server-side transformaties
Bij server-side transformaties ziet de bezoeker van de site uiteindelijk de inhoud die door uw toepassingsserver getransformeerd is. Bij het bouwen
van XSLT- en dynamische pagina's voor gebruik met server-side transformaties is het altijd raadzaam om de dynamische pagina met het XSLT-
fragment te bekijken in plaats van het XSLT-fragment zelf. In het eerste scenario gebruikt u de toepassingsserver, die zorgt dat uw voorvertoning
overeenstemt met wat de bezoekers van de site zullen zien als ze uw pagina bezoeken. In het tweede scenario voert Dreamweaver de
transformatie uit en kunnen de resultaten lichtelijk afwijken. Tijdens het bouwen van uw XSLT-fragment kunt u dit ook bekijken met Dreamweaver,
maar u krijgt de meest accurate resultaten bij de gegevensweergave als u de toepassingsserver gebruikt voor het bekijken van uw dynamische
pagina nadat u het XSLT-fragment hebt ingevoegd.
Pagina's voor client-side transformaties voorvertonen
Bij client-side transformaties ziet de bezoeker van de site uiteindelijk de inhoud die door een browser getransformeerd is. U bereikt dat door een
koppeling toe te voegen van het XML-bestand naar de XSLT-pagina. Als u het XML-bestand in Dreamweaver opent en in een browser bekijkt,
dwingt u de browser om het XML-bestand te laden en de transformatie uit te voeren. U ervaart dan hetzelfde als de bezoeker van uw site.
Deze benadering bemoeilijkt echter foutoplossingen voor uw pagina, omdat de browser de XML transformeert en intern de HTML genereert. Als u
de optie Bron weergeven (of het equivalent daarvan) kiest om fouten in de gegenereerde HTML op te lossen, ziet u alleen de originele XML die de
browser heeft ontvangen, niet de volledige HTML (tags, stijlen enzovoort) die voor de weergave van de pagina zorgt. Om de volledige HTML
zichtbaar te maken bij het bekijken van de broncode moet u de XSLT-pagina in een browser bekijken.
Hele XSLT-pagina's en XSLT-fragmenten voorvertonen
Bij het maken van hele XSLT-pagina's en XSLT-fragmenten zult u uw werk willen bekijken om te kunnen zorgen dat uw gegevens correct worden
weergegeven. Als u een hele XSLT-pagina of een XSLT-fragment met Voorvertoning in Browser bekijkt, voert Dreamweaver de transformatie uit
met een ingebouwde transformatie-engine. Deze methode geeft u snelle resultaten en vergemakkelijkt het u om uw pagina stapsgewijs op te
bouwen en de fouten erin op te lossen. Het biedt u ook een manier om de volledige HTML (tags, stijlen enzovoort) te bekijken met de optie Bron
weergeven (of het equivalent daarvan) in de browser.
Opmerking: Deze methode wordt doorgaans gebruikt wanneer u begint met het bouwen van XSLT-pagina's, ongeacht de vraag of u uw
gegevens op de client dan wel de server laat transformeren.
Meer Help-onderwerpen
XML-zelfstudie
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
417
XSL-transformaties op de server uitvoeren
Naar boven
Naar boven
Workflow voor het uitvoeren van server-side XSL-transformaties
XSLT-pagina maken
HTML-pagina's omzetten naar XSLT-pagina's
XML-gegevensbronnen koppelen
XML-gegevens weergeven op XSLT-pagina's
Herhalende XML-elementen weergeven
XSLT-fragmenten invoegen in dynamische pagina's
XSLT-fragmenten verwijderen uit dynamische pagina's
Servergedrag voor XSL-transformaties bewerken
Een dynamische koppeling maken
Stijlen toepassen op XSLT-fragmenten
Parameters met XSL-transformaties gebruiken
Voorwaardelijke XSLT-gebieden maken en bewerken
XSL-commentaar invoegen
Expressies voor XML-gegevens toevoegen met de expressiebouwer voor XPath
Workflow voor het uitvoeren van server-side XSL-transformaties
U kunt server-side XSL-transformaties op de server uitvoeren. Lees meer over server-side en client-side XSL-transformaties en over het gebruik
van XML en XSL bij webpagina's voordat u pagina's gaat bouwen die XML-gegevens weergeven.
Opmerking: Uw server moet correct zijn geconfigureerd voor het uitvoeren van server-side transformaties. Neem contact op met de
serverbeheerder voor meer informatie.
De algemene workflow voor het uitvoeren van server-side XSL-transformaties is als volgt (elke stap is in andere onderwerpen beschreven).
1. Zet een Dreamweaver-site op.
2. Kies een server-technologie en stel een toepassingsserver in.
3. Test de toepassingsserver.
Maak bijvoorbeeld een pagina die verwerking vereist, en zorg ervoor dat de toepassingsserver de pagina verwerkt.
4. Maak een XSLT-fragment of -pagina of zet een HTML-pagina om in een XSLT-pagina.
Maak op uw Dreamweaver-site een XSLT-fragment of een hele XSLT-pagina.
Zet een bestaande HTML-pagina om in een hele XSLT-pagina.
5. Koppel een XML-gegevensbron aan de pagina.
6. Geef XML-gegevens weer door de gegevens aan het XSLT-fragment of de hele XSLT-pagina te binden.
7. Voeg zo nodig een Herhalingsgebied XSLT-object aan de tabel of de tabelrij toe met de tijdelijke aanduidingen voor
XML-gegevens.
8. Voer verwijzingen in.
Gebruik het servergedrag voor XSL-transformatie voor het invoegen van een verwijzing naar een XSLT-fragment in een dynamische pagina.
Om een verwijzing naar de hele XSLT-pagina in de dynamische pagina in te voegen, verwijdert u alle HTML-code van een dynamische
pagina en gebruikt u het servergedrag voor XSL-transformatie.
9. Publiceer de pagina en het fragment.
Publiceer zowel de dynamische pagina als het XSLT-fragment (of de hele XSLT-pagina) naar de toepassingsserver. Als u een lokaal XML-
bestand gebruikt, moet ook dit gepubliceerd worden.
10. Bekijk de dynamische pagina in een browser.
De toepassingsserver transformeert dan de XML-gegevens, voegt deze aan de dynamische pagina toe en geeft ze in de browser weer.
418
Naar boven
XSLT-pagina maken
U kunt XSLT-pagina's maken waarmee u XML-gegevens kunt weergeven op webpagina's. U kunt een hele XSLT-pagina maken (een XLST-
pagina die een <body>-code en een <head>-code bevat), of u kunt een XSLT-fragment maken. Als u een XSLT-fragment maakt, maakt u een
onafhankelijke bestand dat geen body- of head-code bevat; een eenvoudig stukje code dat later wordt ingevoegd in een dynamische pagina.
Opmerking: Als u begint met een bestaande XSLT-pagina, moet u daar een XML-gegevensbron aan koppelen.
1. Selecteer Bestand > Nieuw.
2. Selecteer in de categorie Lege pagina van het dialoogvenster Nieuw document een van de volgende opties in de kolom Paginatype:
Selecteer XSLT (hele pagina) om een hele XSLT-pagina te maken.
Selecteer XSLT (fragment) om een XSLT-fragment te maken.
3. Klik op Maken en voer een van de volgende handelingen uit in het dialoogvenster XML-bron lokaliseren:
Selecteer Lokaal bestand koppelen, klik op Bladeren, ga naar een lokaal XML-bestand op uw computer en klik op OK.
Kies Extern bestand koppelen, voer de URL in van een XML-bestand op internet (bijvoorbeeld een van een RSS-bron) en klik op OK.
Opmerking: Als u op de knop Annuleren klikt, wordt een nieuwe XSLT-pagina zonder gekoppelde XML-gegevensbron gegenereerd.
Het paneel Bindingen wordt gevuld met het schema van uw XML-gegevensbron.
De volgende tabel bevat een uitleg van de verschillende elementen in het schema die kunnen worden weergegeven:
ElementVertegenwoordigtDetails
<>Verplicht niet-herhalend XML-elementEen element dat precies één keer
voorkomt binnen het bovenliggende
knooppunt
<>+Herhalend XML-elementEen element dat een of meer keer
voorkomt binnen het bovenliggende
knooppunt
<>+Optioneel XML-elementEen element dat nul of meer keer
voorkomt binnen het bovenliggende
knooppunt
Vetgedrukt elementknooppuntHuidig contextelementNormaal gesproken het herhalende
element als de invoegpositie in een
herhalende regio staat
@XML-kenmerk
4. Sla uw nieuwe pagina op (Bestand > Opslaan) met de extensie .xsl of .xslt (.xsl is de standaardextensie).
HTML-pagina's omzetten naar XSLT-pagina's
U kunt ook bestaande HTML-pagina's omzetten naar XSLT-pagina's. Als u bijvoorbeeld een vooraf ontworpen statische pagina hebt waaraan u
XML-gegevens wilt toevoegen, kunt u de pagina omzetten naar een XSLT-pagina in plaats van een XSLT-pagina te maken en deze volledig zelf
op te bouwen.
1. Open de HTML-pagina die u wilt omzetten.
2. Kies Bestand > Omzetten > XSLT 1.0.
In het documentvenster wordt een kopie van de pagina geopend. De nieuwe pagina is een XSL-stijlpagina, opgeslagen met de extensie
419
Naar boven
Naar boven
.xsl.
XML-gegevensbronnen koppelen
Als u met een bestaande XSLT-pagina start of geen XML-gegevensbron koppelt bij het maken van een nieuwe XSLT-pagina met Dreamweaver,
moet u een XML-gegevensbron koppelen met het paneel Bindingen.
1. Klik op de XML-koppeling in het paneel Bindingen (Venster > Bindingen).
Opmerking: U kunt ook op de koppeling Bron klikken rechtsboven in het paneel Bindingen om een XML-gegevensbron toe te voegen.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Selecteer Lokaal bestand koppelen, klik op Bladeren, ga naar een lokaal XML-bestand op uw computer en klik op OK.
Kies Extern bestand koppelen en voer de URL in van een XML-bestand op internet (bijvoorbeeld een URL van een RSS-bron).
3. Klik op OK om het dialoogvenster XML-bron lokaliseren te sluiten.
Het paneel Bindingen wordt gevuld met het schema van uw XML-gegevensbron.
XML-gegevens weergeven op XSLT-pagina's
Nadat u een XSLT-pagina hebt gemaakt en een XML-gegevensbron hebt gekoppeld, kunt u gegevens aan de pagina binden. Daarvoor moet u
een tijdelijke aanduiding voor XML-gegevens aan de pagina toevoegen en vervolgens met de expressiebouwer voor XPath of met de
eigenschappencontrole de geselecteerde gegevens opmaken die op de pagina worden weergegeven.
1. Open een XSLT-pagina met de gekoppelde XML-gegevensbron.
2. Kies Invoegen > Tabel om een tabel aan de pagina toe te voegen (optioneel). Een tabel helpt u bij het ordenen van uw XML-gegevens.
Opmerking: Doorgaans kunt u Herhalingsgebied XSLT-object gebruiken om herhalende XML-elementen op een pagina weer te geven.
Ditmaal zou u een tabel met één rij en een of meer kolommen of een tabel met twee rijen kunnen maken als u een tabelkop wilt opnemen.
3. In het paneel Bindingen kiest u een XML-element en sleept het naar een plaats op de pagina waar u gegevens wilt invoegen.
Op de pagina verschijnt een tijdelijke aanduiding voor XML-gegevens. Deze aanduiding wordt gemarkeerd en staat tussen accolades. De
XPath-syntaxis (XML Path-taal) wordt gebruikt om de hiërarchische structuur van het XML-schema te beschrijven. Als u bijvoorbeeld het
onderliggende element title naar de pagina sleept en dat element de bovenliggende elementen rss, channel en item heeft, is de syntaxis van
420
Naar boven
de tijdelijke aanduiding voor de dynamische inhoud rss/channel/item/title.
Dubbelklik op de tijdelijke aanduiding voor XML-gegevens op de pagina om de expressiebouwer voor XPath te openen. Met de
expressiebouwer voor XPath kunt u geselecteerde gegevens opmaken en andere items in het XML-schema selecteren.
4. (Optioneel) Pas stijlen toe op uw XML-gegevens door een tijdelijke aanduiding voor XML-gegevens te selecteren en er, zoals bij elk ander
deel van de inhoud, stijlen op toe te passen met de eigenschappencontrole of het deelvenster CSS-stijlen. U kunt ook Design-Time
stijlpagina's gebruiken om stijlen toe te passen op XSLT-fragmenten. Beide methoden hebben hun eigen voordelen en beperkingen.
5. Bekijk uw werk in een browser (Bestand > Voorvertoning in browser).
Opmerking: Als u uw werk met Voorvertoning in browser bekijkt, voert Dreamweaver een interne transformatie uit zonder een
toepassingsserver te gebruiken.
Herhalende XML-elementen weergeven
Met Herhalingsgebied XSLT-object kunt u herhalende elementen van een XML-bronbestand op een webpagina herhalen. Als u bijvoorbeeld titels
van artikelen en beschrijvingen van een nieuwsbron met 10 tot 20 artikelen weergeeft, is elke titel en beschrijving in het XML-bestand
waarschijnlijk een onderliggend element van een herhalend element.
Elk gebied in de ontwerpweergave met een tijdelijke aanduiding voor XML-gegevens kan gewijzigd worden in een herhaald gebied. De meest
voorkomende gebieden zijn echter een tabel, tabelrij of een reeks tabelrijen.
1. Selecteer in de ontwerpweergave een of meerdere gebieden met tijdelijke aanduidingen voor XML-gegevens.
De selectie kan van alles zijn, een tabel, een tabelrij en zelfs een alinea tekst.
Als u een gebied op de pagina nauwkeurig wilt selecteren, gebruikt u de tagkiezer in de linkerbenedenhoek van het documentvenster. Als
het gebied bijvoorbeeld een tabel is, klikt u in de tabel op de pagina en daarna op de tag in de tagkiezer.
2. Ga op een van de volgende manieren te werk
Kies Invoegen > XSLT-objecten > Herhalingsgebied.
Klik op Herhalingsgebied in de categorie XSLT van het paneel Invoegen.
3. Selecteer in de expressiebouwer voor XPath het herhalende element dat door een klein plusteken aangeduid wordt.
421
Naar boven
4. Klik op OK.
In het documentvenster verschijnt een dunne grijze omtrek met tab rond het herhaalde gebied. Als u uw werk in een browser bekijkt
(Bestand > Voorvertoning in browser), verdwijnt de grijze omtrek, wordt de selectie uitgebreid en geeft deze de opgegeven herhalende
elementen in het XML-bestand weer.
Als u het Herhalingsgebied XSLT-object aan de pagina toevoegt, wordt de lengte van de tijdelijke aanduiding voor de XML-gegevens in het
documentvenster ingekort. Dat komt omdat Dreamweaver het XPath voor de tijdelijke aanduiding voor de XML-gegevens bijwerkt, zodat
deze gerelateerd is aan het pad van het herhalende element.
Eigenschappen herhalingsgebied instellen (XSL)
In de eigenschappencontrole kunt u een ander XML-knooppunt selecteren om het herhalingsgebied te maken.
Voer in het vak Selecteren een nieuw knooppunt in, druk dan op het pictogram met de bliksemflits en selecteer het knooppunt uit het XML-
schema dat verschijnt.
Herhalingsgebied XSLT-object bewerken
Nadat u een Herhalingsgebied XSLT-object aan een gebied hebt toegevoegd, kunt u dit met de eigenschappencontrole bewerken.
1. Selecteer het object door op de grijze tab rond het herhaalde gebied te klikken.
2. Klik in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) op het dynamische pictogram naast het tekstveld Selecteren.
3. Breng in de expressiebouwer voor XPath de wijzigingen aan en klik op OK.
XSLT-fragmenten invoegen in dynamische pagina's
Nadat u een XSLT-fragment hebt gemaakt, kunt u het met het servergedrag voor XSL-transformatie invoegen in een dynamische webpagina. Als
u het servergedrag aan uw pagina toevoegt en de pagina in een browser bekijkt, voert een toepassingsserver een transformatie uit die de XML-
gegevens van het geselecteerde XSLT-fragment weergeeft. Dreamweaver ondersteunt XSL-transformaties voor ColdFusion-, ASP-, en PHP-
pagina's.
Opmerking: Als u de inhoud van een hele XSLT-pagina in een dynamische pagina wilt invoegen, is de procedure hetzelfde. Voordat u
servergedrag voor XSL-transformatie gebruikt om de hele XSLT-pagina in te voegen, moet u alle HTML-code verwijderen uit de dynamische
pagina.
1. Open een bestaande ColdFusion-, ASP-, of PHP-pagina.
2. Plaats de invoegpositie in de ontwerpweergave op de plaats waar u het XSLT-fragment wilt invoegen.
Opmerking: Bij het invoegen van XSLT-fragmenten dient u altijd op Code- en ontwerpweergaven tonen te klikken nadat u de invoegpositie
422
Naar boven
Naar boven
Naar boven
op de pagina hebt geplaatst, om te zorgen dat de invoegpositie op de juiste plaats staat. Als dat niet het geval is, kunt u elders in
codeweergave klikken om de invoegpositie op de gewenste plaats te zetten.
3. Klik in het deelvenster Servergedrag (Venster > Servergedrag) op de knop Plus (+) en kies XSL-transformatie.
4. Klik in het dialoogvenster XSL-transformatie op Bladeren en blader naar een XSLT-fragment of een hele XSLT-pagina.
Dreamweaver vult het volgende tekstveld met het bestandspad of de URL van het XML-bestand dat aan het opgegeven fragment is
gekoppeld. Klik op Bladeren als u dit wilt wijzigen en ga naar een ander bestand.
5. Klik op de knop Plus (+) om een XSLT-parameter toe te voegen (optioneel).
6. Klik op OK om een verwijzing naar het XSLT-fragment in de pagina in te voegen. Het fragment kan niet worden bewerkt. U kunt
dubbelklikken op het fragment om het bronbestand ervan te openen en te bewerken.
In de hoofdmap van de site wordt ook een map includes/MM_XSLTransform/ gemaakt met een runtime bibliotheekbestand. De
toepassingsserver gebruikt de in dit bestand gedefinieerde functies voor het uitvoeren van de transformatie.
7. Upload de dynamische pagina naar uw server (Site > Plaatsen) en klik op Ja om de afhankelijke bestanden op te nemen. Het bestand met
het XSLT-fragment, het XML-bestand met uw gegevens en het gegenereerde runtime bibliotheekbestand moeten alle op de server aanwezig
zijn om de pagina correct te kunnen weergeven. (Als u een extern XML-bestand als gegevensbron hebt geselecteerd, moet dat bestand zich
elders op internet bevinden.)
XSLT-fragmenten verwijderen uit dynamische pagina's
U kunt een XSLT-fragment uit een pagina verwijderen door het servergedrag voor XSL-transformatie te verwijderen dat gebruikt is voor het
invoegen van het fragment. Door het servergedrag te verwijderen, wordt alleen het XSLT-fragment verwijderd, niet de bijbehorende XML-, XSLT-
en runtime bibliotheekbestanden.
1. Selecteer in het paneel Servergedrag (Venster > Servergedrag) het servergedrag voor XSL-transformatie dat u wilt verwijderen.
2. Klik op de minknop (-).
Opmerking: Servergedrag moet u altijd op deze manier verwijderen. Door de gegenereerde code handmatig te verwijderen wordt het
servergedrag slechts gedeeltelijk verwijderd, ook als het servergedrag uit het paneel Servergedrag verdwijnt.
Servergedrag voor XSL-transformaties bewerken
Nadat u een XSLT-fragment aan een dynamische webpagina hebt toegevoegd, kunt u te allen tijde het servergedrag voor XSL-transformatie
bewerken.
1. Dubbelklik in het deelvenster Servergedrag (Venster > Servergedrag) op het servergedrag voor XSL-transformatie dat u wilt bewerken.
2. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK.
Een dynamische koppeling maken
423
Naar boven
Naar boven
U kunt een dynamische koppeling op uw XSLT-pagina maken die verwijst naar een specifieke URL als de gebruiker op een bepaald woord of een
groep woorden in uw XML-gegevens klikt. Zie de Dreamweaver-errata op www.adobe.com/go/dw_documentation_nl voor volledige instructies.
Stijlen toepassen op XSLT-fragmenten
Als u een hele XSLT-pagina maakt (dat wil zeggen een XSLT-pagina met <body>- en <head>-tags), kunt u XML-gegevens op de pagina
weergeven en de gegevens met de eigenschappencontrole of het deelvenster CSS-stijlen opmaken zoals elk ander deel van de inhoud. Als u een
XSLT-fragment maakt om dit in een dynamische pagina in te voegen (bijvoorbeeld in een ASP-, PHP- of ColdFusion-pagina), is het weergeven
van stijlen in het fragment en in de dynamische pagina echter iets gecompliceerder. Hoewel u afzonderlijk en buiten de dynamische pagina om
aan een XSLT-fragment werkt, is het belangrijk eraan te denken dat het fragment bedoeld is voor gebruik binnen de dynamische pagina en dat de
uitvoer van het XSLT-fragment uiteindelijk ergens tussen de <body>-tags van de dynamische pagina terechtkomt. Bij deze workflow moet u goed
opletten dat u geen <head>-elementen (zoals stijldefinities en koppelingen naar externe stijlpagina's) in XSLT-fragmenten opneemt. Anders plaatst
de toepassingsserver deze elementen in de <body> van de dynamische pagina en genereert dan een ongeldige opmaak.
Stel dat u een XSLT-fragment wilt maken dat in een dynamische pagina wordt ingevoegd en het fragment opmaakt met dezelfde externe
stijlpagina als de dynamische pagina. Als u dezelfde stijlpagina aan het fragment koppelt, bevat de resulterende HTML-pagina een dubbele
koppeling naar de stijlpagina (een in de <head>-sectie van de dynamische pagina en een andere in de <body>-sectie van de pagina, waarin de
inhoud van het XSLT-fragment verschijnt). In plaats van deze benadering te kiezen dient u Design-Time stijlpagina's te gebruiken voor verwijzing
naar de externe stijlpagina.
Gebruik bij het opmaken van de inhoud van XSLT-fragmenten de volgende workflow.
Koppel eerst een externe stijlpagina aan de dynamische pagina. (Dit is de beste werkwijze voor het toepassen van stijlen op de inhoud van
elke webpagina.)
Koppel vervolgens dezelfde externe stijlpagina aan het XSLT-fragment als een Design-Time stijlblad. Zoals de naam aangeeft, werken
Design-Time stijlpagina's alleen in de ontwerpweergave van Dreamweaver.
Nadat u de vorige twee stappen hebt uitgevoerd, kunt u nieuwe stijlen maken in uw XSLT-fragment met dezelfde stijlpagina als u aan uw
dynamische pagina hebt gekoppeld. De HTML-uitvoer zal schoner zijn (omdat de verwijzing naar de stijlpagina alleen geldig is terwijl u in
Dreamweaver werkt) en het fragment zal toch de juiste stijlen weergeven in de ontwerpweergave. Bovendien worden al uw stijlen toegepast
op zowel het fragment als de dynamische pagina wanneer u de dynamische pagina in de ontwerpweergave bekijkt of in een browser
voorvertoont.
Opmerking: Als u het XSLT-fragment in een browser voorvertoont, geeft deze de stijlen niet weer. In plaats daarvan dient u de dynamische
pagina in de browser voor te vertonen om het XSLT-fragment in de context van de dynamische pagina te zien.
Parameters met XSL-transformaties gebruiken
Bij het toevoegen van het servergedrag voor XSL-transformatie aan een webpagina kunt u parameters voor uw XSL-transformatie definiëren. Een
parameter regelt hoe XML-gegevens worden verwerkt en weergegeven. U kunt bijvoorbeeld een parameter gebruiken om een bepaald artikel van
een nieuwsbron aan te duiden en op te nemen. Als de pagina in een browser wordt geladen, verschijnt alleen het door u met de parameter
opgegeven artikel.
XSLT-parameter aan een XSL-transformatie toevoegen
1. Open het dialoogvenster XSL-transformatie. U kunt deze dialoog openen door te dubbelklikken op een servergedrag voor XSL-transformatie
in het paneel Servergedrag (Venster > Servergedrag) of door een nieuw servergedrag voor XSL-transformatie toe te voegen.
2. In het dialoogvenster XSL-transformatie klikt u op de knop Plus (+) naast XSLT-parameters.
3. In het vak Naam in het dialoogvenster Parameter toevoegen typt u een naam voor de parameter. Deze naam mag alleen alfanumerieke
tekens bevatten. Er mogen geen spaties in voorkomen.
4. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u een statische waarde wilt gebruiken, typt u deze in het vak Waarde.
Als u een dynamische waarde wilt gebruiken, klikt u op het dynamische pictogram naast het vak Waarde, vult u het dialoogvenster
424
Naar boven
Dynamische gegevens in en klikt u op OK. Klik op Help in het dialoogvenster Dynamische gegevens voor meer informatie.
5. In het vak Standaardwaarde typt u de waarde die de parameter moet gebruiken als de pagina geen runtimewaarde ontvangt. Klik daarna op
OK.
XSLT-parameter bewerken
1. Open het dialoogvenster XSL-transformatie. U kunt deze dialoog openen door te dubbelklikken op een servergedrag voor XSL-transformatie
in het paneel Servergedrag (Venster > Servergedrag) of door een nieuw servergedrag voor XSL-transformatie toe te voegen.
2. Selecteer een parameter uit de lijst van XSLT-parameters.
3. Klik op Bewerken.
4. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK.
XSLT-parameter verwijderen
1. Open het dialoogvenster XSL-transformatie. U kunt deze dialoog openen door te dubbelklikken op een servergedrag voor XSL-transformatie
in het paneel Servergedrag (Venster > Servergedrag) of door een nieuw servergedrag voor XSL-transformatie toe te voegen.
2. Selecteer een parameter uit de lijst van XSLT-parameters.
3. Klik op de minknop (-).
Voorwaardelijke XSLT-gebieden maken en bewerken
U kunt enkel- en meervoudige voorwaardelijke gebieden maken op een XSLT-pagina. U kunt in de ontwerpweergave een element selecteren en
daarop een voorwaardelijk gebied toepassen en u kunt een voorwaardelijk gebied invoegen op de plaats van de invoegpositie in het document.
Als u bijvoorbeeld naast de prijs van een uitverkocht artikel het woord “Uitverkocht" wilt plaatsen, typt u “Uitverkocht" op de pagina, selecteert u het
woord en past u daarna een voorwaardelijk gebied toe op de geselecteerde tekst. Dreamweaver plaatst de selectie tussen <xsl:if>-tags en geeft
het woord “Uitverkocht" alleen op de pagina weer als de gegevens voldoen aan de voorwaarden van de voorwaardelijke expressie.
Voorwaardelijk XSLT-gebied toepassen
U kunt een enkelvoudige voorwaardelijke expressie schrijven en in uw XSLT-pagina invoegen. Als de inhoud geselecteerd is wanneer u het
dialoogvenster Voorwaardelijk gebied opent, wordt de inhoud door een <xsl:if>-blok omsloten. Als de inhoud niet is geselecteerd, wordt het
<xsl:if>-blok toegevoegd op de plaats van de invoegpositie op de pagina. U kunt het beste met het dialoogvenster beginnen en de expressie
daarna in codeweergave aan te passen.
Het <xsl:if>-element komt overeen met de if-instructie in andere talen. Door middel van het element kunt u een voorwaarde testen en op basis van
het resultaat een bepaalde actie nemen. Met het <xsl:if>-element kunt u een expressie testen voor een enkelvoudige waarde van waar of onwaar.
1. Selecteer Invoegen > XSLT-objecten > Voorwaardelijk gebied of klik op het pictogram Voorwaardelijk gebied in de categorie XSLT van het
paneel Invoegen.
2. Typ in het dialoogvenster Voorwaardelijk gebied de voorwaardelijke expressie voor het gebied.
In het volgende voorbeeld wilt u testen of de waarde van het kenmerk @available van het contextknooppunt true (waar) is.
3. Klik op OK.
De volgende code wordt in de XSLT-pagina ingevoegd.
<xsl:if test="@available='true'">
Content goes here
</xsl:if>
Opmerking: Tekenreekswaarden als “true" moet u tussen aanhalingstekens plaatsen. Dreamweaver codeert de aanhalingstekens voor u
(') zodat deze als geldige XHTML worden ingevoerd.
Naast het testen van waarden van knooppunten kunt u alle ondersteunde XSLT-functies in een voorwaardelijke expressie gebruiken. De
voorwaarde wordt getest voor het huidige knooppunt in uw XML-bestand. In het volgende voorbeeld wilt u het laatste knooppunt in de
425
resultaten testen.
Zie de sectie <xsl:if> in het paneel Referentie (Help > Referentie) voor meer informatie en voorbeelden desbetreffende het schrijven van
pre, q, s, samp, small, span, strike, strong, sub, sup, table, tbody, tr, tt, u, ul en var.
4. Klik in de Ontwerpweergave op de blauwe tab van het herhalingsgebied om het te selecteren, als dit nog niet is gebeurd. Dreamweaver
dwingt u in feite om de tab te selecteren voor de groep herhalingsgebieden. Alle herhalingsgebieden liggen namelijk binnen een groep
herhalingsgebieden en u kunt alleen opties instellen voor één herhalingsgebied als u die voor de hele groep instelt.
5. Schakel opties in de eigenschappencontrole Groep herhalingsgebieden in of uit. Er zijn twee opties: Opnieuw ordenen en
Toevoegen/verwijderen Wanneer u Opnieuw ordenen kiest, kunnen gebruikers herhalingsgebieden omhoog of omlaag verplaatsen bij het
bewerken in een browser. Kiest u Toevoegen/verwijderen, dan kunnen gebruikers herhalingsgebieden toevoegen of verwijderen bij het
bewerken in een browser. Beide opties zijn standaard geselecteerd, en een van beide moet altijd ingeschakeld zijn.
6. Sla de pagina op.
Als u de functie InContext Editing voor het eerst aan een pagina toevoegt, krijgt u bericht van Dreamweaver dat er ondersteunende
bestanden van InContext Editing aan uw site worden toegevoegd: ice.conf.js, ice.js, en ide.html. Laad deze bestanden naar de server
wanneer u de pagina laadt, anders zal de InContext Editing-functie niet werken in een browser.
Een gebied verwijderen
U kunt een gebied het beste verwijderen door de eigenschappencontrole van het gebied te gebruiken. De eigenschappencontrole van het gebied
zorgt ervoor dat alle codes worden verwijderd die betrekking hebben op het gebied.
1. Selecteer een bewerkbaar gebied, een herhalingsgebied of een groep herhalingsgebieden.
2. Klik in de eigenschappencontrole van het gebied op de knop Gebied verwijderen.
CSS-klassen opgeven voor opmaak
De InContext Editing-functie Beschikbare CSS-klassen beheren wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund.
Foutberichten van InContext Editing
Kan InContext Editing niet toepassen op tags die scripttags of codeblokken aan serverzijde bevatten.
Als uw selectie code op de server bevat, is het niet mogelijk deze om te zetten in een bewerkbaar gebied of herhalingsgebied. Het probleem heeft
te maken met hoe InContext Editing bewerkbare pagina's opslaat wanneer de gebruiker in de browser werkt. Wanneer een gebruiker de pagina na
het bewerken opslaat, wordt code op de server uit het gebied verwijderd.
Huidige selectie kan niet worden getransformeerd of verpakt met een DIV-tag omdat het bovenliggende knooppunt geen
DIV als onderliggende tag toestaat.
Wanneer de selectie die u op de pagina wilt omzetten, niet rechtstreeks kan worden omgezet, moet Dreamweaver de selectie tussen div-tags
plaatsen, die als een container zullen fungeren voor het zojuist gemaakte bewerkte herhalingsgebied. Daarom moeten de bovenliggende tags van
wat u wilt omzetten div-tags als onderliggende elementen toestaan. Als de bovenliggende tag van de tag die u probeert om te zetten, geen
onderliggende div-tags toestaat, kunt u de omzetting niet in Dreamweaver uitvoeren.
Huidige selectie bevat al of bevindt zich binnen een bewerkbaar gebied. Geneste bewerkbare gebieden zijn niet
toegestaan.
Als de selectie binnen een bewerkbaar gebied valt, of als er een bewerkbaar gebied binnen de selectie ligt, kunt u de omzetting in Dreamweaver
niet uitvoeren. InContext Editing ondersteunt geen geneste bewerkbare gebieden.
665
Bewerkbare gebieden mogen geen herhaalde gebieden of herhaalde gebiedsgroepen bevatten.
Bewerkbare InContext Editing-gebieden kunnen geen andere InContext Editing-functie bevatten. Als u een herhalingsgebied of een groep
herhalingsgebieden wilt toevoegen aan een bewerkbaar gebied, kunt u de omzetting in Dreamweaver niet uitvoeren.
Herhaalde gebieden mogen zich niet binnen bewerkbare gebieden bevinden en mogen geen herhaalde gebiedsgroepen
bevatten.
Bewerkbare InContext Editing-gebieden kunnen geen andere InContext Editing-functie bevatten. Als u een herhalingsgebied of een groep
herhalingsgebieden wilt toevoegen aan een bewerkbaar gebied, kunt u de omzetting in Dreamweaver niet uitvoeren. Bovendien is het niet
mogelijk in Dreamweaver een element om te zetten in een bewerkbaar gebied of herhalingsgebied, als het al een groep herhalingsgebieden bevat.
Huidige selectie bevat al of bevindt zich binnen een herhaald gebied. Geneste herhalingsgebieden zijn niet toegestaan.
Als de selectie binnen een herhalingsgebied valt, of als er een herhalingsgebied binnen de selectie ligt, kunt u de omzetting in Dreamweaver niet
uitvoeren. InContext Editing ondersteunt geen geneste herhalingsgebieden.
Selectie mag maar één bewerkbaar/herhaald gebied van een Dreamweaver-sjabloon bevatten of moet zich binnen een
bewerkbaar gebied van een Dreamweaver-sjabloon bevinden.
Wanneer u met sjabloonbestanden van Dreamweaver werkt (.dwt-bestanden), moet u zich aan bepaalde regels houden. U zet een bewerkbaar
gebied/herhalingsgebied van een Dreamweaver-sjabloon om in een dergelijk gebied in InContext Editing door exact één bewerkbaar
gebied/herhalingsgebied van een Dreamweaver-sjabloon te selecteren op de pagina en deze om te zetten. Wanneer u een andere selectie op de
pagina (bijvoorbeeld een tekstblok) wilt omzetten, moet de selectie in een bewerkbaar gebied van een Dreamweaver-sjabloon liggen.
Alleen op DIV-tags kan tegelijkertijd de functionaliteit van een bewerkbaar gebied en die van een herhaald gebied
worden toegepast.
Als de selectie geen div-tag is en er al een kenmerk van een herhalingsgebied op is toegepast, is het niet mogelijk ook het kenmerk van het
bewerkbare gebied op die tag toe te passen. Het is alleen mogelijk kenmerken van beide gebieden tegelijk toe te passen op div-tags.
Dreamweaver heeft gedetecteerd dat een tag voor een herhaalde gebiedsgroep aan het herhaalde gebied voorafgaat.
Alle InContextEditing-herhalingsgebieden moeten in een groep herhalingsgebieden zitten. Wanneer u een nieuw herhalingsgebied aan een pagina
toevoegt, detecteert Dreamweaver of er al een groep herhalingsgebieden direct vóór zit. Als dit het geval is, kunt u in Dreamweaver het nieuwe
herhalingsgebied aan de groep herhalingsgebieden toevoegen die er al is, of een nieuwe groep herhalingsgebieden maken die het nieuwe
herhalingsgebied bevat.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
666
Microsoft Office-documenten importeren (alleen Windows)
U kunt de volledige inhoud van een Microsoft Word- of Excel-document invoegen in een nieuwe of bestaande webpagina. Als u een Word- of
Excel-document importeert, ontvangt Dreamweaver de geconverteerde HTML, waarna deze in uw webpagina wordt ingevoegd. De grootte van het
bestand nadat Dreamweaver de geconverteerde HTML heeft ontvangen, moet minder zijn dan 300 kB.
In plaats van de hele inhoud van een bestand te importeren kunt u ook gedeelten van een Word-document plakken en daarbij de opmaak
behouden.
Opmerking: Als u Microsoft Office 97 gebruikt, kunt u de inhoud van een Word- of Excel-document niet importeren. U moet dan een koppeling
naar het document invoegen.
1. Open de webpagina waarin u het Word- of Excel-document wilt invoegen.
2. Ga in de ontwerpweergave op een van de volgende manieren te werk om het bestand te selecteren:
Sleep het bestand vanuit de huidige locatie naar de pagina waar u de inhoud wilt weergeven.
Selecteer Bestand > Importeren > Word-document of Bestand > Importeren > Excel-document.
3. Blader in het dialoogvenster Document invoegen naar het bestand dat u wilt toevoegen, selecteer een van de opmaakopties in het pop-
upmenu Opmaak onderaan in het dialoogvenster en klik op Openen.
Alleen tekstVoegt niet-opgemaakte tekst in. Als de oorspronkelijke tekst is opgemaakt, wordt alle opmaak verwijderd.
Tekst met structuurHiermee kunt u tekst invoegen waarin de structuur behouden blijft, maar de basisopmaak niet. U kunt bijvoorbeeld
tekst plakken en daarbij de structuur van alinea's, lijsten en tabellen behouden, zonder dat vette, cursieve en andere opmaak behouden
blijft.
Tekst met structuur en basisopmaakHiermee kunt u zowel gestructureerde als eenvoudige HTML-tekst plakken (bijvoorbeeld paragrafen
en tabellen, en tekst die is opgemaakt met de tag b, i, u, strong, em, hr, abbr of acronym-tag).
Tekst met structuur en volledige opmaakHiermee kunt u tekst invoegen waarin alle structuur, HTML-opmaak en CSS-stijlen behouden
blijven.
Alinea-afstanden van Word opruimenHiermee kunt u extra witruimte tussen alinea's verwijderen bij het plakken van tekst als u Tekst met
structuur of Basisopmaak hebt geselecteerd.
De inhoud van het Word- of Excel-document wordt in de pagina weergegeven.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
667
Add-ons
Opmerking:
Naar boven
Add-ons zijn nieuwe functies die u eenvoudig aan Dreamweaver kunt toevoegen. U kunt vele typen add-ons gebruiken. Er zijn bijvoorbeeld add-
ons waarmee u tabellen opnieuw kunt opmaken, verbinding kunt maken met back-end databases, of die u helpen bij het schrijven van scripts voor
browsers.
U moet zijn aangemeld als beheerder (Windows) of root (Mac OS X) om add-ons te kunnen installeren waartoe alle gebruiker in een
besturingssysteem voor meer gebruikers toegang hebben. Voor meer informatie over het gebruik van Dreamweaver op systemen voor meerdere
gebruikers, klikt u hier.
Add-ons gebruiken in Dreamweaver
Klik op Venster > Bladeren in Add-ons om naar add-ons te zoeken en deze te installeren. Wanneer u op Bladeren in Add-ons klikt, wordt de
pagina Adobe Creative Cloud Add-Ons weergegeven.
Klik links op de pagina Adobe Creative Cloud Add-Ons op Dreamweaver om specifieke add-ons voor Dreamweaver weer te geven. U kunt ook
het zoekvak aan de rechterkant gebruiken om naar een specifieke add-on te zoeken.
De pagina Adobe Creative Cloud Add-Ons
Belangrijk: Voordat u add-ons installeert, moet u controleren of u bestandssynchronisatie voor uw Adobe Creative Cloud-account hebt
ingeschakeld. Zie Bestandssynchronisatie met Adobe Creative Cloud inschakelen voor meer informatie.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de add-on te installeren.
Als u de add-ons wilt weergeven die u hebt geïnstalleerd of gedeeld, klikt u op Alle aankopen en gedeelde items onder Mijn add-ons.
668
Naar boven
De pagina Adobe Creative Cloud Add-Ons - Mijn add-ons
Bestandssynchronisatie met Adobe Creative Cloud inschakelen
Voordat u add-ons van Adobe Creative Cloud installeert, moet u controleren of bestandssynchronisatie is ingeschakeld via uw Adobe Creative
Cloud-client.
1. Klik op in het systeemvak om de Adobe Creative Cloud-client te openen.
2. Klik op en klik vervolgens op Voorkeuren.
669
Voorkeuren in de client van Adobe Creative Cloud
3. Selecteer op het tabblad Bestanden bij de optie Sync aan/uit het keuzerondje Aan.
670
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Bestandssynchronisatie in de client van Adobe Creative Cloud
671
Integratie tussen diverse toepassingen
Naar boven
Over de integratie met Photoshop, Flash en Fireworks
Over de integratie met Photoshop, Flash en Fireworks
Photoshop, Fireworks en Flash zijn krachtige webontwikkelingsprogramma's voor het maken en beheren van afbeeldingen en SWF-bestanden. U
kunt Dreamweaver uitstekend met deze programma's integreren om het ontwikkelen van websites te vereenvoudigen.
Opmerking: Er is eveneens een beperkte integratie met enkele andere toepassingen. U kunt bijvoorbeeld een InDesign-bestand als XHTML
exporteren en er in Dreamweaver verder aan werken. Zie www.adobe.com/go/vid0202_nl voor een zelfstudie over deze workflow.
Afbeeldingen en inhoud, gemaakt met Adobe Flash (SWF- en FLV-bestanden) kunt u eenvoudig invoegen in een Dreamweaver-document. U kunt
een afbeelding of SWF-bestand ook bewerken in de oorspronkelijke editor nadat u de afbeelding of het bestand in een Dreamweaver-document
hebt ingevoegd.
Opmerking: Als u Dreamweaver samen met deze Adobe-toepassingen wilt gebruiken, moeten deze toepassingen op uw computer zijn
geïnstalleerd.
Voor Fireworks en Flash wordt productintegratie verkregen met behulp van roundtrip-bewerking. Roundtrip-bewerking zorgt ervoor dat code-
updates op de juiste wijze worden overgebracht van Dreamweaver naar deze andere toepassingen en andersom (zodat bijvoorbeeld rollover-
gedrag of koppelingen naar andere bestanden behouden blijven).
Dreamweaver is voor productintegratie ook afhankelijk van Design Notes. Ontwerpnotities zijn kleine bestanden die Dreamweaver in staat stellen
het brondocument op te sporen voor een geëxporteerde afbeelding of geëxporteerd SWF-bestand. Wanneer u bestanden van Fireworks, Flash of
Photoshop rechtstreeks naar een Dreamweaver-site exporteert, worden er automatisch ontwerpnotities met verwijzingen naar de PSD-, PNG- of
FLA-bestanden naar de site geëxporteerd, samen met het bestand dat klaar is om op de website geplaatst te worden (GIF, JPEG, PNG of SWF).
Naast informatie over de locatie bevatten ontwerpnotities andere relevante gegevens over geëxporteerde bestanden. Wanneer u bijvoorbeeld een
tabel van Fireworks exporteert, wordt er door Fireworks een ontwerpnotitie geschreven voor elk geëxporteerd afbeeldingsbestand in de tabel. Als
het geëxporteerde bestand hotspots of rollovers bevat, bevatten de ontwerpnotities informatie over de scripts daarvoor.
Dreamweaver maakt als onderdeel van de exportbewerking een map met de naam _notes in dezelfde map als het geëxporteerde onderdeel. Deze
map bevat de ontwerpnotities die Dreamweaver nodig heeft om de integratie met Photoshop, Flash of Fireworks tot stand te brengen.
Opmerking: Als u ontwerpnotities wilt gebruiken, mogen deze niet zijn uitgeschakeld voor uw Dreamweaver-site. Ze zijn standaard ingeschakeld.
Maar zelfs als ze uitgeschakeld zijn en u een Photoshop-afbeeldingsbestand invoegt, maakt Dreamweaver toch een ontwerpnotitie waarin de
locatie van het bron-PSD-bestand wordt opgeslagen.
Zie www.adobe.com/go/vid0188_nl voor een zelfstudie over de integratie van Dreamweaver en Fireworks.
Zie www.adobe.com/go/lrvid4043_dw_nl voor een zelfstudie over de integratie van Dreamweaver en Photoshop.
Meer Help-onderwerpen
Dreamweaver InDesign zelfstudie
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
672
Extensie AIR voor Dreamweaver
Naar boven
Naar boven
Extensie AIR voor Dreamweaver installeren
Een AIR-toepassing maken in Dreamweaver
Een toepassing ondertekenen met een digitaal certificaat
Gekoppelde AIR-bestandstypen bewerken
Instellingen voor AIR-toepassingen bewerken
Een webpagina voorvertonen in een AIR-toepassing
AIR-coderingstips en -codekleuren gebruiken
Toegang tot de documentatie van Adobe AIR
De extensie Adobe® AIR® voor Dreamweaver® kunt u gebruiken om een internettoepassing om te zetten in een desktoptoepassing. Gebruikers
kunnen vervolgens de toepassing uitvoeren op hun desktopcomputers, soms zelfs zonder internetverbinding.
U kunt de extensie gebruiken met Dreamweaver CS3 en hoger. De extensie is niet compatibel met Dreamweaver 8.
Opmerking: Adobe AIR biedt geen ondersteuning voor Adobe InContext Editing. Als u de AIR-uitbreidingsmodule voor Dreamweaver gebruikt
om een toepassing te exporteren die InContext Editing-gebieden bevat, werkt de functie InContext Editing niet.
Extensie AIR voor Dreamweaver installeren
Met de extensie AIR voor Dreamweaver kunt u rijke internettoepassingen voor desktopcomputers maken. U gebruikt bijvoorbeeld een verzameling
webpagina's die via onderlinge interactie XML-gegevens weergeven. U kunt dan de extensie Adobe AIR voor Dreamweaver gebruiken om deze
verzameling pagina's te bundelen in een kleine toepassing die kan worden geïnstalleerd op de computer van een gebruiker. Wanneer de gebruiker
de toepassing uitvoert op de desktopcomputer, wordt de toepassing geladen en wordt de website in een toepassingsvenster weergegeven,
onafhankelijk van een browser. Vervolgens kan de gebruiker zonder internetverbinding lokaal op de computer door de website bladeren.
Dynamische pagina's als Adobe® ColdFusion®- en PHP-pagina's kunnen niet worden uitgevoerd in Adobe AIR. De toepassing werkt alleen met
HTML en JavaScript. U kunt echter JavaScript gebruiken op uw pagina's om een service op internet, waaronder services die zijn gegenereerd met
ColdFusion of PHP, aan te roepen met Ajax-methoden, zoals XMLHTTPRequest of specifieke API's voor Adobe AIR.
Systeemvereisten
Als u de extensie Adobe AIR voor Dreamweaver wilt gebruiken, moet de volgende software zijn geïnstalleerd en correct zijn geconfigureerd:
Dreamweaver CS3 of hoger
Adobe® Extension Manager CS3 of hoger
Java JRE 1.4 of hoger (nodig voor het maken van de Adobe AIR-bestand). De Java JRE is beschikbaar op http://java.sun.com/.
De voorgaande vereisten gelden alleen voor het maken en voorvertonen van Adobe AIR-toepassingen in Dreamweaver. Als u een Adobe
AIR-toepassing wilt uitvoeren, moet u tevens Adobe AIR installeren op uw computer. Ga naar www.adobe.com/go/air_nl om de runtime te
downloaden.
Extensie Adobe AIR voor Dreamweaver installeren
1. Download de extensie Adobe AIR voor Dreamweaver via: http://www.adobe.com/nl/products/air/tools/ajax/.
2. Dubbelklik in Windows Verkenner (Windows) of de Finder (Macintosh) op het MXP-bestand.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm op om de extensie te installeren.
4. Start Dreamweaver opnieuw als u klaar bent.
Zie Extensie AIR voor Dreamweaver gebruiken voor meer informatie over het gebruik van de extensie Adobe AIR voor Dreamweaver.
Een AIR-toepassing maken in Dreamweaver
Als u een op HTML gebaseerde AIR-toepassing wilt maken in Dreamweaver, selecteert u een bestaande site die u wilt verpakken als AIR-
toepassing.
1. Zorg dat de webpagina's die u in een toepassing wilt verpakken, onderdeel zijn van een gedefinieerde Dreamweaver-site.
2. Open in Dreamweaver de introductiepagina van de verzameling pagina's die u wilt verpakken.
3. Selecteer Site > Instellingen AIR-toepassing.
673
4. Geef de vereiste gegevens op in het dialoogvenster AIR - Instellingen voor toepassing en installer en klik vervolgens op AIR-bestand maken.
Zie de volgende opties van het dialoogvenster voor meer informatie.
Dreamweaver maakt een bestand application.xml in de hoofdmap van uw site als u voor de eerste keer een Adobe AIR-bestand maakt. Dit
bestand dient als manifest waarin verschillende eigenschappen van de toepassing zijn gedefinieerd.
Het dialoogvenster AIR - Instellingen voor toepassing en installer bevat de volgende opties:
BestandsnaamDit is de naam die wordt gebruikt voor het uitvoerbare bestand van de toepassing. Standaard wordt de naam van de
Dreamweaver-site gebruikt. U kunt de naam desgewenst wijzigen. De naam mag echter alleen geldige tekens voor bestands- of mapnamen
bevatten. (Dit betekent dat de naam alleen ASCII-tekens kan bevatten en niet mag eindigen op een punt.) Deze instelling is verplicht.
ToepassingsnaamDit is de naam die wordt weergegeven in installatievensters wanneer gebruikers de toepassing installeren. Ook hier
wordt standaard de naam van de Dreamweaver-site gebruikt. Deze instelling heeft geen tekenrestricties en is niet verplicht.
Toepassings-idDeze instelling geeft uw toepassing aan met een unieke id. U kunt de standaard-id zo nodig wijzigen. Gebruik in de id
geen spaties of speciale tekens. De enige geldige tekens zijn 0-9, a-z, A-Z, . (punt) en - (streepje). Deze instelling is verplicht.
VersieDeze instelling geeft een versienummer voor de toepassing aan. Deze instelling is verplicht.
BegininhoudDeze instelling geeft de startpagina voor de toepassing aan. Klik op de knop Bladeren om naar uw startpagina te bladeren en
deze te selecteren. Het geselecteerde bestand moet zich in de hoofdmap van de site bevinden. Deze instelling is verplicht.
BeschrijvingDeze instelling kunt u gebruiken om een beschrijving voor de toepassing in te voeren, die wordt weergegeven wanneer de
gebruiker de toepassing installeert.
CopyrightDeze instelling kunt u gebruiken voor copyrightinformatie die wordt weergegeven bij de optie Over voor Adobe AIR-toepassingen
die worden geïnstalleerd op Macintosh-computers. Deze informatie wordt niet gebruikt voor toepassingen die zijn geïnstalleerd onder
Windows.
VensterstijlDeze instelling geeft aan welke vensterstijl (of chroom) moet worden gebruikt wanneer een gebruiker de toepassing op zijn of
haar computer uitvoert. Standaardchroom omringt de toepassing met de standaardvensterbesturingselementen van het besturingssysteem.
Met Aangepast chroom (ondoorzichtig) verwijdert u het standaardchroom en kunt u uw eigen chroom voor de toepassing maken. (U maakt
het aangepaste chroom rechtstreeks in het verpakte HTML-bestand.) Aangepast chroom (doorzichtig) lijkt op Aangepast chroom
(ondoorzichtig), maar hierbij worden mogelijkheden voor doorzichtigheid toegevoegd aan de randen van de pagina. Zo kunt u
toepassingsvensters maken die niet rechthoekig van vorm zijn.
VenstergrootteDeze instelling geeft de afmetingen van het toepassingsvenster aan wanneer het wordt geopend.
PictogramDeze instelling kunt u gebruiken om aangepaste afbeeldingen te selecteren voor de toepassingspictogrammen. (De
standaardafbeeldingen zijn Adobe AIR-afbeeldingen die worden geleverd bij de extensie.) Klik op de knop Pictogramafbeeldingen selecteren
om aangepaste afbeeldingen te gebruiken. Klik in het dialoogvenster Pictogramafbeeldingen dat wordt weergegeven op de map voor elke
pictogramgrootte en selecteer het gewenste afbeeldingsbestand. AIR ondersteunt voor toepassingspictogrammen alleen PNG-bestanden.
Opmerking: geselecteerde aangepaste afbeeldingen moeten op de site van de toepassing staan en de paden moeten relatief zijn ten
opzichte van de hoofdmap van de site.
Gekoppelde bestandstypenDeze instelling kunt u gebruiken om bestandstypen aan uw toepassing te koppelen. Zie de volgende sectie
voor meer informatie.
ToepassingsupdatesHiermee bepaalt u of updates naar nieuwe versies van Adobe AIR-toepassingen worden uitgevoerd met Adobe AIR
Installer of met de toepassing zelf. Het selectievakje is standaard ingeschakeld, waardoor de updates worden uitgevoerd met Adobe AIR
Installer. Schakel het selectievakje uit als u wilt dat de updates worden uitgevoerd door de toepassing zelf. Houd er rekening mee dat als u
het selectievakje uitschakelt, u een toepassing moet maken die updates kan uitvoeren.
Opgenomen bestandenDeze instelling geeft aan welke bestanden en mappen u in de toepassing moet opnemen. U kunt HTML- en CSS-
bestanden, afbeeldingsbestanden en JavaScript-bibliotheekbestanden toevoegen. Klik op de knop met het plusteken (+) om bestanden toe
te voegen en klik op het mappictogram om mappen toe te voegen. U moet geen bestanden zoals _mmServerScripts, _notes, enzovoort
opnemen. Als u een bestand of map uit uw lijst wilt verwijderen, selecteert u het bestand of de map en klikt u op de knop met het minteken
(-).
Digitale handtekeningklik op Instellen om uw toepassing te ondertekenen met een digitale handtekening. Deze instelling is verplicht. Zie
de volgende sectie voor meer informatie.
Map ProgrammamenuDeze instelling geeft een submap in het menu Start van Windows aan waar u de snelkoppeling voor de toepassing
wilt maken. (Niet van toepassing op Macintosh.)
DoelDeze instelling geeft aan waar de nieuwe toepassingsinstaller (AIR-bestand) moet worden opgeslagen. De standaardlocatie is de
hoofdmap van de site. Klik op de knop Bladeren om een andere locatie te selecteren. De standaardbestandsnaam is de naam van de
toepassing, gevolgd door de bestandsextensie .air. Deze instelling is verplicht.
In het volgende voorbeeld zijn een aantal basisopties van het dialoogvenster ingesteld:
674
Naar boven
Een toepassing ondertekenen met een digitaal certificaat
Een digitale handtekening biedt zekerheid dat de code voor de toepassing niet is gewijzigd of corrupt is geraakt sinds de code is geschreven door
de ontwikkelaar van de software. Alle Adobe AIR-toepassingen vereisen een digitale handtekening en kunnen niet worden geïnstalleerd zonder
handtekening. U kunt een toepassing ondertekenen met een gekocht digitaal certificaat, zelf een certificaat maken of een Adobe AIRI-bestand
(een Adobe AIR Intermediate-bestand) voorbereiden dat u later ondertekent.
1. Klik in het dialoogvenster AIR - Instellingen voor toepassing en installer op de knop Instellen naast de optie Digitale handtekening.
2. Voer in het dialoogvenster Digitale handtekening een van de volgende handelingen uit:
Als u een toepassing wilt ondertekenen met een vooraf gekocht digitaal certificaat, klikt u op de knop Bladeren, selecteert u het
certificaat, typt u het bijbehorende wachtwoord en klikt u vervolgens op OK.
Als u een digitaal certificaat wilt maken dat u zelf ondertekent, klikt u op de knop Maken en vult u de velden van het dialoogvenster in.
De optie Type verwijst naar het beveiligingsniveau van het certificaat: 1024-RSA gebruikt een 1024-bits sleutel (minder veilig) en 2048-
RSA gebruikt een 2048-bits sleutel (veiliger). Klik op OK als u klaar bent. Geef vervolgens het bijbehorende wachtwoord op in het
dialoogvenster Digitale handtekening en klik op OK.
Selecteer AIRI-pakket voorbereiden op ondertekening en klik op OK. Met deze optie kunt u een AIR Intermediate-toepassing (AIRI)
maken zonder digitale handtekening. Een gebruiker kan de toepassing echter pas installeren nadat u een digitale handtekening hebt
toegevoegd.
Over tijdstempels
Wanneer u een Adobe AIR-toepassing ondertekent met een digitaal certificaat, verstuurt het verpakkingsprogramma een aanvraag voor een
onafhankelijk te controleren datum en tijdstip van ondertekening naar de server van een certificeringsinstantie. De ontvangen tijdstempel wordt
ingesloten in het AIR-bestand. Is het certificaat geldig op het moment van ondertekening, dan kan het AIR-bestand zelfs worden geïnstalleerd
nadat het certificaat is verlopen. Als er geen tijdstempel wordt verkregen, kan het AIR-bestand niet meer worden geïnstalleerd nadat het certificaat
is verlopen of is ingetrokken.
675
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Standaard wordt met de extensie Adobe AIR voor Dreamweaver een tijdstempel opgehaald tijdens het maken van een Adobe AIR-toepassing. U
kunt de tijdstempelfunctie echter uitschakelen door in het dialoogvenster Digitale handtekening de optie Tijdstempel uit te schakelen. (Dit kunt u
bijvoorbeeld doen als er geen tijdstempelservice beschikbaar is.) U kunt het beste een tijdstempel opnemen in elk AIR-bestand dat u openbaar
distribueert.
Geotrust is de standaardcertificeringsinstantie voor tijdstempels die door de verpakkingsprogramma's van AIR wordt gebruikt. Zie Een AIR-bestand
digitaal ondertekenen voor meer informatie over tijdstempels en digitale certificaten.
Gekoppelde AIR-bestandstypen bewerken
U kunt verschillende bestandstypen aan uw Adobe AIR-toepassing koppelen. Als u bijvoorbeeld wilt dat bestandstypen met de extensie .avf
worden geopend in Adobe AIR wanneer een gebruiker dubbelklikt op dergelijke bestanden, kunt u de extensie .avf toevoegen aan de lijst met
gekoppelde bestandstypen.
1. Klik in het dialoogvenster AIR - Instellingen voor toepassing en installer op de knop Bewerken naast de optie Gekoppelde bestandstypen.
2. Voer een van de volgende handelingen uit in het dialoogvenster Gekoppelde bestandstypen:
Selecteer een bestandstype en klik op de knop met het minteken (-) om het bestandstype te verwijderen.
Klik op de knop met het plusteken (+) om een bestandstype toe te voegen.
Als u op de knop met het plusteken klikt om een bestandstype toe te voegen, verschijnt het dialoogvenster Instellingen voor
bestandstypen. Vul de velden van het dialoogvenster in en klik op OK om het dialoogvenster te sluiten.
Hieronder vindt u een lijst met opties:
Naamgeeft de naam van het bestandstype aan die wordt weergegeven in de lijst Gekoppelde bestandstypen. Deze optie is verplicht en
mag alleen alfanumerieke ASCII-tekens (a-z, A-Z, 0-9) en punten bevatten (bijvoorbeeld adobe.VideoFile). De naam moet beginnen met
een letter. De maximumlengte is 38 tekens.
Extensiegeeft de extensie van het bestandstype aan. U moet de punt van de extensie niet invoeren. Deze optie is verplicht en mag
alleen alfanumerieke ASCII-tekens (a-z, A-Z, 0-9) bevatten. De maximumlengte is 38 tekens.
Beschrijvingkunt u gebruiken voor een optionele beschrijving voor het bestandstype.
Inhoudstypegeeft het MIME- of mediatype voor het bestand aan (bijvoorbeeld tekst/html, afbeelding/gif enzovoort).
Locatie pictogrambestandkunt u gebruiken om aangepaste afbeeldingen te selecteren voor de gekoppelde bestandstypen. (De
standaardafbeeldingen zijn Adobe AIR-afbeeldingen die worden geleverd bij de extensie.)
Instellingen voor AIR-toepassingen bewerken
U kunt op elk gewenst moment de instellingen voor uw Adobe AIR-toepassing bewerken.
Selecteer Site > Instellingen AIR-toepassing en breng de gewenste wijzigingen aan.
Een webpagina voorvertonen in een AIR-toepassing
U kunt in Dreamweaver een HTML-pagina voorvertonen om bekijken hoe deze wordt weergegeven in een Adobe AIR-toepassing.
Voorvertoningen zijn nuttig als u wilt zien hoe de webpagina eruit ziet in de toepassing zonder dat u de volledige toepassing hoeft te maken.
Klik op de werkbalk Document op de knop Voorvertonen/fouten opsporen in browser en selecteer Voorvertoning in AIR.
U kunt ook op Ctrl+Shift+F12 (Windows) of Cmd+Shift+F12 (Macintosh) drukken.
AIR-coderingstips en -codekleuren gebruiken
De extensie Adobe AIR voor Dreamweaver voegt ook codetips en -kleuren toe voor Adobe AIR-taalelementen in de codeweergave in
Dreamweaver.
Open een HTML- of JavaScript-bestand in de codeweergave en voer Adobe AIR-code in.
Opmerking: het mechanisme voor coderingstips werkt alleen binnen de <script>-tags of in .js-bestanden.
Zie de documentatie voor ontwikkelaars in de rest van deze handleiding voor meer informatie over de Adobe AIR-taalelementen.
Toegang tot de documentatie van Adobe AIR
De extensie Adobe AIR voegt een item toe aan het menu Help in Dreamweaver waarmee u toegang krijgt tot documentatie over het ontwikkelen
van AIR-toepassingen met HTML en Ajax.
Kies Help > Adobe AIR Help.
676
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
677
Afbeeldingen toevoegen en wijzigen
Naar boven
GIF (Graphic Interchange Format)
JPEG (Joint Photographic Experts Group)
PNG (Portable Network Group)
Naar boven
Over afbeeldingen
Een afbeelding invoegen
De grootte van een afbeelding visueel wijzigen
Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen invoegen
Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen vervangen
Eigenschappen instellen voor tijdelijke aanduidingen voor afbeeldingen
Afbeeldingen bewerken in Dreamweaver
Een rollover-afbeelding maken
Een externe afbeeldingseditor gebruiken
Gedrag toepassen op afbeeldingen
Over afbeeldingen
Er zijn veel verschillende bestandsindelingen voor afbeeldingen, maar de drie bestandsindelingen voor afbeeldingen die meestal op webpagina's worden gebruikt, zijn GIF,
JPEG en PNG. De bestandsindelingen GIF en JPEG worden het beste ondersteund en kunnen worden weergegeven in de meeste browsers.
GIF-bestanden gebruiken maximaal 256 kleuren en zijn het best geschikt voor de weergave van
afbeeldingen met niet-continue tinten of afbeeldingen met grote gebieden met platte kleuren, zoals navigatiebalken, knoppen, pictogrammen,
logo's of andere afbeeldingen met uniforme kleuren en tonen.
JPEG-bestanden zijn de beste keuze voor foto's en afbeeldingen met continue tinten, omdat JPEG-
bestanden miljoenen kleuren kunnen bevatten. Hoe hoger de kwaliteit van een JPEG-bestand, hoe groter het bestand en hoe langer het duurt om
het te downloaden. U kunt vaak een goede balans vinden tussen de kwaliteit van de afbeelding en de bestandsgrootte door een JPEG-bestand te
comprimeren.
PNG-bestanden zijn een patentvrije vervanging van GIF-bestanden, met ondersteuning voor geïndexeerde
kleuren, grijstinten en true-color afbeeldingen en ondersteuning van alfakanalen voor doorzichtigheid. PNG is de eigen bestandsindeling van
Adobe® Fireworks®. In PNG-bestanden blijft alle oorspronkelijke informatie over lagen, vectors, kleuren en effecten (zoals schaduwen) behouden
en blijven alle elementen altijd volledig bewerkbaar. Bestanden worden alleen door Dreamweaver herkend als PNG-bestanden als ze de extensie
.png hebben.
Een afbeelding invoegen
Als u een afbeelding invoegt in een Dreamweaver-document, wordt een verwijzing naar het afbeeldingsbestand gegenereerd in de HTML-
broncode. Deze verwijzing klopt alleen als het afbeeldingsbestand zich op de juiste site bevindt. Als het bestand zich niet op de huidige site
bevindt, wordt u door Dreamweaver gevraagd of u het bestand naar de site wilt kopiëren.
U kunt afbeeldingen ook dynamisch invoegen. Dynamische afbeeldingen zijn afbeeldingen die vaak veranderen. Bij rotatiesystemen voor
advertentiebanners moet bijvoorbeeld steeds willekeurige één banner worden geselecteerd uit een lijst met mogelijke banners, waarna de
afbeelding van de geselecteerde banner dynamisch wordt weergegeven als een pagina wordt opgevraagd.
Nadat u een afbeelding hebt ingevoegd, kunt u toegankelijkheidskenmerken voor de afbeeldingstag instellen die leesbaar zijn door schermlezers
voor blinde en slechtziende gebruikers. Deze kenmerken kunnen worden bewerkt in HTML-code.
Voor een zelfstudie over het invoegen van afbeeldingen gaat u naar Afbeeldingen toevoegen.
1. Plaats de invoegpositie op de locatie waar u de afbeelding wilt weergeven in het documentvenster en ga op een van de volgende manieren
te werk:
Ga naar de categorie Algemeen in het deelvenster Invoegen en klik op het pictogram Afbeeldingen .
Ga naar de categorie Algemeen van het paneel Invoegen, klik op de knop Afbeeldingen en selecteer het pictogram Afbeelding. Als het
pictogram Afbeelding in het paneel Invoegen wordt weergegeven, kunt u het pictogram naar het documentvenster slepen (of naar het
venster Codeweergave als u in de code aan het werken bent).
Selecteer Invoegen > Afbeelding.
Sleep een afbeelding uit het deelvenster Middelen (Venster > Middelen) naar de gewenste locatie in het documentvenster en ga
vervolgens verder met stap 3.
Sleep een afbeelding uit het deelvenster Bestanden naar de gewenste locatie in het documentvenster en ga vervolgens verder met stap
678
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking:
B en H
Opmerking:
Bron
Koppeling
3.
Sleep een afbeelding van het bureaublad naar de gewenste locatie in het documentvenster en ga vervolgens verder met stap 3.
2. Voer in het dialoogvenster een van de volgende handelingen uit:
Selecteer Bestandssysteem om een afbeeldingsbestand te kiezen.
Selecteer Gegevensbron om een dynamische afbeeldingsbron te kiezen.
Klik op de knop Sites en servers als u een afbeeldingsbestand wilt kiezen in een externe map van uw Dreamweaver-sites.
3. Blader naar de afbeelding of inhoudsbron die u wilt invoegen en selecteer deze.
Als u in een niet-opgeslagen document werkt, wordt een file://-verwijzing naar het afbeeldingsbestand gegenereerd. Als u het document
ergens op de site opslaat, wordt de verwijzing geconverteerd naar een documentrelatief pad.
Bij het invoegen van afbeeldingen kunt u ook een absoluut pad gebruiken naar een afbeelding op een externe server (een
afbeelding die niet is opgeslagen op de lokale vaste schijf). Als u problemen ervaart tijdens het werken kunt u er echter voor kiezen om de
afbeelding niet weer te geven in de ontwerpweergave door de optie Opdrachten > Externe bestanden weergeven uit te schakelen.
4. Klik op OK. Het dialoogvenster Toegankelijkheidskenmerken van de afbeeldingstag wordt weergegeven als u het dialoogvenster hebt
geactiveerd in Voorkeuren (Bewerken > Voorkeuren).
5. Typ waarden in de tekstvakken Alternatieve tekst en Lange beschrijving en klik op OK.
In het tekstvak Alternatieve tekst typt u een naam of korte beschrijving voor de afbeelding. De schermlezer leest de informatie die u hier
typt. Gebruik niet meer dan ongeveer 50 tekens. Voor langere beschrijvingen kunt u een koppeling gebruiken (in het tekstvak Lange
beschrijving) naar een bestand dat meer informatie over de afbeelding bevat.
In het tekstvak Lange beschrijving typt u de locatie van een bestand dat wordt weergegeven als de gebruiker op de afbeelding klikt of op
het mappictogram klikt om naar het bestand te bladeren. Dit tekstvak bevat een koppeling naar een bestand dat betrekking heeft op of
meer informatie bevat over de afbeelding.
U kunt informatie typen in een of beide tekstvakken, afhankelijk van uw vereisten. De schermlezer leest het Alt-kenmerk voor
de afbeelding.
als u op Annuleren klikt, verschijnt de afbeelding in het document, maar worden er door Dreamweaver geen
toegankelijkheidstags of -kenmerken aan gekoppeld.
6. In de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) kunt u eigenschappen instellen voor de afbeelding.
Afbeeldingseigenschappen instellen
In de eigenschappencontrole voor afbeeldingen kunt u eigenschappen voor een afbeelding instellen. Als u niet alle afbeeldingseigenschappen ziet,
klikt u op de uitvouwpijl in de rechterbenedenhoek.
1. Selecteer Venster > Eigenschappen om de eigenschappencontrole voor een geselecteerde afbeelding weer te geven.
2. Typ een naam in het tekstvak onder de miniatuurafbeelding zodat u naar de afbeelding kunt verwijzen als u Dreamweaver-gedrag (zoals
Afbeelding verwisselen) gebruikt of als u een scripttaal als JavaScript of VBScript gebruikt.
3. Stel de afbeeldingsopties naar wens in.
De breedte en hoogte van de afbeelding in pixels. Als u een afbeelding invoegt op een pagina, worden deze tekstvakken
automatisch bijgewerkt met de oorspronkelijke afmetingen van de afbeelding.
Als u voor B en H waarden instelt die niet overeenkomen met de werkelijke breedte en hoogte van de afbeelding, wordt de afbeelding
mogelijk niet goed weergegeven in een browser. (Als u de oorspronkelijke waarden wilt herstellen, klikt u op de labels van de tekstvakken B
en H of op de knop Afbeeldingsgrootte herstellen rechts van de tekstvakken B en H als u een nieuwe waarde typt.)
U kunt deze waarden wijzigen om de weergavegrootte van dit exemplaar van de afbeelding aan te passen, maar dat heeft
geen invloed op de downloadtijd, omdat de browser alle afbeeldingsgegevens downloadt voordat de grootte van de afbeelding wordt
aangepast. Als u de downloadtijd wilt verminderen en ervoor wilt zorgen dat alle exemplaren van een afbeelding even groot worden
weergegeven, moet u afbeeldingen schalen met een toepassing voor het bewerken van afbeeldingen.
Geeft het bronbestand voor de afbeelding aan. Klik op het mappictogram om naar het bronbestand te bladeren of typ het pad.
Geeft een hyperlink naar de afbeelding aan. Sleep het Point-To-File-pictogram naar een bestand in het paneel Bestanden, klik
op het mappictogram om naar een document in de site te bladeren of typ de URL handmatig.
679
Alt
Mapnaam en Hotspot-gereedschap
Doel
Bewerken
Bijwerken vanuit origineel
Afbeeldingsinstellingen bewerken
Uitsnijden
Nieuw voorbeeld
Helderheid en contrast
Verscherpen
Naar boven
Hiermee geeft u alternatieve tekst op die in plaats van de afbeelding wordt weergegeven in browsers die alleen tekst weergeven of in
browsers waarvoor is ingesteld dat afbeeldingen handmatig moeten worden gedownload. Voor blinde of slechtziende gebruikers die
spraakprogramma's gebruiken met browsers die alleen tekst weergeven, wordt de tekst hardop voorgelezen. In sommige browsers wordt
deze tekst ook weergegeven als de aanwijzer op de afbeelding wordt geplaatst.
Hiermee kunt u een overzicht van afbeeldingen met hyperlinks labelen en maken.
Hiermee geeft u het frame of venster op waarin de gekoppelde pagina moet worden geladen. (Deze optie is niet beschikbaar als de
afbeelding niet is gekoppeld aan een ander bestand.) De namen van alle frames in de huidige frameset worden weergegeven in de lijst Doel.
U kunt ook een van de volgende gereserveerde doelnamen kiezen:
_blank laadt het gekoppelde bestand in een nieuw naamloos browservenster.
_parent laadt het gekoppelde bestand in het bovenliggende frame of venster ten opzichte van het frame dat de koppeling bevat. Als
het frame dat de koppeling bevat niet is genest, wordt het gekoppelde bestand geladen in het volledige browservenster.
_self laadt het gekoppelde bestand in het frame of venster waarin de koppeling zich bevindt. Dit doel is de standaardinstelling en hoeft
u gewoonlijk niet te definiëren.
_top laadt het gekoppelde bestand in het volledige browservenster en verwijdert daarbij alle frames.
Hiermee wordt de afbeeldingseditor gestart die u hebt opgegeven in de voorkeuren voor externe editors en wordt de
geselecteerde afbeelding geopend.
Als de webafbeelding (de afbeelding op de Dreamweaver-pagina) niet is gesynchroniseerd met het
oorspronkelijke Photoshop-bestand, wordt in Dreamweaver vastgesteld dat het oorspronkelijke bestand is bijgewerkt en wordt een van de
pijlen van het pictogram van het slimme object rood weergegeven. Als u de webafbeelding in de ontwerpweergave selecteert en in de
eigenschappencontrole op de knop Bijwerken vanuit origineel klikt, wordt de afbeelding automatisch bijgewerkt, waarbij alle wijzigingen die u
in het oorspronkelijke Photoshop-bestand hebt gemaakt, worden overgenomen.
Hiermee opent u het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren waarin u de afbeelding kunt
optimaliseren.
Hiermee kunt u een afbeelding uitsnijden, waarbij u ongewenste delen verwijdert van de geselecteerde afbeelding.
Hiermee kunt u een nieuw voorbeeld weergeven van een afbeelding waarvan u de grootte hebt gewijzigd, zodat u de
afbeeldingskwaliteit met de nieuwe grootte en vorm verbetert.
Hiermee past u de helderheid en het contrast van een afbeelding aan.
Hiermee past u de scherpte van een afbeelding aan.
Toegankelijkheidskenmerken van een afbeelding bewerken in code
Als u toegankelijkheidskenmerken hebt ingevoegd voor een afbeelding, kunt u die waarden bewerken in de HTML-code.
1. Selecteer de afbeelding in het documentvenster.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Bewerk de desbetreffende afbeeldingskenmerken in de codeweergave.
Klik met de rechtermuisknop (Windows), of houd de Control-toets ingedrukt terwijl u klikt, en kies Tag bewerken.
Bewerk de Alt-waarde in de eigenschappencontrole.
De grootte van een afbeelding visueel wijzigen
U kunt de grootte van elementen als afbeeldingen, insteekmodules, Shockwave- of SWF-bestanden, applets en ActiveX-besturingselementen
visueel wijzigen in Dreamweaver.
Als u de grootte van een afbeelding visueel wijzigt, kunt u zien hoe de afbeelding met verschillende afmetingen de indeling beïnvloedt, maar wordt
het afbeeldingsbestand niet geschaald naar de door u opgegeven verhoudingen. Als u de grootte van een afbeelding visueel wijzigt in
Dreamweaver zonder een toepassing voor het bewerken van afbeeldingen (zoals Adobe Fireworks) te gebruiken om het afbeeldingsbestand te
schalen naar de gewenste grootte, wordt de afbeelding geschaald door de browser van de gebruiker als de pagina wordt geladen. Hierdoor kan
het langer duren om de pagina te downloaden en wordt de afbeelding mogelijk niet goed weergegeven in de browser van de gebruiker. Als u de
downloadtijd wilt verminderen en ervoor wilt zorgen dat alle exemplaren van een afbeelding even groot worden weergegeven, moet u afbeeldingen
schalen met een toepassing voor het bewerken van afbeeldingen.
Als u de grootte van een afbeelding wijzigt in Dreamweaver, kunt u nieuwe pixels berekenen op basis van de nieuwe afmetingen. Als u een nieuw
voorbeeld maakt, worden pixels opgeteld bij of afgetrokken van JPEG- en GIF-afbeeldingsbestanden waarvan de grootte is gewijzigd, zodat deze
680
Opmerking:
Naar boven
Opmerking:
zoveel mogelijk overeenkomen met de weergave van de oorspronkelijke afbeelding. Als u een nieuw voorbeeld maakt van een afbeelding, wordt
het bestand kleiner en verloopt het downloaden sneller.
De grootte van een element visueel wijzigen
1. Selecteer het element (bijvoorbeeld een afbeelding of SWF-bestand) in het documentvenster.
Aan de onderkant en rechterkant van het element en in de rechterbenedenhoek worden formaatgrepen weergegeven. Als er geen
formaatgrepen worden weergegeven, klikt u ergens anders dan op het element waarvan u de grootte wilt wijzigen en selecteert u het
vervolgens opnieuw, of klikt u op de desbetreffende tag in de tagkiezer om het element te selecteren.
2. Wijzig de grootte van het element op een van de volgende manieren:
Als u de breedte van het element wilt aanpassen, sleept u de selectiegreep aan de rechterkant.
Als u de hoogte van het element wilt aanpassen, sleept u de selectiegreep aan de onderkant.
Als u de breedte en de hoogte van het element tegelijk wilt aanpassen, sleept u de selectiegreep in de hoek.
Als u de verhoudingen van het element (de verhouding tussen breedte en hoogte) wilt behouden bij het wijzigen van de grootte, houdt u
Shift in gedrukt terwijl u de hoekselectiegreep sleept.
Als u de breedte en hoogte van een element wilt instellen op een specifieke grootte (bijvoorbeeld 1 x 1 pixel), kunt u in de
eigenschappencontrole een numerieke waarde invoeren. De grootte van elementen kan visueel worden gewijzigd tot minimaal 8 x 8
pixels.
3. Als u de oorspronkelijke afmetingen van een element wilt herstellen, verwijdert u in de eigenschappencontrole de waarden in de tekstvakken
B en H of klikt u op de knop Grootte opnieuw instellen in de eigenschappencontrole voor de afbeelding.
De oorspronkelijke afmetingen van een afbeelding herstellen
Klik op de knop Grootte opnieuw instellen in de eigenschappencontrole voor de afbeelding.
Een nieuw voorbeeld weergeven van een afbeelding waarvan u de grootte hebt gewijzigd
1. Wijzig de grootte van de afbeelding zoals hierboven is beschreven.
2. Klik op de knop Nieuw voorbeeld in de eigenschappencontrole voor de afbeelding.
u kunt geen nieuw voorbeeld maken van voorlopige afbeeldingen of andere elementen dan bitmapafbeeldingen.
Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen invoegen
Een voorlopige afbeelding is een afbeelding die u gebruikt totdat u de definitieve afbeelding kunt toevoegen aan een webpagina. U kunt de grootte
en kleur van de voorlopige afbeelding instellen en er een tekstlabel voor opgeven.
1. Plaats de invoegpositie in het documentvenster op de plaats waar u een voorlopige afbeelding wilt invoegen.
2. Selecteer Invoegen > Afbeeldingsobjecten > Tijdelijke aanduiding voor afbeelding.
3. Typ bij Naam (optioneel) tekst die u wilt laten weergeven als label voor de voorlopige afbeelding. Laat het tekstvak leeg als u niet wilt dat er
een label wordt weergegeven. De naam moet met een letter beginnen en mag alleen letters en cijfers bevatten. Spaties en hoge ASCII-
tekens zijn niet toegestaan.
4. Typ bij Breedte en Hoogte (verplicht) een getal waarmee u de grootte van de afbeelding in pixels instelt.
5. Pas voor Kleur (optioneel) op een van de volgende manieren een kleur toe:
Gebruik de kleurkiezer om een kleur te selecteren.
Typ de hexadecimale waarde van de kleur (bijvoorbeeld #FF0000).
Typ de naam van een webveilige kleur (bijvoorbeeld rood).
6. Typ bij Alternatieve tekst (optioneel) tekst waarmee u de afbeelding beschrijft voor mensen die een browser met alleen tekst gebruiken.
er wordt automatisch in de HTML-code een afbeeldingstag ingevoegd met een leeg src-kenmerk.
7. Klik op OK.
De kleur, groottekenmerken en label van de voorlopige afbeelding worden als volgt weergegeven:
In een browser worden de tekst voor de label en de grootte niet weergegeven.
681
Naar boven
Naar boven
B en H
Bron
Koppeling
Alt
Maken
Bijwerken vanuit origineel
Kleur
Naar boven
Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen vervangen
Een voorlopige afbeelding geeft geen afbeelding weer in een browser. Voordat u uw site publiceert, moet u alle voorlopige afbeeldingen die u hebt
toegevoegd, vervangen door webvriendelijke afbeeldingsbestanden, zoals GIF- of JPEG-bestanden.
Als u Fireworks hebt, kunt u een nieuwe afbeelding maken vanuit de tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen in Dreamweaver. De nieuwe
afbeelding krijgt dezelfde afmetingen als de tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen. U kunt de afbeelding bewerken en vervolgens vervangen in
Dreamweaver.
1. Voer een van de volgende handelingen uit in het documentvenster:
Dubbelklik op de voorlopige afbeelding.
Klik op de tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen om deze te selecteren en klik vervolgens in de eigenschappencontrole (Venster >
Eigenschappen) op het mappictogram naast het tekstvak Bron.
2. Blader in het dialoogvenster Afbeeldingsbron naar de afbeelding waardoor u de tijdelijke aanduiding wilt vervangen en klik op OK.
Eigenschappen instellen voor tijdelijke aanduidingen voor afbeeldingen
Als u eigenschappen wilt instellen voor een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen, selecteert u de tijdelijke aanduiding in het documentvenster en
selecteert u vervolgens Venster > Eigenschappen om de eigenschappencontrole weer te geven. Als u niet alle eigenschappen ziet, klikt u op de
uitvouwpijl in de rechterbenedenhoek.
Gebruik de eigenschappencontrole om een naam, breedte, hoogte, afbeeldingsbron, beschrijving in alternatieve tekst, uitlijning en kleur in te
stellen voor een voorlopige afbeelding.
In de eigenschappencontrole voor de voorlopige afbeelding zijn het grijze tekstvak en het tekstvak Uitlijnen niet beschikbaar. U kunt deze
eigenschappen instellen in de eigenschappencontrole voor afbeeldingen als u de voorlopige afbeelding vervangt door een definitieve afbeelding.
Stel vervolgens de volgende opties naar wens in:
Stellen de breedte en hoogte van de voorlopige afbeelding in in pixels.
Geeft het bronbestand voor de afbeelding aan. Voor een voorlopige afbeelding is dit tekstvak leeg. Klik op de knop Bladeren om een
vervangende afbeelding te selecteren voor de voorlopige afbeelding.
Geeft een hyperlink naar de voorlopige afbeelding aan. Sleep het Point-to-File-pictogram naar een bestand in het paneel
Bestanden, klik op het mappictogram om naar een document in de site te bladeren of typ de URL handmatig.
Hiermee geeft u alternatieve tekst op die in plaats van de afbeelding wordt weergegeven in browsers die alleen tekst weergeven of in
browsers waarvoor is ingesteld dat afbeeldingen handmatig moeten worden gedownload. Voor blinde of slechtziende gebruikers die
spraakprogramma's gebruiken met browsers die alleen tekst weergeven, wordt de tekst hardop voorgelezen. In sommige browsers wordt
deze tekst ook weergegeven als de aanwijzer op de afbeelding wordt geplaatst.
Hiermee start u Fireworks om een vervangende afbeelding te maken. De knop Maken is alleen ingeschakeld als Fireworks ook op
uw computer is geïnstalleerd.
Als de webafbeelding (de afbeelding op de Dreamweaver-pagina) niet is gesynchroniseerd met het
oorspronkelijke Photoshop-bestand, wordt in Dreamweaver vastgesteld dat het oorspronkelijke bestand is bijgewerkt en wordt een van de
pijlen van het pictogram van het slimme object rood weergegeven. Als u de webafbeelding in de ontwerpweergave selecteert en in de
eigenschappencontrole op de knop Bijwerken vanuit origineel klikt, wordt de afbeelding automatisch bijgewerkt, waarbij alle wijzigingen die u
in het oorspronkelijke Photoshop-bestand hebt gemaakt, worden overgenomen.
Geeft een kleur voor de voorlopige afbeelding.
Afbeeldingen bewerken in Dreamweaver
U kunt afbeeldingen in Dreamweaver opnieuw samplen, bijsnijden, optimaliseren en scherper maken. U kunt ook hun helderheid en contrast
wijzigen.
Beeldbewerkingsfuncties
682
Opmerking:
Nieuw voorbeeld
Uitsnijden
Helderheid en contrast
Verscherpen
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking:
Dreamweaver bevat basisfuncties voor het bewerken van afbeeldingen waarmee u afbeeldingen kunt wijzigen zonder dat u een externe
toepassing voor het bewerken van afbeeldingen, zoals Fireworks of Photoshop, hoeft te gebruiken. De Dreamweaver-functies voor het bewerken
van afbeeldingen zijn zo ontworpen dat u gemakkelijk kunt samenwerken met de inhoudsontwerpers die de afbeeldingsbestanden voor uw website
maken.
Fireworks of een andere beeldbewerkingstoepassing hoeft niet op uw computer te zijn geïnstalleerd om de beeldbewerkingsfuncties
van Dreamweaver te kunnen gebruiken.
Selecteer Wijzigen > Afbeelding. Stel een van deze Dreamweaver-functies voor het bewerken van afbeeldingen in:
Hiermee worden pixels opgeteld bij of afgetrokken van JPEG- en GIF-afbeeldingsbestanden waarvan de grootte is
gewijzigd, zodat deze zoveel mogelijk overeenkomen met de weergave van de oorspronkelijke afbeelding. Als u een nieuw voorbeeld maakt
van een afbeelding, wordt het bestand kleiner en verloopt het downloaden sneller.
Als u de grootte van een afbeelding wijzigt in Dreamweaver, kunt u nieuwe pixels berekenen op basis van de nieuwe afmetingen. Als er een
nieuw voorbeeld wordt gemaakt van een bitmapobject, worden er pixels toegevoegd aan of verwijderd uit de afbeelding zodat deze groter of
kleiner wordt. Als u van een afbeelding een nieuw voorbeeld maakt met een hogere resolutie, heeft dit meestal weinig kwaliteitsverlies tot
gevolg. Als u echter een voorbeeld met een lagere resolutie maakt, veroorzaakt dit altijd gegevensverlies en meestal ook kwaliteitsverlies.
Hiermee kunt u afbeeldingen bewerken door de oppervlakte van de afbeelding te verkleinen. Meestal snijdt u een afbeelding uit
als u meer nadruk wilt plaatsen op het onderwerp van de afbeelding en ongewenste aspecten rondom het centrum van interesse in de
afbeelding wilt verwijderen.
Hiermee wijzigt u het contrast of de helderheid van pixels in een afbeelding. Dit heeft effect op de markeringen,
schaduwen en middeltonen van een afbeelding. Meestal gebruikt u Helderheid/contrast als u afbeeldingen corrigeert die te donker of te licht
zijn.
Hiermee past u de focus van een afbeelding aan door het contrast te vergroten van randen binnen de afbeelding. Als u een
afbeelding scant of een digitale foto neemt, worden door de meeste software voor het vastleggen van afbeeldingen standaard de randen van
objecten in de afbeelding verzacht. Hierdoor wordt voorkomen dat heel fijne details verloren gaan in de pixels waaruit digitale afbeeldingen
opgebouwd. Om de details naar voren te brengen in digitale afbeeldingsbestanden, is het echter vaak nodig om de afbeelding scherper te
maken, waarbij het randcontrast wordt vergroot waardoor de afbeelding scherper lijkt.
De Dreamweaver-functies voor het bewerken van afbeeldingen kunnen alleen worden gebruikt voor JPEG-, GIF- en PNG-
afbeeldingsbestanden. Bitmapafbeeldingen met een andere bestandsindeling kunnen niet met deze functies voor het bewerken van
afbeeldingen worden bewerkt.
Een afbeelding uitsnijden
Met Dreamweaver kunt u bitmapafbeeldingen uitsnijden (of bijsnijden).
Als u een afbeelding uitsnijdt, wordt het bronbestand van de afbeelding gewijzigd op de schijf. Bewaar daarom een back-
upexemplaar van het afbeeldingsbestand voor het geval u de oorspronkelijke afbeelding weer wilt gebruiken.
1. Open de pagina die de afbeelding bevat die u wilt uitsnijden, selecteer de afbeelding en ga op een van de volgende manieren te werk:
Klik op het pictogram Uitsnijden in de eigenschappencontrole voor de afbeelding.
Selecteer Wijzigen > Afbeelding > Uitsnijden.
Er worden uitsnijgrepen weergegeven rond de geselecteerde afbeelding.
2. Pas de uitsnijgrepen aan totdat het vak het gebied van de afbeelding aangeeft dat u wilt behouden.
3. Dubbelklik binnen in het vak of druk op Enter om de selectie uit te snijden.
4. Er wordt een dialoogvenster weergegeven met het bericht dat het afbeeldingsbestand dat u uitsnijdt, wordt gewijzigd op de schijf. Klik op
OK. Alle pixels in de geselecteerde bitmap buiten het vak worden verwijderd, maar andere objecten in de afbeelding blijven staan.
5. Geef een voorbeeld weer van de afbeelding en kijk of die aan uw verwachtingen voldoet. Als dat niet zo is, selecteert u Bewerken >
Uitsnijden ongedaan maken om terug te keren naar de oorspronkelijke afbeelding.
u kunt het effect van de opdracht Uitsnijden ongedaan maken (en terugkeren naar het oorspronkelijke afbeeldingsbestand)
totdat u Dreamweaver afsluit of totdat u het bestand bewerkt in een externe toepassing voor het bewerken van afbeeldingen.
Een afbeelding optimaliseren
U kunt afbeeldingen op uw webpagina's optimaliseren vanuit Dreamweaver.
1. Open de pagina met de afbeelding die u wilt optimaliseren, selecteer de afbeelding en ga op een van de volgende manieren te werk:
Klik op de knop Afbeeldingsinstellingen bewerken in de eigenschappencontrole van de afbeelding.
Selecteer Wijzigen > Afbeelding > Optimaliseren.
2. Breng de gewenste wijzigingen aan in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren en klik op OK.
683
Opmerking:
Naar boven
Afbeeldingsnaam
Oorspronkelijke afbeelding
Rollover-afbeelding
Vooraf laden van Rollover-afbeelding
Alternatieve tekst
Een afbeelding scherper maken
Als u een afbeelding scherper maakt, wordt het contrast van pixels rond de randen van objecten vergroot, zodat de afbeelding gedefinieerder of
scherper wordt.
1. Open de pagina die de afbeelding bevat die u scherper wilt maken, selecteer de afbeelding en ga op een van de volgende manieren te
werk:
Klik op de knop Verscherpen in de eigenschappencontrole voor de afbeelding.
Selecteer Wijzigen > Afbeelding > Verscherpen.
2. U kunt aangeven in welke mate Dreamweaver de afbeelding moet verscherpen door de schuifregelaar te slepen of door een waarde tussen
0 en 10 in het tekstvak te typen. Terwijl u de scherpte van de afbeelding aanpast in het dialoogvenster Scherpte, kunt u in een voorbeeld de
wijzigingen in de afbeelding zien.
3. Klik op OK als u tevreden bent met de afbeelding.
4. Sla uw wijzigingen op door Bestand > Opslaan te selecteren, of keer terug naar de oorspronkelijke afbeelding door Bewerken >
Verscherpen ongedaan maken te selecteren.
U kunt het effect van de opdracht Verscherpen alleen ongedaan maken (en terugkeren naar het oorspronkelijke
afbeeldingsbestand) als u de pagina met de afbeelding nog niet hebt opgeslagen. Nadat u de pagina hebt opgeslagen, worden de
wijzigingen in de afbeelding permanent opgeslagen.
De helderheid en het contrast van een afbeelding aanpassen
Met Helderheid/contrast wijzigt u het contrast of de helderheid van pixels in een afbeelding. Dit heeft effect op de markeringen, schaduwen en
middeltonen van een afbeelding. Meestal gebruikt u Helderheid/contrast als u afbeeldingen corrigeert die te donker of te licht zijn.
1. Open de pagina die de afbeelding bevat die u wilt aanpassen, selecteer de afbeelding en ga op een van de volgende manieren te werk:
Klik op de knop Helderheid/contrast in de eigenschappencontrole voor de afbeelding.
Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.
Product:
Spelregels forum
Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:
lees eerst de handleiding door;
controleer of uw vraag al eerder door iemand anders is gesteld;
probeer uw vraag zo duidelijk mogelijk te stellen;
heeft u een probleem en al geprobeerd om dit op te lossen, vermeld dit erbij aub;
heeft u een oplossing gekregen van een bezoeker dan horen wij dat graag in dit forum;
wilt u een reactie geven op een vraag of antwoord, gebruik dan niet dit formulier maar klik op de knop 'reageer op deze vraag';
uw vraag wordt direct op de website gezet; vermijd daarom persoonlijke gegevens in te vullen;
Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.
Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.
Abonneren
Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Adobe Dreamweaver CC - 2014 bij:
nieuwe vragen en antwoorden
nieuwe handleidingen
U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.
Ontvang uw handleiding per email
Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Adobe Dreamweaver CC - 2014 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.
De handleiding is 12,41 mb groot.
U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.
Stel vragen via chat aan uw handleiding
Stel uw vraag over deze PDF
Andere handleiding(en) van Adobe Dreamweaver CC - 2014
Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email
Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.
Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.
Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken
U heeft geen emailadres opgegeven
Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.
Uw vraag is op deze pagina toegevoegd
Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.