469437
6
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/48
Pagina verder
Ultima 3 2027C
Ultima 4 2035C
Ultima 5 2038C
Gebruikershandleiding
Montagehandleiding
hoogrendement combiketel
cod. 3544284/2
Wij behouden ons het recht voor om wijzigingen / verbeteringen aan het product en bijgevoegde informatie aan te brengen zonder
voorafgaande kennisgeving. Op www.agpoferroli.nl staat de meest actuele versie van de handleiding, die alle eerdere versies vervangt.
Storingen
Raadpleeg hoofdstuk 2 (bladzijde 7) of de storing
eenvoudig te verhelpen is.
Als u de storing niet zelf kunt oplossen:
Bel uw installateur of onderhoudsbedrijf.
Schrijf toestelgegevens op:
(vermeld op de witte sticker in de klep, onder de instructie)
Toesteltype: ULTIMA 3
ULTIMA 4
ULTIMA 5
Serienummer:
. . . . L . . . . .
Dit nummer altijd doorgeven. Belangrijk voor garantie!
Telefoonnummer installateur of onderhoudsbedrijf:
Documentnummer: DRS8012 versie: 4 datum: februari 2006
AGPO Ferroli b.v.
Postbus 3364, 4800 DJ Breda
Konijnenberg 24, 4825 BD Breda
Internet: www.agpoferroli.nl
e-mail: info@agpoferroli.nl
Consumenten-informatielijn
076 - 5 725 740
(storingen melden bij uw installateur)
ULTIMA 3 2027C
ULTIMA 4 2035C
ULTIMA 5 2038C
Geachte gebruiker,
Gefeliciteerd met uw nieuwe cv-toestel. Dit toestel geeft u
naast een hoog comfort een laag energieverbruik: gunstig
voor u en voor het milieu. Deze gebruikershandleiding
geeft u diverse adviezen om goed met uw toestel en de
cv-installatie om te gaan. Wij raden u daarom aan, deze
zorgvuldig te lezen en te bewaren.
Garantie en registratie
Via onze website op internet kunt u heel eenvoudig uw
toestel registreren t.b.v. de garantie. Zie onze website
www.agpoferroli.nl bij garantiebewijs.
Natuurlijk kunt u ook de garantiekaart, die aan het eind van
deze handleiding is afgedrukt, naar ons retour sturen. We
verzoeken u, binnen 30 dagen na de installatiedatum, de
garantie te registreren via internet of middels het retour-
neren van de volledig ingevulde garantiekaart.
Installatie
Het toestel dient door een erkende installateur geïnstal-
leerd, in bedrijf gesteld en onderhouden te worden.
Onderhoud
Dit toestel heeft minimaal een keer per twee jaar een
onderhoudsbeurt nodig. Neem hiervoor contact op met
uw installateur of onderhoudsbedrijf.
De onderhoudsbeurten en eventuele reparatie mogen
alleen door deskundige installatie- of onderhouds-
bedrijven worden uitgevoerd.
Geachte installateur,
Het tweede deel van deze handleiding is een montage-
handleiding, die tevens een storingsanalyse en uitleg over
de werking van het toestel bevat.
De montagehandleiding biedt u een handzame hulp bij
het installeren van het toestel.
Werking en technische gegevens
In dit hoofdstuk wordt in het kort uitleg gegeven over de
werking van het toestel.
Tevens vindt u hier de technische gegevens en het
elektrisch aansluitschema.
Aandachtspunten vóór montage
U wordt in dit hoofdstuk geattendeerd op belangrijke
zaken, die u voorafgaand aan de montage moet weten.
Montage-instructie
In deze instructie wordt aangegeven hoe het toestel
gemonteerd en in bedrijf gesteld wordt.
Onderhoud, storingen en service
Raadpleeg dit hoofdstuk bij onderhoudsbeurten en
storingen.
Regelmatig en goed uitgevoerd onderhoud kan tussen-
tijdse storingen voorkomen en hiermee blijft het cv-
toestel in optimale conditie.
3
Inhoud gebruikershandleiding
1. Algemeen ................................................................................................................ 4
Voor uw veiligheid: let op!......................................................................................... 4
2. Bediening, storingen en instellingen ........................................................................ 5
3. Het in en uit bedrijf nemen van het toestel............................................................... 8
4. Gebruikersadviezen ................................................................................................. 8
5. Onderhoud en reiniging ............................................................................................ 9
6. Het bijvullen en ontluchten van de cv-installatie ..................................................... 10
Inhoud montagehandleiding
Aandachtspunten vóór montage
7. Voorschriften ......................................................................................................... 11
8. Aandachtspunten vóór montage ............................................................................ 11
8.1 Leveringsomvang ................................................................................... 11
8.2 Toestelaccessoires................................................................................ 12
8.3 Montagemogelijkheden.......................................................................... 12
8.4 Benodigde vrije ruimte ........................................................................... 12
8.5 Rookgasafvoer en luchttoevoer: opstellingsmogelijkheden
en weerstandsberekening...................................................................... 12
8.6 Extra aandachtspunten voor de complete installatie ............................. 15
Montage-instructie
9. Montage-instructie ................................................................................................. 16
9.1 Veiligheid ............................................................................................... 16
9.2 Ophangen van het toestel...................................................................... 16
9.3 Afmetingen en aansluitingen.................................................................. 17
9.4 Aansluiten van de cv- en tapwaterleidingen ........................................... 18
9.5 Aansluiten van een zonneboiler ............................................................. 19
9.6 Aansluiten gaszijdig............................................................................... 20
9.7 Aansluiten condensafvoer...................................................................... 20
9.8 Aansluiten verbrandingsgasafvoer en luchttoevoer................................. 21
9.9 Ingebouwde bypass voor cv ................................................................... 22
9.10 Aansluiten van de kamerthermostaat en evt. buitenvoeler of
externe cv-installatiepomp ..................................................................... 23
10. Eerste ingebruikstelling van het toestel ................................................................. 24
10.1 Voorbereidingen ..................................................................................... 24
10.2 In bedrijf nemen ..................................................................................... 25
10.3 Het toestel afstemmen op de installatie d.m.v. een aantal parameters.. 26
10.4 Overzicht van kamerthermostaten en weersafhankelijke regelingen ...... 27
10.5 Extra informatie over de weersafhankelijke regeling van de ULTIMA...... 28
Onderhoud, storingen en service
11. Onderhoud ......................................................................................................... 29
11.1 Algemene informatie.............................................................................. 29
11.2 Onderhoudsbeurt ................................................................................... 29
11.3 Onderhoudset en pakkingset................................................................. 31
12. Storingen en serviceonderdelen ............................................................................. 32
12.1 Overzicht van het toestel en serviceonderdelen ..................................... 32
12.2 Storingslijst met mogelijke oorzaken en oplossingen............................ 33
12.3 Uitlezen van de historie: opslag van opgetreden storingen .................... 34
Werking en technische gegevens
13. Werking en technische gegevens.......................................................................... 35
13.1 Werking van het toestel ......................................................................... 35
13.2 Werking van de modulerende cv-pomp .................................................. 37
13.3 Gebruik van de ingebouwde bypass ...................................................... 38
13.4 Toepassing van een open verdeler ......................................................... 38
13.5 Extern beschikbare pompopvoerhoogte................................................. 39
13.6 Tapwaterzijdig drukverlies ...................................................................... 40
13.7 Technische gegevens............................................................................. 41
13.8 Elektrisch aansluitschema en aansluitingen op de toestelconnector .... 42
14. Certificaties van de ULTIMA 3 2027C, 4 2035C, 5 2038C ...................................... 43
14.1 CE-markering......................................................................................... 43
14.2 Gaskeurlabels ....................................................................................... 43
Garantie en registratie ........................................................................................... 45
Onderhouds- en servicerapport.............................................................................. 47
4
1. automatische ontluchter
2. rookgasafvoerpijp
3. luchttoevoerpijp
(ook linkse aansluiting mogelijk)
4. cv-aanvoerleiding
5. display en bedieningstoetsen
6. warm waterleiding
7. condensafvoerslang
8. gasleiding
9. koud waterleiding
10.cv-retourleiding
11. drukmeter cv-installatie
12.klep met korte bedieningsinstructie
(opengeklapt weergegeven)
13.AAN/UIT-knop
Gaskeurlabels
De gaskeurlabels geven aan dat het toestel voldoet aan
de kwaliteitseisen van Gastec, het gastechnisch keurings-
instituut in Nederland. De AGPO Ferroli HR ULTIMA heeft:
Basis Gaskeur
Strenge basis kwaliteitseisen.
HR: Hoog Rendement
Meer dan 107% op onderwaarde.
HR
ww: Hoog Rendement
warm water
CW: Comfort Warm water
Dit label geeft het comfort van de
tapwatervoorziening.
* ULTIMA 3: CW-klasse 3
** ULTIMA 4: CW-klasse 4
*** ULTIMA 5: CW-klasse 5
Zie bladzijde 9 voor meer informatie over de CW-klassen.
SV: Schonere Verbranding
Door de geavanceerde brander zeer weinig uitstoot van
milieu vervuilende stoffen.
NZ: Naverwarming Zonneboiler
Het toestel is geschikt om als naverwarmer voor een
zonneboiler aangesloten te worden.
Introductie
De ULTIMA is een modern hoogrendement combitoestel,
dat zowel warm tapwater levert als warmte voor de cv-
installatie.
Het toestel is voorzien van de meest moderne technieken,
die ervoor zorgen dat zowel het gasverbruik als het
elektriciteitsverbruik onder alle omstandigheden zo laag
mogelijk blijven. Tevens zorgen de nieuwe technieken
ervoor dat er een minimum aan onderhoud behoeft te
worden uitgevoerd en dat de levensduur van het toestel
wordt verlengd. Door de computergestuurde regeling
wordt de meest optimale energie-toevoer bepaald,
rekening houdend met het type woning en soort installatie.
Bij een warmtevraag ontsteekt het toestel automatisch en,
afhankelijk van de benodigde hoeveelheid warmte, voert
het toestel zijn vermogen op of verlaagt het juist. Bij een
gelijktijdige warmtevraag van de cv-installatie en het
tapwater heeft de levering van warm tapwater voorrang.
1. ALGEMEEN
Voor uw veiligheid: let op!
Dit toestel voldoet aan de strenge
Europese veiligheidsnormen.
Het CE-keurmerk geeft dit aan.
Omdat er voor de verwarming gebruik wordt gemaakt
van aardgas en 230V-voedingsspanning, willen wij u
op een aantal zaken attenderen:
230V elektrische spanning
Componenten in dit toestel staan onder een spanning
van 230V. U mag de mantel van het toestel absoluut
niet verwijderen!
Let op bij gaslucht
Als u een gaslucht ruikt: de gaskraan dichtdraaien
(zie blz. 8) en de installateur bellen.
Roken en vuur verboden! Zet ramen en deuren open.
Warm tapwater
De tapwatertemperatuur is ongeveer 60
o
C en kan
soms hoger zijn.
Warme leidingen en pijpen
De leidingen en radiatoren kunnen 90
o
C worden. De
verbrandingsgasafvoerpijp kan tijdens bedrijf ca. 90
o
C
worden. Zorg dat de verbindingen van de pijp altijd
goed gemonteerd blijven.
Opstellingsruimte
De luchttoe- en afvoeropeningen mogen niet kleiner
gemaakt worden of afgesloten worden. Ontvlambare
materialen of vloeistoffen mogen niet in de buurt van
het toestel worden opgeslagen of gebruikt. Om schade
aan het toestel te voorkomen, dient verontreiniging van
de verbrandingslucht door halogeenkoolwaterstoffen of
sterke stofvorming te worden voorkomen.
Onderhoud
Dit toestel heeft minimaal een keer per twee jaar een
onderhoudsbeurt nodig. Neem hiervoor contact op met
uw installateur of onderhoudsbedrijf.
Figuur 1.1 Toesteloverzicht
Gebruikershandleiding
5
2. BEDIENING, STORINGEN EN INSTELLINGEN
Tapwaterbedrijf, weergegeven met een temperatuur.
Ruststand, weergegeven met de cv-aanvoertemperatuur.
Cv-bedrijf, weergegeven met de cv-aanvoertemperatuur.
Het kan even duren voordat het toestel in bedrijf komt.
Wachttijd voor cv, na cv-bedrijf (anti-pendelcyclus)
Wachttijd voor cv, na tapwatervraag.
De weergegeven temperatuur is cv-zijdig. De uit-
stromende tapwatertemperatuur is bij een instelling van
58 en de nominale volumestroom ca. 60-65
o
C.
Vergrendelende storingscodes: druk op
.
bij A1: Is de gaskraan geopend? Druk op
.
bij A4: Reinig toestelsifon en druk op
. Zie blz. 9.
Signaleringcodes. Dit zijn geen storingen, maar
indicaties voor de bedrijfstoestand van het
toestel.
Blokkerende storingscodes.
bij F5: Vul de installatie bij (tot ca.1.6 bar).
Zie blz. 10.
Het display geeft niets weer.
Is de AAN/UIT-knop ingedrukt?
Zit de stekker in het stopcontact?
1
Modetoets
2 Functiedisplay
3 Temperatuur-
en codedisplay
4
Toets
5
Entertoets
6
Resettoets
7 Eco-indicator:
licht op als de
warmhoudstand
uitgeschakeld is.
8 Vlamindicator: licht
op als de brander in
bedrijf is.
9 Comfort-indicator:
licht op als de
warmhoudstand
ingeschakeld is.
10
Toets
11 AAN/UIT-schakelaar
Gebruikersmenu
Druk op de resettoets bij A-storingscode.
Met het indrukken van de resettoets wordt de elektronica
ontgrendeld en kan het toestel opnieuw worden opgestart.
Dit kan ca. 10 seconden duren. Dit resetten geldt uitsluitend
bij een A-foutcode en heeft geen effect bij een F-foutcode!
Indien A of F-storingen zich regelmatig voordoen: waarschuw
de installlateur.
0. (0 met punt) Instelling zomer- / winterstand (zie blz. 6).
11 = winterstand: cv-bedrijf èn tapwaterverwarming mogelijk.
00 = zomerstand: geen cv-bedrijf mogelijk, wel tapwaterverwarming.
0 Comfort in- of uitschakeling voor tapwaterverwarming (zie blz. 6).
1 Cv-temperatuur / ingesteld cv-setpoint
(zichtbaar na kort op
of drukken) (zie blz. 6).
2 Huidige tapwater-temperatuur (indirect) / ingesteld
tapwater-setpoint (zichtbaar na kort op
of drukken) (zie blz. 6).
3 Cv-temperatuur bij de retoursensor.
4 Buitentemperatuur (indien sensor is aangesloten).
5 Rookgastemperatuur.
6 Waterdruk van de cv-installatie (in bar, +/- 10%).
7 Indicatie tapwaterhoeveelheid (in liters/min, +/- 10%).
8 Toerental van de ventilator (in % van het maximum).
9 Instelling stooklijn weersafhankelijke regeling (zie blz. 7).
9. Modulatiepercentage cv-pomp (in % van het maximum).
U kunt de waarden achter de nummers 0., 0, 1, 2 en 9 wijzigen
door kort op
of te drukken.
Hierna de wijziging bevestigen met
.
Als u niet op de toets drukt, wijzigt er niets.
Zie blz. 6 en 7 voor uitgebreide informatie over de betekenis van de
instellingen.
Terugkeer naar normale bedrijfsstatus:
Druk nogmaals op
of;
Druk 4 minuten geen toets meer in.
Wijzigingen instellen en bevestigen
Storingen herstellen
Informatie op het display
Hiernaast wordt de betekenis van de mogelijke
aanduidingen op het functiedisplay (2) weergegeven.
STORINGEN Voor meer informatie: zie blz. 7
Door herhaald drukken op doorloopt u het gebruikersmenu.
6
- U ziet de huidige cv-aanvoertemperatuur.
- Na drukken op
of :
u ziet het ingesteld cv-setpoint (80 = 80
o
C).
Dit cv-setpoint is de maximum cv-temperatuur.
Het linker display gaat nu knipperen. Aanpassen van de
ingestelde waarde kan door
of in te drukken.
Hierna de keuze bevestigen door
in te drukken. Het
display geeft hierna de huidige cv-temperatuur aan. (bij
sommige combinaties van cv-toestellen en OpenTherm-
thermostaat is het instellen op deze manier niet mogelijk).
Advies over deze instelling
Voor bijna alle woningen is hierbij een setpoint-waarde
van 80
o
C een goede instelling.
Bij een instelling van 80 kan de cv-aanvoertemperatuur
85
o
C worden.
Bij extreem lage buitentemperaturen of zeer onguur
weer kunt u de instelling verhogen naar 85
o
C.
Bij laagtemperatuurverwarming kunt u deze tempera-
tuur verlagen, bijvoorbeeld naar 55
o
C.
Wat zijn de comfort- en economystand?
Standaard wordt het toestel op temperatuur gehouden,
waardoor u snel warm water krijgt als u de kraan open-
draait.
Het is echter mogelijk om het op temperatuur houden
(= comfortstand) uit te schakelen. Het toestel komt in dit
geval alleen in bedrijf als er daadwerkelijk warm water
wordt getapt. Bij deze stand daalt het energiegebruik, maar
de wachttijd bij het tappen van warm water neemt toe.
Deze stand is de economy-stand.
Hoe schakelt u het toestel op economy stand of op
comfortstand ?
Als het goed is heeft uw installateur de instelling van deze
menu-optie ingesteld. De juiste instelling is namelijk
afhankelijk van het soort kamerthermostaat die u heeft.
U kunt in de handleiding van de thermostaat lezen welke
thermostaat u heeft, een AAN/UIT-schakelende of een
OpenTherm-kamerthermostaat.
OpenTherm heeft het volgende logo:
Op het display kunt u zien of het lichtje bij de comfortstand
of economystand brandt en dus op welke stand het toestel
staat.
Menu-optie 0 (0 zonder punt):
instelling t.b.v. comfortstand
Menu-optie 1: instelling
maximum cv-temperatuur
Het veranderen van de instelling kan door of in te
drukken. Het linker display gaat nu knipperen. Aanpas-
sen van de ingestelde waarde kan door
of in te
drukken. Bevestig de keuze door
in te drukken.
Economystand
Warmhoudstand van het toestel staat uit.
Comfortstand (standaard instelling):
Warmhoudstand van het toestel staat aan.
(voorwaarde voor CW- / HRww labels)
Menu-instelling t.b.v. de comfort- of economystand
Waarde: Instelling:
- U ziet de temperatuur bij de tapwatersensor.
De weergegeven temperatuur is cv-zijdig.
- Na drukken op
of :
U ziet het ingesteld tapwatersetpoint.
Het linker display gaat nu knipperen (instelling: 58 = voor-
waarde voor CW-/HRww). Bij deze instelling is de uit-
stromende tapwatertemperatuur +/- 60-65
o
C. Druk op of
om de ingestelde waarde aan te passen. Deze keuze
bevestigen door
in te drukken. Het display geeft nu de
temperatuur bij de tapwater-sensor aan (bij sommige
combinaties van cv-toestellen en OpenTherm-thermostaat is
het instellen op deze manier niet mogelijk). Circulatielei-
dingen voor tapwater zijn op combitoestellen niet toepasbaar.
Waarschuwing!
Het bouwbesluit schrijft voor dat er aan de warmtap-
waterpunten een minimale temperatuur van 55°C
geleverd moet kunnen worden. Stel de warmtapwater-
temperatuur daarom niet lager in dan 58°C. Schakel
daarom bij toepassing van bijv. een zonne- of warmte-
pompboiler het toestel nooit uit.
Menu-optie 2: instelling
regeling tapwater-temperatuur
Menu-optie 0. (0 met punt):
instelling zomer-/winterstand
Zomerstand: geen cv-bedrijf maar
wel warm waterbedrijf mogelijk.
Het veranderen van de instelling kan door
of in te
drukken. Het linker display gaat nu knipperen. Aanpas-
sen van de ingestelde waarde kan door
of in te
drukken. Bevestig de keuze door
in te drukken.
Advies over deze instelling
U hoeft deze instelling niet te veranderen, omdat het
toestel in de zomer ook niet meer voor cv-bedrijf in werking
komt als u de kamerthermostaat op ca. 16
o
C of lager zet.
Winterstand (standaard instelling):
cv-bedrijf èn warm waterbedrijf mogelijk.
Veranderen van de zomer-/winterstand
Waarde: Instelling:
Let op! Speciale situatie bij zonneboilers!
Als u een zonneboiler heeft, schakelt deze boiler zelf de
comfortstand in- en uit. Handmatig aanpassen is in
verband met een door de overheid ingestelde minimum
tapwatertemperatuur bij installaties met een zonneboiler
niet toegestaan.
Als u een kamerthermostaat met comfortschakelaar heeft,
kunt u hier gebruik van maken. Er zijn ook thermostaten
die bij nachtverlaging overschakelen op de economy-
stand. Meestal gebeurt dit pas als de kamerthermostaat
lager dan 15
o
C ingesteld wordt. U kunt in de handleiding
van de thermostaat lezen of dit mogelijk is.
1. Indien u het toestel altijd op economy-stand
wilt zetten, dient u de instelling van deze
menu-optie van 1 naar 0 te zetten.
2. Bij een een OpenTherm-kamerthermostaat
met een comfort/economy instelmogelijkheid
moet deze menu-optie instelling 1 hebben.
Lees voordat u de instelling verandert eerst deze uitleg.
Het is meestal niet nodig deze instelling aan te passen.
Er zijn meerdere mogelijkheden om het toestel op de
comfort- of economystand voor warm water te zetten.
7
Storingen die u zelf niet kunt oplossen
Indien de A-storingen zich regelmatig voordoen: waar-
schuw uw installateur. Ook als er andere storingen zijn of
als u geen warm water of cv-verwarming heeft.
Ook bij storing A3, als de rookgastemperatuur te hoog is
geworden: waarschuw uw installateur.
Als er met de levering van warmte problemen zijn, kunt u
op het display achter de grijze klep kijken naar de weerge-
geven informatie. Bij storing knippert een foutcode.
Storingen
t/m
t/m
t/m
Geen oplichtend display.
Mogelijke oorzaken + oplossing:
AAN/UIT knop ingedrukt? (lampje moet branden)
De stekker zit niet in het stopcontact.
Er staat geen spanning op het stopcontact.
Dit is te controleren door een ander apparaat,
bijv. een looplamp, hierop aan te sluiten.
Foutcode 5.
Mogelijke oorzaak + oplossing:
De waterdruk van de cv-installatie is te laag.
Vul de installatie bij. Zie blz. 10.
Resetten is niet nodig; Na het vullen komt het
toestel automatisch in bedrijf.
Alarmcode 1.
Mogelijke oorzaak + oplossing:
De gaskraan staat dicht. Controleer dit.
Druk op
om het toestel weer op te starten.
Mogelijk is de condensafvoer verstopt.
Zie blz. 9. Druk op .
Alarmcode 4.
Mogelijke oorzaak + oplossing:
Controleer of de condensafvoer niet verstopt zit.
Zie blz. 9. Druk op .
Geen cv-verwarming, wel tapwaterverwarming
Het toestel moet in de winterstand staan.
Zie menu-optie 0. (met punt) op blz. 6.
Borrelend geluid in het toestel
Als u tijdens het warm watergebruik een borrelend geluid
hoort, controleer dan of de druk ± 1,5 bar is.
Traag op temperatuur komende cv-installatie
Controleer in dit geval het volgende:
Staan alle radiatorkranen open?
Staat de kamerthermostaat op de gewenste tempera-
tuur (of hoger)? U kunt eventueel bij erg koud weer de
ingestelde nachttemperatuur iets hoger zetten.
Is de maximum cv-temperatuur hoog genoeg ingesteld?
Zie menu-optie 1 op blz. 6.
Indien de weersafhankelijke regeling van het toestel is
toegepast, is de goede stooklijn ingesteld? Stel even-
tueel een hogere stooklijn in. Voor de meeste cv-
installaties is 9 een goede instelling.
Zie menu-optie 9 op blz 7.
Storingen die u mogelijk zelf kunt oplossen
Linker display: soort storing
Rechter display: storingsnummer
Vergrendelend
(reset noodzakelijk)
Blokkerend
en
Instelling van de kamerthermostaat
Als u naast de thermostatische radiatorkranen een
kamerthermostaat heeft, kunt u deze gebruiken om de cv-
installatie s nachts uit te schakelen of een nachtverlaging
toe te passen. Er zijn twee mogelijkheden:
1. De WA-regeling van de kamerthermostaat is geacti-
veerd (in dit geval is menu-optie 9 van de regeling op
0 ingesteld). Meer uitleg over WA-regelingen zie
blz. 27. Stel een gewenste kamertemperatuur van
ongeveer 20
o
C.
2. De WA-regeling van de ULTIMA is geactiveerd.
Stel in dit geval overdag de kamerthermostaat een
paar graden hoger in dan de instelling van de
thermostatische radiatorkranen en s nachts, of bij
afwezigheid, een aantal graden lager.
Buitentemperatuur in
o
C
cv-aanvoertemperatuur in
o
C
Figuur 2.1 De stooklijnen (1 -10) van de WA-regeling van het toestel
Als een nummer van 1 tot 10 is ingesteld, is
de WA-regeling ingeschakeld. De waarde van
het nummer bepaald de stooklijn.
De WA-regeling is uitgeschakeld.
Als uw installateur deze waarde heeft inge-
steld, mag u deze niet aanpassen.
Veranderen van de stooklijn
waarde: instelling:
Veranderen van de ingestelde waarde kan door of
in te drukken. Het linker display gaat nu knipperen.
Aanpassen van de ingestelde waarde kan door
of
in te drukken. Bevestig de keuze door in te drukken.
Menu-optie 9: instelling stooklijn
weersafhankelijke regeling
Alléén als uw cv-installatie geschikt is voor het gebruik van
een WA-regeling, kunt u deze menu-optie gebruiken om
de ingestelde stooklijn aan te passen.
Als deze regeling niet is ingeschakeld, de waarde = 0,
laat de instelling dan op 0 staan!
Advies over een juiste instelling:
Deze afhankelijk van de cv-installatie, kierdichtheid van
de woning en de gewenste aanwarmsnelheid:
Alleen radiatoren of convectoren, advies: stooklijn 9.
Vloer- of wandverwarming samen met radiatoren
en/of convectoren, advies: stooklijn 9.
Bij een nageïsoleerde woning of een
ruimbemeten cv-installatie, advies: stooklijn 7 of 8.
Laagtemperatuurverwarming, advies: stooklijn 5.
De gebruiker kan later, afhankelijk van de wensen m.b.t.
de verwarming van de verschillende ruimten, via het
gebruikersmenu de stooklijn eventueel bijstellen.
8
In dit hoofdstuk worden een aantal adviezen gegeven met
betrekking tot het gebruik van het toestel en de installatie.
4. GEBRUIKERSADVIEZEN3. HET IN EN UIT BEDRIJF
NEMEN VAN HET TOESTEL
In bedrijf nemen
1. Zorg dat het toestel niet in bedrijf is:
zet de kamerthermostaat op een lage stand en
gebruik geen warm water.
2. Zet het toestel uit met de AAN-UIT-knop.
3. Neem de stekker uit het stopcontact.
4. Sluit de gaskraan.
Als u het toestel uit bedrijf wilt nemen als u op vakantie
gaat, lees dan het advies dat hiernaast staat.
1. Open de gaskraan;
2. Steek de stekker in het stopcontact en zet toestel aan
met de AAN-UIT knop. Het toestel begint met zijn
opstartprogramma, dat ca. 2 minuten in beslag neemt.
OPEN DICHT
Figuur 3.1 Meest voorkomende situatie. Type gaskraan en
afstand ten opzichte van toestel kan verschillen.
Als het toestel in de comfortstand voor tapwater
staat, wordt het toestel eerst op temperatuur
gebracht.
Als er warmtevraag is voor de cv-installatie gaat
het toestel de cv-installatie verwarmen.
Als er geen warmtevraag is, schakelt het toestel
hierna op de stand-by stand.
Er is iets mis: kijk op het display
Op de vorige bladzijde kunt u lezen wat de betekenis is van
de weergave op het display. Mogelijk kunt u het probleem
zelf oplossen.
Alles gaat goed, het display geeft aan:
Het toestel gebruikt in de stand-by stand geen gas en
zeer weinig elektriciteit. Schakel het toestel tijdens langdu-
rige afwezigheid, bijvoorbeeld bij vakantie, daarom niet uit.
U kunt het toestel dan wel op de economy-stand zetten.
Zie menu-optie 0 op blz 6. In de winter dient de woning
vorstvrij te blijven om bevriezing van leidingen te voorko-
men. Stel tevens bij langere afwezigheid in de winter de
kamerthermostaat niet lager dan ca. 12
o
C in. Bij vorst-
gevoelige cv-installaties dient dit zelfs iets hoger zijn.
Zie blz. 9 over bevriezingsgevaar.
Waarschuwing!
Het bouwbesluit schrijft voor dat er aan de warmtap-
waterpunten een minimale temperatuur van 55°C
geleverd moet kunnen worden. Stel de warmtap-
watertemperatuur daarom niet lager in dan 58°C.
Schakel daarom bij toepassing van bijv. een zonne-
boiler of warmtepompboiler het toestel nooit uit.
Op vakantie?
Zet het toestel niet uit
Radiatoren in de ruimte met de
kamerthermostaat altijd open houden
Bij het gebruik van een kamerthermostaat is het
noodzakelijk dat alle radiatoren in de ruimte waar deze
hangt volledig open staan. Door in dit vertrek één of
meer radiatoren te sluiten, neemt de temperatuur in de
andere vertrekken toe, terwijl de temperatuur in de
ruimte met de kamerthermostaat niet hoger wordt.
Temperatuurregeling met een
kamerthermostaat
De kamerthermostaat is een regelaar, die de temperatuur
op de ingestelde waarde houdt. Verhoog of verlaag bij het
te warm of te koud aanvoelen van de temperatuur, de
instelling met maximaal 1
o
C (behalve s ochtends of als
de verwarming langere tijd uit is geweest). Hiermee
voorkomt u dat de temperatuur te veel schommelt en de
thermostaat i.p.v. een automatische regelaar als een
aan/uit-schakelaar wordt gebruikt.
Gebruik van de
kamerthermostaat
Weersafhankelijke regeling met
kamerthermostaat
Zie op bladzijde 7 bij instelling van de kamerthermostaat
hoe u in dit geval de kamerthermostaat instelt.
Instelling van de kamerthermostaat in de zomer
Stel de kamerthermostaat in de zomer in op ca. 16
o
C. Dit
is voldoende om het toestel niet in werking te laten treden.
Bijstelling van het cv-setpoint op het toestel is niet nodig.
Uit bedrijf nemen
9
Comfort- en economystand
Op bladzijde 6 wordt uitgelegd wat het verschil is tussen
de comfort- en economystand. Tevens wordt uitleg gege-
ven hoe u het toestel tussen deze twee standen kunt laten
schakelen.
Zie bladzijde 6.
Spaardouches
Op de ULTIMA kunt u alle spaardouchekoppen van een
goede kwaliteit toepassen. Raadpleeg uw installateur voor
een goede spaardouchekop. Als u een spaardouchekop
gebruikt, zorg dan dat deze regelmatig wordt ontkalkt om
voldoende doorstroming te houden.
Gebruik van een zonneboiler
Als de ULTIMA is gekoppeld aan een zonneboiler, verwarmt
het toestel het tapwater verder als het water uit de
zonneboiler nog niet op voldoende temperatuur is.
Omgaan met warm water
Om te voorkomen dat onderdelen van uw cv-installatie of
waterleidingen bevriezen, dient u de kamerthermostaat
bij voorkeur niet lager dan ongeveer 12
o
C in te stellen.
Sluit de gastoevoer niet af en laat het toestel aan staan.
Draai alle radiatorkranen open, vooral van ruimtes met
bevriezingsgevaar: zet eventueel tussendeuren open.
In het toestel zit een automatische vorstbeveiliging, die
echter alleen voorkomt dat het toestel zelf bevriest!
Als de installatie wordt afgetapt (i.v.m. vorst), dient ook
het toestelvolledig te worden afgetapt.
Bevriezingsgevaar
Let op bij het gebruik van een zonneboiler:
Juiste instelling setpointwaarde = 58. Controleer dit.
Geen wijzigingen van de instelling van een eventueel
toegepast mengventiel toegestaan. Bij een verkeerde
instelling kan de watertemperatuur te hoog worden.
Het cv-toestel mag elektrisch niet uitgeschakeld worden.
Betekenis Gaskeur CW-klassen
Comfortklasse CW3 betekent (ULTIMA 3):
Een tapdebiet van tenminste 6 l/min van 60
o
C
Douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 6 l/min van 60
o
C
(dit komt overeen met 6 tot 10 l/min bij 40
o
C)
Het vullen van een bad met 100 liter water van 40
o
C
gemiddeld, binnen 12 minuten.
Comfortklasse CW4 betekent (ULTIMA 4) :
Een tapdebiet van tenminste 7,5 l/min van 60
o
C
Douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 7,5 l/min van 60
o
C
(dit komt overeen met 6 tot 12,5 l/min bij 40
o
C)
Het vullen van een bad met 120 liter water van 40
o
C
gemiddeld, binnen 11 minuten.
Comfortklasse CW5 betekent (ULTIMA 5) :
Een tapdebiet van tenminste 7,5 l/min van 60
o
C
Douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 7,5 l/min van 60
o
C
(dit komt overeen met 6 tot 12,5 l/min bij 40
o
C)
Het vullen van een bad met 150 liter water van 40
o
C
gemiddeld, binnen 10 minuten.
Draai de dop los.
Let op! Er komt water uit de sifon!
5. ONDERHOUD EN REINIGING
Figuur 5.1. De vuil-opvangbeker onder de toestel sifon.
Draai de dop weer op het sifon en
schakel daarna met de AAN/UIT-
knop het toestel weer aan.
- Zet de kamerthermostaat op een
lage stand en gebruik geen warm
water.
- Schakel met de AAN/UIT-knop het
toestel uit.
Onderhoud
Voor een goede en veilige werking adviseert AGPO Ferroli
om minimaal eenmaal per twee jaar een onderhouds-
beurt aan het toestel uit te laten voeren. Afhankelijk van de
omstandigheden kan ook de frequentie van de
onderhoudsbeurten aangepast worden. Deze
onderhoudsbeurten moet worden uitgevoerd door een
erkend installateur of onderhoudsbedrijf.
Schoonmaken van de toestelsifon
Om te voorkomen dat de condensafvoer van het toestel
verstopt raakt, kunt u zelf jaarlijks de toestelsifon schoon-
maken.
10
6. HET BIJVULLEN EN ONTLUCHTEN VAN DE CV-INSTALLATIE
Ontlucht de installatie. Dit is
vooral in de eerste twee weken
na de installatie nodig.
Gebruik het ontluchtsleuteltje.
Begin bij de laagstgelegen
radiatoren. Eindig op de boven-
verdieping. Ontlucht tot er geen
lucht meer uit komt.
Sluit de vulslang aan op de
waterkraan.
Verwijder het dopje van de
cv-vulkraan.
Draai de kraan langzaam open
en vul de slang met water.
Sluit de kraan als de slang vol is.
Sluit de volle slang aan op de cv-
vulkraan.
Open de cv-vulkraan.
Sluit de cv-vulkraan.
Vul tot de manometer 1,6 bar
aangeeft (bij koude cv-installatie).
Koppel de slang los van de
kranen.
Bevestig het dopje weer op de
cv-vulkraan.
Schakel met de AAN/UIT-
knop het toestel weer aan.
Schakel met de
AAN/UIT-knop
het toestel uit.
Het ontluchten van de cv-installatie
Het vullen van de cv-installatie (voer eerst punt 1 en 2 uit)
Water in de cv-installatie: let op!
Gebruik uitsluitend schoon leidingwater.
Geen gedemineraliseerd water.
Voeg geen chemische middelen aan het
water toe.
Bij het toevoegen hiervan vervalt de
garantie op het toestel.
Vóór u met vullen begint: let op!
Er kan een vulprocedure bij de vulkraan
hangen: volg deze instructie. Als er geen
instructie aanwezig is, volg dan de
instructie op dit blad. Draai alle radiator-
kranen open.
Bij thermostatische kranen: zet deze in
de maximale stand.
Draai de waterkraan
langzaam open.
Sluit de waterkraan als
de druk 1,6 bar is.
Ontlucht de installatie nogmaals
(zie punt 2) en vul zonodig bij.
Wanneer bijvullen?
Bij storingscode F5.
Als de druk tot 1 bar is gezakt,
om F5-storingscode te voorkomen.
11
Voor installatie van de ULTIMA dient rekening te worden
gehouden met de volgende voorschriften:
a. Het bouwbesluit 680, waarin o.a. naar de
normen die hieronder staan wordt verwezen.
b. NEN 1078 voorschriften voor aardgasinstallaties
GAVO met bijbehorende praktijkrichtlijn (NPR3378).
c. Richtlijnen bestaande gasinstallaties,
opgesteld door EnergieNed.
d. NEN 3028 veiligheidseisen voor centrale
verwarmingsinstallaties.
e. NEN 1010 veiligheidsbepalingen voor
laagspanningsinstallaties.
f. NEN 1006: Algemene voorschriften voor drinkwater-
installaties AVWI met bijbehorende werkbladen.
g. NEN 1087 de norm voor ventilatie in woongebouwen
met bijbehorende toelichting (NPR 1088).
h. NEN 2757 de norm voor toevoer van verbrandings-
lucht en afvoer van rookgassen.
i. NEN 3215 de norm voor binnenriolering in woningen
en woongebouwen.
j. Brandweervoorschriften.
Voor alle voorschriften geldt dat aanvullingen op
normen of voorschriften of latere voorschriften op het
moment van installeren van toepassing zijn.
Het gaswandtoestel is uitsluitend te gebruiken voor
gesloten verwarmingssystemen tot een maximale
temperatuur van 90
o
C.
De installatie van het toestel mag alleen geschieden
door daartoe erkende personen. Erkenningen worden
afgegeven door de energiebedrijven en water-
distributie-organisaties.
7. VOORSCHRIFTEN 8. AANDACHTSPUNTEN
VÓÓR MONTAGE
8.1 Leveringsomvang
Standaard aanwezig in of bij het toestel:
Overstort voor de cv-installatie (3 bar).
Drukmeter voor de cv-installatie (analoog).
Waterdruksensor (digitaal).
Automatische ontluchter.
3 pijpjes ø15 mm (ca. 30 cm lang), incl. pakkingen.
Handleiding + A3 met aandachtspunten voor installatie.
Ingebouwd toestelsifon met vuilopvangbeker.
Condensafvoerslang.
Snoer: ca. 1,5 meter lang, incl. stekker met randaarde.
Ophangstrip.
Een voedingsaansluiting voor evt. externe
cv-installatiepomp (in de elektrakast)
Afsluiters voor cv-aanvoer en cv-retour
Zeef in de cv-retouraansluiting
2 pijpen ø22 (ca. 30 cm lang) incl. twee aansluit-
mogelijkheden voor een vul-/aftapkraan en een
expansievat.
Ingebouwde bypass voor cv (instelbaar)
Benodigde onderdelen voor de installatie:
Vul-/aftapmogelijkheid t.b.v. de cv-installatie.
Drukvat (grootte afhankelijk van de installatie).
Gasafsluiter.
Inlaatcombinatie (KIWA; 8 bar).
Rioolafsluitend sifon of stankafsluiter en een kunststof
afvoerpijp naar de riolering (buitenmaat ø32 mm).
Stopcontact 230V met randaarde
(deze dient goed bereikbaar te zijn).
Kamerthermostaat. Zie blz. 27.
Bij gebruik van RVS of kunststof rookgasafvoerpijp: pas
direct boven het toestel een condensafscheider toe.
Eventueel een open verdeler en een extra cv-installatie-
pomp.
Vuistregel:
Plaats een open verdeler en een extra cv-installatiepomp
als het opgestelde cv-vermogen meer dan 25 kW is.
Zie bladzijde 38 en 39 voor meer informatie.
Benodigde onderdelen bij een weersafhankelijke regeling:
Buitenvoeler ULTIMA (NTC 10kOhm).
Thermostaatkranen op radiatoren.
Eventueel een Romeo klokthermostaat.
Benodigde onderdelen bij een combinatie met een
zonneboiler:
Mengventiel zonneboiler (verplicht, gaskeur NZ 2003).
Montagehandleiding
12
8.2 Toestelaccessoires
Artikel: Artikelnr:
Open verdeler ............................................. 3289298
Adapter t.b.v. concentrische aansluiting
80/125mm (rechte uitvoering)..................... 1801520
Afdichtdop 80mm t.b.v. luchttoevoeropening 3288135
IJspegelvrije HR drukbalans 80mm ........... 1825037
Meetpunt CO
2
80mm pijp............................ 1830015
Inlaatkruisstuk voor luchttoevoer.................... 1824031
Concentrische geveldoorvoer ø60/100
met concentrische bocht
(links / rechts / achter) ................................. 1825020
Concentrisch verlengstuk ø60/100
lengte is 500mm......................................... 1830012
SINE-renovatieset (geveldoorvoer) ............. 1825015
Agpotherm Plus kamerthermostaat............ 1201045
Romeo klokthermostaat................................ 1201060
Buitenvoeler ULTIMA (NTC 10kOhm)
t.b.v. WA-regeling......................................... 1801295
Doorstroombegrenzer 6 l/min (knel) ........... 1501080
Doorstroombegrenzer 8 l/min (knel) ........... 1501081
Mengventiel zonneboiler (30-70)................. 1580054
Condens op buitenzijde luchttoevoerpijp
Als de luchttoevoerpijp door warme, vochtige ruimtes
loopt, kan er aan de buitenkant van deze pijp condens-
vorming optreden. Om dit te voorkomen dient in dit
geval deze pijp dampdicht geïsoleerd te worden.
Regelgeving rookgasafvoersysteem
Houd rekening met de plaatselijke eisen van bijv.
brandweer, hinderwet en gasbedrijf.
Mogelijke ijspegelvorming
Indien er ijspegelvorming kan optreden bij de
afvoeren, de uitmonding niet situeren op plaatsen
waaronder zich personen kunnen begeven of waarbij
schade kan ontstaan door loslatende ijspegels.
Twee aansluitmogelijkheden
Er kan gebruik worden gemaakt van één van de twee
luchttoevoeraansluitingen. Hinderlijk kruisen
van pijpen wordt hiermee voorkomen. De middelste
aansluiting is voor de verbrandingsgasafvoer.
Tevens is een concentrische aansluiting mogelijk.
Extra condensafscheider in het
rookgasafvoersysteem
Bij toepassing van een kunststof of RVS-rookgas-
afvoersysteem dient een extra condensafscheider
direct op het toestel op de rookgasafvoeraansluiting
te worden geplaatst (advies: zelfde materiaal als RGA-
systeem).
Geluidsproductie bij een werkend toestel.
Het toestel produceert een bepaald geluidsniveau.
Houd met de keuze van de opstelling rekening met
een geringe geluidsproductie. Het is bijv. af te raden
om het toestel in een vrije opstelling op een
slaapkamer te plaatsen.
Witte condenspluim op de rookgasafvoerpijp
Omdat de ULTIMA een HR-toestel is, zal er zoveel
energie uit de verbrandingsgassen worden gehaald
dat deze condenseren. Hierdoor kan er op de
rookgasafvoerpijp een condenspluim ontstaan.
Houd hier rekening mee. Als het mogelijk is, verdient
het hierom echter de voorkeur om een bovendakse
uitmonding te maken.
8.5 Rookgasafvoer en luchttoevoer:
opstellingsmogelijkheden en
weerstandsberekening
Voor alle opstellingssituaties geldt het volgende:
Weerstand
De toegestane weerstand van het luchttoevoer- en
rookgasafvoersysteem is aan een maximum
gebonden. Controleer dit aan de hand van een
weerstandsberekening.
Condens of regenwater in de rookgasafvoerpijp
Horizontale verbrandingsgasafvoerpijp
minimaal 50 mm/m op afschot leggen!
Het condenswater en eventueel
regenwater loopt nu naar het toestel terug.
8.3 Montagemogelijkheden
Het toestel is ontworpen als een hangend toestel en kan
tegen praktisch elke wand worden bevestigd. Deze dient
vlak en stevig genoeg te zijn voor het gewicht van het
toestel.
8.4 Benodigde vrije ruimte
Houd in verband met het installeren en mogelijke service-
werkzaamheden rekening met een minimale vrije ruimte.
Advies: Minimaal:
Zijkant 15 cm 4 cm
Onderkant 100 cm 25 cm
Bovenkant afhankelijk van 27 cm
(bij concentrische
rookgasafvoer geveldoorvoer)
Voorkant >50 cm 50 cm
(1,5 cm bij gesloten deur)
Let op! Bij afwijking van de geadviseerde vrije ruimte
wordt de bereikbaarheid van het toestel voor service-
doeleinden beperkt.
13
Opstellingssituatie 1 (klasse-C33)
Door het dak met een dakdoorvoer (individueel).
Bij deze opstellingssituatie worden de luchttoevoer en
rookgasafvoer individueel naar de dakdoorvoer
gebracht, waarbij deze concentrisch door het dak gaan.
Voor de verticale dakdoorvoeren adviseert AGPO Ferroli
gebruik te maken van een ijspegelvrije AGPO Ferroli HR
drukbalansdakdoorvoer. Bij de HR drukbalansdakdoorvoer
is er slechts een minime kans op ijspegel-vorming!
Opstellingssituatie 2 (klasse-C53)
Luchtoevoer uit de gevel en rookgasafvoer door het dak
(individueel of collectief). Pas op de luchttoevoerpijp
uitsluitend het AGPO Ferroli gevel-inlaatkruisstuk toe. Hier-
mee wordt de invloed van wind sterk gereduceerd. Als
uitmonding kan o.a. een HR prefabsschoorsteen worden
gebruikt. Zorg dat er zich geen lichtpunt in de buurt van de
luchtinlaatopening bevind (i.v.m. insecten). Situeer deze
opening uit de buurt van opstakels en zijmuren.
Opstellingssituatie 3 (klasse-C13)
Geveldoorvoer. Houdt rekening met een minimale inbouw-
hoogte boven de ULTIMA van 27 cm.
Bepaalde geveldoorvoeren zijn niet trekkend, wat wel
noodzakelijk is. Monteer altijd een zogenaamde
trekkende geveldoorvoer (Zie blz. 12: toestelaccessoires).
Raadpleeg NPR3378 voor de juiste plaatsing.
Opstellingssituatie 4 (klasse-C33)
Luchttoevoer en rookgasafvoer door het dak met behulp
van een HR-prefabschoorsteen (individueel of collectief).
Zowel de luchttoevoer als de rookgasafvoer worden met
deze HR prefabschoorsteen door het dak gevoerd.
Opstellingssituatie 5 (klasse-C83)
Half CLV-systeem: luchttoevoer uit de gevel en rookgas-
afvoer door het dak (collectief). Bij deze situatie geschiedt
de luchttoevoer door de gevel en gaan de rookgassen
collectief door het dak. Raadpleeg AGPO Ferroli voor de
mogelijkheden met dit systeem. Pas op de luchttoevoer-
pijp uitsluitend het AGPO Ferroli gevel-inlaatkruisstuk toe.
Hiermee wordt de invloed van wind sterk gereduceerd.
Zorg dat er zich geen lichtpunt in de buurt van de lucht-
inlaatopening bevind (i.v.m. insecten). Situeer deze
opening uit de buurt van opstakels en zijmuren.
Opstellingssituatie 6 (klasse-C33)
Concentrische luchttoevoer en rookgasafvoer door het dak
(individueel). Bij deze situatie worden de luchttoevoer en
rookgasafvoer concentrisch naar het dak gebracht.
Opstellingssituatie 7 (klasse-C43)
CLV-systeem (collectief). Bij deze opstellingssituatie
worden zowel de luchttoevoer als de rookgasafvoer
gezamenlijk naar het dak gebracht. De weerstand van het
rookgasafvoer en luchttoevoer-systeem dient hierbij
berekend te worden tot aan het CLV-systeem. Raadpleeg
AGPO Ferroli bij een nieuw te maken CLV-systeem en volg
de algemene richtlijnen voor deze systemen.
Specificatie rookgasafvoermateriaal (klasseC63)
De ULTIMA wordt geleverd zonder rookgasafvoermateriaal.
Dit wordt aangeduidt met de toestelklasse C63.
Op de ULTIMA mag uitsluitend Gastec QA gekeurd
afvoermateriaal, geveldoorvoer en/of dakdoorvoeren
worden aangesloten, welke gekeurd zijn volgens
keuringseis 83. Bij toepassing van een kunststof afvoer-
systeem: temperatuur klassificatie T120.
Figuur 8.1. Opstellingsmogelijkheden
Voor AGPO Ferroli
rookgasafvoerproducten
zie blz. 12 8.2 Toestelaccessoires of
raadpleeg www.agpoferroli.nl
14
De eenheid meterspijplengte ø80 mm
Omdat de weerstand een drukverlies is, wordt deze
standaard uitgedrukt in Pascal. De weerstand van 1
meter rechte pijp heeft dan bijvoorbeeld een x-aantal
Pascal weerstand. Evenals bochten en andere
componenten in het RGA/LTV-systeem.
Om de berekening wat te vergemakkelijken wordt
de omrekening gemaakt van Pascals naar meters
pijplengte. Dit zit als volgt in elkaar.
De weerstand van 1 meter rechte pijp ø80 in de
luchttoevoer heeft een bepaalde waarde. Bij de
ULTIMA 5 bijvoorbeeld mogen 50 van deze
stukken pijp aangesloten worden om de maxi-
male weerstand te bereiken. Als we dit getal, 50
meter, willen gebruiken om de maximale weer-
stand uit te drukken, moeten alle andere compo-
nenten uitgedrukt worden in een factor maal de
weerstand van deze meter pijp ø80mm in de
luchttoevoer.
Een korte bocht 90
o
(R=0,75) ø80mm in de
luchttoevoer heeft bijvoorbeeld 1,5 maal de
weerstand van 1 meter pijp ø80mm in de lucht-
toevoer. Voor alle componenten is deze factor
vastgesteld, zodat de totale weerstand in meters
pijplengte kan worden berekend.
Weerstand bij geveldoorvoer
(toestel direct aan de buitenmuur)
De weerstand van een AGPO Ferroli-geveldoorvoerset
zit onder de maximaal toegestane weerstand
(80 parallel naar 100/60 concentrisch).
Berekening van de weerstand van een
RGA/LTV-systeem voor een ULTIMA
1. Zet de componenten onder elkaar;
2. Vermenigvuldig per component het aantal met
de weerstand;
3. Tel het totaal op.
4. De berekende weerstand moet lager zijn dan de
toegestane weerstand.
Weerstandsberekening rookgasafvoer / luchttoevoer (RGA/LTV)
Maximaal toegestane weerstand
ULTIMA 3 ............................92 meter pijplengte
ULITMA 4 ............................55 meter pijplengte
ULTIMA 5 ............................61 meter pijplengte
Voorbeeld berekening ULTIMA 5.
Luchttoevoerdeel aantal weerstand
rechte pijp ø80mm 3 3 x 1 ............ = 3
45
o
bocht (R=1/2D) 2 2 x 1,2 ......... = 2,4
Rookgasafvoerdeel
rechte pijp ø80mm 3 3 x 1,3 ......... = 3,9
45
o
bocht (R=1/2D) 2 2 x 1,6 ......... = 3,2
dakdoorvoer HR 80 1 1 x 15,9 ....... = 15,9
(incl. aansluitstuk)
Berekende weerstand totaal: .................... 28,4 m
De berekende weerstand is 28,4. Deze is minder
dan de toegestane 50 meters pijplengte en is dus
in orde.
De noodzaak van een weerstandsberekening
De weerstand van het RGA/LTV-systeem wordt groter naarmate
de totale lengte van de pijpen en het aantal bochten toeneemt.
Omdat de ventilator maar een bepaalde weerstand kan over-
bruggen, is deze weerstand echter aan een maximum gebon-
den. Voor het toestel is daarom een maximum weerstand
berekend die niet overschreden mag worden.
* Bij de flexibele pijpen en bochten horen de aangegeven
weerstandswaarden bij de
binnendiameter van de pijp.
De overige waarden horen bij de buitendiameters.
Weerstandstabel voor HR-toestellen: parallel systeem
Luchttoevoer ø60 ø70 ø80 ø90 ø100
pijp 1m glad 4,4 2,0 1,0 0,6 0,3
1 m flexibel (øbi)* 4,5 2,1 1,1 0,6 0,4
bocht 90
o
R=D 3,0 1,6 0,9 0,5 0,3
90
o
R=0,75D 5,2 2,7 1,5 0,9 0,6
90
o
R=D flexibel (øbi)* 10,4 5,6 3,3 2,1 1,4
90
o
R=1/2D 12,0 6,2 3,5 2,2 1,4
45
o
R=0,75D 3,4 1,8 1,0 0,6 0,4
45
o
R=1/2D 4,0 2,1 1,2 0,7 0,5
verloop 80 - 70 - 0,7 - - -
80 - 60 2,6 - - - -
90 - 80 - - 0,4 - -
100 - 80 - - 0,5 - -
inlaat open pijp 4,8 2,5 1,4 0,9 0,6
prefabschoorsteen 4,8 2,5 1,4 0,9 0,6
inlaatkruisstuk - - 6,6 - -
Rookgasafvoer ø60 ø70 ø80 ø90 ø100
pijp 1m glad 5,9 2,7 1,3 0,7 0,4
1 m flexibel (øbi)* 6,0 2,8 1,5 0,8 0,5
bocht 90
o
R=D 4,0 2,1 1,2 0,7 0,5
90
o
R=0,75D 6,9 3,6 2,0 1,2 0,8
90
o
R=D flexibel (øbi)* 14,0 7,5 4,4 2,8 1,8
90
o
R=1/2D 16,1 8,4 4,8 2,9 1,9
45
o
R=0,75D 4,6 2,4 1,4 0,8 0,5
45
o
R=1/2D 5,4 2,8 1,6 1,0 0,6
verloop 80 - 70 - 0,9 - - -
80 - 60 3,5 - - - -
90 - 80 - - 0,5 - -
100 - 80 - - 0,7 - -
uitmonding open pijp 11,5 6,0 3,4 2,1 1,3
prefabschoorsteen 11,5 6,0 3,4 2,1 1,3
in- en
AGPO Ferroli drukbalans HR80 - - 15,9 - -
uitlaat drukbalans HR100 - - - - 10,1
HR-muurdoorvoer - - 15,9 - -
condendsafscheider - - 2 - -
Voor concentrische luchttoevoer-/ rookgasafvoersystemen geldt
een andere berekening als in bovenstaande tabel is vermeldt.
De onderstaande combinaties zijn maximaal mogelijk:
80/125: 10m recht + 2x 90
o
-bocht en 1x 45
o
-bocht + dakdoorvoer.
60/100: 3m recht + verloop naar ø80/ø125 + 80/125 dakdoorvoer.
60/100: 5m rechte pijp + 1x 90
o
-bocht en muurdoorvoer.
Kortere lengtes of minder bochten dan in bovenstaande combina-
ties is mogelijk. Bij andere combinaties: raadpleeg AGPO Ferroli.
15
8.6. Extra aandachtspunten vóór de complete installatie
Cv-installatie
Vloerverwarming
Aandachtspunten bij toepassing van een vloerverwarming:
Pas uitsluitend zuurstof diffusiedichte buizen toe, om
corrosie in het toestel te voorkomen. Dit is nodig om de
zuurgraad (pH) van het cv-water tussen de toegestane
waarden van 5 en 8 te houden.
Pas bij een bestaande vloerverwarming, waarvan niet
duidelijk is of de buizen diffusiedicht zijn, een warmte-
wisselaar toe om de circuits te scheiden.
Pas een 100% hydraulisch neutrale vloerverwarmings-
set toe. Bij uitgeschakelde cv-pomp van het toestel
mag de pomp van de vloerverwarming geen circulatie
door het toestel veroorzaken. Plaats eventueel een
vloerverwarmingsset met een gescheiden systeem
voor de vloerverwarming en de overige cv-installatie.
Open verdeler
Vooral bij een opgesteld cv-vermogen dat hoger is dan
25 kW (bij ontwerpcondities) dient goed gelet te worden op
de weerstand van de cv-installatie. Controleer altijd of de
beschikbare opvoerhoogte voldoende is voor de installa-
tie. Voldoende doorstroming van het water door de cv-
installatie is zeer belangrijk.
Vuistregel:
Plaats een open verdeler en een extra cv-installatiepomp
als het opgestelde cv-vermogen meer dan 25 kW is.
Zie bladzijde 38 en 39 voor meer informatie.
Ingebouwde bypass voor de cv-installatie
In het toestel is een met de hand instelbare bypass
ingebouwd die tussen de cv-aanvoer- en retourleiding is
geplaatst.
Zie bladzijde 38 en 39 voor meer informatie.
Tapwatervoorziening
Comfort warm tapwater
Het tapwatercomfort van het toestel dient aan te sluiten bij
de wensen van de gebruiker.
Zie blz. 43 voor uitgebreide informatie over CW-klassen.
Plaatsingsadvies
Situeer het toestel zo dicht mogelijk bij de tappunten.
Plaats eventueel een 12mm leiding naar het keukentap-
punt, om de wachttijd te bekorten.
Uitschakelen tapwatervoorziening
Middels een aantal ingrepen is het mogelijk om het toestel
uitsluitend voor de cv-installatie te laten werken.
Raadpleeg AGPO Ferroli voor meer informatie.
Spaardouchekoppen
De ULTIMA is geschikt voor goede spaardouchekoppen.
Te lage voordruk van het tapwater
Als de beschikbare voordruk niet voldoende is om de
gewenste volumestroom te krijgen, kan de doorstroom-
begrenzer verwijderd worden.
Zie bladzijde 40.
Mengventiel voor tapwater
Als u een zonneboiler aan de ULTIMA koppelt, kan de uit-
stromende watertemperatuur hoog zijn. Voorkom dit door
een mengventiel toe te passen. Dit mengventiel is verplicht
gesteld in Gaskeur NZ 2003. Plaats bij voorkeur een AGPO
Ferroli zonneboiler met een zonnelabel. Als het toegevoerde
tapwater voorverwarmd wordt door bijv. een warmtepomp-
boiler, wordt een mengventiel dringend geadviseerd. Voor-
kom bij een warmtepompboiler tevens dat het toegevoerde
water niet te warm is, bijv. met een brandervoorwaarde-
thermostaat. Als dit een externe thermostaat is: plaats deze
thermostaat direct bij de warmwateruitlaat van de boiler.
Overige aandachtspunten
Meerdere kamerthermostaten / vorstbeveiliging.
Er kunnen meerdere kamerthermostaten op de ULTIMA
aangesloten worden, waarvan er slechts één OpenTherm-
kamerthermostaat kan zijn. Dit is bijvoorbeeld gewenst bij
het gebruik van een openhaard om een minimale tempe-
ratuur op de studeerkamer te kunnen regelen of voor een
vorstbeveiliging. Zie bladzijde 23 voor extra uitleg.
IP-beschermingsklasse
Het toestel heeft standaard de beschermingsklasse
IPX2D. Om IPX4D te verkrijgen dient de 230V-voeding als
vaste aansluiting gerealiseerd te worden. Gebruik in dit
geval een dubbelpolige hoofdschakelaar met een contact-
opening van minimaal 3 mm.
230V-voeding
Voor de 230V-voeding dient een stopcontact met randaarde
geplaatst te worden. Deze dient goed bereikbaar gemon-
teerd te worden.
Vorstvrije opstellingsruimte
De opstellingsruimte moet vorstvrij zijn.
Opstellingsruimte
Het toestel mag niet worden geplaatst of gebruikt in een
stofrijke of chemische agressieve omgeving zoals
voorkomt bij spuiterijen, kapsalons, mestrijke plaatsen of
plaatsen waar trichloorethylyleen of halogeenkool-
waterstoffen (b.v. in spuitbussen, bepaalde lijmsoorten,
bepaalde oplos- en reinigingsmiddelen, verf) of andere
agressieve middelen worden bewaard of verwerkt.
Temperatuurregelingen voor cv
Overzicht van de temperatuurregelingen
De temperatuur in de woning kan op verschillende
manieren geregeld worden. Zie bladzijde 27 voor een
overzicht van de mogelijkheden en benodigde onderdelen.
Uitleg OpenTherm-communicatie-protocol (modulerend)
Een OpenTherm-kamerthermostaat kunt u herkennen aan
het volgende logo.Een OpenTherm kamerthermostaat is
met twee draden op het toestel aange-
Via deze twee draden communiceert de
thermostaat met de ULTIMA via
OpenTherm-taal. Deze thermostaat
krijgt voeding van het toestel en derhalve zijn er geen
batterijen noodzakelijk. Deze thermostaten kunnen dienen
ter vervanging van de bekende kwikthermostaten.
Circulatieleidingen
Circulatieleidingen voor tapwater zijn op combitoestellen,
zoals dit toestel, niet toepasbaar.
Gasaansluiting
Capaciteit gasmeter
Controleer, voor u met de montage aanvangt, of de gas-
meter voldoende capaciteit heeft. Denk hierbij ook aan het
verbruik van andere huishoudelijke apparaten.
Neem, indien een te kleine gasmeter is gemonteerd,
contact op met het energiebedrijf.
Het gasverbruik bij
aardgas (G25) (vollast):
ULTIMA 3: 48,2 l/min (2,9 m
3
/h)
ULTIMA 4: 60,2 l/min (3,6 m
3
/h)
ULTIMA 5: 68,3 l/min (4,1 m
3
/h)
Het gasverbruik bij
propaan (G31) (vollast):
ULTIMA 5: 22,5 l/min (1,35 m
3
/h)
Oud gasleidingnet
Advies: plaats vlak bij het toestel een filter in de gasleiding!
Diameter gastoevoerleiding
De aansluiting van het toestel is niet bepalend voor de
diameter van de binnenleiding.
16
9. MONTAGE-INSTRUCTIE
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitleg gegeven over
het ophangen en aansluiten van het toestel. Eventueel
wordt voor uitgebreidere informatie verwezen naar de
volgende hoofdstukken.
9.2 Ophangen van het toestel
Het toestel ophangen
1. Direct tegen de muur bevestigen;
De wand dient voldoende stevig en vlak te zijn.
2. Met de ophangstrip tegen de muur bevestigen;
Deze ophangstrip is standaard meegeleverd.
3. Als het toestel wordt opgehangen aan een speciaal
montagepaneel, lees dan de bijbehorende instructie.
Voor uw veiligheid: let op!
De HR ULTIMA is een toestel dat voldoet aan de strenge
Europese veiligheidsnormen. Het CE-keurmerk (Conform
de Europese normen) geeft dit aan.
Omdat er voor de verwarming gebruik wordt gemaakt
van aardgas en 230V voedingsspanning willen wij u op
een aantal zaken attenderen:
230V elektrische spanning
Dit toestel bevat componenten die onder
een spanning van 230V staan. Dit zijn
onder andere de printen, de pompen, het
gasblok, de transformator, de brander-
automaat en de maximaalthermostaat.
Let op bij gaslucht
Als u een gaslucht ruikt: spoor het lek op of
sluit de gebruikte meetnippels.
Roken en vuur verboden!
Warme leidingen en pijpen
De leidingen en radiatoren kunnen 90
o
C
worden. De verbrandingsgasafvoerpijp kan
tijdens bedrijf ca. 90
o
C worden. Zorg
dat de verbindingen van de pijp altijd goed
gemonteerd worden, om lekkage te voorko-
men.
9.1 Veiligheid
Beschadigingen aan het toestel
Eventuele beschadigingen aan het toestel direct aan de
leverancier melden.
Aandachtspunten voor montage
Lees eerst het voorgaande hoofdstuk, Aandachtspunten
voor montage. Hierin wordt informatie gegeven over zaken
die voorafgaand aan de montage van nut kunnen zijn.
Eerste ingebruikname van het toestel
In het volgende hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de
eerste in gebruik name. Let op! Lees dit hoofdstuk goed
door, voor u de installatie vult en in bedrijf stelt.
17
9.3 Afmetingen en aansluitingen
Figuur 9.1 AGPO Ferroli HR ULTIMA 3 / 4 / 5
Let op!
Bij afwijking van de
geadviseerde vrije ruimte
wordt de bereikbaarheid
van het toestel voor
servicedoeleinden beperkt.
A cv-aanvoer (22mm*)
B warm water (15mm*)
C gas (15mm*)
D koud water (15mm*)
E cv-retour (22mm*)
* aansluitdiameter van de bij-
geleverde pijpen
F condensafvoer
G overloop
ontlastklep cv (1/2 bi)
H luchttoevoer (80mm)
(twee mogelijkheden)
Situatie met open verdeler. Zie ook blz 38.
U kunt het toestel met
een parker borgen
I rookgasafvoer (80mm)
(concentrisch: 80/125mm)
J ophangstrip
K aansluiting vul/aftapkraan (1/2 bi)
L aansluiting expansievat (1/2 bi)
M manometer cv-installatie (1/4 bi)
N open verdeler (zie blz. 38)
O cv-aanvoer open verdeler(3/4 bi)
P cv-aanvoer open verdeler(3/4 bi)
Q cv-retour open verdeler (3/4 bi)
R cv-retour open verdeler (3/4 bi)
S installatie cv-pomp
(maximaal 93W / 0,40 Ampère)
Advies: Minimaal:
Zijkant 15 cm 4 cm
Onder 100 cm 25 cm
Boven *
Voorkant >50 cm 50 cm **
*afhankelijk van rookgasafvoer
**1,5 cm bij gesloten deur
Benodigde Vrije ruimte
rond het toestel
maten in mm
18
9.4 Aansluiten van de cv- en tapwaterleidingen
Let op, er kan wat vuil test-water uit de leidingen
lopen! Leidingen na 50cm beugelen en
spanningsvrij aansluiten.
Vloerverwarming
Pas uitsluitend zuurstof diffusiedichte buizen
voor vloerverwarming toe. Gebruik een hydrau-
lisch neutraal systeem en scheid bij bestaande
vloerverwarmingen (met mogelijk niet-zuurstof
diffusiedichte buizen) het oude en nieuwe circuit
met een scheidingswisselaar. Meet eventueel de
zuurgraag (pH) van het cv-water.
Schone leidingen
Voorkom dat er vuil in de leidingen blijft zitten.
Klop eventueel vuil voor de montage uit de
leidingen of spoel ze door.
Thermostatische radiatorventielen
Als u deze overal toepast, bijv. in combinatie
met een WA-regeling, zorg dan voor voldoende
doorstroming. Zet hiervoor de interne bypass
(half) open.
Zie blz. 22.
Begrenzing cv-vermogen 80%
Standaard staat het toestel op 80% cv-
vermogen afgesteld. Met parameter 6 in het
installateursmenu kan het vermogen
verhoogd worden.
Zie blz. 26.
Openverdeler
Zet bij toepassing van een openverdeler of een
(half) geopende bypass de pompregel delta T
op 7 i.p.v. 15 (parameter 18 van het
installateursmenu op blz. 26). Hierdoor
moduleert de cv-pomp minder snel terug.
Figuur 9.2
1 Aftapkraantje
2 Aansluiting warm water
(15 mm pijp op ½" aansluiting)
3 Aansluiting gastoevoer
(15 mm pijp op ½" aansluiting)
4 Aansluiting koud water
(15 mm pijp op ½" aansluiting)
5 Toestelstekker 230V
6 Overloop overstortventiel cv-zijdig
(½" binnendraad) Sluit deze eventueel
met een open verbinding aan op een
rioolaansluiting met stankafsluiter.
7 Cv-retour aansluiting
(22 mm pijp op ¾" aansluiting)
8 Afsluitkraan cv-retour, inclusief filter
9 Cv-aanvoer aansluiting
(22 mm pijp op ¾" aansluiting)
10 Afsluitkraan cv-aanvoer
11 Aansluitmogelijkheid vul-/aftapkraan
(½" aansluiting)
12 Vuilopvangbeker van het sifon
13 Condensafvoerslang
14 Manometer cv-installatie
(¼" aansluiting)
15 Aansluitmogelijkheid expansievat
(½" aansluiting)
Inlaatcombinatie
(KIWA gekeurd)
Open verdeler en extra cv-installatiepomp waarschijnlijk noodzake-
lijk bij een cv-installatie met een opgesteld vermogen van meer dan
25 kW, of als de beschikbare opvoerhoogte van de toestel cv-pomp
ontoereikend is voor de weerstand van de cv-installatie.
Zie bladzijde 38 en 39 voor meer uitleg.
Figuur 9.3
Vul-/aftap-
kraan
Expansievat
(in retour)
OPTIONEEL
19
De informatie op deze bladzijde geldt ook voor een warmtepompboiler.
De ULTIMA is geschikt om gebruikt te worden als naverwarmer voor zonlichtsystemen (met een maximum watertempera-
tuur van 85
o
C). Zie voor informatie over de tapwatervoordruk blz. 40. Raadpleeg ook de handleiding van de zonneboiler, bijv.
voor de geadviseerde afstand tussen het cv-toestel en de zonneboiler. Dit aansluitschema geldt ook voor bijv. warmte-
pompboilers. zie ook blz. 15. Het verdient de voorkeur een zonneboiler met het ZONNEKEUR-label toe te passen.
Figuur 9.4
9.5 Aansluiten van een zonneboiler
Verwijder altijd de door-
stroombegrenzer uit het
toestel.
Monteer in de plaats hiervoor een
extra pakking.
2. Plaats de doorstroom-
begrenzer uit de ULTIMA
tussen vlakke koppelingen.
Let op de juiste richting!
Koudwater
Inlaat
combinatie
Warmwater
OF
Plaats hier een
doorstroombegrenzer
Een inlaatcombinatie
Een doorstroombegrenzer met pakkingen.
(Let op stromingsrichting: o-ring moet door de
waterstroom in de begrenzer gedrukt worden!)
Een thermostatisch mengventiel 1).
W = Warmwater aansluiting
K = Koudwater aansluiting
M = Mengwater naar huisinstallatie
Dit ventiel is verplicht.
Zonlichtcollector. Zie handleiding van de
zonneboiler voor aansluitingen.
ad 1) Thermostatisch mengventiel
Op zonnige dagen kan de temperatuur in de boiler tot 85
o
C
oplopen. Om een te hoge tapwatertemperatuur te voorko-
men is de plaatsing van een thermostatisch mengventiel
verplicht (Gaskeur NZ 2003). Instelling van dit ventiel:
minimaal 60
o
C (Bij circulatiesysteem: minimaal 65
o
C).
Belangrijk: instellingen niet wijzigen!
Brandervoorwaardethermostaat: 58
o
C.
Het bouwbesluit schrijft voor dat er aan de warmtapwater
punten een minimale temperatuur van 55°C geleverd moet
kunnen worden. Stel de warmtapwatertemperatuur
daarom niet lager in dan 58.
Monteer:
Schakel bij toepassing van bijv. een zonneboiler of
warmtepompboiler de Ultima nooit uit
Elektrische aansluiting van een zonneboiler.
Zie de zonneboilerhandleiding voor meer informatie.
1. Zonneboiler met ingebouwde brandervoorwaarde-
thermostaat (bijv. AQUASOL 1 en 3):
13-14 Doorverbinding, of, indien beschikbaar, beschik-
bare zonneboilerschakeling voor schakeling
tussen comfort-/economy van tapwater:
- contact = comfortstand altijd aan
- geen contact = economy-/comfortstand
mogelijk door display-/thermostaatinstelling.
11-12 Aansluiting brandervoorwaardethermostaat voor
aan-/uitzetten van tapwaterbedrijf combitoestel:
- contact = stromingssensor geactiveerd
- geen contact = stromingssensor niet
geactiveerd.
2. Zonneboiler met OpenTherm-aansluiting,
geschikt om tapwaterfunctie uit te schakelen!
13-14 Niets aansluiten
11-12 Aansluiting brandervoorwaardethermostaat
7 - 8 OpenTherm-aansluiting. Zie blz. 23.
3. Zonneboiler zonder brandervoorwaarde thermostaat
13-14 Doorverbinden
11-12 Plaats op de leiding tussen de zonneboiler en
het combi-toestel een externe brandervoor-
waardethermostaat, afgesteld op 58
o
C. Plaats
deze thermostaat direct bij de warmwateruitlaat
van de zonneboiler.
1. Plaats een knelkoppeling
met een ingebouwde
doorstroombegrenzer.:
3: 6 l/min
4: 8 l/min
5: 10 l/min
2 mogelijkheden:
20
1. Verwijder de kunststof dop van de leiding onder het
toestel;
2. Monteer de aansluitpijp (meegeleverd);
3. Monteer een gas-afsluitkraan in de gasleiding;
Indien het toestel gemonteerd wordt op een oud stalen
gasleidingnet, wordt geadviseerd een filter in de
gasleiding te plaatsen.
Schone leiding
Zorg dat er geen vuil in de gasleiding zit. Blaas hem voor
montage door of klop het vuil eruit. Hierdoor worden
defecten aan het gasregelblok voorkomen.
Spanningsvrije aansluiting
Monteer de aansluiting zodanig dat de leidingen in het
toestel spanningsvrij zijn.
Aansluiting
Sluit de gasleiding aan volgens de bekende en geldende
gasinstallatievoorschriften. Houd rekening met de aanvul-
lende eisen van het plaatselijke energiebedrijf. De
aansluiting van het toestel is niet bepalend voor de
diameter van de binnenleiding. Deze dient afhankelijk van
de lengte van de leiding te worden vastgesteld.
Controle gaslekkage
Bij controle op gaslekkage van de binnenleiding moet
erop worden gelet dat het toestel niet samen met de
binnenleiding wordt afgeperst.
Indien ook het gasblok op dichtheid moet
worden gecontroleerd, mag de afpersdruk niet
hoger zijn dan 150mbar (1500 mmwk).Bij een
hogere druk kan er door beschadiging van het
membraan lekkage ontstaan.
9.6 Aansluiten gaszijdig
aansluitpijp
(15 mm)
gaskraan
Figuur 9.5
Toepassing van propaan
Als u propaan gebruikt als brandstof (ULTIMA 5), dient u te
voldoen aan de landelijke en plaatselijk voorschriften.
Onder andere de NPR 3378.
Hoewel de Ultima 3 en 4 gekeurd zij voor propaan, zijn ze
niet commercieel beschikbaar voor deze gassoort. Ook is
hiervoor geen ombouwset beschikbaar.
9.7 Aansluiten condensafvoer
Plaats stankafsluiter
of sifon
(niet meegeleverd)
Schuif de afvoerslang
ca. 3 cm over de
aansluitpijp;
Plaats de vuilopvangbeker met de dop naar voren,
zodat de dop gemakkelijk schoongemaakt kan worden.
Leg de afvoer vorstvrij aan (bijv. niet in de dakgoot).
Als u de sifon niet kunt vullen omdat de rookgas-
afvoer al aangesloten is, vul dan in ieder geval de
vuilopvangbeker.
Monteer de rioolafvoerleiding op afschot.
De sifon moet voor onderhoud goed bereikbaar zijn.
Figuur 9.6
Open verbinding
Knip de slang op maat.
riool
Vul de sifon door ca. 0,5 liter water in de
rookgasafvoeropening te gieten.
21
9.8 Aansluiten verbrandingsgasafvoer
en luchttoevoer
Figuur 9.7
Luchttoevoerpijp links
Figuur 9.8
Luchttoevoerpijp rechts
Parallelle aansluiting (ø80 mm)
Figuur 9.9
1. Luchttoevoerleiding (aansluiting ø80mm).
a. Monteer de luchttoevoerleiding. Maak gebruik van
stevig gasdicht materiaal, dat tevens bestand is
tegen omgevingstemperaturen die op kunnen
treden. Dit geldt vooral bij concentrische systemen
of bij een luchttoevoerpijp die zich dicht in de buurt
van een rookgaspijp bevindt.
b. Als de luchttoevoerpijp door warme, vochtige
ruimtes loopt, kan er aan de buitenkant van deze
pijp condensvorming optreden. Om dit te voorko-
men dient in dit geval deze pijp dampdicht geïso-
leerd te worden.
2. Rookgasafvoerleiding (aansluiting ø80mm).
a. Monteer de rookgasafvoerleiding. Maak gebruik van
KOMO gekeurd gasdicht rookgasafvoermateriaal
dat geschikt is voor het afvoeren van
condenserende rookgassen.
b. Let op de stromingsrichting van de rookgassen, de
richting is met een pijl aangegeven op de pijp
elementen.
Horizontale verbrandingsgasafvoerpijp
minimaal 50 mm/m op afschot leggen!
Het condenswater en eventueel
regenwater loopt nu naar het toestel terug.
3. Plaats de afdichtdop (3) in het niet gebruikte lucht-
toevoergat, links of rechts.
Voor de rookgasafvoer- en luchttoevoerleidingen geldt het
volgende:
a. Inkorten van dit materiaal dient haaks te gebeuren en
verwijder de ontstane bramen.
b. Het materiaal met een draaiende beweging in elkaar
steken en eventueel een beetje zeep gebruiken voor
de smering (vetten kunnen de lippenring aantasten).
c. Beugel de pijpelementen spanningsvrij aan vaste
punten in het gebouw met een tussenstand van
maximaal 2 meter.
d. Het gewicht van de pijpelementen mag niet recht-
streeks op de ketel rusten, daarnaast mag dit gewicht
niet rechtstreeks aan de dakdoorvoer komen te
hangen.
e. Ten aanzien van de dakdoorvoer geldt dat deze
vastgezet dient te worden met de bijgeleverde
bevestigingsbeugel.
Concentrische aansluiting (ø60/100 mm)
Verwijder de ring rond de rookgasafvoer, inclusief het
rubber. Dicht de beide luchttoevoeropeningen met dop-
pen!
Luchttoevoer vanuit opstellingsruimte (B23/B33)
Bij deze opstelling, waar het toestel als open toestel
wordt aangesloten, dient voldaan te worden aan de
eisen die gesteld zijn in de NPR3378-42.
Zorg ervoor dat de luchttoevoeropeningen ten allen tijde
open blijven om voldoende luchttoevoer te garanderen.
Plaats op de luchttoevoer een 90
o
-bocht (B23)
Het verdient echter de voorkeur de luchttoevoer niet op
deze manier aan te sluiten, maar als gesloten toestel.
22
9.9 Ingebouwde bypass voor cv
Figuur 9.10
DICHT
Juiste instelling als de doorstroming
in de cv-installatie niet geheel
geblokkeerd kan worden.
HALF OPEN (45
o
)
Juiste instelling als de doorstroming in
de cv-installatie geheel geblokkeerd
kan worden, bijvoorbeeld als er overal
thermostatische radiatorventielen op
de radiatoren zijn gemonteerd. Ook
noodzakelijk als er al een druk-
geregelde bypass is gemonteerd.
OPEN
Meestal alleen een juiste instelling
bij een installatie met een zeer lage
weerstand of eventuele problemen
met stromingsgeluid.
Uitleg over de werking van de bypass
In het toestel is een bypass ingebouwd die tussen de cv-
aanvoer- en retourleiding is geplaatst. Deze kogelkraan-
bypass moet half geopend worden als de gehele cv-
installatie is voorzien van thermostatische kranen die de
doorstroming geheel kunnen geblokkeren. Door het half
open zetten van de bypass is er altijd een minimale
waterstroom door het toestel mogelijk, die ervoor zorgt dat
het toestel goed blijft functioneren.
Als de bypass half open wordt gezet, zal er altijd wat water
door de bypass stromen, waardoor de externe opvoer-
hoogte iets af zal nemen. Hoe groot deze daling is wordt
aangegeven in de grafiek op bladzijde 39.
Bypass niet open zetten bij aangesloten open verdeler
Omdat de open verdeler het al mogelijk maakt dat er een
minimale waterstroom door het toestel wordt gegarandeerd,
hoeft in dit geval de bypass niet open gezet te worden.
Zet bij toepassing van een openverdeler of een (half)
geopende bypass de pompregel delta T op 7 i.p.v. 15
(parameter 18 van het installateursmenu op blz. 26).
Hierdoor moduleert de cv-pomp minder snel terug.
Zie voor meer informatie op blz. 38 en 39.
23
9.10 Aansluiten van de kamerthermostaat en evt. buitenvoeler of externe
cv-installatiepomp
Figuur 9.11
Open aansluiting= OFF
Stromingssensor niet
geactiveerd (geen warm
water mogelijk).
Doorverbinding
Comfortstand altijd
aan, onafhankelijk van
displaystand.
Open aansluiting
Economy/comfortstand,
instelbaar met display of
kamerthermostaat
(wel warm water mogelijk).
Doorverbinding= ON
Stromingssensor
geactiveerd (standaard).
Aansluiting van een buitenvoeler (optioneel) 1)
(NTC 10kOhm bij 25°C)
Aansluiting OpenTherm-kamerthermostaat 2) 3)
(maximaal 1).
Aansluiting van een AAN/UIT-kamerthermostaat met
potentiaalvrij contact. Eventuele warmteversnelling
op 0,12A instellen! Eventueel 2 of meer van deze
kamerthermostaten parallel aansluiten. 2)
Niets aangesloten.
Aansluiting externe cv-installatiepomp.
Maximaal 93W / 0,40 Ampère!
(Bij toepassing van een externe
open verdeler)
230V
2) Aansluiten van 2 of meer kamerthermostaten
Bij een combinatie van 2 of meer AAN/UIT-thermostaten:
Parallel aansluiten op aansluiting 5 - 6.
Bij een combinatie van 1 OpenTherm-thermostaat samen
met één of meer AAN/UIT-thermostaten:
De OpenTherm-thermostaat op 7- 8. Het aansluiten
van 2 OpenTherm-kamerthermostaten is niet mogelijk.
De AAN/UIT-thermostaat op 5-6. Bij meerdere AAN/UIT-
thermostaten: parallel aansluiten op aansluiting 5-6.
Zorg dat het toestel (en evt. andere OpenTherm-toestellen) uitgeschakeld is als u aansluitingen maakt op de
toestelconnector!
1) Let op bij aansluiten van een buitenvoeler
Sluit de buitenvoeler aan bij gebruik van de WA-regeling
van het toestel of een WA-regeling van een OpenTherm-
kamerthermostaat.
Monteer de buitenvoeler op een buitenmuur, uit de zon en
op de noord- of noord-oostzijde van het huis, minimaal 1
meter van de grond en niet beïnvloed door een mogelijke
warmte bron, zoals een ventilatie-opening of een raam.
Op bladzijde 27 - 28 wordt extra uitleg gegeven over
kamerthermostaten en weersafhankelijke-regelingen.
Bij aansluiting van een zonneboiler:
volg de uitgebreide aansluitinstructies op bladzijde 19.
3) Aansluiten van een ander OpenTherm- `
toestel
Het is mogelijk om een ander OpenTherm-toestel, zoals
een zonneboiler of WTW-toestel,
tussen de ULTIMA en de
OpenTherm-kamerthermostaat te plaatsen.
Het signaal wordt door de eventueel tussen geplaatste
toestellen doorgegeven.
Controleer hierbij de correcte werking van de thermostaat
en het cv-toestel.
24
10.1 Voorbereidingen Volg punt 1 - 13 voordat u de toestelstekker in het stopcontact steekt
10. EERSTE INGEBRUIKSTELLING VAN HET TOESTEL
1. Verwijder de mantel
Schroef de parkers aan de onderzijde van de
mantel los. Trek de mantel aan de onderzijde
iets naar voren en schuif hem uit zijn ophang-
punten.
2. Draai het dopje van de automatische
ontluchter een paar slagen los
3. Draai de pompassen van beide
pompen los
4. Zet de schroeven van deze terugslag-
kleppen
alleen tijdens het vullen in
deze stand
De terugslagkleppen worden dan handmatig
open gezet.
5. Controleer of beide afsluiters onder het
toestel open staan
6 Vul de installatie langzaam
(i.v.m. ontluchten)
Gebruik uitsluitend schoon leidingwater. Gebruik
geen gedemineraliseerd water. Het is niet
toegestaan chemische middelen aan het water
toe te voegen. Bij het toevoegen hiervan vervalt
de garantie op het toestel.
7 Zet de schroeven van deze terugslag-
kleppen weer in de juiste stand
Stroming in één richting mogelijk.
NIET VERGETEN!
8. Ontlucht de pomphuizen
Draai de afdichtdoppen van de pompassen een
slag los en ontlucht de pompen.
Zorg dat de elektrakast droog blijft!
9. Vul het tapwatergedeelte
Open de inlaatcombinatie en ontlucht het
tapwatergedeelte via de warmwaterkraan
10. Controleer de aansluitingen op lekkage
11. Ontlucht de gasleiding
12. Plaats de mantel weer op het toestel
Breng de parkers weer aan.
13. Ontlucht de installatie
Instrueer de gebruiker dat deze dit enkele malen
herhaalt. Hierdoor kan het nodig zijn om de druk
van de cv-installatie op peil te brengen.
Figuur 10.1
25
In de ruimte waar de kamerthermostaat hangt,
dienen alle radiatoren altijd open te staan.
De eerste en de tweede week na de installatie van
het toestel dienen de radiatoren nogmaals goed
ontlucht te worden.
Zie blz. 10 voor extra uitleg.
10.2 In bedrijf nemen.
In bedrijf nemen
1. Open de gaskraan;
2. Steek de stekker in het stopcontact en schakel het
toestel aan met de AAN/UIT-knop. Het toestel zal met
zijn opstartprogramma beginnen.
Instrueer de gebruiker
Na de opstart-cyclus zal het toestel eerst zijn
voorraadvat gaan verwarmen (bij comfortstand).
Als er warmtevraag is van de cv-installatie zal het
toestel de cv-installatie gaan verwarmen (na het
eventueel verwarmen van het voorraadvat).
Als er geen warmtevraag is zal het toestel hierna
stand-by gaan staan.
Alles gaat goed: het display geeft aan:
Controleer de werking voor tapwater
Draai een warm waterkraan open en controleer of het
toestel goed werkt.
Controleer de werking voor cv-gebruik
Zet de kamerthermostaat hoog en controleer of het toestel
voor cv-bedrijf goed werkt.
Geen oplichtend display.
Mogelijke oorzaken + oplossing:
De stekker zit niet in het stopcontact;
De AAN/UIT-knop is niet ingedrukt;
Er staat geen spanning op het stopcontact.
Dit is te controleren door een ander apparaat
hierop aan te sluiten.
Foutcode 5.
Mogelijke oorzaak + oplossing:
De waterdruk van de cv-installatie is te laag.
Vul de installatie bij.
Zie blz. 10.
Resetten is niet nodig; Na het vullen komt het
toestel automatisch in bedrijf.
Alarmcode 1.
Mogelijke oorzaak + oplossing:
De gaskraan staat dicht. Controleer dit.
Druk op
om het toestel weer op te starten.
Er is iets mis: kijk op het display
26
Nr. Display: Parameter-functie: Geadviseerde instellingen Alternatief instelbaar:
1 1 Instelling t.b.v. de regeling 0 = OpenTherm en/of AAN/UIT- 1 = AAN/UIT-regelfunctie:
AAN/UIT-kamerthermostaat alleen instellen bij gebruik
WA-regeling van ULTIMA
2 2 Afstemming van print op toesteltype 1: Parameter 2 moet 1 zijn. Geen andere instelling mogelijk!
Parameter 2 moet 1 zijn. Dan worden de waarden van de volgende parameters
automatisch:
Parameters: 16 17 18 19 20
1 = ULTIMA 3S / 3 / 4S / 4 / 5 Waarde: 35% 46
o
C15
o
C22
o
C 14
o
C
3 3 Cv-stijgingslijn (aanvoertemperatuur) 2
o
C/minuut 1-20
o
C/minuut (ULTIMA max. 5)
4 4 Nadraaitijd cv-pomp (na vraag kamerthermostaat) 15 minuten 1 255 minuten
5 5 Instelling tijdelijk/continu nadraaien cv-pomp 0 = niet continu draaien,
gewone nadraaitijd 1 = continu draaien
geldt: (zie parameter 4)
6 6 Maximum capaciteitsinstelling voor cv 80 % 30 100%
7 7 Max. vermogen voor tapwater bereiding 100 % 30 - 100%
8 8 t/m software 2.0: nadraaitijd tapwaterpomp 30 seconden 1  255 seconden
vanaf software 2.0: max. toerental modulerende
cv-pomp 10 (=100%) 3 - 10 (=30-100%)
9 9 Wachttijd na cv-gebruik (voor cv) 4 minuten 0 10 minuten
10 0. Wachttijd na tapwatergebruik (voor cv) 120 seconden 0  255 seconden
11 1. Maximum setpoint voor cv (begrenzing) 90
o
C 20 - 90
o
C
12 2. Ontsteekniveau (in percentage van maximum) 60 % 30 -100%
13 3. WA-regeling uitgeschakeld of selectie regeling 0 = uitgeschakeld (standaard) 1 - 10 = ingeschakeld
14 4. Voetpunt stooklijn WA-regeling 30
o
C 20 - 40
o
C
15 5. t/m DMF04B: selectie PC (Microcom) / Modem 0 = PC 1 = modem
vanaf DMF04C: omschakeltemperatuur naar Zie nummer 2! 060
comfortstand (alleen van toepassing als par. 2 = 6)
16 6. Minimum toerental ventilator Zie nummer 2! 30-60
17 7. Laagste temperatuur voorraadvat. Zie nummer 2! 0 60 (som 17 en 20 max. 65!)
18 8. Pompregel dT tussen aanvoer- en retoursensor Zie nummer 2! 1 30 (ULTIMA max. 18)
19 9. Max. dT tussen aanvoer- en retoursensor Zie nummer 2! 1 30 (ULTIMA max. 22)
(regeling brander)
20 0 dT tussen in/uitschakelen opwarmen tank. Zie nummer 2! 0  20 (som 17 en 20 max. 65!)
Optimalisatie van de cv-installatie
De geadviseerde instellingen zijn afgestemd op veruit de
meest voorkomende cv-installaties. Bij deze instellingen
zal praktisch elke cv-installatie goed functioneren. Indien
gewenst kan het toestel echter eenvoudig worden aange-
past aan bijzondere situaties, zoals bij een WA-regeling.
De ULTIMA heeft hiervoor de mogelijkheid om middels
parameters het toestelgedrag aan te passen. Hieronder
worden de mogelijkheden aangegeven.
10.3 Het toestel afstemmen op de installatie d.m.v. een aantal parameters
Let op!
Alleen de installateur mag deze parameters wijzigen.
Inregelen cv-installatie
Om het huis comfortabel te verwarmen, dient de installatie
ingeregeld te worden.
Een AAN/UIT-thermostaat (T87F)
Als de kamerthermostaat een anticipatie-instelling
heeft, stel deze dan op 0,12A in.
Parameters instellen
Als u het toestel wilt aanpassen aan de installatie of
gebruikerswensen, kunt u als volgt een parameter
wijzigen:
Druk minimaal 5 seconden tegelijk op
en .
(
Druk eerst op de en dan op )
Nu is de parameter-status actief.
Bij het indrukken van
doorloopt u de parameterlijst.
Het linker display geeft het parameternummer aan. In het
rechter display wordt de waarde zichtbaar.
Het veranderen van de waarde:
1. Bij het zichtbaar zijn van de te wijzigen parameter dient
u kort éénmaal op
of te drukken. Het linker
display zal gaan knipperen.
2. Nu kunt u met
of de waarde van de parameter
wijzigen.
3. Druk hierna kort éénmaal op
om de instelling vast
in het geheugen te zetten.
4. Bij het weer opnieuw gelijktijdig indrukken van
en
zal de normale bedrijfsstatus weer zichtbaar zijn. Als
er 4 minuten geen toets meer wordt ingedrukt, gaat het
display terug naar de normale bedrijfsstatus.
Extra uitleg over de parameters
Parameter 3
Met deze parameter wordt de stijlheid van de
cv-stijgingslijn ingesteld. Deze cv-stijgingslijn is de basis
van de cv-regeling van het toestel. Het beginpunt van
deze lijn wordt bepaald door de retourtemperatuur van
het cv-water, die 20 sec. na het ontsteken van de brander
wordt gemeten.
AGPO Ferroli adviseert deze waarde, standaard 2
o
C/
minuut, niet aan te passen om instabiliteit van de
ruimtetemperatuurregeling te voorkomen.
Parameter 19
De maximum toegestane delta-T is een beveiliging van
de cv-wisselaar. Als de ingestelde waarde wordt over-
schreden moduleert de brander terug en schakelt uit als
het temperatuurverschil te groot wordt.
Omdat deze waarde een beveiliging is, mag deze niet
aangepast worden!
Parameter 17 en 20
Deze parameters bepalen de maximum en minimum
temperatuur van het cv-zijdige voorraadvat. Als parameter
17 = 46 en parameter 20 = 14 dan start het opwarmen van
het voorraadvat bij 46
o
C en stopt het opwarmen bij 60
o
C
(=46+14). De som van parameter 17 en 20 mag niet
meer zijn dan 65 om een onterechte d-signalering te
voorkomen.
27
10.4 Overzicht van kamerthermostaten en weersafhankelijke-regelingen
Keuze van de Bediening: Noodzakelijke onderdelen Enige juiste instellingen van de
temperatuurregeling handmatig ULTIMA en/of WA-regeling
of automatisch van de thermostaat
5)
Ruimtetemperatuurregelingen: nummer 1 en 2
1 Met een Handmatig Kamerthermostaat
10)
AAN/UIT-type
kamerthermostaat of OpenTherm
2 Met een Automatisch Klokthermostaat
10)
AAN/UIT-type of
kamerthermostaat (pomp schakelt OpenTherm
s nachts uit)
Weersafhankelijke regelingen
7)
: nummer 3 t/m 6 (zie voor andere WA-regelingen opmerking 7)
3 Iedere ruimte apart, Geen De WA-regeling van de ULTIMA Activeer de WA-regeling van de
onafhankelijk nachtverlaging buitenvoeler
1)
(monteren op N / NO gevel) ULTIMA en kies stooklijn:
van elkaar overal thermostatische radiatorkranen
Zet toestelparameter 13 op 9,
bypass
2)
of kies een andere waarde
3)
(pompdraait doorverbinding op ingang AAN/UIT-
continu) kamerthermostaat van ULTIMA
4 Iedere ruimte apart, Handmatige De WA-regeling van de ULTIMA Activeer WA-regeling van de
onafhankelijk (nacht)  buitenvoeler
1)
(monteren op N / NO gevel) ULTIMA en kies stooklijn:
van elkaar verlaging d.m.v. bypass
3)
Zet toestelparameter 13 op 9,
een kamer- overal thermostatische radiatorkranen of kies een andere waarde
3)
thermostaat kamerthermostaat: - AAN/UIT-type......: laat toestelparameter 1 op 0 staan
(pomp schakelt) - OpenTherm.........: zet toestelparameter 1 op 1
4)
s nachts uit)
5 Iedere ruimte apart, Automatische WA-regeling kamerthermostaat
5)
Laat toestelparameter 13 op 0 staan
6)
onafhankelijk nachtverlaging buitenvoeler
1)
(monteren op N / NO gevel)
van elkaar bypass
2)
overal thermostatische radiatorkranen
bijv. Romeo klokthermostaat
6 Iedere ruimte apart, Automatische WA-regeling kamerthermostaat
5)
Laat toestelparameter 13 op 0 staan
6)
met ruimtetempera- nachtverlaging buitenvoeler
1)
(monteren op N / NO gevel)
tuurcompensatie
10)
bypass gewenst
2)
vanuit het vertrek overal thermostatische
waar de kamer- radiatorkranen
9)
thermostaat hangt. bijv. Romeo klokthermostaat
1) De buitenvoeler dient een 10 kOhm NTC-sensor te zijn. Zie voor meer informatie op bladzijde 23.
2) Als er overal thermostatische mengkranen gemonteerd zijn, stel dan de bypass goed in.
3) Met parameter 13 van het installateursmenu van de ULTIMA activeert u de weersafhankelijke regeling van het
toestel. De juiste waarde is afhankelijk van de cv-installatie. Zie bladzijde 28 voor de juiste waarde en eventuele
bijstelling van het voetpunt. Op blz. 26 wordt uitleg gegeven over het installateursmenu.
4) Deze instelling is noodzakelijk als er een OpenTherm-kamerthermostaat wordt aangesloten bij een geactiveerde
WA-regeling van de ULTIMA.
5) Zie de gebruikershandleiding of installatievoorschrift van de kamerthermostaat. Sommige klokthermostaten, zoals
bijvoorbeeld de Romeo hebben een ingebouwde WA-regeling.
6) Als de WA-regeling van een kamerthermostaat wordt gebruikt, dient de ULTIMA WA-regeling ALTIJD uitgeschakeld
te zijn.
7) Andere varianten zijn niet mogelijk. Wel kunnen bestaande kamerthermostaten of WA-regelaars worden gebruikt.
Bij aansluiting van een bestaande WA-regelaar dient de pomp op continu nadraaien gezet te worden.
- Parameter 5 van het installateursmenu moet op 1 worden gezet: zie bladzijde 26.
- De temperatuurvoeler dient minimaal 1 meter van de ULTIMA vandaan op een cv-leiding gemonteerd te worden.
Opgemerkt dient te worden dat een WA-regeling niet zonder meer een energiebesparing geeft.
8) De ruimtetemperatuurcompensatie zorgt dat de regeling ook reageert op de invloed van de regen, de wind en de zon.
9) In dit geval is het mogelijk dat in de ruimte waar de kamerthermostaat hangt geen thermostatische radiatorkranen
worden gemonteerd op de radiatoren en/of convectoren. Dit kan echter een schommeling in de ruimtetemperatuur
veroorzaken van +/- 1
o
C. Daarom adviseren wij om overal thermostatische radiatorkranen toe te passen.
10) Voor een goede temperatuurregeling dient een thermostaat te beschikken over 1 van de 3 vermelde eigenschappen:
a. Tweedraads AAN/UIT-(klok)thermostaat met anticipatie-instelmogelijkheid voor 0,12 Amp. (24V, potentiaalvrij
contact) Eventueel 4 draads voor uitschakeling warmhoudstand (niet mogelijk bij een zonneboiler).
b. Tweedraads elektronische AAN/UIT-(klok)thermostaat met cyclusinstelling (24V, potentiaalvij contact)
Eventueel 4 draads voor uitschakeling warmhoudstand: niet mogelijk bij een zonneboiler.
c. OpenTherm (klok)thermostaat (5V, tweedraads, afh. van type is uitschakeling van warmhoudstand mogelijk).
Zie de uitleg over WA-regeling
in de handleiding van de
thermostaat
Zie de uitleg over WA-regeling
in de handleiding van de
thermostaat
28
Zie het installateursmenu op bladzijde 26 voor uitleg over
de instelling van parameter 13.
Als de waarde van parameter 13 = 0, dan is de `
WA-regeling van het toestel uitgeschakeld.
Bij waarde 1 t/m 10 is de regeling ingeschakeld.
Figuur 10.2 De stooklijnen
Deze grafiek geldt bij een cv-setpointinstelling van 90
o
C en een voetpunt
van 30. Als het voetpunt wordt aangepast verschuiven de stooklijnen.
buitentemperatuur in
o
C
cv-aanvoertemperatuur in
o
C
Kies een juiste stooklijn (parameter 13)
Kies een waarde van 5, 7, 8 of 9, afhankelijk van de cv-
installatie, kierdichtheid van de woning en de gewenste
aanwarmsnelheid:
Alleen radiatoren of convectoren, advies: stooklijn 9.
Vloer- of wandverwarming samen met radiatoren
en/of convectoren, advies: stooklijn 9.
Bij een nageïsoleerde woning of een
ruimbemeten cv-installatie, advies: stooklijn 7 of 8.
Laagtemperatuurverwarming, advies: stooklijn 5.
De gebruiker kan later, afhankelijk van de wensen m.b.t.
de verwarming van de verschillende ruimten, via het
gebruikersmenu de stooklijn eventueel bijstellen.
Zie het installateursmenu op bladzijde 26 voor uitleg over
de instelling van parameter 14.
Figuur 10.3 Voetpuntverschuiving
buitentemperatuur in
o
C
cv-aanvoertemperatuur in
o
C
Deze grafiek geldt bij een cv-
setpointinstelling van 75
o
C.
buitentemperatuur in
o
C
cv-aanvoertemperatuur in
o
C
Eventuele bijstelling van het voetpunt (parameter 14)
U kunt het voetpunt aanpassen, maar in principe is de
geadviseerde instelling (30
o
C) voor bijna alle cv-installa-
ties een juiste instelling. Advies voor eventuele bijstelling:
Voetpunt = 40°C bij minder goed geïsoleerde woning.
Voetpunt = 20°C bij laagtemperatuur cv-systeem.
10.5 Extra informatie over de weersafhankelijke regeling van de ULTIMA
Werking van de regeling
Bij een bepaalde buitentemperatuur en een ingestelde
stooklijn hoort een gewenste cv-aanvoertemperatuur.
Bij een buitentemperatuur van 5
o
C en stooklijn 9 volgt een
gewenste cv-aanvoertemperatuur van 76
o
C.
Het toestel komt in bedrijf als de cv-aanvoer-
temperatuur 5
o
C onder de gewenste cv-aanvoer-
temperatuur komt. In dit voorbeeld is dat 76 - 5 = 71
o
C.
Als het toestel voor cv-in bedrijf komt, regelt de toestel-
regeling de cv-aanvoertemperatuur volgens de
cv-stijglijn (standaard instelling 2
o
C/min.). Totdat de
gewenste cv-aanvoertemperatuur van 76
o
C is bereikt,
moduleert de brander volgens de normale cv-regeling
van het toestel.
Als de gewenste temperatuur van 76
o
C is bereikt,
moduleert de brander terug naar laagstand en
schakelt uit als de temperatuur 5
o
C boven de
gewenste cv-aanvoertemperatuur is gekomen:
in dit voorbeeld dus 76 + 5 = 81
o
C.
Invloed van het cv-setpoint op de stooklijnen
Het cv-setpoint bepaalt de maximale gewenste
cv-aanvoertemperatuur. De stooklijnen worden als het
ware begrenst door het cv-setpoint. In de onderstaande
figuur is het cv-setpoint op 75 ingesteld.
Advies over het juiste cv-setpoint van de ULTIMA
Voor de meeste installaties is 80 een goede instelling.
Als de ULTIMA wordt aangesloten op een installatie
die is gemaakt voor een cv-water temperatuur van
90 /70
o
C, adviseren wij om het cv-setpoint op 85 te
zetten. Omdat de WA-regeling het toestel uitschakelt
als de temperatuur 5
o
C boven de stooklijn komt, wordt
bij een cv-setpoint van 85 de maximum cv-aanvoer
temperatuur 90
o
C.
Als de ULTIMA echter wordt aangesloten op een
laagtemperatuurverwarming, kan dit cv-setpoint op
bijvoorbeeld 55 worden gezet.
Zie het gebruikersmenu op bladzijde 6 voor uitleg over
de instelling van het cv-setpoint.
Advies over de instelling van de kamerthermostaat
Zet in de periode dat er verwarming gewenst is, de
gewenste kamertemperatuur van de thermostaat hoger
dan de instelling op de thermostatische radiator-
ventielen, bijvoorbeeld 25
o
C. Bij gebruik van een open-
haard is misschien een hogere instelling nodig, om ervoor
te zorgen dat de andere vertrekken verwarmd blijven.
Op deze bladzijde worden alleen details vermeld van
de WA-regeling van de ULTIMA. Zie blz. 27 voor een
overzicht van weersafhankelijke regelingen.
Figuur 10.4
29
Verwijderen van de mantel
Schroef de parkers aan de
onderzijde van het toestel los.
Trek de mantel aan de onder
zijde iets naar voren en schuif
de mantel uit zijn ophangpunten.
11. ONDERHOUD
Frequentie onderhoudsbeurten
Onder normale omstandigheden geldt het volgende:
Kleine onderhoudsbeurt: minimaal 1 keer per 2 jaar
Grote onderhoudsbeurt: minimaal 1 keer per 4 jaar
Bij sterke vervuiling van toegevoerde verbrandingslucht,
laagtemperatuur cv-systemen, praktijkervaring van de
installateur of andere omstandigheden waaruit blijkt dat
meer onderhoud nodig is, kan uw installateur of
onderhoudsbedrijf besluiten de termijnen in te korten:
Kleine onderhoudsbeurt: 1 keer per jaar
Grote onderhoudsbeurt: 1 keer per 2 jaar
2.0 Cv-wisselaar
Kleine beurt: cv-wisselaar niet reinigen:
Ga verder met nummer: 3.1 Ionisatiepen.
 Grote beurt: cv-wisselaar grondig reinigen.
Zie onderhoudsvoorschrift DRS1087 voor
uitgebreide en actuele uitleg.
Let op, de gloeiplug is zeer breekbaar!
Vervang altijd de branderpakking.
Voorkom beschadiging van de keramische isolatie.
3.1 Ionisatiepen
Vervang, bij vervuiling of veel A01 / A04-storingen, de
ionisatiepen.
Onderhouds- en servicerapport
In deze handleiding is een onderhouds- en servicerapport
opgenomen. Een goed en volledig ingevuld rapport geeft u
of uw collega een duidelijk beeld van de geschiedenis van
dit toestel. Door het invullen van dit rapport kan tevens
worden aangetoont dat onderhoudsbeurten zijn uitgevoerd.
Op de internetsite van AGPO Ferroli,
www.agpoferroli.nl
knop zakelijk of bij de SERVICE-HELPDESK van AGPO
Ferroli te Breda, is de volgende informatie verkrijgbaar:
Meest actuele informatie m.b.t. onderhoud document-
nummer: DRS1087. De meest actuele versie geldt als
onderhoudsvoorschrift voor dit toestel. Eventuele
nieuwere versies van dit document vervangen oudere
versies.
De opgenomen omvang van de onderhoudsbeurten komt
overeen met de stand van de techniek ten tijde van het
drukken van dit voorschrift. Uit technische overwegingen
kunnen naderhand wijzigingen worden uitgevoerd.
Benodigde apparatuur
Multimeter, drukmeter (meetnauwkeurigheid +/- 2 Pascal),
CO/CO
2
-meter, volumestroommeter, thermometer.
3.3 Condensopvangbak
Verwijder het inspectieluik van de condensbak.
Reinig de bodem met de condensbakschraper.
Reinig de opening waarop het sifon is aangesloten
met de achterkant van de condensbakschraper.
Maak de pakking en het
aanlegvlak schoon. Monteer inspectieluik met pijl
naar boven en vet de schroefjes eventueel in.
Figuur 11.2
Let op! Er komt water uit de sifon!
Figuur 11.3.
3.2 Gloeiplug
Meet de weerstandswaarde van de gloeiplug (koud)
Juiste waarde: tussen 2,5 en 4 Ohm.
Bij te hoge waarde de gloeiplug vervangen.
Figuur 11.1.
Draai de dop van de
vuilopvangbeker los.
Verwijder de vuilopvangbeker en spoel deze uit.
Doorsteek via de rechter buis van de sifon, de
afvoeropening tot in de condensbak.
Draai de dop op de vuilopvangbeker, vul deze met
water en plaats hem weer terug.
Zet de kamerthermostaat laag,
gebruik geen warm water en
neem de stekker uit het stopcontact.
11.2 Onderhoudsbeurt
Verschil tussen kleine en grote onderhoudsbeurt
Het verschil tussen een kleine en grote onderhoudsbeurt
is het reinigen van de cv-wisselaar (rookgaszijdig). Bij een
kleine onderhoudsbeurt hoeft dit namelijk niet te gebeuren
en bij een grote onderhoudsbeurt wel.
In paragraaf 11.2 betekent dit het volgende:
Kleine onderhoudsbeurt: sla nr. 2.0 cv-wisselaarover.
Grote onderhoudsbeurt: volg het volledige voorschrift.
11.1 Algemene informatie
Waarschuwing!
In het toestel zijn componenten aanwezig die
aangesloten zijn op een spanning van 230V. Dit
zijn onder andere de pompen, de print, de maxi-
maalthermostaat, de transformator, het gasblok,
en de branderautomaat.
Als het toestel nog korte tijd geleden heeft
gefunctioneerd, kunnen bijvoorbeeld de wissel-
aars, het branderbed en de watertransporteren-
de pijpen een hoge temperatuur hebben.
Wees voorzichtig met mogelijk scherpe randen
van metalen onderdelen. Wij adviseren gebruik te
maken van een mondkapje bij het schoonmaken
van de cv-wisselaar
Onderhoudsset en pakkingset
Onderhoudsset: noodzakelijk voor onderhoud
Pakkingset:
per toestel nodig bij onderhoudsbeurt
(als de cv-wisselaar gereinigd wordt).
Zie hoofdstuk 11.3 voor meer informatie hierover.
3.4 Vuilopvangbeker van de sifon
1.0 Ontstekingscontrole vóór onderhoud
Deze controle geeft een goede indruk voor de
algemene conditie van het toestel.
30
3.7 Gasverbruik
Meet het gasverbruik bij maximaal vermogen. Zie de technische gegevens voor het maximum gasverbruik.
3.8 CO
2
-percentage (rookgasanalyse)
Meet eventueel als extra controle het percentage CO
2
in de rookgasafvoer (als er een meetpuntbeschikbaar is)
Het meten van het CO
2
-percentage is uitsluitend een extra controle, als toevoeging aan de bovengenoemde drukmeting
en het meten van het gasverbruik. Ook deze meting bij minimaal vermogen uitvoeren! Let op: het CO
2
-percentage is
geen maat voor vervuiling! Meet bij vollast vermogen en dicht de opening rondom de meetsonde tijdens de meting
goed af.
Juiste waarde:
Aardgas (G25): 8 - 9,5% CO
2
Propaan (G31): 9 - 10% CO
2
3.5 Meet de gasvoordruk
Op meetpunt 1 (figuur 11.4) van het gasblok kan de gasvoordruk gemeten worden. Controleer het volgende:
Als het toestel niet in bedrijf is, blijft de voordruk constant tussen een waarde van 20 - 30 mbar?
Daalt de gasdruk niet al te veel bij het in bedrijf gaan van het toestel (minimum voordruk 20 mbar bij vollast)?
3.6 Controleer de afstelling van het gasblok
Vergeet niet om de meetpunten op het
gasblok weer dicht te doen!
Neem het toestel weer in bedrijf
1 Meetpunt gasvoordruk
2 Meetpunt geregelde gasdruk
3 Instelschroef voor bijstellen drukverschil
4 T-stuk in de siliconen slang (apart aanbrengen)
5 Instelkraan voor gastoevoer (indien aanwezig) Deze is
verzegeld en mag absoluut niet bijgesteld worden!
6 Gasinspuiter
7 Luchtrestrictie
Omrekenwaarde:
0,1mbar = 10Pa = 1mmwk
Werkingsprincipe
van de gastoevoer
Let op! BELANGRIJK
Sluit de slangetjes aan
zoals hiernaast
weergegeven!
LUCHT
GAS
Meetcondities van de drukverschilmeting
Meet uitsluitend als het op minimaal vermogen brandt, na 1 minuut wachten (zie evt. gebruikersmenu-optie 8)
Laat de kap van de luchtdicht afgesloten ruimte op zijn plaats. Breng een T-stukje (4) aan in de siliconen slang.
Gebruik een nauwkeurige drukverschilmeter (meetnauwkeurigheid ±2 Pa.). Stel de drukverschilmeter in op Pascals.
Sluit de drukverschilmeter aan: PLUS aansluiten op gas (2), MIN aansluiten op lucht (T-stuk) (4).
Resultaat van de meting
(let op: de kleuren van de vlam zijn niet meer dan een indicatie!)
Een PLUS drukverschil: meer druk op + kant, dus meer gas dan lucht - RIJK mengsel (geel-oranje vlammen).
Een NEGATIEF drukverschil: meer druk op - kant, dus meer lucht dan gas - ARM mengsel (blauwe vlammen).
Geadviseerde instelling van het gasblok: van -5 tot 0 Pascal (donker rode vlammen).
(let op! -5 wil zeggen dat de gasdruk 5 Pascal lager is dan de luchtdruk)
Indien het drukverschil niet tussen de - 5 en 0 Pa zit: Stel het drukverschil in op 0 Pascal.
Eventueel bijstellen
De instelschroef (3) zit achter de aluminium dop. Deze dop is verzegeld. Verzegel hem na het bijstellen weer
opnieuw.
Stel het drukverschil in op precies 0 Pascal. (let op: de kleuren van de vlam zijn niet meer dan een indicatie!)
- Rechtsom: ... meer positief - rijker: ....vlam / brander wordt meer geel / oranje.
- Linksom: .... meer negatief - armer: ..vlam / brander wordt blauwer.
Figuur 11.4
31
3.11 Keerkleppen
Controleer de keerkleppen tijdens WW:
Het schroefje van de klep moet in de richting van
de stromingsrichting staan.
Geen lekkage naar cv.
(bij lekkage wordt cv-retour warm)
3.15 Werking voor cv-bedrijf
Zet de kamerthermostaat vragend en controleer de
werking voor cv (op het display staat nu een c).
Omdat de cv-pomp iedere 24 uur even bekrachtigd
wordt kan deze in principe niet vast gaan zitten.
3.9 Tapwatervolumestroom
(alleen als er klachten over zijn)
Open een warm waterkraan en meet de volume-
stroom. Vervang de hoeveelheidsregelaar bij een te
grote afwijking. Zie de technische specificaties op
blz. 41. voor het maximale tapdebiet: vervang de
regelaar bij afwijking van meer dan -15%.
3.16 Druk van de cv-installatie
Controleer de cv-installatiedruk.
De druk moet ca. 1,6 bar zijn
(bij een koude cv-installatie).
Als de druk aan de lage kant is,
moet de cv-installatie bijgevuld
worden.
Bij klachten van bewoners over extra bijvullen of bij
veel F5-storingen in het storingsgeheugen:
controleer het expansievat en de cv-overstort.
3.13 Zuurgraad van het cv-water
Als er niet-zuurstof diffusiedichte kunststof slangen
voor de vloerverwarming of de installatie zijn ge-
bruikt, controleer dan de zuurgraad van het cv-water.
De pH-waarde moet tussen de 5 en 8 zitten om
corrosieproblemen te voorkomen.
3.12 Koppelingen
Controleer de gas-, tapwater- en cv-koppelingen op
bevestiging en lekkage. Indien nodig:
Draai de koppelingen vast
Vervang bij (blijvende) lekkage de pakking
Bevestig de mantel weer op zn plaats
Vergeet niet, in verband met de elektrische veiligheid,
om de mantel weer met de parkers vast te schroeven.
3.10 Tapwater-temperatuur
(alleen als er klachten over zijn)
Open een warm waterkraan en meet de tempera-
tuur (op het display staat nu een t).
Zie technische specificaties op blz. 41.
3.17 Rookgasafvoer en de luchttoevoer
Controleer of (de aansluitingen van) het luchttoevoer-
en rookgasafvoersysteem in een goede staat
verkeren en de verbindingen goed dicht zijn.
3.14 CV-stijgingslijn
Controleer de instelling van de cv-stijgingslijn en stel
deze in op de geadviseerde instelling.
3.18 Rookgaslekkage
Controleer of er geen rookgaslekkage is tussen de
cv-wisselaar en de brander.
4.0 Ontstekingscontrole na onderhoud
Controleer of het toestel goed ontsteekt na onder-
houd. Zie uitleg in document DRS1087.
Voor het onderhoud van het Ultima toestel is een
onderhoudset en pakkingset beschikbaar.
Onderhoudset
Bestelnummer: ................................................... 3286900
Deze set is noodzakelijk om gedegen onderhoud aan de
toestellen uit te kunnen voeren.
Samenstelling:
6x klemmetjes voor bevestiging inspectieluik
(indien de schroef afgebroken is)
1x schraper voor condensbakreiniging
1x reinigingsmes voor reiniging van de cv-wisselaar
6x strips voor zijkant cv-wisselaar
1x instructie DRS1025 voor uitleg over gebruik van
strips zijkant cv-wisselaar.
1x tube hoge temperatuur bestendige siliconenkit
Bestelnummer veegkam t.b.v. wisselaar: ............ 3286895
Pakkingset
Een pakkingset is noodzakelijk om de verbindingen na het
onderhoud weer te voorzien van nieuwe pakkingen.
Bestelnummer bij smalle cv-wisselaar: ............ 3286903
(Ultima 3S)
Deze set is nodig voor dit toestel.
Bestelnummer bij brede cv-wisselaar: ........... 3286902
(Ultima 3/4/4S/5/A)
Samenstelling pakkingsets:
1x branderpakking
2x o-ring, voor gloeiplug / ionisatiepen
1x 1/2 pakking t.b.v. gasleiding
1x pakking inspectieluik
1x ionisatiepen
Losse onderdelen:
Ionisatiepen ............................................3286409
Gloeiplug ............................................3286410
Set keramische isolatie branderkamer ...3286125
(t.b.v. smalle cv-wisselaar, Ultima 3S)
Set keramische isolatie branderkamer ...3286127
(t.b.v. brede cv-wisselaar, Ultima 3/4/4S/5/A)
11.3 Onderhoudset en pakkingset
32
12.1 Overzicht van het toestel en serviceonderdelen
Omschrijving...............................................Bestelnummer Omschrijving...............................................Bestelnummer
5 Gesloten ruimte
6 Bedieningspaneel
7 Gastoevoer
8 Warm waterleiding
9 Koud waterleiding
10 Aanvoer-cv
11 Retour-cv
14 Overstortventiel cv........................................3250012
16 Ventilator t.b.v. 3 en 4.................................... 3289302
Ventilator t.b.v. 5............................................3289301
Pakking ventilator-mengkamer .......................3289025
19 Verbrandingskamer
21 Gasinspuiter
22 Branderbed ...................................................3286492
29 Toesteluitgang verbrandingsgassen
32 Cv-pomp (modulerend).................................. 3289405
34 Cv-aanvoersensor NTC (opklik) 22mm..........3286130
35 Luchtafscheider, inclusief filter ..................... 3289455
36 Automatische ontluchter ...............................3286101
39 Waterhoeveelheidsregelaar 6 l/min ............... 3250064
Waterhoeveelheidsregelaar 8 l/min ...............3280110
Waterhoeveelheidsregelaar 10 l/min .............3289064
42 Tapwatersensor NTC (opklik) 22mm ............. 3286130
44 Gasblok VK4115V .........................................3286201
Pakking t.b.v. gasblok (kurk; vierkant) ...........3286190
49 Beveiliging (100
o
C) ........................................3286132
68 Elektrakast leeg .............................................3289450
82 Ionisatiepen ...................................................3286409
83 Branderautomaat S4575B1041 .....................3287134
98 AAN/UIT-knop ................................................3289033
101 Universele serviceprint DMF04 ....................3289416
Zekering 3,15 AT (p.10st.).............................3286098
Zekering 2,0 AT(p.10st.)................................ 3286099
130 Tapwaterpomp .............................................. 3286405
136 Stromingssensor haaks ................................ 3287011
137 Cv-druksensor .............................................. 3289404
145 Manometer 1/4" .............................................3289108
161 Warmtewisselaar cv ......................................3289103
179A Terugslagklep in intern-circuit ........................3289107
179B Terugslagklep in cv-circuit .............................3289107
186 Sensor NTC (opklik) 22mm ........................... 3286130
188 Gloeiplug .......................................................3286410
191 Rookgassensor..............................................3286338
154 Vuilvanger .....................................................3287004
193 Toestelsifon ................................................... 3287002
Open verdeler (optioneel) .............................3289298
194 Wisselaar tapwater 16 plaats (3) .................3286102
Wisselaar tapwater 20 plaats (4) .................3286010
Wisselaar tapwater 30 plaats (5) .................3289010
Isolatie tapwaterwisselaar 16 plaats (3).......3289011
Isolatie tapwaterwisselaar 20 plaats (4).......3289012
Isolatie tapwaterwisselaar 30 plaats (5).......3289009
195 Voorraadvat (cv-zijdig) ................................. 3289476
196 Condensbak compleet...................................3287015
200 Ontluchtkraan G1/4" bu .................................3286104
202 Trafo 70VA..................................................... 3289136
204 Pc-aansluiting (achter de dop)
207 Toestelconnector
208 Inspectieluik................................................... 3286293
221 Bypass-kraan................................................3289447
231 Aansluitmogelijkheid vul-/aftapkraan
245 Aansluitmogelijkheid expansievat
246 Afsluiter cv-aanvoer ..................................... 3289207
247 Afsluiter cv-retour (incl. filter).......................3289206
Voedingskabel, inclusief stekker. .................. 3289644
(Altijd een originele voedingskabel gebruiken!)
Figuur 12.1
(de afbeelding toont de ULTIMA 5)
12. STORINGEN EN SERVICE-ONDERDELEN
Voor meer informatie met betrekking tot service-onderdelen, zie: www.agpoferroli.nl knop zakelijk
Terugsturen van onderdelen
Het is nodig dat onderdelen, die terug worden gestuurd
naar AGPO Ferroli, worden voorzien van een volledig
ingevuld retourlabel.
Plak een sticker (zie onderstaand voorbeeld), waarvan er
ca. 10 zijn bijgesloten bij het toestel, op dit label òf schrijf
het serienummer en type toestel op dit label.
serienummer van het toestel
Let op bij het vervangen van onderdelen
- Trek de stekker uit het stopcontact!
Speciaal voor de branderautomaat geldt:
- Schroef de branderautomaat los van het gasblok.
Maak het kapje los en verwijder de stekker van de
branderautomaat.
- Controleer of de nieuw geplaatse branderautomaat de
juiste is. Raadpleeg de informatie (op de verpakking) bij
de branderautomaat, deze handleiding of AGPO Ferroli.
Speciaal voor het gasblok geldt:
- Sluit de gastoevoerkraan.
- Verwijder de branderautomaat.
- Maak het gasblok aan beide zijden los.
Let op: Roken / vuur / vonken verboden!
- Plaats nieuw gasblok en vervang de pakkingen.
- Controleer de instelling van het gasblok na in bedrijf-
name. Zie blz. 30 voor uitleg.
AGPO Ferroli adviseert met nadruk originele AGPO Ferroli-
onderdelen toe te passen om een goede werking van het
toestel te kunnen garanderen.
OM3F7JHH - ULTIMA 3
33
Het toestel wordt door ingebouwde elektronica volledig aangestuurd en gecontroleerd. Als er ergens in het toestel een
storing wordt gesignaleerd zal het toestel, afhankelijk van de soort storing, uitschakelen en een foutcode weergeven op het
display. Aan de meeste storingen zijn foutcodes verbonden (2 categoriën).
Vergrendelende codes
Het toestel is vergrendeld. De oorzaak dient opgelost te
worden, waarna de reset-toets
ingedrukt dient te worden
om het toestel weer op te starten.
Geen ionisatie-signaal
(tijdens ontsteken)
Controleer of de gaskraan open staat;
Is de juiste branderautomaat gemonteerd?
(Honeywell...S4575B 1041)
Controleer de ionisatiepen (contacten/vervuiling);
Vervang bij twijfel de ionisatiepen.
Controleer de werking van de gloei-ontsteking;
Controleer de gasvoordruk; Ontlucht gasleiding;
Controleer of het gasblok gas naar de brander
doorlaat. Controleer gasdruk bij opstarten.
Controleer de werking van de ventilator.
Controleer of het condenswater goed weg kan
lopen. Reinig eventueel het sifon.
Is de branderautomaat of hoofdprint defect?
Maximaalthermostaat in werking
Controleer de werking van de beide pompen;
Controleer in de historie-gegevens of er geen
L-storing is geweest en of regelmatig F8
storingen voorkomen.
Herstel de oorzaak van deze storing.
Controleer juiste werking maximaalthermostaat
Bij temperatuur < 100
o
C: contact;
Bij temperatuur > 100
o
C: open contact;
Bij defect vervangen. Let op: 230V!
Te hoge temperatuur van rookgassen
3 maal binnen 24 uur waargenomen.
Deze sensor is standaard gemonteerd.
Binnen 4 minuten vijf maal verlies van
vlamsignaal gesignaleerd
Controleer de ionisatiepen (contacten/vervuiling);
Vervang bij twijfel de ionisatiepen.
Controleer de weerstand van rookgasafvoer en
lucht toevoersysteem (verwijder ter controle de
dop in de luchttoevoer)
Controleer of het condenswater goed weg kan
lopen; Reinig eventueel de sifon.
Controleer bij een slecht en onregelmatig
brandende brander (of bij regelmatig
voorkomende A4 storingen) het branderbed.
Na 1 minuut geen ionisatie-signaal
Controleer de bedrading tussen de brander-
automaat en DMF04-print.
Zorg dat de branderautomaat niet vochtig is.
Controleer de weerstanden van de spoelen van
het gasblok.
Controleer of de maximaalthermostaat geen
kortsluiting maakt met aarde.
Mogelijk is de branderautomaat defect.
Blokkerende codes
Het toestel is geblokkeerd. De oorzaak zal, afhankelijk van
de soort storing, of door de gebruiker of vanzelf worden
opgelost. Hierna zal het toestel vanzelf, zonder dat de
reset-toets ingedrukt dient te worden, weer in bedrijf
komen.
Waterdruk van de cv-installatie
is te laag
De druk in de cv-installatie is te laag. Breng de
installatie weer op voldoende druk (1,5 bar).
Controleer bij voldoende druk of de cv-druk-
schakelaar in orde is.
Controleer of het expansievat in orde is.
Is op aansluiting 1-2 van X5 een doorverbinding
geplaatst? Staat jumper 5 goed? Zie blz. 42.
Ventilatorfout
Controleer de bevestiging van de stekker op het
printje van de ventilator;
Controleer de werking van de ventilator.
(als de ventilator vervangen dient te worden
mag deze elektrisch niet losgenomen worden
als er nog spanning (230V) op het toestel staat)
Te hoge rookgas-temperatuur
De rookgas-sensor meet een te hoge
rookgastemperatuur (>95
o
C). Controleer of het
rookgasafvoer / luchttoevoer systeem in orde is.
Te hoge cv-watertemperatuur
De temperatuur van de cv-aanvoerleiding voor
de wisselaar is hoger dan 99
o
C geworden.
Controleer of de doorstroming van de cv-
installatie in orde is; Als de temperatuur
beneden de 89
o
C komt zal het toestel bij
aanwezige warmtevraag weer ontsteken.
Controleer de werking van de cv-pomp;
Is het filter in de cv-retourkraan schoon?
Te hoge cv-retour temperatuur
De temperatuur van de cv-retourleiding na de
wisselaar is hoger dan 99
o
C geworden.
Controleer of de doorstroming van de cv-
installatie in orde is;
Als de temperatuur beneden de 89
o
C komt zal
het toestel bij aanwezige warmtevraag weer
ontsteken.
Controleer de werking van de pomp.
Is het filter in de cv-retourkraan schoon?
Cv-aanvoersensor fout:
Niet aangesloten of defect
Controleer of stekkertjes goed op de sensor
zijn aangesloten;
Controleer of de sensor niet defect is. De
weerstand bij 25
o
C dient ca 10 kOhm te zijn.
12.2 Storingslijst met mogelijke oorzaken en oplossingen
34
Storing zonder speciale storingscode
Het toestel werkt niet voor cv-verwarming.
Staat het toestel wel op winterstand?
Zie blz. 6 voor uitleg over menu optie 0.
Cv-retoursensor fout:
niet aangesloten of defect
Controleer of stekkertjes goed op de sensor
zijn aangesloten
Controleer of de sensor niet defect is. De
weerstand bij 25
o
C dient ca 10 kOhm te zijn.
Tapwatersensor fout:
niet aangesloten of defect
Controleer of de stekkertjes goed op de sensor
zijn aangesloten;
Controleer of de sensor niet defect is. De
weerstand bij 25
o
C dient ca 10 kOhm te zijn
Rookgas-sensorfout
Controleer of de sensor goed is aangesloten
en geen kortsluiting maakt.
Controleer ook de aansluiting op de print.
Controleer of de sensor niet defect is. De
weerstand bij 25
o
C is ca. 10 kOhm.
Buitenvoeler fout
Indien buitenvoeler aangesloten:
Controleer of de aansluitingen op de sensor in
orde zijn. Mogelijk is de sensor defect.
De weerstand bij 25
o
C is ca. 10 kOhm.
Indien de buitenvoeler niet is aangesloten:
Er is een verkeerde verbinding of kortsluiting
op aansluiting 9-10 van de toestelconnector.
Bij een open contact zal deze storing niet
optreden.
Te hoge waterdruk
De waterdruksensor heeft een te hoge waterdruk
gemeten (>3,5 bar).
Als de druk lager dan 3,2 bar wordt wordt deze
fout zich vanzelf opgeheven.
Controleer of het expansievat in orde is.
Interne printfout
Deze fout treedt direct op als er spanning op het
toestel wordt gezet en de interne software wordt
getest. Controleer of de storing wordt opgelost
als u de stekker van het toestel uit het stopcontact
haalt en er weer in doet. Zo niet, vervang de print.
Interne printfout
Deze fout treedt direct op als er spanning op het
toestel wordt gezet en de interne software wordt
getest. Controleer of de storing wordt opgelost
als u de stekker van het toestel uit het stopcontact
haalt en er weer in doet. Zo niet, vervang de print.
Interne printfout
Deze fout treedt direct op als er spanning op het
toestel wordt gezet en de interne software wordt
getest. Controleer of de storing wordt opgelost
als u de stekker van het toestel uit het stopcontact
haalt en er weer in doet. Zo niet, vervang de print.
Controle op juiste werking van sensoren
Open een warmwaterkraan; Sluit deze na 10 seconden;
Controleer, nadat de brander is uitgeschakeld, de
temperaturen 1,2 en 3 (na drukken op M)
De temperaturen moeten ongeveer aan elkaar gelijk zijn.
12.3 Uitlezen van de historie:
opslag van opgetreden storingen
Iedere storing wordt in het geheugen van de automaat
opgeslagen (maximaal 10). Om een goede analyse te
maken van het functioneren van het toestel, is het mogelijk
om de storingsstatus te bekijken. Dit kan als volgt:
Uitlezen van de storingen
1. Druk gedurende 5 seconden tegelijk op en .
(Druk eerst op de en dan op de ).
Nu zal de historie-status actief worden. Als u herhaal-
delijk op
drukt, zijn er achtereenvolgens 10 fout-
codes te zien. In het linker display zal een volg-cijfer te
zien zijn. In het rechter display zijn de fout-codes te zien
(zonder bijbehorende letter).
2. Druk op
. De voorlaatste fout-code wordt vermeld.
3. Druk op
om weer terug te gaan.
Om weer terug te komen in het normale bedrijfs-
programma dient u nogmaals de beide knoppen 5
seconden in te drukken.
Eerst en dan ).
Als u gedurende ca. 4 min. geen toets meer in drukt, zal
het display vanzelf in zn normale bedrijfstatus komen.
Signaleringen
Bij deze signaleringen is het temperatuurverschil
over de cv-wisselaar hoger dan 22
o
C. Dit is het
geval als de watercirculatie niet voldoende is. Als
het temperatuurverschil weer lager dan 22
o
C
wordt, verdwijnen deze signaleringen weer. Er is
in deze situatie wel warmtelevering mogelijk,
maar op een beperkte belasting. Controleer of het
filter in de cv-retourkraan schoon is en of alle
radiatorkranen openstaan. Als er allemaal
thermostatische radiatorkranen gemonteerd zijn,
moet de interne bypass half open staan. Zitten de
sensoren goed op de leidingen geklikt?
Temperatuur tapwatersensor te hoog
Deze d-signalering is een bepaalde bedrijfs-
situatie waarbij het toestel signaleert dat er
geen extra verwarming van het tapwater gewenst is. Dit
komt voor bij kleine tapwaterflows en voorverwarmd tap-
water door zonneboilers of een warmtepompboiler. Contro-
leer of de som van parameter 17 en 20 (installateursmenu)
niet hoger is dan 65 en pas dit zonodig aan.
°C kOhm °C kOhm °C kOhm
-5 42.3 30 8.1 65 2.1
0 32.2 35 6.5 70 1.8
5 26.3 40 5.3 75 1.5
10 19.9 45 4.4 80 1.3
15 15.9 50 3.6 90 0.9
20 12.5 55 3.0 95 0.8
25 10.0 60 2.5 100 0.7
Elektrische weerstand van de sensoren
Gegevens van
de NTC-tempe-
ratuur-sensoren
(tolerantie ±2°C).
35
5. Gesloten ruimte
6. Display
7. Gastoevoer
8. Uitlaat warm tapwater
9. Toevoer koud tapwater
10. Aanvoer-cv
11. Retour-cv
14. Overstortventiel cv-zijdig
16. Ventilator
19. Verbrandingskamer
29. Toesteluitgang verbrandingsgassen
32. Toestel cv-pomp(modulerend)
34. Cv-aanvoersensor
35. Luchtafscheider, inclusief filter
36. Automatische vlotterontluchter
42. Tapwatersensor
44. Gasblok
49. Maximaalthermostaat
68. Elektrakast
82. Ionisatie-elektrode
83. Branderautomaat
98. AAN/UIT-knop
101. Print DMF04B of hogere versie
130. Tapwaterpomp
136. Stromingssensor voor warm water
137. Cv-druksensor
145. Manometer
154. Vuilopvangbeker van het sifon
161. Condenserende cv-warmtewisselaar
179A. Terugslagklep in intern-circuit
179B. Terugslagklep in cv-circuit
186. Cv-retoursensor
188. Gloeiontsteker
191. Rookgassensor
192. Open verdeler (optioneel)
193. Sifon
194. Warmtewisselaar tapwater
195. Voorraadvat (cv-zijdig)
196. Condensopvangbak
198. Siliconen-slang (voor pneumatisch signaal)
199. Afdichtdop
200. Aftapkraan cv-water
201. Mengkamer
202. Transformator 230V/24V
204. Pc-aansluiting
207. Toestelconnector
221. Bypasskraan
231. Aansluitmogelijkheid vul-/aftapkraan
245. Aansluitmogelijkheid expansievat
246. Afsluiter cv-aanvoer
247. Afsluiter cv-retour (inclusief filter)
500. Externe cv-installatiepomp (optioneel)
13.1 Werking van het toestel
Figuur 13.1 Het principeschema van de ULTIMA C-versie
13. WERKING EN TECHNISCHE GEGEVENS
Werking voor de cv-installatie
Aansturing
Als de kamerthermostaat warmtevraag creëert, zal het
toestel ontsteken. Als het toestel in een wachttijd staat (na
cv-of tapwatervraag) of als het functioneert voor tapwater-
werking, zal het pas ontsteken wanneer deze condities zijn
opgeheven. Op het display is bij cv-werking een -c- te zien.
Waterstroom
Als de cv-pomp (32) in werking is, stroomt het opge-
warmde cv-water uit de wisselaar (161) naar de cv-
installatie en via de retourleiding weer terug. Als de
toestel-cv-pomp in werking is, zal de interne keerklep
boven het voorraadvat zich sluiten, zodat er geen water
door het tapwatercircuit kan lopen. De cv-pomp wordt
modulerend geregeld, zodat het temperatuurverschil
tussen cv-aanvoer en cv-retour zoveel mogelijk 15°C blijft.
Werking voor tapwater verwarming
Aansturing
Er zijn twee manieren waarop het toestel kan gaan werken
op tapwaterbedrijf:
1. Via de flowsensor (136): er wordt water getapt;
2. Via de warmhoudstand: de tapwatersensor (42) meet
dat de temperatuur van het voorraadvat (195) onder zijn
ingestelde waarde is gekomen en het vat wordt
bijgewarmd.
Tapwatervraag heeft altijd voorrang op werking voor de cv-
installatie. Als het toestel in werking is voor de cv-installa-
tie, zal er bij een vraag voor tapwaterverwarming direct
worden overgeschakeld.
Op het display is bij werking voor tapwater een -t- te zien.
36
Opstartcyclus
1. De stekker wordt in het stopcontact gestoken.
2. De ventilator (16) draait op het maximum toerental
(aanduiding FHI).
3. Tegelijkertijd draaien de beide pompen (32 en 130)
(cyclisch aan/uit)
Afhankelijk van de omstandigheden, eindigt het opstarten
in de volgende situaties:
o : standby (ruststand);
t : werking voor tapwaterverwarming;
c : werking voor cv;
A /F : storing.
Ontsteking
Ontstekingsprocedure:
1. Warmtevraag aanwezig:
t : tapwaterverwarming;
c : centrale verwarming.
2. t : bij tapwatervraag gaat de tapwaterpomp (130)
draaien;
c : bij cv-vraag gaat de toestel cv-pomp (32) draaien.
3. De ventilator (16) wordt aangestuurd.
4. De gloeiontsteker (188) gaat gloeien.
5. Het gasblok (44) opent de gastoevoer.
6. Na de ventilator wordt het gas in de luchtstroom
gespoten, waarna het wordt verdeeld en gemengd.
7. Bij de brander wordt het mengsel door de gloei-
ontsteker (188) ontstoken, waarna de warmte via de
cv-wisselaar (161) aan het langsstromende cv-water
wordt overgedragen.
8. De gloeiontsteker schakelt uit als er een vlamsignaal
is. Dit signaal wordt met de ionisatie-elektrode (82)
gemeten. Als het toestel na het openen van de
gasklep niet ontsteekt, geeft het toestel een vlamstoring
(A1) aan. Als het vlamsignaal wordt gemeten, ver-
schijnt er een punt op het display.
9. Na een goed verlopen start draait de ventilator de
eerste 5 seconden nog op de startbelasting.
10.Na ca. 15 seconden volgt vrijgave van de regeling.
Herstart
Als het vlamsignaal na de ontsteekfase toch weer weg-
valt, doet het toestel nog maximaal vier keer een ontsteek-
poging. Dit geldt ook tijdens normaal bedrijf. Als her-
starten niet lukt, geeft het toestel een A4-storing.
Werking van de brandermodulatie
Vanuit de hoofdprint wordt het toerental van de ventilator
(16) geregeld. Door de pneumatische koppeling via de
siliconen slang (198) wordt het gasblok (44) voorzien van
een pneumatisch signaal en wordt de gasregelklep open
gestuurd. Hoe hoger het toerental van de ventilator, hoe
hoger de druk in de slang en andersom. Deze druk wordt
in het gasblok als signaal gebruikt om meer of minder
gas te geven. Door deze directe koppeling blijft de druk-
verhouding van gas- en lucht 1:1. Bij een aangesloten
AAN/UIT-kamerthermostaat bepaalt de toestelregeling zelf
op welk vermogen het toestel warmte aflevert. Bij een
aangesloten OpenTherm-kamerthermostaat wordt de cv-
aanvoertemperatuur mede bepaald.
Einde warmtevraag
1. Gasblok (44) stopt de gastoevoer.
2. De ventilator (16) draait 20 seconden na.
3. Na cv-verwarming draait de cv-pomp (afhankelijk van
de instelling) 7 minuten na (of 15 minuten vanaf de
DMF04D-print). Na tapwaterverwarming draait de tap-
waterpomp 30 seconden na.
Wachttijden
Na tapwatervraag schakelt het toestel pas na een
wachttijd van 2 minuten (instelbare parameter) over op
eventueel cv-bedrijf. Het display geeft een p aan.
Wachttijd voor cv / anti-pendelcyclus (34)
Als de cv-aanvoertemperatuur 5
o
C boven het setpoint
komt, schakelt de brander uit.
Pas als de temperatuur 10
o
C is gezakt, kan het toestel
na 4 minuten (instelbare parameter) weer opstarten.
Op het display is nu een q te zien.
Directe beveiligingen
Ionisatie-elektrode (82)
Gedurende het ontsteken en branden controleert de
branderautomaat (83) of de vlam aanwezig blijft. De punt
op het functiedisplay geeft aan of dit signaal aanwezig is.
Als het signaal er niet is of wegvalt, geeft het toestel een
A1of A4-storing aan. Deze storing is met de RESET-toets
op te heffen.
Delta-T beveiliging warmtewisselaar (34 en 186)
Om de warmtewisselaar (161) te beveiligen tegen een te
groot temperatuurverschil, wordt het temperatuurverschil
tussen de cv-aanvoer- en cv-retoursensor gemeten.
Bij overschrijding van dit temperatuurverschil wordt het
vermogen teruggemoduleerd (evt. naar laagstand).
(instelling: 22
o
C).
Maximaalthermostaat (49)
Als deze thermostaat een cv-aanvoertemperatuur van
meer dan 100
o
C meet, geeft het toestel een A2-storing.
Laagwaterdrukbeveiliging (114)
Als de waterdruk onder ± 0,5 bar komt, schakelt het
toestel uit en geeft het toestel een F5-storing aan.
Als de druk weer voldoende is, wordt deze storing
automatisch opgeheven.
Overstortventiel cv-zijdig (14)
Dit overstortventiel treedt bij een cv-druk die hoger is dan
ca. 3 bar in werking.
Vorstbeveiliging (34)
Het toestel wordt d.m.v. een vorstbeveiligingsfunctie via
de cv-aanvoersensor (34) beveiligd tegen bevriezing. Als
de temperatuur bij deze sensor onder de 4
o
C komt, gaat
de cv-pomp aan en het toestel gaat op laagstand
branden en schakelt weer uit na een temperatuur-
verhoging tot 15
o
C.
Voorkomen van het vastzitten van de cv-pomp (32)
Om te voorkomen dat de cv-pomp (32) in de zomer-
periode vast gaat zitten, wordt deze, indien er geen
cv-vraag is geweest, iedere 24 uur enkele seconden
aangestuurd.
Temperatuursensor rookgassen (191)
Als de rookgastemperatuur de maximale waarde
overschreidt (95
o
C), geeft het toestel een F7-storing. Bij
daling van temperatuur onder de 90°C heft de storing
zich op. Als deze situatie zich echter 3 maal binnen 24
uur voordoet, geeft het toestel een A3-storing aan. Deze
storing is met de RESET-toets op te heffen.
37
Met de modulerende cv-pomp levert de ULTIMA automatisch de benodigde waterstroom die nodig is om de gevraagde
warmte over te dragen aan de cv-installatie. Bij het terugmoduleren van de cv-pomp wordt door de lagere waterstroom het
stromingsgeluid in de cv-installatie minder en zal er minder elektrische energie worden gebruikt.
Hieronder wordt de werking van de modulerende cv-pomp op 3 cv-installaties, met verschillende weerstanden, uitgelegd.
Cv-temperaturen bij vast
toerental van een cv-pomp [
o
C]
Cv-temperaturen bij de
modulerende cv-pomp [
o
C]
Modulatieniveau
van cv-pomp [in %]
1 Een cv-installatie
met een lage weerstand
2 Een cv-installatie met de
max. toegestane weerstand
3 Een cv-installatie met
een te hoge weerstand
Niveau brandermodulatie [in %]
Niveau brandermodulatie [in %]
Het modulatieniveau van de cv-pomp, waarvan de invloed te zien is in de grafieken 1b, 2b en 3b.
1b
2b
3b
1c 2c 3c
1a 2a 3a
De modulerende cv-pomp probeert het temperatuurverschil tussen cv-aanvoer en cv-retour op 15
o
C te houden.
De grafieken 1a, 2a en 3a geven de cv-aanvoer- en retourtemperaturen aan bij een vast pomptoerental.
Uitleg over de regeling van de modulerende cv-pomp
Op de cv-wisselaar zitten 2 sensoren, die de cv-aanvoer-
en de cv-retourtemperatuur meten. De regeling van de
modulerende cv-pomp gebruikt deze twee temperaturen
om m.b.v. zijn modulatieniveau de benodigde waterstroom
door de cv-installatie af te stemmen op het geleverde
vermogen van de brander. De gemeten T wordt op
+/- 15
o
C gehouden. Het modulatieniveau van de cv-pomp
wordt als volgt geregeld (in stapjes van 10%):
- De gemeten T is bijvoorbeeld 4
o
C ................ figuur 1a
- Om een T van 15
o
C te bereiken ................... figuur 1b
moet de cv-pomp op 4/15 = 30% van zijn capaciteit
gaan draaien. ........................................... figuur 1c
Bij een T > 15
o
C: de pomp gaat harder draaien.
Bij een T < 15
o
C: de pomp gaat zachter draaien.
Standaard staat de pompregel T ingesteld op 15
o
C. Deze
waarde kan met parameter 18 van het installateursmenu
aangepast worden: max. 18, i.v.m. het maximaal toege-
stane temperatuurverschil t.b.v. de branderregeling (22
o
C).
Bijzondere situaties:
a. Tijdens de opstartfase staat het modulatieniveau van de
cv-pomp op 60%. Hiermee wordt bij de opstart van het
toestel altijd een minimale waterstroom gewaarborgd.
b. Bij problemen met stromingsgeluid in de cv-installatie
kan het toerental met paramater 8 uit het
installateursmenu begrensd worden.
c. De T wordt groter dan 15
o
C als de brandermodulatie
oploopt terwijl de cv-pomp al op zijn maximum
modulatieniveau werkt (zie figuur 2b en 3b).
d. Als de weerstand van de installatie zo hoog is dat de T
boven de 22
o
C uitkomt, grijpt de branderregeling in en
beperkt het vermogen van de brander. Zo kan bijvoor-
beeld zowel in figuur 3a als in figuur 3b het brander
vermogen niet boven de 80% uitkomen. In dit geval is
door de te hoge weerstand van de cv-installatie een
open verdeler en extra installatiepomp noodzakelijk.
De cv-pomp wordt met een PWM-signaal (Puls Width
Modulation) modulerend aangestuurd door de hoofdprint.
= cv-aanvoertemperatuur = cv-retourtemperatuur
Niveau brandermodulatie [in %]
T 13
T 4
T 15
T 15
T 15
T 22
T 22
T 8
T 6
T 20
T 20
13.2 Werking van de modulerende cv-pomp
T 15
13.2
38
13.4 Toepassing van een open verdeler13.3 Gebruik van de ingebouwde bypass
Uitleg over de werking van de bypass
In het toestel is een instelbare bypass ingebouwd die
tussen de cv-aanvoer- en retourleiding is geplaatst. Deze
bypass moet half geopend worden als de gehele cv-
installatie is voorzien van thermostatische kranen die de
doorstroming geheel kunnen geblokkeren. Door het half
open zetten van de bypass is er altijd een minimale
waterstroom door het toestel mogelijk, die ervoor zorgt dat
het toestel goed blijft functioneren.
Als de bypass half open wordt gezet, zal er altijd wat water
door de bypass stromen, waardoor de externe opvoer-
hoogte iets af zal nemen. Hoe groot deze daling is wordt
aangegeven in de grafiek op de bladzijde hiernaast.
Als bijvoorbeeld het werkpunt van de cv-installatie op het
punt A6 ligt, zal dit werkpunt verschuiven naar B6 (zie blz.
39) als de bypass half wordt geopend. Zoals te zien is zal
in dit geval de doorstroming met ca. 100l/h verminderen.
Bypass niet open zetten bij aangesloten open verdeler
Omdat de open verdeler het al mogelijk maakt dat er een
minimale waterstroom door het toestel wordt gegarandeerd,
hoeft in dit geval de bypass niet open gezet te worden.
Figuur 13.3
DICHT
Juiste instelling als de doorstroming
in de cv-installatie niet geheel
geblokkeerd kan worden.
HALF OPEN (45
o
)
Juiste instelling als de doorstroming in
de cv-installatie geheel geblokkeerd
kan worden, bijvoorbeeld als er overal
thermostatische radiatorventielen op
de radiatoren zijn gemonteerd. Ook
noodzakelijk als er al een druk-
geregelde bypass is gemonteerd.
OPEN
Meestal alleen een juiste instelling
bij een installatie met een zeer lage
weerstand of eventuele problemen
met stromingsgeluid.
Noodzaak van een open verdeler boven 25 kW
Voor cv-installaties met een opgesteld vermogen tot 25 kW
wordt er vrijwel altijd voldoende water rondgepompt. Als de
cv-installatie echter een hoger cv-vermogen heeft, kan de
weerstand van de cv-installatie hoger zijn dan de beschik-
bare pompopvoerhoogte. Hierdoor is de overdracht van
warmte beperkt. Dit kan bijvoorbeeld een langere aanwarm-
tijd geven in extreem koude situaties. Als niet duidelijk is
hoe hoog de weerstand van de installatie is, wordt dringend
geadviseerd om bij een cv-vermogen van meer dan 25 kW
een open verdeler en een extra cv-installatiepomp te plaat-
sen. De open verdeler is nodig voor een goede verdeling
van de waterstroom door de ketel en de cv-installatie. De
extra cv-installatiepomp moet voldoende groot zijn voor de
cv-installatie.
Uitzonderingen noodzaak open verdeler boven 25kW
1 Bij een cv-installatie met een lage weerstand
Als duidelijk is hoe groot het opgestelde vermogen en de
weerstand van de cv-installatie zijn, kan uit de grafiek
hiernaast bepaald worden of de waterstroom toereikend is.
Als de waterstroom toereikend is, hoeft er geen open
verdeler gemonteerd te worden.
2 Eventueel bij een cv-installatie met vloerverwarming
Als er een vloerverwarming is aangesloten, die werkt met
een verdeelset en een pomp, is de T tussen de ULTIMA
en de verdeelset meestal groter dan 20
o
C. Als deze T
bijvoorbeeld 40
o
C is, hoeft slechts een deel van het vermo-
gen van de vloerverwarming meegerekend te worden. Als
de vloerverwarming bijvoorbeeld 12 kW is, hoeft slechts
20/40 x 12 kW = 6 kW meegerekend te worden voor de
vloerverwarming. Indien het vermogen van de radiatoren
18kW is, mag voor de berekening gerekend worden met
een totaal vermogen van 24 kW (18 + 6) en geen 30 kW.
Indien de cv-weerstand bij 24 kW niet te hoog is, is er geen
open verdeler nodig.
Levering en aansluiting open verdeler
De open verdeler is een toestelaccessoire. De extra cv-
installatiepomp kan elektrisch aangesloten worden op de
ULTIMA (max. 93 W).
Vooral bij een opgesteld cv-vermogen dat hoger is dan
25 kW (bij ontwerpcondities) dient goed gelet te worden op
de weerstand van de cv-installatie. Voldoende doorstroming
van het water door de cv-installatie is belangrijk.
Vuistregel:
Plaats een open verdeler en een extra cv-installatiepomp
als het opgestelde cv-vermogen meer dan 25 kW is.
open verdeler
extra cv-installatiepomp
Figuur 13.4
Zet bij toepassing van een openverdeler of een (half) geopende bypass de pompregel delta T op 7 i.p.v. 15
(parameter 18 van het installateursmenu op blz. 26). Hierdoor moduleert de cv-pomp minder snel terug.
39
Invloed van de ingebouwde bypass (uitleg A6 en B6)
Als de ingebouwde bypass half open wordt gezet, daalt de
beschikbare opvoerhoogte door een kleine kortsluiting
tussen de cv-aanvoer en cv-retour. Als het werkpunt bijv. op
punt A6 ligt, zal door het half open zetten van de bypass het
werkpunt naar B6 verplaatst worden. Houdt hier rekening
mee.
Zie voor meer informatie op bladzijde 38.
Modulatieniveau van de cv-pomp
In het toestel is een modulerende cv-pomp ingebouwd. De
extern beschikbare opvoerhoogte is afhankelijk van het
modulatieniveau van deze pomp. In de grafiek zijn als
voorbeeld de opvoerhoogten getekend bij 50% en 100%
pompmodulatie.
Zie voor meer informatie op bladzijde 37.
Noodzaak open verdeler (uitleg Z7 en A7)
Als het opgestelde cv-vermogen bijvoorbeeld 32,6 kW is, is
er een waterstroom van 1400l/h nodig (bij een T van 20
o
C)
Als de weerstand van de cv-installatie volgens de bereke-
ning dan 3,5 mwk is, ligt het berekende werkpunt op punt
Z7 (zie grafiek). Omdat de weerstand te hoog is, zal het
werkpunt langs lijn 7 verschuiven en op punt A7 komen te
liggen, waardoor het maximum vermogen niet wordt
gehaald. Zie de horizontale as XX: slechts 27,5 kW in
plaats van 32,6 kW. Om dit probleem op te lossen moet
een open verdeler gemonteerd worden.
Zie voor meer informatie op blz. 38.
Advies
In verband met beperking van het stromingsgeluid in
(vooral thermostatische) radiatorkranen, wordt geadviseerd
een cv-installatie te dimensioneren op maximaal 2 m wk
(0,2 bar) drukverlies.
13.5 Extern beschikbare pompopvoerhoogte
Controle voldoende waterstroom in de cv-installatie
Volg de volgende stappen om te controleren of de water-
stroom door de cv-installatie voldoende is:
1. Bij het opgestelde cv-vermogen is een bepaalde
waterstroom nodig (horizontale X-as). Bij deze water-
stroom heeft de cv-installatie een bepaalde weerstand
(verticale as). Als de waterstroom afneemt, zal de
weerstand volgens een bepaalde lijn afnemen:
de weerstandslijn. Zie bijvoorbeeld weerstandslijn 6.
2. De cv-pomp geeft een bepaalde opvoerhoogte
(verticale as) die afhankelijk is van de waterstroom
(horizontale X-as). Bij 100% modulatieniveau en een
gesloten bypass geeft de cv-pomp een opvoerhoogte
volgens lijn A.
3. De kruising tussen een weerstandslijn van de
cv-installatie (bijv. 6) en de opvoerhoogte van de
cv-pomp (bijv. A) is het werkpunt van decv-installatie,
werkpunt A6 in dit voorbeeld.
4 Het werkpunt van een cv-installatie moet op of onder de
lijn A, B of C liggen (afhankelijk van de instelling van de
bypass) èn de bijbehorende waterstroom moet vol-
doende hoog zijn om het maximale vermogen te
kunnen leveren (bij een T van 20
o
C: horizontaal XX).
Uitleg extern beschikbare opvoerhoogte
In de grafiek is de weerstand van het toestel al afgetrokken
van de pompopvoerhoogte en dit is dus de extern beschik-
bare opvoerhoogte, ook wel genoemd:
maximaal toelaatbare weerstand van het cv-systeem.
restopvoerhoogte.
Let op!
Een geopende bypass vermindert de opvoerhoogte!
In de onderstaande grafiek wordt de beschikbare opvoerhoogte van de cv-pomp weergegeven. Met behulp van deze grafiek
kan worden bepaald of de combinatie van de ULTIMA en de cv-installatie goed op vol vermogen kan functioneren.
Figuur 13.5
Extern beschikbare opvoerhoogte van de modulerende cv-pomp
Uitleg:
1 - 8: Voorbeelden van weerstandslijnen van een cv-installatie: 1: veel weerstand ................ 8: weinig weerstand.
A - F: De extern beschikbare opvoerhoogte, afhankelijk van het modulatieniveau van de cv-pomp en bypass-instelling.
A pompmodulatieniveau 100%, bypass dicht D pompmodulatieniveau 50%, bypass dicht
B pompmodulatieniveau 100%, bypass half open. E pompmodulatieniveau 50%, bypass half open
C pompmodulatieniveau 100%, bypass open F pompmodulatieniveau 50%, bypass open
bypass dicht
bypass open
bypass dicht
bypass open
pomp 50% pomp 100%
bypass
half open
half open
bypass
Zet bij toepassing van een openverdeler of een (half) geopende bypass de pompregel delta-T (parameter 18) in
het installateursmenu op 7 (i.p.v. 15). Zie blz. 26. Hierdoor moduleert de cv-pomp minder snel terug.
40
13.6 Tapwaterzijdig drukverlies
Het tapwaterzijdig drukverlies
Als de hoeveelheid doorstromend tapwater in het toestel
toeneemt, zal ook het drukverlies (weerstand) over het
toestel toenemen. Dit drukverlies wordt grotendeels
bepaald door de hoeveelheidsbegrenzer. Als de kraan
helemaal open wordt gedraaid, zal de volgende situatie
zich voordoen.
De waterdruk voor het toestel zal in evenwicht komen met
het totale drukverlies over het toestel (de
hoeveelheidsbegrenzer), inclusief het leidingsysteem met
de kraan. Bij dit evenwicht, het werkpunt, hoort een volume-
stroom. De weerstand van de hoeveelheids-begrenzer is zo
gekozen dat de nominale volumestroom bij de meest
voorkomende voordruk ligt.
Wat te doen bij een te lage waterleiding
voordruk
Als de voordruk bij het toestel te laag is, bijvoorbeeld bij
hoogbouw, zal het evenwicht te ver verschuiven, waardoor
de volumestroom minder wordt.
Om de volumestroom weer te vergroten moet de
hoeveelheidsbegrenzer uit het toestel worden verwijderd.
Het gevolg hiervan kan echter zijn dat het evenwicht weer
te ver naar de andere kant kan verschuiven, waardoor de
volumestroom weer veel te groot kan worden en de
tapwatertemperatuur niet voldoende hoog kan worden.
Plaats een instelbaar kraantje om de volumestroom nu
goed in te kunnen stellen.
Tapwaterzijdig drukverlies ULTIMA 3
Figuur 13.6
Tapwaterzijdig drukverlies ULTIMA 4
Figuur 13.7
1. Het drukverlies met hoeveelheidsbegrenzer.
2. Het drukverlies zonder hoeveelheidsbegrenzer.
l/min
l/min
Tapwaterzijdig drukverlies ULTIMA 5
Figuur 13.8 l/min
41
Specificaties
eenheid ULTIMA 3 2027C ULTIMA 4 2035C ULTIMA 5 2038C
Capaciteit
nominale belasting (G25; bovenwaarde) kW 8,3 - 28,0 10,4 - 35,0 11,6 - 38,7
(G25; onderwaarde = Q) kW 7,5 - 25,2 9,4 - 31,5 10,4 - 34,8
modulatiebereik % 30 - 100 30 -100 30 - 100
Centrale verwarming
vermogen (P) 80/60
o
C kW 7,3 - 24,6 9,2 - 30,8 10,2 - 34,6
50/30
o
C kW 7,9 - 26,5 9,9 - 33,1 11,1 - 36,4
* bij begrenzing maximaal cv-zijdig vermogen % 80 80 80
instelbereik cv-zijdig vermogen % 30 - 100 (para. 6) 30 - 100 (para. 6) 30 - 100 (para. 6)
vollastrendement (CE) o.w. (b.w.) 80/60
o
C % 97,7 (88,0) 97,7 (88,0) 98,0 (89,6)
vollastrendement (CE) o.w. (b.w.) 50/30
o
C % 105,1 (94,6) 105,1 (94,7) 104,8 (94,3)
laagstandrendement (CE) o.w. (b.w.) 36/30
o
C % 108,4 (97,7) 108,4 (97,7) 109,1 (98,2)
regeling modulerend modulerend modulerend
cv-pomp modulerend modulerend modulerend
waterinhoud cv-zijdig l. 6,1 6,2 6,3
toelaatbare waterdruk (PMS) bar 1,0 - 3,0 1,0 - 3,0 1,0 - 30,0
cv-aanvoertemperatuur (instelbereik)
o
C 80 (30 - 90) 80 (30 - 90) 80 (30 - 90)
t max
o
C90 90 90
Tapwater
vermogen kW 7,4 - 24,9 9,3 - 31,3 10,2 - 34,6
jaargebruiksrendement % 79,7 81,4 81,6
tapdrempel l/min. ± 1 ± 1 ± 1
inhoud cv-zijdig voorraadvat l 4,5 4,5 4,5
max. tapdebiet bij 60
o
C (bad/keuken/douche) l/min. ± 6,5 ± 8,0 ± 10,0 / 7,5 / 7,5
max. tapdebiet bij 40
o
C (bad/keuken/douche) l/min. ± 11 ± 13,5 ± 16,7 / 12,5 / 12,5
max. theoretisch tapdebiet bij delta T=30K (D) l/min 11,9 14,8 16,3
watertemperatuur (bij 10
o
C min. inlaattemp.)
o
C ± 60 - 65 ± 60 - 65 ± 60-65 (bij 7,5 l/min.)
tapwatersetpoint (instelbereik) 58 (40 - 70) 58 (40 - 70) 58 (40 - 70)
cv-/warmwateromschakeling twee pompen twee pompen twee pompen
waterinhoud tapwaterzijdig l 0,2 0,3 0,4
toelaatbare max. tapwaterdruk (PMW) bar 10 10 10
Gaskeurlabels
Hoog Rendement 107 (EPN-waarde = 0,95) HR107 HR107 HR107
Hoog Rendement Warm Water HRww HRww HRww
Comfort Warm water CW3 CW4 CW5
Schonere Verbranding SV SV SV
Naverwarmen Zonneboiler NZ NZ NZ
Brandertechniek
ontsteking gloeiontsteker gloeiontsteker gloeiontsteker
branderdruk (G25; min - max) (G25 = aardgas) mbar 1 - 8 1 - 8 1 - 10
gasvoordruk (G25; tolerantie) mbar 25 (20 - 30) 25 (20 - 30) 25 (20 - 30)
gasverbruik (G25; max) m3/h (l/min) 2,9 (48,2) 3,6 (60,2) 4,1 (68,3)
branderdruk (G31; min - max) (G31 = propaan) mbar 1 - 10
gasvoordruk (G31) mbar De Ultima 3 en 4 zijn niet op propaan verkrijgbaar 30 - 50
gasverbruik (G31; max) m3/h (l/min) 1,35 (22,5)
maximum weerstand LTV/RGA ø80mm m. pijplengte 92 55 61
NO
x
-emissiewaarde (bij n=1; jaaremissie) ppm (mg/kWh) 14 (24) 19 (33) 18 (31)
NO
x
-klasse 5 5 5
toestelcategorie II2L3P (zie blz. 22) II2L3P (zie blz. 22) II2L3P (zie blz. 22)
CO
2
-percentage in rookgassen G25 (G31) % 8-9,5 (9-10) 8-9,5 (9-10) 8-9,5 (9-10)
toestelklasse C13, C33, C43, C53, C63, C83, B23, B33 (geldt voor alle typen)
Elektrisch
voeding V / Hz 230 / 50 230 / 50 230 / 50
anticipatie-instelling AAN/UIT-thermostaat Amp. 0,12 0,12 0,12
AAN/UIT-kamerthermostaatspanning V (~) 24 24 24
modulerende kamerthermostaat OpenTherm OpenTherm OpenTherm
opgenomen vermogen (rust / deellast / max.) W 11 / 112 / 150 11 / 112 / 150 11 / 112 / 150
IP-klasse (* bij vaste 230V-aansluiting) IPX2D / IPX4D* IPX2D / IPX4D* IPX2D / IPX4D*
zekeringen (traag) Amp. 3,15 en 2 3,15 en 2 3,15 en 2
vlamsignaal (bij laagstand van de brander) micro Amp. 0,5 0,5 0,5
Constructieve informatie
gewicht kg 52,0 52,3 53,1
afmetingen (h x b x d) mm 780 x 480 x 370
cv-retouraansluiting ømm 22 (toestel: G3/4, incl. aansluitpijp ø22mm, 30cm lang)
cv-aanvoeraansluiting ømm 22 (toestel: G3/4, incl. aansluitpijp ø22mm, 30cm lang)
aansluitmogelijkheid vulkraan inch G1/2 (binnendraad; op de aansluitpijp van de cv-aanvoer)
aansluitmogelijkheid expansievat inch G1/2 (binnendraad; op de aansluitpijp van de cv-retour)
tapwateraansluitingen ømm 15 (toestel: G1/2, incl. aansluitpijpen ø15mm, 30cm lang)
gasaansluiting ømm 15 (toestel: G1/2, incl. aansluitpijp ø15mm, 30cm lang)
rookgasafvoeraansluiting ø mm 80
luchttoevoeraansluiting ø mm 80 (2 mogelijkheden ø80, concentrisch ook mogelijk)
ingebouwde bypass voor cv met de hand instelbaar
materiaal warmtewisselaar aluminium
materiaal brander keramiek
13.7 Technische gegevens
42
13.8 Elektrisch aansluitschema en aansluitingen op de toestelconnector
Figuur 13.9
Figuur 13.10
DMF04B
of een hogere
versie
Jumper 5 (Jp05)
Bij alle ECONPACT /
ULTIMA-toestellen, met
cv-drukschakelaar:
jumper zo monteren.
(nr. 114: n.v.t.)
Bij alle ULTIMA-
toestellen, met
cv-druksensor:
jumper zo monteren.
(nr. 137)
RY1: cv-pomp
(32, evt. 500)
RY2: (130)
tapwaterpomp
RY3:
gasblok (44)
RELAIS (103)
niet bekrachtigd
bekrachtigd
1,2,3 Aansluiting externe cv-installatiepomp:
maximaal 93W/0,40 Ampère
4 Niets aangesloten
5 - 6 Aansluiting van één (of meer) kamerthermostaten met
potentiaalvrij contact (parallel). Eventuele warmteversnelling op
0,12A instellen!
7 - 8 Aansluiting OpenTherm-kamerthermostaat (maximaal 1 stuks)
9 - 10 Aansluiting van een buitenvoeler (optioneel)
(NTC 10kOhm bij 25°C)
11 - 12 DOORVERBINDING = ON OPEN AANSLUITING = OFF
Stromingssensor geactiveerd Stromingssensor niet
(standaard) geactiveerd: geen warm
water mogelijk
13 - 14 DOORVERBINDING OPEN AANSLUITING
Comfortstand: altijd aan, Economy/Comfortstand:
onafh. van displayinstelling mogelijk d.m.v. displayinstelling
(wel warm water mogelijk).
Bij aansluiting zonneboiler: volg de uitgebreide aansluitinstructies!
16 ventilator
32 toestel cv-pomp (modulerend)
32A modulatiesignaal cv-pomp
34 cv-aanvoersensor
42 tapwatersensor
44 gasblok
49 maximaalthermostaat
68 elektrakast met print
72 AAN/UIT-kamerthermostaat
82 ionisatie-elektrode
83 branderautomaat
98 AAN/UIT-knop
101 DMF04-hoofdprint
103 relais
104 zekering
3,15 AT: 24V componenten
2 AT: 230V componenten
AANSLUITINGEN TOESTELCONNECTOR (zie ook bladzijde 23)
130 tapwaterpomp
136 stromingssensor
137 cv-druksensor
138 buitenvoeler (optioneel)
139 OpenTherm-aansluiting
Tussen de Ultima en de
OpenTherm-thermostaat kan
een ander OpenTherm-
apparaat aangesloten zijn.
186 cv-retoursensor
188 gloei-ontsteker
191 rookgassensor
202 transformator 230V/24V
203 230V-voeding
204 pc-aansluiting
207 toestelconnector
500 externe cv-installatiepomp
(optioneel, max 0,40 Amp.)
43
Conformiteitsverklaring:
Fabrikant: Ferroli S.p.A
Adres: San Bonifacio 37047(VR) Italy.
Verklaart hiermede:
De AGPO Ferroli cv-toestellen met de typeaanduiding: ULTIMA 3 2027C
ULTIMA 4 2035C
ULTIMA 5 2038C
Voldoen aan de EEG richtlijnen:
- Gastoestellenrichtlijn (90/396/EEG) San Bonifacio, Ferroli S.p.A.
- Rendementsrichtlijn (92/42/EEG).
- Laagspanningsrichtlijn voor elektrisch materiaal (73/23/EEG).
- Richtlijn inzake elektromagnetische compabiliteit (89/336/EEG).
De volgende geharmoniseerde normen zijn gebruikt:
- Europese norm voor centrale verwarmingstoestellen (EN-483)
14.1 CE-markering
14. CERTIFICATIES VAN DE HR ULTIMA 3 2027C, 4 2035C, 5 2038C
14.2 Gaskeurlabels
Naast de standaard CE-veiligheidseisen geven de
gaskeurlabels aan dat dit toestel voldoet aan extra
kwaliteitseisen. Deze hoge Nederlandse kwaliteitseisen
betreffen onder andere de doelmatigheid, duurzaamheid
en het installatiegemak van het toestel.
Betekenis Gaskeur CW-klassen
Comfortklasse CW3 betekent (ULTIMA 3):
Een tapdebiet van tenminste 6 l/min van 60
o
C
Douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 6 l/min van 60
o
C
(dit komt overeen met 6 tot 10 l/min bij 40
o
C)
Het vullen van een bad met 100 liter water van 40
o
C
gemiddeld, binnen 12 minuten.
Comfortklasse CW4 betekent (ULTIMA 4) :
Een tapdebiet van tenminste 7,5 l/min van 60
o
C
Douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 7,5 l/min van60
o
C
(dit komt overeen met 6 tot 12,5 l/min bij 40
o
C)
Het vullen van een bad met 120 liter water van 40
o
C
gemiddeld, binnen 11 minuten.
Comfortklasse CW5 betekent (ULTIMA 5) :
Een tapdebiet van tenminste 7,5 l/min van 60
o
C
Douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 7,5 l/min van60
o
C
(dit komt overeen met 6 tot 12,5 l/min bij 40
o
C)
Het vullen van een bad met 150 liter water van 40
o
C
gemiddeld, binnen 10 minuten.
ULTIMA-type: 3 4 5
Specifieke leidinglengte 10/12mm:21,3m 26,6m29,8m.
Effectieve toestelwachttijd: 1,2s 1,8s 1,2s
De vermelde gegevens gelden bij de geadviseerde
instellingen van de parameters en het tapwatersetpoint.
De effectieve toestelwachttijd is de tijdsduur die vanaf het
begin van tappen benodigd is om ten behoeve van
installatieberekeningen een temperatuurverhoging van
40K te verkrijgen aan de tapwateruitlaat van het toestel,
gebaseerd op het CW-tapdebiet.
De specifieke leidinglengte is de maximaal toepasbare
leidinglengte waarbij na 30s. vanaf het begin van tappen
de vereiste blijvende temperatuurverhoging (volgens
Gaskeur CW) is bereikt. Gemeten met koperen leiding, in
open lucht gemonteerd, zonder isolatie. Bij in muren of
beton weggewerkte leidingen kan de spec. leidinglengte
korter worden door extra afkoeling.
Reken bij toepassing van een zonneboiler ook de leiding-
lengte mee tussen de zonneboiler en het combi-toestel.
Ook deze leiding dient meegenomen te worden bij
bepaling van de wachttijd en leidinglengte, omdat het
combi-toestel niet aanschakeld bij een zonneboiler die op
temperatuur is.
Bij overschrijding van de maximaal toegestane weerstand
van de rookgasafvoer- en luchttoevoerpijpen vervallen de
CW-labels.
Basis Gaskeur
Strenge basis kwaliteitseisen.
HR 107: Hoog Rendement
Het rendement van de ULTIMA voor cv-bedrijf is meer dan
107% (onderwaarde) (zie technische gegevens).
HRww: Hoog Rendement Warm Water
De ULTIMA heeft het label hoogrendement voor warm
tapwater (zie technische gegevens). Zie
www.agpoferroli.nl
voor certificaten t.b.v. de EPC-berekening.
SV: Schonere Verbranding
Door de keramische brander heeft het toestel zeer weinig
uitstoot van milieuvervuilende stoffen.
NZ: Naverwarming zonneboiler
Het toestel is geschikt om als naverwarmer voor een
zonneboiler aangesloten te worden.
(Wij adviseren een zonneboiler met een ZONNEKEUR-label
toe te passen, om afstemmingsproblemen te voorkomen.)
CW: Comfort Warmwater
Het comfort van de tapwatervoorziening wordt met dit gas-
keurlabel onderscheiden. De verschillende klassen lopen
op van 1 t/m 6, waarbij 6 de hoogste graad van comfort heeft.
* ULTIMA 3: CW-klasse 3
** ULTIMA 4: CW-klasse 4
*** ULTIMA 5: CW-klasse 5
*
**
***
44
GARANTIEVOORWAARDEN
Dit produkt wordt door AGPO Ferroli b.v. aan de installateur gegarandeerd onder de onderstaande voorwaarden. De installateur
garandeert dit produkt onder dezelfde volgende voorwaarden aan de gebruiker:
1 De garantietermijn is geldig vanaf de installatiedatum en na ontvangst bij AGPO Ferroli b.v. (binnen 30 dagen na de installatie-
datum) van de volledig ingevulde en ondertekende garantiekaart (ondertekening door de installateur en de eigenaar). Middels het
terugsturen van de garantiekaart verklaren de installateur en de koper dat het toestel door een erkend installateur is geïnstalleerd
en ingesteld is volgens het installatievoorschrift.
2 De garantietermijn voor cv-ketels en apparatuur bedraagt 2 jaar.
3 Het toestel dient te zijn geïnstalleerd door een erkend installateur volgens de geldende algemene en plaatselijke voorschriften en
met inachtneming van de door AGPO Ferroli verstrekte installatie- en inbedrijfsstellings voorschriften.
4 Het toestel moet geïnstalleerd blijven op de oorspronkelijke plaats.
5 De garantie vervalt indien:
- gebreken aan het toestel niet zo spoedig mogelijk nadat ze ontdekt werden of ontdekt hadden kunnen worden, schriftelijk
aan de installateur worden gemeld;
- gebreken zijn veroorzaakt door fouten, onoordeelkundig gebruik of verzuim van de consument die de opdracht heeft
gegeven of rechtsopvolger, danwel door van buiten komende oorzaken;
- gedurende de garantietermijn zonder schriftelijke toestemming van de installateur van het toestel aan een derde opdracht is
verstrekt van welke aard dan ook om aan het toestel voorzieningen te treffen, danwel wanneer door de consument zelf
zodanig voorzieningen zijn getroffen.
- gedurende de garantieperiode niet periodiek deskundig onderhoud wordt verricht aan apparatuur die onderhoud behoeft;
- er geen aantoonbaar onderhoud is uitgevoerd door een deskundig installatie- of onderhoudsbedrijf, volgens de in deze
handleiding vermelde onderhoudsvoorschriften (minimaal 1 keer per 2 jaar). Indien er op internet (
www.agpoferroli.nl, klik op
zakelijk) een actuelere versie van dit onderhoudsvoorschrift staat vermeldt, dient deze meest actuele versie opgevolgd te
worden.
6 De consument dient een beroep op de in dit artikel omschreven garantieverplichtingen in de eerste aanleg schriftelijk te doen bij
de installateur en wel binnen vijf werkdagen nadat de fout of het gebrek is geconstateerd of redelijkerwijs geconstateerd had
kunnen worden.
7 Voorts gelden de bepalingen, opgenomen in artikel 14 van onze Algemene verkoop- en Betalingsvoorwaarden, zoals gedepo-
neerd bij de Kamer van Koophandel te Breda, onder nummer 219 d.d. 9-10-1992.
Voor de vervolgschade aan het AGPO Ferroli toestel, anders dan ter zake van een gebrek dat onder de boven omschreven garantie valt
wordt door AGPO Ferroli b.v. niet ingestaan. AGPO Ferroli b.v. is jegens de gebruiker voorts niet aansprakelijk voor door de gebruiker
geleden zuivere vermogensschade en/of bedrijfsschade van welke aard dan ook.
GARANTIE EN REGISTRATIE
Garantiekaart
Geleverd aan (gegevens eigenaar):
Naam:
Straatnaam + huisnr:
Postcode + woonplaats:
Handtekening eigenaar:
Geleverd door (gegevens installateur):
Naam:
Straatnaam + huisnr:
Postcode + woonplaats:
Handtekening installateur:
Installateur: plak hier de sticker met toesteltype en serienummer
(zie binnenzijde van de mantel).
Eigenaar: in plaats van de sticker plakken, schrijf hieronder de
toestelgegevens op (vermeldt op de witte sticker achter de klep).
. . . . L . . . . .
Stempel installateur:
Toestelgegevens:
Datum van inbedrijfstelling:
Toesteltype:
Serienummer:
Garantiebewijs Deze kopie kunt u in de handleiding laten ziten
Stempel en handtekening installateur
Datum van ingebruikstelling:
Toestelgegevens
(Vermeldt op de witte sticker achter de klep)
ULTIMA 3 ULTIMA 4 ULTIMA 5
Serienummer: . . . . L . . . . .
Dit nummer altijd vermelden. Belangrijk i.v.m. garantie!
Naam:
Adres:
U kunt de gegevens t.b.v. de garantie via internet registreren. Zie www.agpoferroli.nl
U kunt ook deze garantiekaart opsturen. Registreer a.u.b. binnen 30 dagen na de installatiedatum.
46
1 Ontstekingscontrole
2 Cv-wisselaar (grote beurt)
3.1 Ionisatiepen
3.2 Gloeiplug
3.3 Condensopvangbak (2.4)
3.4 Sifon (2.6)
3.5 Gasvoordruk
3.6 Afstelling van het gasblok
3.7 Gasverbruik (vollast)
3.8 CO
2
-percentage (evt. extra)
3.9 Tapwater-volumestroom
3.10 Tapwater-temperatuur
3.11. Terugslagklep
3.12 Koppelingen
3.13 Zuurgraad van het cv-water
(alleen bij niet-diffusiedichte
cv- of vloerverwarmingsbuis)
3.14 Instelling cv-stijgingslijn
3.15 Werking voor cv-bedrijf.
3.16 Druk in de cv-installatie
3.17 Rookgasafvoer / luchttoevoer
3.18 Rookgaslekkage-test
4 Ontstekingscontrole
* R= reinigen (cv-wisselaar minimaal 1 keer per 48 maanden) C= controleren V= vervangen I= instellen M= meten. Vul de meetwaarden in of de betreffende letter.
Onderhouds- en servicerapport AGPO Ferroli HR ULTIMA
Service uitgevoerd door:
Datum onderhoud / service:
Opmerkingen / storingen / vervangen onderdelen
12345678
9
10 11 12 13 14 15
Bedrijfsjaar
Wat te doen*
M
R
C of V
M
R
R
M
M of I
M
M
M
M
C
C
M
C of I
C
C
C
M
C
sec.
Ohm
mbar
Pa
l/min.
%
l/min.
o
C
pH
Zie hoofstuk 11 voor uitleg
van onderstaande punten
Toesteltype:
Serienummer:
Datum inbedrijfstelling:
Adres:
Installateur:
Installateurscode adres:
Plak hier de sticker met toesteltype en serienummer
(zie binnenzijde van de mantel)
of vul deze gegevens hierboven in.
U kunt de meest actuele voorschriften ook downloaden op: www.agpoferroli.nl knop zakelijk...DRS1087
6

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw AGPO Ultima 3 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van AGPO Ultima 3 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 1,55 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van AGPO Ultima 3

AGPO Ultima 3 Veelgestelde vragen - Nederlands - 2 pagina's

AGPO Ultima 3 Bijvullen ketel - Nederlands - 2 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info