29
Bedienings- en kontroleinrichting
A. toets ON/OFF van de diepvriezer
B. toets voor temperatuurinstelling (+)
C. temperatuurindicatie van de diepvriezer
D toets voor temperatuurinstelling (-)
E. indicatie voor ingeschakelde FROSTMATIC-functie (geel)
F. Toets FROSTMATIC
G. Alarmcontrolelampje
H. Toets om het alarm uit te schakelen
Toetsen voor temperatuurinstelling
De temperatuur wordt ingesteld via de toetsen „B“ (+) en „D“ (-). De toet-
sen staan in verbinding met de temperatuurindicatie.
• Door te drukken op één van de twee toetsen „B“ (+) of „D“ (-) wordt de
temperatuurindicatie van de WERKELIJKE temperatuur (temperatuurindica-
tie brandt) op de GEWENSTE temperatuur (temperatuurindicatie knippert)
omgeschakeld.
• Met elke verdere druk op één van beide toetsen wordt de GEWENSTE tem-
peratuur 1 °C verder gesteld. De GEWENSTE temperatur dient binnen 24 uur
te worden bereikt.
Als geen toets wordt ingedrukt, schakelt de temperatuurindicatie na korte
tijd (ca. 5 sec.) automatisch weer op de WERKELIJKE temperatuur terug.
GEWENSTE temperatuur betekent:
De temperatuur die in de diepvriezer moet heersen. De GEWENSTE tempe-
ratuur wordt met knipperende cijfers aangegeven.
WERKELIJKE temperatuur betekent:
De temperatuurindicatie geeft de temperatuur aan die op dat moment
werkelijk in de diepvriezer heerst. De WERKELIJKE temperatuur wordt met
brandende cijfers aangegeven.