677305
3
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/107
Pagina verder
ACCU-CHEK
®
Compact Plus
SYSTEEM VOOR DE BEPALING VAN
BLOEDGLUCOSE
Gebruiksaanwijzing
3
Op het verpakkingsmateriaal, het typeplaatje van de meter en de prik-
pen kunnen volgende symbolen voorkomen. De betekenis hiervan is
hieronder weergegeven:
Verklaringen van overige symbolen vindt u in de gebruiksaanwijzingen/
bijsluiters van de verschillende onderdelen van het systeem, die deel uit-
maken van de inhoud van de verpakking van de meter.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
Waarschuwing (raadpleeg de bijgevoegde documentatie)!
De veiligheidsaanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van
het apparaat raadplegen, a.u.b.
Bewaren bij
Houdbaar tot
Voor eenmalig gebruik
Gesteriliseerd d.m.v. bestraling
Fabrikant
Artikelnummer
Lotnummer
Voor in vitro diagnostisch gebruik
Bloedglucosemeter: Dit product voldoet aan de richtlijn
98/79/EG inzake medische hulpmiddelen voor in-vitro diag-
nostiek.
Prikpen en lancetten: deze producten voldoen aan de richt-
lijn 93/42/EEG inzake medische hulpmiddelen.
IVD
0088
Datum van uitgifte: 2007-03
4
Toepassing
5
Toepassing
Toepassing
Accu-Chek Softclix Plus-prikpen
Prikpen met verstelbare prikdiepte voor het verkrijgen van capillair
bloed uit de vingertop of het oorlelletje en, als er een speciaal AST-dopje
wordt gebruikt, van alternatieve prikplaatsen zoals de bal van de duim.
De prikpen is uitsluitend bedoeld voor gebruik bij zelfcontrole
door één persoon.
De prikpen mag vanwege infectiegevaar niet worden gebruikt
voor het afnemen van bloed bij meerdere personen.
Accu-Chek Compact Plus-bloedglucosemeter
Bloedglucosemeter voor de kwantitatieve bepaling van bloedglucose in
vers capillair bloed met Accu-Chek Compact-teststroken.
Geschikt voor zelfcontrole.
De meter kan zowel door mensen met diabetes voor zelfcontrole als
door medische beroepsbeoefenaren voor het uitvoeren van bloedgluco-
semetingen worden gebruikt.
Medische beroepsbeoefenaren dienen eveneens de aanwijzingen
in hoofdstuk 10 “Bloedglucosemetingen bij verschillende patiën-
ten” op te volgen.
Alle voorwerpen, die met humaan bloed in contact kunnen komen
dienen te worden beschouwd als potentieel infectieuze materia-
len (zie: Clinical and Laboratory Standards Institute: Protection of
Laboratory Workers from Occupationally Acquired Infections;
Approved Guideline – Third Edition; CLSI document M29-A3,
2005).
6
Meer over deze gebruiksaanwijzing
7
Meer over deze gebruiksaanwijzing
Meer over deze gebruiksaanwijzing
Daarnaast worden er nog andere symbolen gebruikt. De betekenis hier-
van is hieronder weergegeven:
Dit symbool geeft de aanwijzing om een handeling uit te voeren, b.v.
om de meter aan te zetten.
" Dit symbool geeft een opsomming aan.
Dit symbool geeft een opsomming binnen een opsomming aan.
Wij raden u aan om u vertrouwd te maken met alle onderdelen van uw
meter en uw prikpen (zie hoofdstukken 1.1 en 1.2). Probeer alle in deze
gebruiksaanwijzing beschreven stappen uit en oefen het gebruik van de
meter en de prikpen.
Lees deze gebruiksaanwijzing voor de eerste ingebruikname volledig en
zorgvuldig door! Als u vragen heeft, kunt u contact opnemen met onze
Customer Service (zie hoofdstuk 17).
Met behulp van deze gebruiksaanwijzing leert u stap voor stap met uw
meter en prikpen om te gaan. U vindt hierin alle informatie, die u nodig
heeft voor zowel de bediening en het onderhoud van uw meter en uw
prikpen als voor het oplossen van problemen. Voor een probleemloze
werking van de meter en de prikpen is niet alleen een correcte bedie-
ning, maar ook het opvolgen van alle andere gebruiksaanwijzingen een
vereiste. De meter en de prikpen zijn precisie-instrumenten, waarvan
het functioneren door onjuist gebruik negatief kan worden beïnvloed.
In deze gebruiksaanwijzing vindt u drie soorten aanwijzingen. Lees deze
aanwijzingen zorgvuldig door!
Dit symbool geeft aan, dat er mogelijk gevaar van verwonding
of gevaar voor uw gezondheid of de gezondheid van anderen
bestaat.
Dit symbool wijst op handelingen, die mogelijk schade aan de
meter of aan de prikpen kunnen veroorzaken.
i
Dit symbool verwijst naar belangrijke informatie.
8
Inhoudsopgave
9
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
4 Meten van de bloedglucosewaarde...........................................70
4.1 Bloedglucosemeting voorbereiden ....................................... 70
4.2 Prikpen voorbereiden .......................................................... 70
4.2.1 Prikpen van de meter afnemen ................................ 73
4.2.2 Prikpen aan de meter bevestigen ............................74
4.2.3 Lancet plaatsen ....................................................... 75
4.3 Uitvoeren van een bloedglucosemeting ............................... 78
4.3.1 Aanzetten van de meter ..........................................78
4.3.2 Verkrijgen van een bloeddruppel ............................. 80
4.3.3 Bloed opzuigen met de teststrook ...........................84
4.4 Teststrook uitwerpen ........................................................... 90
4.5 Gebruikt lancet uitwerpen ................................................... 92
4.6 De voor, tijdens of na een meting op de display weergegeven
symbolen en hun betekenis ................................................ 95
4.7 Bijzondere meetwaarden markeren ..................................... 96
4.8 Meetwaarden beoordelen .................................................... 97
4.8.1 Meetbereik .............................................................. 98
4.8.2 Twijfelachtige meetwaarden – mogelijke oorzaken
van fouten ............................................................... 99
5 De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken . 101
5.1 Het geheugen ...................................................................101
5.2 Oproepen van opgeslagen meetwaarden ........................... 102
5.3 Gemiddelde waarde en de hoogste- en de laagste
meetwaarde van 7, 14 en 30 dagen ................................ 107
5.4 Meetwaarden downloaden naar een PC, handheld
of een speciaal verwerkingssysteem ................................ 114
1 Inleiding ...................................................................................... 12
1.1 De Accu-Chek Compact Plus-bloedglucosemeter in
één oogopslag ...................................................................12
1.2 De Accu-Chek Softclix Plus-prikpen in één oogopslag ......... 15
1.3 De belangrijkste eigenschappen .......................................... 16
1.4 Afbeeldingen van displayweergaven .................................... 19
2 Eerste stappen voor het meten .................................................. 20
2.1 De inhoud controleren ......................................................... 20
2.2 Meeteenheid van de bloedglucosewaarde controleren......... 20
2.2.1 Typeplaatje.............................................................. 21
2.2.2 Displaytest .............................................................. 21
2.3 Teststrokencassette plaatsen of vervangen ......................... 24
2.3.1 Gebruiksduur van de teststrokencassette ................ 33
2.3.2 Weergave van het aantal nog beschikbare
teststroken .............................................................. 36
3 Instellen van de meter ...............................................................38
3.1 Instellingen wijzigen – algemene regels .............................. 41
3.2 De meter aanzetten ............................................................. 44
3.3 Akoestisch signaal of akoestische modus instellen .............. 45
3.4 De helderheid van de display instellen................................. 48
3.5 Jaar instellen ...................................................................... 50
3.6 Tijd- en datumweergave instellen ....................................... 52
3.7 Tijd instellen ....................................................................... 54
3.8 Datum instellen ................................................................... 56
3.9 Wekkerfunctie instellen ....................................................... 59
3.10 Alarmfunctie voor hypoglykemie instellen ........................... 67
10
Inhoudsopgave
11
Inhoudsopgave
6 Akoestische modus .................................................................. 120
6.1 Akoestische signalen bij het aanzetten van de meter ......... 122
6.2 Akoestische signalen tijdens een meting ........................... 123
6.3 Akoestische weergave van de meetwaarde na een meting 123
6.4 Akoestische weergave van in het geheugen
opgeslagen meetwaarden en gemiddelde waarden .......... 126
6.5 Akoestische weergave van waarschuwingen en
foutmeldingen ................................................................... 128
7 Functiecontrole van de bloedglucosemeter ............................129
7.1 Benodigdheden ................................................................. 130
7.2 Uitvoeren van een functiecontrole ..................................... 131
7.3 Mogelijke oorzaken van fouten bij het uitvoeren van
functiecontrolemetingen ................................................... 137
8 De meter en de prikpen reinigen ............................................. 140
8.1 De bloedglucosemeter reinigen ......................................... 140
8.2 De prikpen reinigen ........................................................... 144
9 Batterijen vervangen ................................................................ 145
10 Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten –
Informatie voor medische beroepsbeoefenaren .................... 150
10.1 Prikpen vervangen door een kapje ....................................152
10.2 Uitvoeren van een bloedglucosemeting ............................. 154
10.3 Bloedglucosemeter ontsmetten ......................................... 158
10.4 Geschikte desinfecteermiddelen........................................ 162
11 Meet- en bewaarcondities ....................................................... 163
11.1 Temperatuurbereik ............................................................ 163
11.2 Lichtomstandigheden ........................................................ 165
11.3 Luchtvochtigheid ............................................................... 166
11.4 Oorzaken van storingen in de omgeving ............................ 166
12 Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen .......... 167
12.1 Symbolen op de display ....................................................168
12.1.1 Afzonderlijke symbolen ......................................... 170
12.1.2 Combinaties van symbolen .................................... 176
12.1.3 Symbolen weergegeven in het numerieke veld ...... 179
12.2 Storingen en foutmeldingen – oorzaken en
aanbevelingen voor het oplossen van problemen .............181
13 Technische gegevens ............................................................... 196
14 Afvalverwijdering: weggooien van de bloedglucosemeter .... 200
15 Onderdelen van het systeem ...................................................201
16 Patenten ...................................................................................202
17 Customer Service ..................................................................... 203
17.1 Advies en het oplossen van problemen.............................. 203
17.2 Contactgegevens .............................................................. 204
18 Trefwoordenregister.................................................................205
12
Inleiding
13
Inleiding
1
:
8
9
7
/
0
1
2
3
4
6
5
1 Inleiding
/ Display
0 S-toets
Druk op deze toets om de instellingen te veranderen.
1 Uitsparing voor de prikpen
2 Test-toets
Gebruik deze toets alleen voor het uitvoeren van een bloedglucose-
meting of een functiecontrolemeting of voor het uitzetten van de
meter. Trek de toets hiertoe naar beneden in de richting van de dek-
sel van het cassettecompartiment. De toets kantelt hierbij naar
beneden, waarna de meter wordt aangezet. Dit trek-kantel-mecha-
nisme voorkomt, dat de meter per ongeluk wordt aangezet.
3 Cassettecompartiment
4 Knop voor het ontgrendelen van de cassette
5 Teststrokengeleider
6 Meetvenster
7 Teststrook
8 Teststrokencassette
9 Deksel van het cassettecompartiment*
: M-toets
Druk op deze toets, als u de in het geheugen opgeslagen
meetresultaten wilt zien.
Voorkant van de teststrook –
hier wordt het bloed
opgezogen.
De bloedglucosemeter wordt geleverd met reeds geplaatste batterijen.
De tijd en de datum zijn al ingesteld. Het is mogelijk, dat u deze instel-
lingen moet aanpassen aan uw eigen tijdzone (zie hoofdstuk 3).
1.1 De Accu-Chek Compact Plus-bloedglucosemeter in één oog-
opslage
Bovenkant en voorkant
* verkrijgbaar als reserveonderdeel
14
Inleiding
15
Inleiding
1
!
B
A
@
;
<
=
>
?
Onderkant en achterkant
; Deksel van het batterijencom-
partiment*
< Infraroodvenster voor de over-
dracht van meetwaarden, b.v.
naar een PC
= Batterijen: type AAA, LR 03,
AM 4, Micro
> Batterijencompartiment
? Typeplaatje
@ Controlevenster (toont het
aantal nog beschikbare test-
stroken)
A Prikpen*
B Ontgrendelingsknop voor de
prikpen
* verkrijgbaar als reserveonderdeel
1.2 De Accu-Chek Softclix Plus-prikpen in één oogopslag
Bedieningsknop
De bedieningsknop dient voor
het spannen, ontspannen en
uitwerpen van het lancet
Venster voor weergave van de
ingestelde prikdiepte
Lancethouder
Lancet
Beschermingskapje van het
lancet
! Opening voor het lancet
Dopje van de prikpen
Prikdiepte ( wordt ingesteld
door aan het dopje van de
prikpen te draaien)
Gleufje voor juiste plaatsing
van het dopje
Lijn voor weergave van de
ingestelde prikdiepte
16
Inleiding
17
Inleiding
1
1.3 De belangrijkste eigenschappen
Prikpen aan de meter bevestigd
Aan de meter is een Accu-Chek Softclix Plus-prikpen bevestigd. Met
deze prikpen kunt u bloed verkrijgen, terwijl de prikpen nog aan de
meter bevestigd is. U kunt de prikpen echter ook van de meter losma-
ken en apart gebruiken voor het verkrijgen van een bloeddruppel.
Teststrokencassette in plaats van afzonderlijke teststroken
U hoeft de teststroken niet meer vast te houden. Met enkele eenvoudige
handelingen plaatst u een cassette met 17 teststroken in de meter.
Eenvoudige bediening
De meter aanzetten, bloed opzuigen, de meetwaarde aflezen en de test-
strook met één druk op de knop uitwerpen.
Automatisch coderen
Iedere teststrokencassette is voorzien van een barcode. Na het plaatsen
van een nieuwe cassette wordt de meter automatisch gecodeerd en
wordt informatie over de specifieke eigenschappen van deze teststro-
ken ingelezen.
Weergave van het aantal nog beschikbare teststroken
Telkens als de meter wordt uitgezet, geeft deze aan hoeveel teststroken
er nog in de cassette beschikbaar zijn.
Hoge betrouwbaarheid
De meter controleert iedere teststrook. Indien er met een teststrook een
probleem is, dan wordt dit door de meter aangegeven, voordat u bloed
opzuigt
Controle van de opgezogen hoeveelheid bloed
De meter detecteert of er voldoende bloed (ca. 1,5 μL (microliter)) is
opgezogen en begint hierna pas met de meting. Als de meting niet
wordt gestart, kunt u nog extra bloed opzuigen.
Wekkerfunctie
De meter kan u eraan herinneren, dat u een bloedglucosemeting moet
uitvoeren. U kunt maximaal drie verschillende tijden instellen.
Alarmfunctie voor hypoglykemie
Door het instellen van een grenswaarde voor hypoglykemie kan de
meter u opmerkzaam maken op ongebruikelijk lage meetwaarden. Als
een meetwaarde lager is dan de ingestelde grenswaarde, verschijnt er
een symbool op de display en klinkt er, indien dit is ingeschakeld, een
akoestisch signaal. Hierdoor wordt u er op gewezen, dat u nauwkeurig
moet controleren of deze waarde mogelijk wijst op de ontwikkeling van
een te lage bloedglucosewaarde (hypoglykemie).
Gegevensoverdracht naar een computer
De meter heeft een infrarood-interface. Met behulp hiervan kunnen de
opgeslagen meetwaarden worden gedownload naar een computer met
hiervoor geschikte software of naar speciale systemen voor de verwer-
king van deze meetwaarden.
18
Inleiding
19
Inleiding
1
Akoestische modus
De akoestische modus is bedoeld voor personen, die visueel gehandi-
capt zijn. Als de akoestische modus is ingeschakeld, geeft de meter u
d.m.v. akoestische signalen aanwijzingen voor het uitvoeren van de
bloedglucosemeting. Het meetresultaat wordt eveneens door een reeks
akoestische signalen weergegeven. Voor meer informatie kunt u hoofd-
stuk 6 raadplegen.
Visueel gehandicapte personen moeten door ziende personen
worden geïnstrueerd over de bediening van de meter en bij alle
stappen van de bediening worden begeleid. Wij adviseren visueel
gehandicapte personen om een bloedglucosemeting niet zonder
hulp van een ziende persoon uit te voeren.
1.4 Afbeeldingen van displayweergaven
U vindt in deze gebruiksaanwijzing ook voorbeelden van displayweerga-
ven. Elementen, die in deze voorbeelden door een stralenkrans zijn
omgeven, worden op de display knipperend weergegeven.
Bijvoorbeeld:
U heeft de meter aangezet om een bloedglucosemeting uit te voeren. Op
de display worden naast de tijd en de datum het teststrooksymbool en
het druppelsymbool weergegeven. Het teststrooksymbool en het drup-
pelsymbool knipperen.
De op de display weergegeven tijd, datum en bloedglucosewaarde die-
nen uitsluitend als voorbeeld. De op uw bloedglucosemeter weergege-
ven waarden kunnen hiervan afwijken. Alle in deze gebruiksaanwijzing
weergegeven displays hebben betrekking op een meter, die de bloed-
glucosewaarde in mmol/L weergeeft (zie hoofdstuk 2.2) en op de 24-
uursweergave is ingesteld (zie hoofdstuk 3.6). Het is echter mogelijk,
dat uw meter de bloedglucosewaarde in mg/dL weergeeft en/of op de
12-uursweergave is ingesteld.
20
Eerste stappen voor het meten
21
Eerste stappen voor het meten
2
2.2.1 Typeplaatje
De meeteenheid, die uw meter weergeeft, staat vermeld op het type-
plaatje aan de onderkant van uw meter.
2.2.2 Displaytest
U kunt de meeteenheid, die uw meter weergeeft, controleren door mid-
del van een displaytest.
 Houd de M-toets ingedrukt.
De meter wordt aangezet. Als u de M-toets ingedrukt houdt, wordt eerst
de displaytest op de display weergegeven.
mmol/L-meter of mg/dL-meter
De meeteenheid wordt rechtsonder op de display weergegeven.
2 Eerste stappen voor het meten
2.1 De inhoud controleren
Bloedglucosewaarden kunnen in twee verschillende meeteenheden
worden weergegeven (mmol/L en mg/dL). Daarom bestaan er twee ver-
sies van dezelfde meter. Als u niet weet, welke meeteenheid voor u van
toepassing is, kunt u uw arts hiernaar vragen.
2.2 Meeteenheid van de bloedglucosewaarde controleren
Bloedglucosewaarden kunnen in twee verschillende worden weergege-
ven (mmol/L en mg/dL). Daarom bestaan er twee versies van dezelfde
meter. Als u niet weet, welke meeteenheid voor u van toepassing is,
kunt u uw arts hiernaar vragen.
 Controleer of uw meter de voor u van toepassing zijnde meeteen-
heid weergeeft.
De meeteenheid kunt u van het typeplaatje aflezen en van de display tij-
dens een displaytest (zie hieronder).
Opmerking
De meeteenheid, die door uw meter wordt aangegeven, kan niet
worden gewijzigd. Als de verkeerde meeteenheid op het type-
plaatje staat gedrukt, moet u contact opnemen met uw leveran-
cier of apotheek. Door een onjuiste meeteenheid kunnen de
meetwaarden verkeerd worden geïnterpreteerd.
22
Eerste stappen voor het meten
23
Eerste stappen voor het meten
2
Als u de M-toets ingedrukt blijft houden, verschijnt vervolgens na ca. 2
seconden de volgende displayweergave
mmol/L meter mg/dL meter
of
Als u de M-toets loslaat, bevindt de meter zich in de geheugenmodus.
Zolang er geen meetwaarden in het geheugen zijn opgeslagen, worden
er op de display drie streepjes weergegeven.
 Zet de meter uit met de Test-toets.
Opmerkingen
i
Als er tijdens de displaytest extra lijnen verschijnen of als er
delen van een cijfer of van een symbool ontbreken, moet u con-
tact opnemen met de afdeling Customer Service van de lokale
vertegenwoordiging van Roche Diagnostics. Als dit het numerieke
veld (de cijferweergave)

(mmol/L-meter) resp.

(mg/dL-meter) betreft, kan dit er eventueel toe leiden, dat
de meetwaarden niet juist worden weergegeven.
i
De meter wordt automatisch na 60 seconden uitgezet, ook als u
de M-toets nog ingedrukt houdt.
i
U kunt op ieder willekeurig moment een displaytest uitvoeren. Als
er reeds meetwaarden in het geheugen van uw meter zijn opge-
slagen, wordt na het loslaten van de M-toets de laatst opgesla-
gen meetwaarde weergegeven.
24
Eerste stappen voor het meten
25
Eerste stappen voor het meten
2
 Plaats uw duim in deze uitsparing en klap de deksel van het casset-
tecompartiment naar boven open.
Onafhankelijk van het feit of er al dan niet een teststrokencassette is
geplaatst:
 Druk op de rode knop voor het ontgrendelen van de cassette.
2.3 Teststrokencassette plaatsen of vervangen
In een nieuwe, nog niet gebruikte bloedglucosemeter bevindt zich een
dummycassette (teststrokencassette zonder teststroken en zonder eti-
ket), die u uit de meter moet nemen en door een teststrokencassette
moet vervangen.
 Lees de bijsluiter van de verpakking met teststrokencassettes goed
door.
 Als de meter is ingeschakeld, zet u deze met de Test-toets uit.
 Wacht tot de motor van de meter tot stilstand is gekomen.
Links naast de prikpen bevindt zich aan de voorkant van de meter een
uitsparing. Het bovenste gedeelte van deze uitsparing maakt onderdeel
uit van de deksel van het cassettecompartiment.
Deksel van het cassette-
compartiment
Uitsparing
26
Eerste stappen voor het meten
27
Eerste stappen voor het meten
2
De pin, die de teststrokencassette in de juiste positie houdt, glijdt met
een hoorbare KLIK terug.
Als er zich een teststrokencassette in de meter bevindt:
 Kantel de meter naar voren.
De teststrokencassette valt hierdoor uit de meter.
 Plaats een nieuwe teststrokencassette in de meter, zoals in deze
afbeelding wordt weergegeven (de twee rijen streepjes van de bar-
code moeten zich aan de kant van de display bevinden).
 Klap de deksel van het cassettecompartiment naar beneden en druk
deze dicht. De deksel sluit met een hoorbare KLIK.
De meter start automatisch en draait de teststrokencassette tot de eer-
ste teststrook in de juiste positie is gebracht. Tegelijkertijd wordt de bar-
code afgelezen, waardoor alle specifieke eigenschappen van de test-
strook in de meter worden ingelezen. Hierna wordt de meter
automatisch uitgezet.
28
Eerste stappen voor het meten
29
Eerste stappen voor het meten
2
Als u geen nieuwe teststrokencassette heeft geplaatst en de meter de
volgende keer aanzet, dan verschijnt de volgende melding op de display:
H>
en het cassettesymbool knipperen om aan te geven, dat de test-
strokencassette leeg is.
Aanwijzingen
Gebruik uitsluitend teststroken waarvan de vervaldatum niet is
overschreden. Teststroken, waarvan de vervaldatum is over-
schreden, kunnen tot onjuiste meetwaarden leiden. Onjuiste
meetwaarden kunnen tot onjuiste beslissingen met betrekking tot
de behandeling leiden, waardoor er ernstige schade aan de
gezondheid kan worden toegebracht. De vervaldatum staat ver-
meld op de verpakking en op het afneembare etiket van de flacon
van de teststrokencassette naast het
symbool.
In het controlevenster aan de onderkant van de meter verschijnt een
punt. Deze geeft aan, dat u zojuist een teststrokencassette in de meter
heeft geplaatst. Bij het uitvoeren van bloedglucosemetingen telt de
meter de gebruikte teststroken. Het aantal nog beschikbare teststroken
wordt in het controlevenster weergegeven.
Als alle teststroken zijn gebruikt, dan verschijnt het punt weer in het
controlevenster.
 Plaats een nieuwe teststrokencassette.
30
Eerste stappen voor het meten
31
Eerste stappen voor het meten
2
Nieuwe teststrokencassettes, waarvan de aluminiumfoliedelen
(de zilveren uiteinden) beschadigd zijn, mogen niet worden
gebruikt. Bij gebruik van een beschadigde cassette kunnen
onjuiste meetwaarden worden verkregen. Onjuiste meetwaarden
kunnen tot onjuiste beslissingen met betrekking tot de behande-
ling leiden, waardoor er ernstige schade aan de gezondheid kan
worden toegebracht.
De deksel van het cassettecompartiment mag alleen worden
geopend, als de meter is uitgezet en de motor stilstaat. De meter
kan worden beschadigd, als deze is ingeschakeld en de deksel
van het cassettecompartiment wordt geopend.
i
Ga zorgvuldig met de teststrokencassettes om! Neem de test-
strokencassette pas direct voor het gebruik uit de flacon. In de
flacon zijn de aluminiumfoliedelen beschermd tegen beschadi-
ging.
i
Op iedere flacon van een teststrokencassette bevindt zich een
etiket, waarvan het linker gedeelte afneembaar is. Hierop staat
de tabel met de controlewaardenbereiken van de Accu-Chek
Compact Autocontrol-controleoplossingen. De aangegeven waar-
den zijn alleen geldig voor de teststroken in deze cassette. Met
behulp van deze tabel kunt u de goede werking van uw meter
controleren (zie hoofdstuk 7). Het afneembare etiket kunt u b.v. in
uw diabetesdagboek plakken. Let er bij een functiecontrole altijd
op of het afneembare etiket met de tabel bij de teststrokencas-
sette hoort, die zich in de meter bevindt.
i
Als u een aangebroken cassette in de meter heeft geplaatst,
draait de meter de cassette zodanig, dat er in het controlevenster
aan de onderkant van de meter een punt verschijnt.
Als u de meter hierna weer aanzet om een meting uit te voeren
en …
" ... u heeft dezelfde cassette, die u eerder uit de meter heeft
genomen, weer in de meter geplaatst.
Dan draait de meter de cassette direct naar de eerste kamer,
waarin zich een teststrook bevindt en wordt de teststrook
naar buiten getransporteerd.
" ... u heeft alle teststroken van de vorige cassette gebruikt of
u heeft een aangebroken cassette vervangen door een
andere aangebroken cassette:
Dan is het mogelijk, dat de meter alle kamers afzoekt, tot de
eerste kamer is gevonden, waarin zich een teststrook
bevindt. Des te minder teststroken zich in de cassette bevin-
den, des te langer deze procedure duurt.
Als de meter de cassette direct naar één van de kamers aan
het einde draait (dit kunt u horen aan het geluid van de motor
bij het draaien van de cassette), is het mogelijk, dat de cas-
sette nog teststroken bevat, ofschoon de meter de cassette
als leeg beschouwd. U kunt deze teststroken toch nog gebrui-
ken door de cassette opnieuw in de meter te plaatsen.
32
Eerste stappen voor het meten
33
Eerste stappen voor het meten
2
i
Als u een aangebroken teststrokencassette in de meter plaatst,
kan de meter de gebruiksduur van deze cassette niet berekenen.
Om u hierop attent te maken, verschijnen bij de eerstvolgende
meting het cassettesymbool en het knipperende flesjessymbool
op de display (zie hoofdstuk 2.3.1).
i
Gebruik uitsluitend Accu-Chek Compact-teststrokencassettes.
Andere teststroken zijn niet geschikt voor het uitvoeren van
bloedglucosemetingen. Als er een andere teststrokencassette in
de meter wordt geplaatst, verschijnt foutmelding E22 op de dis-
play (zie hoofdstuk 12.2).
i
Zorg ervoor, dat de deksel van het cassettecompartiment goed is
gesloten. Als de deksel niet goed is gesloten, kunt u de meter niet
met de Test-toets aanzetten. Op de display wordt dan alleen de
displaytest kort weergegeven.
i
Gebruikte teststroken kunt u met het gewone huisvuil weggooien.
2.3.1 Gebruiksduur van de teststrokencassette
Als u een nieuwe cassette in de meter plaatst, begint de meter het aan-
tal dagen te tellen, dat de cassette zich in de meter bevindt. Alle test-
stroken in de cassette moeten binnen 90 dagen zijn opgebruikt
(gebruiksduur).
Als een cassette zich 90 dagen in de meter heeft bevonden, is de
gebruiksduur ervan overschreden. De eerstvolgende keer, dat u de
meter aanzet om een meting uit te voeren, wordt dit door het cassette-
symbool, het flesjessymbool en het kloksymbool op de display weerge-
geven.
 Plaats een nieuwe teststrokencassette.
Opmerking
De teststroken in deze cassette zijn onbruikbaar. Deze teststro-
ken mogen niet meer worden gebruikt, omdat hiermee onjuiste
meetwaarden kunnen worden verkregen. Onjuiste meetwaarden
kunnen tot onjuiste beslissingen met betrekking tot de behande-
34
Eerste stappen voor het meten
35
Eerste stappen voor het meten
2
ling leiden, waardoor er ernstige schade aan de gezondheid kan
worden toegebracht.
De meter kan de gebruiksduur van 90 dagen niet berekenen, als
" u een aangebroken cassette in de meter heeft geplaatst, zelfs als u
dezelfde cassette kort tevoren uit de meter heeft genomen.
" de instellingen van het jaar, de datum en de tijd bij het vervangen
van de batterijen verloren zijn gegaan (zie hoofdstuk 9) en er nog
een aangebroken cassette in de meter aanwezig was.
De meter kan in deze gevallen niet vaststellen, wanneer de cassette
voor het eerst is geplaatst respectievelijk hoe lang de aangebroken cas-
sette zich reeds in de meter bevindt.
Als de meter de gebruiksduur niet kan berekenen en u de meter aanzet
om een meting uit te voeren, dan verschijnen de volgende symbolen op
de display:
" knipperende teststrook en knipperende druppel; deze geven aan,
dat u nu bloed of controleoplossing met de teststrook op kunt zui-
gen,
" cassette, die aangeeft, dat de gebruiksduur niet kan worden bere-
kend,
" knipperend flesje, dat aangeeft, dat u een functiecontrole moet uit-
voeren om de teststroken te controleren.
 Voer een functiecontrole uit (zie hoofdstuk 7).
Als de meetwaarde van de functiecontrole binnen het aangegeven con-
trolewaardenbereik ligt, kunt u de teststroken, die zich nog in de cas-
sette bevinden, verder gebruiken. Als de meetwaarde buiten het contro-
lewaardenbereik ligt, moet u een nieuwe cassette plaatsen.
Na de functiecontrole verdwijnt het flesjessymbool van de display. Als u
geen functiecontrole heeft uitgevoerd, wordt het knipperende flesjes-
symbool bij iedere meting op de display weergeven, tot u een nieuwe
cassette plaatst. Het cassettesymbool wordt voortaan bij iedere meting
weergegeven, om u er op te wijzen, dat de meter de gebruiksduur niet
kan berekenen. Alle meetwaarden worden met het cassettesymbool
opgeslagen. Het cassettesymbool verdwijnt pas weer, als u een nieuwe
cassette heeft geplaatst.
36
Eerste stappen voor het meten
37
Eerste stappen voor het meten
2
2.3.2 Weergave van het aantal nog beschikbare teststroken
Telkens als de meter met de Test-toets wordt uitgezet, geeft deze aan
hoeveel teststroken er nog in de cassette beschikbaar zijn. Het aantal
nog beschikbare teststroken wordt net zo lang op de display weergege-
ven, als u de Test-toets ingedrukt houdt.
In dit voorbeeld bevinden er zich nog 12 teststroken in de cassette.
Als u de Test-toets loslaat, wordt de meter uitgezet.
Opmerkingen
i
Als de teststrokencassette na een meting nog drie of minder test-
stroken bevat, knipperen het getal, het teststrooksymbool en het
cassettesymbool op de display.
i
Als u bij het uitzetten van de meter slechts zeer kort op de Test-
toets drukt, wordt het aantal nog beschikbare teststroken slechts
zeer kort of zelfs helemaal niet op de display weergegeven.
i
Als u na het vervangen van de cassette geen meting meer heeft
uitgevoerd, weet de meter niet hoeveel teststroken er zich nog in
de cassette bevinden. Dit is b.v. het geval, als u na het vervangen
van de cassette, begint met het wijzigen van de instellingen of
het opvragen van resultaten uit het geheugen. Als u hierna op de
Test-toets drukt om de meter uit te zetten, verschijnen er in
plaats van een getal, dat het aantal nog beschikbare teststroken
weergeeft, drie horizontale streepjes
op de display.
Alleen als u een meting heeft uitgevoerd met de pas geplaatste
nieuwe cassette, geeft de meter iedere keer, dat u de meter uit-
zet met de Test-toets, het aantal nog beschikbare teststroken
weer op de display.
38
Instellen van de meter
39
Instellen van de meter
3
3 Instellen van de meter
Als u de meter voor de eerste keer aanzet, bevat deze de volgende
instellingen. Deze instellingen zijn in de fabriek op de meter ingesteld en
kunnen door u worden veranderd.
" Akoestisch signaal ingeschakeld, akoestische modus uitgeschakeld
" Helderheid van de display: gemiddeld
" Jaar: het actuele jaar, b.v. 2007
" Tijd- en datumweergave: 24-uursweergave;
bij de 24-uursweergave hoort de datumweergave dag-maand
(DD-MM)
" Tijd: actuele tijd weergegeven als Midden-Europese tijd
" Datum: actuele datum gerelateerd aan de Midden-Europese tijd
" Wekkerfunctie uitgeschakeld
" Alarmfunctie voor hypoglykemie uitgeschakeld
Opmerkingen
i
Als de instellingen van jaar, tijd en datum bij het vervangen van
de batterijen verloren zijn gegaan (zie hoofdstuk 9) en u deze niet
opnieuw heeft ingesteld, geeft de meter bij een meting 0:00 als
tijd en 0-00 als datum op de display weer (zowel in de 24-uurs-
weergave als in de 12-uursweergave).
In het geheugen worden de resultaten vervolgens niet met tijd en
datum opgeslagen, maar met hun geheugenplaatsnummer
(zie hoofdstuk 5.2). Zonder tijd en datum kan de meter de gemid-
delde waarden en de laagste- en hoogste meetwaarden niet
In de instelmodus kunt u het akoestische signaal resp. de akoestische
modus aan- of uitzetten, de helderheid van de display instellen, de tijd-
en datumweergave selecteren, het jaar, de tijd en de datum instellen en
de wekkerfunctie en de alarmfunctie voor hypoglykemie activeren.
Akoestisch signaal: Als het akoestische signaal is ingeschakeld, helpt
dit u bij het uitvoeren van een meting, doordat iedere stap wordt vooraf-
gegaan door akoestische signalen.
Akoestische modus: Als de akoestische modus is ingeschakeld, geeft
de meter u d.m.v. akoestische signalen aanwijzingen voor het uitvoeren
van de meting. Het meetresultaat wordt eveneens door een reeks
akoestische signalen weergegeven.
Wekkerfunctie: U kunt deze functie van de meter inschakelen om u
eraan te herinneren, dat u een bloedglucosemeting uit moet voeren.
Alarmfunctie voor hypoglykemie: U kunt een persoonlijke grens-
waarde voor hypoglykemie instellen. Als uw meetwaarde lager is dan
deze grenswaarde, waarschuwt de meter u voor een mogelijk te lage
bloedglucosewaarde (hypoglykemie).
De bloedglucosemeter wordt geleverd met reeds geplaatste batterijen.
De tijd en de datum zijn al ingesteld. Het is mogelijk, dat u deze instel-
lingen moet aanpassen aan uw eigen tijdzone.
Het is echter ook mogelijk om bloedglucosemetingen uit te voeren zon-
der één van deze instellingen te wijzigen. Als instellingen worden dan de
in de fabriek op de meter ingevoerde instellingen gebruikt (zie volgende
pagina).
40
Instellen van de meter
41
Instellen van de meter
3
berekenen (zie hoofdstuk 5.3). Als meetwaarden zonder tijd en
datum b.v. naar een PC worden gedownload (zie hoofdstuk 5.4),
dan kunnen er met deze meetwaarden geen of slechts in
beperkte mate statistische berekeningen worden uitgevoerd.
i
Als de instellingen van jaar, tijd en datum bij het vervangen van
de batterijen verloren zijn gegaan, geeft de meter de volgende
instellingen op de display weer:
" Jaar: het jaar van productie 20XX, b.v. 2007
" Tijd: 0:00 resp. 12:00 a.m., afhankelijk van de eerder gese-
lecteerde tijd- en datumweergave
" Datum: 1-01 als dag-maand (D-MM) resp. maand-dag
(M-DD), afhankelijk van de eerder geselecteerde tijd- en
datumweergave.
In de volgende paragrafen vindt u
" een beschrijving van de algemene regels voor het wijzigen van de
instellingen,
" beschrijvingen van de afzonderlijke instellingen en hoe deze kunnen
worden gewijzigd.
Bij de beschrijving van de instellingen wordt de volgorde aangehouden,
waarin deze door de meter worden weergegeven.
Akoestisch
signaal/akoesti-
sche modus
Helderheid
van de display
Jaar
Tijd- en datum-
weergave
Tijd Datum
Wekker-
functie
Alarmfunctie voor
hypoglykemie
3.1 Instellingen wijzigen – algemene regels
Als
op de display wordt weergegeven (set = Engels voor instellen),
betekent dit, dat de meter zich in de instelmodus bevindt en dat u de
instellingen kunt wijzigen.
42
Instellen van de meter
43
Instellen van de meter
3
De procedure voor het wijzigen van de instellingen is als volgt:
" De instellingen hebben een vaste volgorde en worden in deze volg-
orde op de display van de meter weergegeven, zie ook de afbeelding
op de vorige pagina.
" Druk op de S(et)-toets, om in de instelmodus te komen.
Hierbij wordt geen teststrook naar buiten getransporteerd.
" Druk op de M-toets om de instelling, die op de display knipperend
wordt weergegeven, te wijzigen.
Getallen, zoals b.v. het jaar, worden telkens met één verhoogd.
Als de toets ingedrukt wordt gehouden, wordt er versneld door-
geteld.
Van het hoogste, instelbare getal komt u door op de M-toets te
drukken automatisch bij het laagste getal.
Bij instellingen met meerdere keuzemogelijkheden, zoals bij de
instelling van het akoestische signaal, kan met de M-toets van
de ene keuzemogelijkheid naar de andere worden gewisseld.
" Druk op de S-toets om de geselecteerde instelling op te slaan en
naar de volgende instelling te gaan.
" U kunt iedere instelling op ieder willekeurig moment wijzigen. Druk
hiervoor zo vaak op de S-toets tot de instelling, die u wilt wijzigen,
knipperend op de display wordt weergegeven.
" Door op de S-toets te drukken keert u van de laatste instelling
“Alarmfunctie voor hypoglykemie” terug naar de eerste instelling
“Akoestisch signaal resp. akoestische modus”.
" U kunt de instelmodus op ieder moment verlaten, door de meter met
de Test-toets uit te zetten. Alle instellingen, die u tot dat moment
heeft ingevoerd, worden opgeslagen.
Opmerkingen
i
Zet de meter uitsluitend met de S-toets aan, als u de instellin-
gen wilt veranderen.
Als u de meter in plaats hiervan met de Test-toets aanzet en er
zich een cassette in de meter bevindt, wordt er een teststrook
naar buiten getransporteerd.
i
Als de meter met de Test-toets wordt uitgezet, geeft deze aan
hoeveel teststroken er nog in de cassette beschikbaar zijn (zie
hoofdstuk 2.3.2).
i
Als er niet op een toets wordt gedrukt, wordt de meter na ca. 60
seconden automatisch uitgezet. Alle instellingen, die u tot dat
moment met de S-toets heeft bevestigd, blijven behouden. Instel-
lingen, die u niet met de S-toets heeft bevestigd, gaan verloren
en de oorspronkelijke instellingen blijven van toepassing.
44
Instellen van de meter
45
Instellen van de meter
3
3.2 De meter aanzetten

Druk bij een uitgeschakelde meter op de S-toets.
De meter start zonder een teststrook naar buiten te transporteren.
Na de displaytest (zie hoofdstuk 2.2.2) wordt de actuele instelling van
het akoestische signaal
knipperend op de display weergegeven.
3.3 Akoestisch signaal of akoestische modus instellen
U bevindt zich hier
Akoestisch
signaal/akoesti-
sche modus
Helderheid
van de display
Jaar
Tijd- en datum-
weergave
aan / uit /
akoestische modus
laag / gemiddeld / hoog 24-uur / 12-uur
Tijd Datum Wekkerfunctie-
Alarmfunctie voor
hypoglykemie
uren, minuten maand, dag
uit / 1, 2 en 3
(uren, min.)
uit / grenswaarde
Deze instelling biedt u de mogelijkheid om het akoestische signaal in- of
uit te schakelen resp. de akoestische modus in te schakelen.
Als het akoestische signaal is ingeschakeld, hoort u tijdens een meting
een pieptoon,
" als de meter gereed is om een meting uit te voeren en er bloed of
controleoplossing met de teststrook opgezogen kan worden,
" als er door de teststrook voldoende bloed of controleoplossing is
opgezogen en de meting begint,
" als de meetwaarde op de display wordt weergegeven,
" als de alarmfunctie voor hypoglykemie is ingeschakeld en de meet-
waarde beneden de ingestelde grenswaarde ligt,
" als de meter op de display een foutmelding weergeeft.
46
Instellen van de meter
47
Instellen van de meter
3
Akoestisch signaal uitge-
schakeld
(off = Engels voor uit)
Akoestische modus
ingeschakeld
Het akoestische signaal is in de fabriek ingeschakeld (
H
).
Druk op de M-toets om telkens de volgende keuzemogelijkheid te
selecteren.
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Vervolgens komt u bij de instelling van de helderheid.
Opmerkingen
i
Als u de akoestische modus
H
selecteert, klinkt er een akoes-
tisch signaal.
i
De instelling van het akoestische signaal heeft geen invloed op
de wekkerfunctie. Als u de wekkerfunctie heeft ingeschakeld (zie
hoofdstuk 3.9), dan herinnert de meter u er met akoestische sig-
nalen altijd aan, dat u een bloedglucosemeting uit moet voeren,
ook als u het akoestische signaal heeft uitgeschakeld.
Er zijn twee soorten akoestische signalen, die door een verschil in de
hoogte van het geluid van elkaar te onderscheiden zijn. Bij de alarm-
functie voor hypoglykemie en bij een foutmelding klinkt er een hogere
toon dan in de andere genoemde gevallen.
Als de akoestische modus is ingeschakeld, geeft de meter u d.m.v. de
hierboven genoemde akoestische signalen aanwijzingen voor het uit-
voeren van de bloedglucosemeting. Het meetresultaat wordt eveneens
door een reeks akoestische signalen weergegeven (zie hoofdstuk 6).
Akoestisch signaal ingeschakeld
(on = Engels voor aan)
48
Instellen van de meter
49
Instellen van de meter
3
3.4 De helderheid van de display instellen
U bevindt zich hier
Akoestisch
signaal/akoesti-
sche modus
Helderheid
van de display
Jaar
Tijd- en datum-
weergave
aan / uit /
akoestische modus
laag / gemiddeld / hoog 24-uur / 12-uurr
Tijd Datum Wekkerfunctie
Alarmfunctie voor
hypoglykemie
uren, minuten maand, dag
uit / 1, 2 en 3
(uren, min.)
uit / grenswaarde
U kunt deze instelmodus gebruiken om de helderheid van de op de dis-
play weergegeven symbolen en getallen naar uw wens in te stellen. De
helderheid kan op drie niveaus worden ingesteld: laag, gemiddeld en
hoog.
De helderheid is in de fabriek ingesteld op gemiddeld (rechtboven op de
display weergegeven door
).
gemiddelde helderheid
(niveau
)
lage helderheid
(niveau
)
hoge helderheid
(niveau
)
Druk op de M-toets om telkens de volgende keuzemogelijkheid te
selecteren.
De helderheid van de display wijzigt met de door u geselecteerde instel-
ling.
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Vervolgens komt u bij de instelling van het jaar.
50
Instellen van de meter
51
Instellen van de meter
3
3.5 Jaar instellen
U bevindt zich hier
Akoestisch
signaal/akoesti-
sche modus
Helderheid
van de display
Jaar
Tijd- en datum-
weergave
aan / uit /
akoestische modus
laag / gemiddeld / hoog 24-uur / 12-uur
Tijd Datum Wekkerfunctie
Alarmfunctie voor
hypoglykemie
uren, minuten maand, dag
uit / 1, 2 en 3
(uren, min.)
uit / grenswaarde
Het op dit moment ingestelde jaartal knippert rechtsboven op de display.
Druk zo vaak op de M-toets of houd deze zolang ingedrukt tot het
gewenste jaartal op de display wordt weergegeven
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Vervolgens komt u bij de instelling van de tijd- en datumweergave.
Opmerkingen
i
Het ingevoerde jaartal wordt niet op de display weergegeven, niet
tijdens de meting, noch bij het meetresultaat of bij het oproepen
van het meetresultaat uit het geheugen. Het jaartal wordt alleen
in de instelmodus weergegeven. Toch is het invoeren van het
juiste jaartal belangrijk, omdat de meter anders bij schrikkeljaren
geen rekening kan houden met 29 februari. Daarnaast is het jaar-
tal nodig voor een eenduidige identificatie van uw bloedglucose-
resultaten, als u deze voor analyse of verdere bewerking naar
een computer wilt downloaden.
i
Het jaartal kan worden ingesteld op het jaar van productie of een
jaartal tot en met 32 jaren na het jaar van productie.
52
Instellen van de meter
53
Instellen van de meter
3
3.6 Tijd- en datumweergave instellen
U bevindt zich hier
Akoestisch
signaal/akoesti-
sche modus
Helderheid
van de display
Jaar
Tijd- en datum-
weergave
aan / uit /
akoestische modus
laag / gemiddeld / hoog 24-uur / 12-uurr
Tijd Datum Wekkerfunctie
Alarmfunctie voor
hypoglykemie
uren, minuten maand, dag
uit / 1, 2 en 3
(uren, min.)
uit / grenswaarde
U kunt uit twee weergaven kiezen. In de 24-uursweergave wordt de tijd
van 0:00 tot en met 23:59 weergegeven. Als u voor deze weergave
kiest, wordt de datum als DD-MM (dag-maand, geen jaar) weergegeven.
In de 12-uurs-weergave wordt de tijd van 12:00 tot en met 11:59 weer-
gegeven met de toevoeging a.m. of p.m. Als u voor deze weergave kiest,
wordt de datum als MM-DD (maand-dag, geen jaar) weergegeven.
Gelijktijdig met de tijd- en datumweergave worden ook de actueel inge-
stelde tijd en de actueel ingestelde datum weergegeven. Als de tijd- en
datumweergave wordt gewijzigd, dan worden de displayweergaven van
tijd en datum eveneens gewijzigd.
De ingestelde tijd- en datumweergave knippert op de display.
In de fabriek is de 24-uursweergave t (
B
) ingesteld.
Druk op de M-toets, als u de 12-uursweergave wilt selecteren.Op de
display verschijnt
B
Als u de M-toets nogmaals indrukt, verschijnt
B
weer op de display
en is de 24-uursweergave weer ingesteld
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Vervolgens komt u bij de instelling van de tijd.
54
Instellen van de meter
55
Instellen van de meter
3
Druk zo vaak op de M-toets of houd deze zolang ingedrukt tot het
gewenste uur op de display wordt weergegeven.
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Vervolgens komt u bij de instelling van de minuten.
De minutenweergave knippert linksboven op de display.
24-uurs-
weergave
12-uurs-
weergave
24-uurs-
weergave
12-uurs-
weergave
3.7 Tijd instellen
Akoestisch
signaal/akoesti-
sche modus
Helderheid
van de display
Jaar
Tijd- en datum-
weergave
aan / uit /
akoestische modus
laag / gemiddeld / hoog 24-uur / 12-uur
Tijd Datum Wekkerfunctie
Alarmfunctie voor
hypoglykemie
uren, minuten maand, dag
uit / 1, 2 en 3
(uren, min.)
uit / grenswaarde
U bevindt zich hier
De actueel ingestelde tijd en de actueel ingestelde datum worden op de
display weergegeven.
De uurweergave knippert linksboven op de display.
56
Instellen van de meter
57
Instellen van de meter
3
Druk zo vaak op de M-toets of houd deze zolang ingedrukt tot het
gewenste aantal minuten op de display wordt weergegeven.
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Vervolgens komt u bij de instelling van de datum.
3.8 Datum instellen
Akoestisch
signaal/akoesti-
sche modus
Helderheid
van de display
Jaar
Tijd- en datum-
weergave
aan / uit /
akoestische modus
laag / gemiddeld / hoog 24-uur / 12-uur
Tijd Datum Wekkerfunctie
Alarmfunctie voor
hypoglykemie
uren, minuten maand, dag
uit / 1, 2 en 3
(uren, min.)
uit / grenswaarde
U bevindt zich hier
Het getal voor de maandweergave knippert rechtsboven op de display.
Druk zo vaak op de M-toets of houd deze zolang ingedrukt tot de
gewenste maand op de display wordt weergegeven
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Vervolgens komt u bij de instelling van de dag
24-uursweergave
(DD-MM)
12-uursweergave
(MM-DD)
58
Instellen van de meter
59
Instellen van de meter
3
Het getal voor de dagweergave knippert rechtsboven op de display.
3.9 Wekkerfunctie instellen
Akoestisch
signaal/akoesti-
sche modus
Helderheid
van de display
Jaar
Tijd- en datum-
weergave
aan / uit /
akoestische modus
laag / gemiddeld / hoog 24-uur / 12-uur
Tijd Datum Wekkerfunctie
Alarmfunctie voor
hypoglykemie
uren, minuten maand, dag
uit / 1, 2 en 3
(uren, min.)
uit / grenswaarde
U bevindt zich hier
U kunt deze functie van de meter gebruiken om u eraan te herinneren,
dat u een bloedglucosemeting uit moet voeren. U kunt drie herinnerin-
gen (tijdstippen) instellen.
Op het ingestelde tijdstip klinkt iedere dag gedurende 20 seconden het
bijbehorende akoestische signaal. Hierna wordt de meter weer uitgezet.
U kunt het akoestische signaal echter ook eerder uitzetten. Druk hiertoe
op één van de drie toetsen. Hierna wordt de meter uitgezet. Hierbij
wordt geen teststrook naar buiten getransporteerd.
Zolang er een akoestisch signaal
klinkt, wordt de volgende display
op de meter weergegeven:
Druk zo vaak op de M-toets of houd deze zolang ingedrukt tot de
gewenste dag op de display wordt weergegeven.
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Vervolgens komt u bij de instelling van de wekkerfunctie.
24-uursweergave
(DD-MM)
12-uursweergave
(MM-DD)
60
Instellen van de meter
61
Instellen van de meter
3
Het invoeren van de instelling verloopt in twee stappen. Allereerst moet
u vastleggen of de wekkerfunctie in principe ingeschakeld (
H
) of uit-
geschakeld (
) moet zijn. Als de wekkerfunctie is ingeschakeld, kunt
u de herinneringstijden invoeren resp. wijzigen.
In de fabriek is de wekkerfunctie (
symbol) uitgeschakeld.
 
knip-
pert op de display (off = Engels voor uit).
Druk op de M-toets, om de wekkerfunctie in te schakelen. Op de
display verschijnt
H
(on = Engels voor aan).
Als u nogmaals op de M-toets drukt, verschijnt
weer op de display
en is de wekkerfunctie weer uitgeschakeld.
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Als u de wekkerfunctie heeft ingeschakeld, komt u vervolgens bij het
instellen van het tijdstip van de eerste herinnering. De volgende display
verschijnt:
24-uursweergave 12-uursweergave
Als u de wekkerfunctie heeft uitgeschakeld, komt u bij de instelling van
de alarmfunctie voor hypoglykemie. De volgende display wordt weerge-
geven (zie hoofdstuk 3.10):
62
Instellen van de meter
63
Instellen van de meter
3
Druk zo vaak op de M-toets of houd deze zolang ingedrukt tot het
gewenste uur op de display wordt weergegeven.
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
Vervolgens komt u bij de instelling van de minuten.
De minutenweergave knippert linksboven op de display.
Druk zo vaak op de M-toets of houd deze zolang ingedrukt tot het
gewenste aantal minuten op de display wordt weergegeven.
Druk op de S-toets, om de geselecteerde instelling op te slaan.
24-uurs-
weergave
12-uurs-
weergave
24-uurs-
weergave
12-uurs-
weergave
Herinneringstijdstippen instellen
De procedure voor het instellen van het tijdstip van een herinnering is
voor alle herinneringen hetzelfde. Het invoeren van een tijdstip wordt
hieronder met herinnering 1 als voorbeeld toegelicht. De cijfers

of
op de display staan respectievelijk voor herinnering 1, 2 of 3.
Het herinneringstijdstip is in de fabriek op 0:00 (24-uursweergave) resp.
12:00 a.m. (12-uursweergave) ingesteld. Dit tijdstip betekent, dat herin-
nering 1 is uitgeschakeld. Pas als u een ander tijdstip invoert, wordt
herinnering 1 ingeschakeld.
Allereerst worden de uren ingesteld en vervolgens de minuten.
De uurweergave knippert linksboven op de display.
64
Instellen van de meter
65
Instellen van de meter
3
U komt vervolgens bij het instellen van herinnering 2 en hierna van her-
innering 3.
Herinnering 2
24-uursweergave 12-uursweergave
Herinnering 3
24-uursweergave 12-uursweergave
Voor het instellen van de tijdstippen van herinnering 2 en van
herinnering 3 gaat u net zo te werk, als hierboven beschreven voor
herinnering 1.
Vervolgens komt u bij de instelling van de alarmfunctie voor hypoglyke-
mie
Opmerkingen
i
U hoeft niet alle drie herinneringstijdstippen in te voeren; u kunt
ook volstaan met het invoeren van één of twee tijdstippen. Als u
uw herinneringstijdstip(pen) heeft ingevoerd en de uurweergave
van de volgende herinnering knippert:
" drukt u zo vaak op de S-toets tot u bij de instelling van de
alarmfunctie voor hypoglykemie bent gekomen (zie hoofdstuk
3.10).
of
" u zet de meter uit met de Test-toets, als u geen alarmfunctie
voor hypoglykemie in wilt stellen.
i
U kunt de afzonderlijke herinneringen van de wekkerfunctie uit-
schakelen door de tijd ervan op 0:00 (24-uursweergave) resp.
12:00 a.m. (12-uursweergave) in te stellen. Iedere andere tijd
betekent, dat de wekkerfunctie voor deze herinnering is inge-
schakeld.
Voor een herinnering om middernacht moet u daarom de tijd
ofwel op één minuut voor middernacht (23:59 resp. 11:59 p.m.)
of op één minuut na middernacht (0:01 resp. 12:01 a.m.) instel-
len.
66
Instellen van de meter
67
Instellen van de meter
3
i
De meter kan u alleen aan het uitvoeren van een bloedglucose-
meting helpen herinneren, als het jaar, de tijd en de datum in de
meter ingesteld zijn. Als bij het vervangen van de batterijen de
instellingen van jaar, tijd en datum verloren zijn gegaan (zie
hoofdstuk 9), moet u deze opnieuw instellen, zodat de herinnerin-
gen actief kunnen zijn. De instellingen van de herinneringen zijn
hierbij niet verloren gegaan.
i
Als u de wekkerfunctie heeft ingeschakeld, dan herinnert de
meter u er met akoestische signalen altijd aan, dat u een bloed-
glucosemeting uit moet voeren, ook als u het akoestische signaal
heeft uitgeschakeld. De instelling van het akoestische signaal
heeft geen invloed op de wekkerfunctie.
i
Als u de wekkerfunctie volledig uitschakelt (
), blijven de
ingestelde herinneringstijdstippen opgeslagen.
i
Als de meter op het tijdstip van een herinnering reeds is inge-
schakeld, of dit nu voor een bloedglucosemeting is of om andere
redenen, dan wordt de herinnering onderdrukt. Het akoestische
signaal van de herinnering wordt alsnog afgegeven, als u de
meter heeft uitgezet of de meter zichzelf heeft uitgeschakeld. Het
akoestische signaal wordt dan pas afgegeven, niet eerder.
3.10 Alarmfunctie voor hypoglykemie instellen
Akoestisch
signaal/akoesti-
sche modus
Helderheid
van de display
Jaar
Tijd- en datum-
weergave
aan / uit /
akoestische modus
laag / gemiddeld / hoog 24-uur / 12-uur
Tijd Datum Wekkerfunctie
Alarmfunctie voor
hypoglykemie
uren, minuten maand, dag
uit / 1, 2 en 3
(uren, min.)
uit / grenswaarde
U bevindt zich hier
Om u te helpen bij het herkennen van een eventuele hypoglykemie, kunt
u uw meter zo instellen, dat deze u waarschuwt, als uw meetresultaat
op een te lage bloedglucosewaarde (hypoglykemie) wijst. U kunt kiezen,
welke grenswaarde u voor deze alarmfunctie in wilt stellen.
Als een meetwaarde beneden de door u ingestelde grenswaarde ligt,
verschijnt naast de meetwaarde ook het knipperende
symbool
op de display. Als het akoestische signaal (
H
) is ingeschakeld, hoort
u (na het akoestische signaal, dat u hoort, als het resultaat op de display
wordt weergegeven) 5 korte dubbele pieptonen. Deze 5 pieptonen klin-
ken niet, als het akoestische signaal is uitgeschakeld of als de akoesti-
sche modus (
H
) is ingeschakeld.
68
Instellen van de meter
69
Instellen van de meter
3
U kunt voor de alarmfunctie voor hypoglykemie tussen de volgende
grenswaarden kiezen:
" 3,3 mmol/L (60 mg/dL)
" 3,9 mmol/L (70 mg/dL)
" 4,4 mmol/L (80 mg/dL)
De alarmfunctie voor hypoglykemie
is in de fabriek uitgescha-
keld.
knippert op de display (off = Engels voor uit).
Druk op de M-toets om telkens de volgende keuzemogelijkheid te
selecteren.
Zet de meter uit met de Test-toets, als de gewenste grenswaarde
wordt weergegeven. Tegelijkertijd wordt de alarmfunctie voor hypo-
glykemie op deze grenswaarde ingesteld.
Opmerkingen
De waarschuwing voor een mogelijk te lage bloedglucosewaarde
(hypoglykemie) is alleen betrouwbaar, als de grenswaarde juist is
gekozen. Wij bevelen u daarom nadrukkelijk aan om de grens-
waarde in overleg met uw behandelende arts in te stellen. Deze
functie is absoluut geen vervanging van de instructie over hypo-
glykemie door uw arts of diabetesteam.
i
Iedere persoon kan een andere grenswaarde voor hypoglykemie
hebben. Daarom adviseren wij om de alarmfunctie voor hypogly-
kemie bij gebruik van deze bloedglucosemeter door medische
beroepsbeoefenaren niet in te schakelen.
70
Meten van de bloedglucosewaarde
71
Meten van de bloedglucosewaarde
4
4 Meten van de bloedglucosewaarde
4.1 Bloedglucosemeting voorbereiden
Voor het uitvoeren van een bloedglucosemeting heeft u het volgende
nodig:
" de meter met een in de meter geplaatste teststrokencassette
" de prikpen voor het verkrijgen van bloed
" een lancet voor de prikpen
Was uw handen met warm water en zeep en droog ze goed af. Hier-
door wordt de doorbloeding gestimuleerd en vervuiling van de prik-
plaats vermeden.
4.2 Prikpen voorbereiden
Met de prikpen kan bloed uit een vingertop, een oorlelletje of andere
(alternatieve) prikplaatsen worden verkregen. Als u bloed van alterna-
tieve prikplaatsen (zoals de bal van de duim, onderarm, bovenarm, kuit
of dijbeen) wilt afnemen, moet u het normale, zwarte dopje van de prik-
pen vervangen door een speciaal, transparant AST-dopje (dit is ingeslo-
ten bij de verpakking of op aanvraag verkrijgbaar bij de afdeling Custo-
mer Service van de lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics).
Lees daarnaast de gebruiksaanwijzing van het AST-dopje goed door,
voordat u bloed afneemt van alternatieve prikplaatsen.
De prikpen kan op 11 prikdiepten worden ingesteld en hierdoor aan uw
individuele huidtype worden aangepast. De prikpen kan zowel afzonder-
lijk als bevestigd aan de meter worden gebruikt.
De prikpen heeft aan de bovenkant een bedieningsknop (zie de afbeel-
ding in hoofdstuk 1.2). Deze bedieningsknop heeft drie functies
" Spannen van de prikpen
" Ontspannen van het lancet voor het verkrijgen van bloed
" Uitwerpen van het gebruikte lancet
Al deze functies kunt u met één hand uitvoeren. Voor iedere functie
hoeft u de bedieningsknop alleen maar in te drukken.
Om met de prikpen bloed te kunnen verkrijgen, moet u eerst een lancet
in de prikpen plaatsen en vervolgens de prikdiepte instellen.
72
Meten van de bloedglucosewaarde
73
Meten van de bloedglucosewaarde
4
0
/
Opmerkingen
De Accu-Chek Softclix Plus-prikpen is uitsluitend bedoeld voor
gebruik bij zelfcontrole door één persoon. De prikpen mag van-
wege infectiegevaar niet worden gebruikt voor het afnemen van
bloed bij meer dan één persoon.
Medische beroepsbeoefenaren, die bloedglucosemetingen uit-
voeren bij verschillende patiënten, mogen de Accu-Chek Softclix
Plus-prikpen niet gebruiken voor het verkrijgen van bloed en
moeten de prikpen hierom van de meter verwijderen. De prikpen
kan hierbij worden vervangen door een kapje (zie hoofdstuk
10.1).
Gebruik de Accu-Chek Softclix Plus-prikpen uitsluitend met
Accu-Chek Softclix-lancetten. Het gebruik van andere lancetten
kan de prikpen beschadigen of de werking van de prikpen nega-
tief beïnvloeden. Hierdoor kunt u zich verwonden.
4.2.1 Prikpen van de meter afnemen
Als u de prikpen gescheiden van de meter wilt gebruiken, kunt u deze
op de volgende wijze van de meter afnemen:
Schuif de ontgrendelingsknop in de richting van de pijl (1) en houd
deze in deze positie vast.
Trek de prikpen in de richting van de pijl van de meter (2).
74
Meten van de bloedglucosewaarde
75
Meten van de bloedglucosewaarde
4
4.2.2 Prikpen aan de meter bevestigen
Houd de meter horizontaal en met de uitsparing voor de prikpen
naar boven.
Leg de prikpen met de platte kant in het onderste uiteinde van de
uitsparing. De bedieningsknop moet in de richting van de ontgren-
delingsknop wijzen.
Schuif de prikpen in de richting van de pijl langs de meter tot deze
met een hoorbare KLIK wordt vergrendeld. Hierbij moeten de gelei-
ders, die zich aan de zijkanten van de uitsparing bevinden, in de
voegen van de prikpen glijden.
4.2.3 Lancet plaatsen
Trek het dopje van de prikpen.
Schuif een nieuw lancet in de lancethouder en duw zolang tot deze
met een hoorbare KLIK wordt bevestigd.
76
Meten van de bloedglucosewaarde
77
Meten van de bloedglucosewaarde
4
Draai het beschermingskapje van het lancet af.
Plaats het dopje weer op de prikpen.
Hierbij moet het gleufje in het dopje (1) op één lijn met de lijn voor
weergave van de ingestelde prikdiepte op de prikpen (2) liggen. Het
dopje moet met een duidelijk hoorbare KLIK worden bevestigd.
Opmerkingen
Als u de prikpen met een hierin geplaatst lancet heeft laten val-
len, is het mogelijk, dat het lancet los in de lancethouder is
komen te zitten. Het lancet is dan niet langer goed bevestigd en
mag niet meer worden gebruikt voor het verkrijgen van bloed.
In sommige gevallen kan het lancet zelfs door de opening voor
het lancet uit het dopje steken. In een dergelijk geval kunt u zich
aan het lancet verwonden. Pak de prikpen daarom nooit vast aan
de voorzijde van het dopje.
Als u de prikpen heeft laten vallen, moet u voorzichtig zijn bij het
oprapen. Trek het dopje van de prikpen. Let er hierbij op, dat u
zich niet aan het lancet verwondt. Werp het lancet altijd uit en
gooi dit weg, als de prikpen is gevallen (zie hoofdstuk 4.5). Plaats
hierna het dopje weer op de prikpen, zonder een lancet te plaat-
sen. Druk de bedieningsknop tweemaal geheel in. Plaats hierna
pas weer een lancet in de prikpen.
i
Het dopje moet voor het verkrijgen van bloed op de prikpen wor-
den geplaatst. Zonder dopje kan de prikpen niet worden gespan-
nen en het lancet niet worden ontspannen. In plaats hiervan
wordt het lancet uitgeworpen, als u op de bedieningsknop drukt.
/
0
78
Meten van de bloedglucosewaarde
79
Meten van de bloedglucosewaarde
4
4.3 Uitvoeren van een bloedglucosemeting
4.3.1 Aanzetten van de meter
Zet de meter aan met de Test-toets.
Na de displaytest (zie hoofdstuk 2.2.2) wordt er automatisch een test-
strook naar buiten getransporteerd en knipperen het teststrooksymbool
en het druppelsymbool op de display.
U heeft nu ongeveer 5 minuten de tijd om bloed met de teststrook op te
zuigen.
Opmerkingen
i
Zolang de displaytest wordt uitgevoerd, kunt u de meter weer
met de Test-toets uitzetten. In dit geval wordt er geen teststrook
naar buiten getransporteerd.
i
Als er tijdens de displaytest extra lijnen verschijnen of als er
delen van symbolen ontbreken, moet u contact opnemen met de
afdeling Customer Service van de lokale vertegenwoordiging van
Roche Diagnostics. Als dit het numerieke veld (de cijferweergave)

(mmol/L-meter) resp.

(mg/dL-meter) betreft, kan dit
er eventueel toe leiden, dat de meetwaarden niet juist worden
weergegeven.
80
Meten van de bloedglucosewaarde
81
Meten van de bloedglucosewaarde
4
4.3.2 Verkrijgen van een bloeddruppel
Voor het verkrijgen van capillair bloed zijn alle vingers en beide oorlelle-
tjes geschikt. Wij bevelen aan om het capillair bloed van de zijkant van
de vingertop af te nemen, omdat de pijnprikkel op deze plaats het
kleinst is.
U kunt de prikdiepte van het lancet op elf standen (van 0,5 tot 5,5)
instellen. De door u ingestelde prikdiepte wordt in het venster weerge-
geven, b.v.:
Hoe hoger het cijfer, des te groter de prikdiepte.
De halve standen – b.v. 2,5 – worden met een punt aangegeven. De
prikdiepte 2,5 is ingesteld, als de punt tussen 2 en 3 in het venster
staat. Om technische redenen wordt de prikdiepte 5,5 niet door een
punt weergegeven. Prikdiepte 5,5 wordt ingesteld, als u het dopje voor-
bij stand 5 draait en u het dopje weer op zijn plaats hoort klikken.
Draai het dopje op de door u gewenste prikdiepte. Bij iedere instel-
ling van de prikdiepte hoort u het dopje weer op zijn plaats klikken.
Als u de prikpen voor het eerst gebruikt, adviseren wij u om een geringe
prikdiepte (b.v. stand 2) in te stellen.
Om de vingerprik uit te voeren, moet u de prikpen eerst spannen.
Druk de bedieningsknop geheel in.
De bedieningsknop komt voor één derde weer naar buiten. De prikpen is
nu gespannen.
82
Meten van de bloedglucosewaarde
83
Meten van de bloedglucosewaarde
4
Opmerkingen
Gebruik voor iedere bloedafname een nieuw lancet. Hiermee ver-
kleint u niet alleen het risico van infecties, maar is het verkrijgen
van bloed ook vrijwel pijnloos.
Span de prikpen pas vlak voor het prikken. Als de prikpen in
gespannen toestand wordt bewaard, kunnen er onderdelen wor-
den verbogen, waardoor het goede functioneren van de prikpen
wordt belemmerd.
i
De verkregen hoeveelheid bloed is afhankelijk van de prikdiepte
en de druk, waarmee de prikpen op de huid wordt geplaatst. Als
de verkregen hoeveelheid bloed niet voldoende is, moet u het
opnieuw proberen en de prikpen ditmaal harder op de huid druk-
ken. Heeft dit onvoldoende effect, dan moet u vervolgens staps-
gewijze de prikdiepte vergroten. Komt er teveel bloed vrij, dan
moet u de prikdiepte verkleinen.
Druk de prikpen stevig op de gewenste prikplaats.
U voelt de opening voor het lancet met de kleine uitstulping op het dopje
tegen uw huid drukken. Door deze opening zal het lancet uw huid bin-
nendringen.
Druk de bedieningsknop geheel in.
Het lancet wordt ontspannen en dringt de huid binnen.
Stimuleer de vorming van een bloeddruppel door de vinger met
lichte druk in de richting van de vingertop te masseren.
84
Meten van de bloedglucosewaarde
85
Meten van de bloedglucosewaarde
4
4.3.3 Bloed opzuigen met de teststrook
Wacht tot het teststrooksymbool en het druppelsymbool op de dis-
play knipperen en het akoestische signaal klinkt (indien ingescha-
keld).
Houd de meter zodanig vast, dat de teststrook naar beneden wijst
(zie afbeelding).
Direct nadat er zich een bloeddruppel heeft gevormd:
Houd de voorkant van de teststrook tegen de bloeddruppel, zodat de
zwarte inkeping de bloeddruppel raakt.
De teststrook zuigt bloed op.
Haal uw vinger van de teststrook weg, zodra het zandlopersymbool
op de display wordt weergegeven en het akoestische signaal (indien
ingeschakeld) klinkt.
86
Meten van de bloedglucosewaarde
87
Meten van de bloedglucosewaarde
4
De teststrook heeft dan voldoende bloed opgezogen en de meting wordt
gestart. Het zandlopersymbool
igeeft aan dat de meter op dit
moment een meting aan het uitvoeren is.
De meting is na ca. 5 seconden voltooid. Het meetresultaat verschijnt op
de display en het akoestische signaal klinkt (indien ingeschakeld). Dit
meetresultaat wordt tegelijkertijd door de meter in het geheugen opge-
slagen.
Veeg de prikplaats met een schone, droge tissue af.
Wij adviseren om de prikplaats hierna met een pleister tegen vervuiling
te beschermen.
Opmerkingen
Raak de teststrook alleen aan, als u bloed op wilt zuigen. Restan-
ten van b.v. eten, drinken of huidcrème, die zich op de huid
bevinden, kunnen anders op de teststrook terechtkomen en tot
onjuiste meetwaarden leiden. Onjuiste meetwaarden kunnen tot
onjuiste beslissingen met betrekking tot de behandeling leiden,
waardoor er ernstige schade aan de gezondheid kan worden toe-
gebracht.
Buig de teststrook niet voor of tijdens het opzuigen van het bloed.
Buig of beweeg de teststrook niet tijdens de meting. Als de test-
strook wordt verbogen of bewogen kan er op de display een
onjuiste meetwaarde of een foutmelding E-5 (zie hoofdstuk 12.2)
worden weergegeven.
Als u met de teststrook te vroeg bloed heeft opgezogen, d.w.z.
voordat het teststrook- en druppelsymbool op de display knipper-
den, kan er op de display een onjuiste meetwaarde of een fout-
melding E-5 (zie hoofdstuk 12.2) worden weergegeven.
Zet de meter uit met de Test-toets om de teststrook uit te werpen
(zie hoofdstuk 4.4) en gooi de teststrook weg. Herhaal de bloed-
glucosemeting met een nieuwe teststrook.
88
Meten van de bloedglucosewaarde
89
Meten van de bloedglucosewaarde
4
i
Als de meting niet wordt gestart, ofschoon u de bloeddruppel
tegen de teststrook heeft gehouden, heeft de teststrook te weinig
bloed opgezogen. U mag in dit geval binnen een bepaalde tijds-
periode extra bloed met de teststrook opzuigen (zie de bijsluiter
van de verpakking van de teststrokencassette).
i
Als er tijdens het weergeven van de meetwaarde op de display
niet één doch meerdere akoestische signalen klinken, is of de
alarmfunctie voor hypoglykemie ingeschakeld en ligt de meet-
waarde beneden de grenswaarde (zie hoofdstuk 3.10) of de
akoestische modus is ingeschakeld (zie hoofdstukken 3.3 en 6).
Houd de meter altijd met de teststrook naar beneden, als u bloed
met de teststrook opzuigt. Als u de teststrook omhoog of horizon-
taal houdt of de meter met teststrook neerlegt, kan er bloed in de
meter lopen en deze vervuilen.
i
Zodra het teststrooksymbool en het druppelsymbool knipperend
op de display worden weergegeven, heeft u ca. 5 minuten de tijd
om het bloed met de teststrook op te zuigen. Als er binnen deze
tijd geen bloed is opgezogen, d.w.z. dat de meting niet is gestart,
schakelt de meter zichzelf automatisch uit. Druk in dit geval op
de Test-toets om de teststrook uit te werpen (zie hoofdstuk 4.4)
en gooi de teststrook weg. Start de bloedglucosemeting opnieuw
met een nieuwe teststrook.
90
Meten van de bloedglucosewaarde
91
Meten van de bloedglucosewaarde
4
4.4 Teststrook uitwerpen
Houd de meter met de teststrook naar beneden boven een afvalcon-
tainer.
Zet de meter uit met de Test-toets.
De gebruikte teststrook wordt uitgeworpen.
Voordat de meter wordt uitgezet, geeft deze aan hoeveel teststroken er
zich nog in de cassette bevinden (zie hoofdstuk 2.3.2).
Opmerkingen
Zet de meter altijd uit met de Test-toets om de teststrook uit te
werpen. Trek de teststrook niet uit de meter. Als u de gebruikte
teststrook uit de meter trekt, kan er bloed in de meter terechtko-
men en deze vervuilen
Schuif uitgeworpen teststroken niet terug in de teststrokencas-
sette. Ook geen teststroken, die per ongeluk ongebruikt zijn uit-
geworpen. Deze teststroken kunnen tot onjuiste meetwaarden
leiden. Onjuiste meetwaarden kunnen tot onjuiste beslissingen
met betrekking tot de behandeling leiden, waardoor er ernstige
schade aan de gezondheid kan worden toegebracht.
i
Als u de meter niet uitzet, wordt deze na ca. 60 seconden auto-
matisch uitgezet. De teststrook blijft dan echter in de meter.
De volgende keer, dat u de meter aanzet, wordt de teststrook uit-
geworpen, waarna de meter zichzelf automatisch weer uitscha-
kelt
i
Gebruikte teststroken kunt u met het gewone huisvuil weggooien.
92
Meten van de bloedglucosewaarde
93
Meten van de bloedglucosewaarde
4
4.5 Gebruikt lancet uitwerpen
Trek het dopje van de prikpen
Houd de prikpen loodrecht boven een afvalcontainer.
Druk de bedieningsknop in tot u een KLIK hoort.
Het lancet valt uit de prikpen.
Plaats het dopje weer op de prikpen.
Als het lancet niet uit de prikpen valt:
Houd de bedieningsknop ingedrukt.
Haak de witte ring van het dopje achter de rand van het lancet.
Om achter de rand van het lancet te kunnen komen, is aan de binnen-
kant van de lancethouder een uitsparing gemaakt (zie afbeelding).
Gebruik de witte ring om het lancet uit de lancethouder te trekken.
94
Meten van de bloedglucosewaarde
95
Meten van de bloedglucosewaarde
4
4.6 De voor, tijdens of na een meting op de display weergegeven
symbolen en hun betekenis
De volgende symbolen kunnen voor, tijdens of na een meting op de dis-
play worden weergegeven. Voor meer informatie kunt u hoofdstuk 12.1
raadplegen.
Het akoestische signaal (
H
) of de akoestische modus
(
H
) is ingeschakeld.
Er is ten minste één herinnering ingeschakeld.
Terwijl de meetwaarde op de display wordt weergegeven:
U heeft de alarmfunctie voor hypoglykemie ingeschakeld. Het
resultaat ligt beneden de door u ingestelde grenswaarde. Als
het akoestische signaal (
H
) is ingeschakeld, hoort u (na
het akoestische signaal, dat u hoort, als het resultaat op de
display wordt weergegeven) 5 korte dubbele pieptonen.
De batterijen worden zwakker.
De gebruiksduur van de teststrokencassette is overschreden.
U heeft een aangebroken teststrokencassette geplaatst.
De temperatuur ligt buiten het toegestane bereik van +10 °C
tot +40 °C.
De meter vraagt u om een functiecontrole uit te voeren.
De controleoplossing is door de teststrook opgezogen en de
meter heeft de meetwaarde als functiecontrole gemarkeerd.
Opmerkingen
Let erop of het lancet uit de prikpen is gevallen. Als het lancet
zich ongemerkt nog steeds in de prikpen bevindt, kunt u zich aan
het lancet verwonden.
Gooi de gebruikte lancetten op een zodanige wijze weg, dat ver-
wonding aan de naald uitgesloten is.
i
U kunt een lancet alleen uitwerpen, als u eerst het dopje heeft
verwijderd. Als het dopje zich op de prikpen bevindt, dan wordt
de prikpen gespannen, als u op de bedieningsknop drukt.
96
Meten van de bloedglucosewaarde
97
Meten van de bloedglucosewaarde
4
In plaats van een meetwaarde:
De meetwaarde is hoger dan 33,3 mmol/L (600 mg/dL).
In plaats van een meetwaarde:
De meetwaarde is lager dan 0,6 mmol/L (10 mg/dL).
4.7 Bijzondere meetwaarden markeren
Bijzondere meetwaarden, b.v. meetwaarden, die verkregen zijn met
bloed van alternatieve prikplaatsen of na sportieve activiteiten, kunnen
met een sterretje
worden gemarkeerd.
De markering kan alleen worden uitgevoerd als de meetwaarde op de
display wordt weergegeven en u de meter nog niet heeft uitgezet.
Geen ander symbool Sterretje
Terwijl de meetwaarde op de display wordt weergegeven:
Druk op de S-toets. Het sterretje verschijnt op de display.
Als u nogmaals op de S-toets drukt, verdwijnt het sterretje weer van de
display.
De meetwaarde wordt tezamen met het sterretje opgeslagen, als het
sterretje op de display wordt weergegeven en u de meter met de Test-
toets uitzet.
4.8 Meetwaarden beoordelen
Als de weergegeven meetwaarde overeenkomt met uw fysieke
toestand, moet u de aanwijzingen van uw arts opvolgen. Als de
weergegeven meetwaarde echter niet overeenkomt met uw
fysieke toestand, moet u een functiecontrole uitvoeren met een
Accu-Chek Compact Autocontrol-oplossing en een nieuwe test-
strook (zie hoofdstuk 7). Herhaal vervolgens de bloedglucoseme-
ting. Als de nieuwe meetwaarde eveneens niet overeenkomt met
uw fysieke toestand, moet u contact opnemen met uw arts.
Wijzig uw behandeling niet op basis van een enkele meetwaarde.
98
Meten van de bloedglucosewaarde
99
Meten van de bloedglucosewaarde
4
4.8.1 Meetbereik
De meter meet bloedglucosewaarden binnen een gedefinieerd bereik
(0,6-33,3 mmol/L of 10-600 mg/dL).
Meetwaarden, die beneden dit bereik liggen, worden weergegeven met:
De meetwaarde is lager dan 0,6 mmol/L (10 mg/dL).
Meetwaarden, die boven dit bereik liggen, worden weergegeven met:
De meetwaarde is hoger dan 33,3 mmol/L (600 mg/dL).
Deze meetwaarden worden niet bij de berekening van de gemiddelde
waarden gebruikt (zie hoofdstuk 5.3).
4.8.2 Twijfelachtige meetwaarden – mogelijke oorzaken van fouten
Als uw meter regelmatig twijfelachtige meetwaarden of foutmeldingen
weergeeft, moet u de volgende punten controleren:
Heeft u de bloedglucosemeting overeenkomstig de gebruiks-
aanwijzing uitgevoerd (zie hoofdstuk 4.3)?
ja
Heeft u uw handen met warm water en zeep gewassen om de
doorbloeding te verbeteren en resten van b.v. eten, drinken of
huidcrème, die zich op de huid bevinden, te verwijderen?
Heeft u uw handen goed afgedroogd?
ja
Heeft u uw vinger met slechts lichte druk in de richting van de
vingertop gemasseerd?
ja
Heeft u de teststrook verbogen, voordat of terwijl er bloed
mee werd opgezogen?
nee
Heeft u het bloed pas met de teststrook opgezogen, nadat het
teststrooksymbool en het druppelsymbool op de display knip-
perden?
ja
Heeft u het bloed met de teststrook opgezogen, direct nadat
de bloeddruppel zich gevormd had?
ja
Heeft u de teststrook tijdens de meting verbogen of bewogen? nee
100
Meten van de bloedglucosewaarde
101
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
Heeft u de meting binnen het juiste temperatuurbereik
(+10 °C tot +40 °C) uitgevoerd?
ja
Is de vervaldatum van de teststroken overschreden (zie het
etiket op de flacon van de teststrokencassette naast het
symbool )?
nee
Is de gebruiksduur van de teststrokencassette van 90 dagen
overschreden (zie hoofdstuk 2.3.1 en eventueel het kloksym-
bool
op de display van de meter)?
nee
Zijn de teststrokengeleider en het meetvenster schoon? ja
Heeft u de bewaarcondities van de meter en de teststroken-
cassette in acht genomen (zie hoofdstuk 11 en de bijsluiter
van de verpakking van de teststrokencassette)?
ja
Heeft u met de in de bijsluiter van de verpakking van de test-
strokencassette genoemde oorzaken van fouten rekening
gehouden?
ja
Als u deze punten heeft gecontroleerd en toch nog foutmeldingen of
twijfelachtige meetwaarden krijgt, moet u contact opnemen met de
afdeling Customer Service van de lokale vertegenwoordiging van Roche
Diagnostics.
Als de meter is gevallen, kan dit eveneens tot foutmeldingen of twijfel-
achtige meetwaarden leiden. Neem in dit geval eveneens contact op
met de afdeling Customer Service van de lokale vertegenwoordiging van
Roche Diagnostics.
5 De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek
gebruiken
5.1 Het geheugen
De meter kan maximaal 500 meetwaarden met tijd en datum in het
geheugen opslaan (indien u tijd en datum heeft ingesteld). Om een
meetwaarde op te slaan hoeft u niets te doen. Alle meetwaarden wor-
den automatisch door de meter in het geheugen opgeslagen en doorlo-
pend genummerd. Aan de laatst gemeten waarde wordt altijd geheu-
genplaats 1 toegekend, aan de hiervoor gemeten waarde
geheugenplaats 2, enz. tot geheugenplaats 500. Als alle geheugenplaat-
sen bezet zijn, wordt na een nieuwe meting de waarde op geheugen-
plaats 500 gewist, schuiven alle andere meetwaarden een plaats op en
wordt de nieuwe waarde op geheugenplaats 1 opgeslagen.
Naast meetwaarde, tijd en datum wordt ook alle andere, voor de meting
belangrijke informatie opgeslagen. Zo worden bijvoorbeeld meetwaar-
den, die als functiecontrole zijn gemarkeerd (zie hoofdstuk 7), tezamen
met het flesjessymbool
. weergegeven. Meetwaarden, die buiten het
toegestane temperatuurbereik zijn gemeten, worden tezamen met het
thermometersymbool
weergegeven. Een compleet overzicht van de
symbolen, die op de display kunnen worden weergegeven, vindt u in
hoofdstuk 12.1.
102
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
103
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
Oproepen van opgeslagen meetwaarden:
Druk eenmaal op de M-toets om naar de eerstvolgende, eerder
opgeslagen (oudere) meetwaarde te gaan.
Met de M-toets kunt u teruggaan naar de oudste, opgeslagen meet-
waarde (maximaal 500 meetwaarden). Als u de M-toets ingedrukt houdt,
worden de meetwaarden versneld weergegeven. Hierbij wordt in het
begin langzaam door de meetwaarden in het geheugen gebladerd en
vervolgens steeds sneller.
Om weer terug te keren naar meer recent opgeslagen meetwaarden:
Druk op de S-toets. Houd de S-toets ingedrukt om de meetwaarden
versneld weer te geven.
5.2 Oproepen van opgeslagen meetwaarden
Druk bij een uitgeschakelde meter op de M-toets.
De meter start zonder een teststrook naar buiten te transporteren.
Na de displaytest (zie hoofdstuk 2.2.2) wordt de laatst opgeslagen
(meest recente) meetwaarde met tijd, datum en
op de display
weergegeven. (
staat voor memory, Engels voor geheugen).
Tijd en datum op het
moment van de meting
104
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
105
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
Door op de S-toets te drukken kunt u terugbladeren naar de laatst
opgeslagen (meest recente) meetwaarde.
Geheugenplaats 1
laatst opgeslagen (meest recente) meetwaarde
Geheugenplaats 2
Geheugenplaats 3
Geheugenplaats 499
Geheugenplaats 500
oudste meetwaarde
Als het akoestische signaal (
H
) of de akoestische modus (
H
) is
ingeschakeld, klinkt er telkens een akoestisch signaal,
" als u bij de oudste meetwaarde bent aangekomen (dit is de geheu-
genplaats met het hoogste geheugenplaatsnummer, zie hoofdstuk
5.1) en u op de M-toets drukt,
" als u bij de laatst opgeslagen (meest recente) meetwaarde bent
aangekomen en u op de S-toets drukt.
U kunt het geheugen met de opgeslagen meetwaarden op ieder wille-
keurig moment verlaten.
Druk hiertoe op de Test-toets.
De meter schakelt zichzelf uit.
Opmerkingen
i
Zet de meter uitsluitend met de M-toets aan als u opgeslagen
meetwaarden wilt bekijken.
Als u de meter in plaats hiervan met de Test-toets aanzet en er
zich een cassette in de meter bevindt, wordt er een teststrook
naar buiten getransporteerd.
i
Als er nog geen meetwaarden in het geheugen zijn opgeslagen,
verschijnen er alleen drie horizontale streepjes op de display.
106
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
107
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
i
Als de tijd en de datum op het tijdstip van meting niet waren
ingesteld, verschijnt in plaats van de tijd en de datum het geheu-
genplaatsnummer op de display.
Geheugenplaatsnummer
Als er in het geheugen van de meter zowel meetwaarden met tijd
en datum als meetwaarden zonder tijd en datum zijn opgeslagen,
dan worden de uit het geheugen opgeroepen meetwaarden
afhankelijk hiervan met tijd en datum of met geheugenplaats-
nummer op de display weergegeven.
i
Als de meter met de Test-toets wordt uitgezet, geeft deze aan
hoeveel teststroken er nog in de cassette beschikbaar zijn (zie
hoofdstuk 2.3.2).
i
De meter schakelt zichzelf automatisch uit, als u gedurende
60 seconden geen toets heeft ingedrukt.
5.3 Gemiddelde waarde en de hoogste- en de laagste meetwaar-
de van 7, 14 en 30 dagen
De meter kan de gemiddelde waarde van de meetwaarden van de laat-
ste 7, 14 of 30 dagen op de display weergeven. Daarnaast kunnen de
laagste- en hoogste meetwaarde van deze 3 tijdsperiodes op de display
worden weergegeven. Alle meetwaarden, die in de betreffende tijdsperi-
ode liggen, worden hierbij in de berekening meegenomen. De meet-
waarden van de huidige dag zijn altijd bij de berekening inbegrepen. Bij
meer dan 500 meetwaarden in de betreffende periode zal de bereke-
ning gebaseerd zijn op de laatste 500 meetwaarden.
Druk bij een uitgeschakelde meter op de M-toets.
De meter start zonder een teststrook naar buiten te transporteren.
Na de displaytest (zie hoofdstuk 2.2.2) wordt de laatst opgeslagen
(meest recente) meetwaarde met tijd, datum en
op de display
weergegeven (
staat voor memory, Engels voor geheugen).
108
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
109
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
/0
Gemiddelde
waarde
Laagste meet-
waarde
Hoogste meet-
waarde
Druk gelijktijdig op de M-toets en de S-toets.
De gemiddelde waarde van de meetwaarden van de laatste 7 dagen
wordt weergegeven.
/ Linksboven wordt het aantal meetwaarden (n) weergegeven, dat
voor de berekening is gebruikt (in dit voorbeeld 30).
0 Rechtsboven wordt het aantal dagen, waarvoor de gemiddelde
waarde is berekend, weergegeven (in dit voorbeeld 7). [day = Engels
voor dag, average = Engels voor gemiddelde].
Druk nogmaals gelijktijdig op de M-toets en de S-toets om naar de
andere gemiddelde waarden te gaan.
Na de gemiddelde waarde van 7 dagen worden achtereenvolgens de
gemiddelde waarden van 14 dagen en 30 dagen weergegeven, hierna
weer de gemiddelde waarde van 7 dagen.
Voor elk van deze tijdsperiodes kunt u de laagste- en de hoogste meet-
waarde laten weergeven.
Als één van de drie gemiddelde waarden op de display wordt weergege-
ven:
Houdt de M-toets ingedrukt om de laagste meetwaarde te laten
weergeven
Houdt de S-toets ingedrukt om de hoogste meetwaarde te laten
weergeven.
Zolang u de M-toets of de S-toets ingedrukt houdt, wordt de laagste-
resp. hoogste meetwaarde van de betreffende tijdsperiode met tijd en
datum op de display weergegeven. Werd b.v. de gemiddelde waarde van
7 dagen op de display weergegeven, dan wordt de laagste- resp. hoog-
ste meetwaarde van de laatste 7 dagen op de display weergegeven.
110
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
111
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
Als u de toets loslaat, wordt de betreffende gemiddelde waarde weer
weergegeven.
Periode van 30 dagen
Periode van 14 dagen
Periode van 7 dagen
Geheugenplaats 1
laatst opgeslagen (meest recente) meetwaarde
Periode van 7 dagen
Laagste meetwaarde Gemiddelde waarde
Hoogste
meetwaarde
Laagste
meetwaarde
Gemiddelde waarde
Hoogste
meetwaarde
Laagste meetwaarde Gemiddelde waarde
Hoogste
meetwaarde
U kunt de display met de gemiddelde waarden op ieder willekeurig
moment verlaten.
Druk hiertoe op de Test-toets
De meter schakelt zichzelf uit.
Opmerkingen
i
Meetwaarden, die met het flesjessymbool als functiecontrole
zijn gemarkeerd, worden niet in de berekeningen meegenomen.
i
Meetwaarden, die met of op de display or worden weerge-
geven, worden niet in de berekening van de gemiddelde waarden
meegenomen, maar worden wel als laagste- resp. hoogste
waarde weergegeven.
i
De meter berekent de gemiddelde waarde en de laagste- en de
hoogste waarde van een bepaalde tijdsperiode ook, als de opge-
slagen meetwaarden een kleiner tijdsbestek beslaan. Bijvoor-
beeld: er zijn alleen gedurende de laatste 5 dagen metingen uit-
gevoerd. Er zijn verder geen meetwaarden opgeslagen of de
opgeslagen meetwaarden zijn ouder dan 30 dagen. Daarom wor-
den de gemiddelde waarde en de laagste- en de hoogste meet-
waarde van alle drie tijdsperiodes (7, 14 en 30 dagen) met de
meetwaarden van de laatste 5 dagen berekend.
+
+
+
+
112
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
113
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
i
Als er in één tijdsperiode een groot aantal meetwaarden is opge-
slagen, kan de berekening van de gemiddelde waarde enige tijd
in beslag nemen. Terwijl de berekening wordt uitgevoerd knippert
op de display.
i
Als er in de betreffende tijdsperiode geen meetwaarden in het
geheugen van de meter zijn opgeslagen, verschijnen er in plaats
van een getal drie horizontale streepjes
op de display.
Als de meetwaarden b.v. ouder zijn dan 7 dagen, kunnen de
gemiddelde waarde, de laagste meetwaarde en de hoogste
meetwaarde voor de periode van (de laatste) 7 dagen niet wor-
den berekend.
i
De meter kan de benodigde berekeningen alleen uitvoeren, als de
meetwaarden tezamen met tijd en datum waren opgeslagen. Als
u de tijd en de datum niet heeft ingevoerd, verschijnen er in
plaats van een getal drie horizontale streepjes
op de dis-
play.
i
Als u de tijd of de datum heeft gewijzigd, hierna een meting heeft
uitgevoerd en vervolgens de datum/tijd weer heeft teruggezet,
dan worden alleen de meetwaarden in de berekeningen meege-
nomen, die de meter in een ononderbroken chronologische volg-
orde heeft opgeslagen. Als de chronologische volgorde is onder-
broken, worden de hieraan voorafgaande meetwaarden niet in de
berekening meegenomen. Als u sinds de wijziging geen meting
meer heeft uitgevoerd, dan verschijnen er in plaats van een getal
drie horizontale streepjes
op de display.
i
Als er in het geheugen van de meter zowel meetwaarden met
datum en tijd als meetwaarden zonder datum en tijd zijn opge-
slagen, dan worden de gemiddelde waarden en de bijbehorende
laagste- en hoogste meetwaarde alleen berekend met de meet-
waarden, die met tijd en datum zijn opgeslagen en voor de eerste
meetwaarde zonder tijd en datum zijn gemeten. Bijvoorbeeld: In
het geheugen van de meter worden over een periode van 50
dagen 150 meetwaarden opgeslagen. De meetwaarde op geheu-
genplaats 51 werd opgeslagen zonder tijd en datum. De meet-
waarden op geheugenplaatsen 1 t/m 50, die met tijd en datum
waren opgeslagen, beslaan een periode van 20 dagen. Van deze
meetwaarden worden voor de berekening van de gemiddelde
waarde van de periodes van 7 dagen en 14 dagen alleen die
meetwaarden gebruikt, die in de betreffende periode liggen. De
gemiddelde waarde van 30 dagen wordt berekend met de 50
meetwaarden, ofschoon deze slechts een periode van 20 dagen
beslaan. De meetwaarden na de meetwaarde zonder tijd en
datum (geheugenplaats 52 en hoger) worden niet meer in de
berekening van de gemiddelde waarden meegenomen, zelfs als
deze met tijd en datum waren opgeslagen.
i
Als de meter met de Test-toets wordt uitgezet, geeft deze aan
hoeveel teststroken er nog in de cassette beschikbaar zijn (zie
hoofdstuk 2.3.2).
i
De meter schakelt zichzelf automatisch uit, als u gedurende
60 seconden geen toets heeft ingedrukt.
114
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
115
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
5.4 Meetwaarden downloaden naar een PC, handheld of een
speciaal verwerkingssysteem
De meter bezit een ingebouwde infrarood-interface, waarmee de meet-
waarden draadloos naar een hiertoe uitgeruste PC of handheld (PDA) of
naar speciale verwerkingssystemen kunnen worden gedownload.
Roche Diagnostics biedt diverse hardware- en softwareproducten aan,
waarmee u de geïntegreerde zakboekfuncties van uw meter kunt uit-
breiden. Met deze producten kunnen u en uw arts uw meetwaarden
beter beheren en kunt u uw meetwaarden aan de hand van grafieken en
tabellen beter beoordelen.
Afhankelijk van het door u gekozen soort verwerking heeft u een speci-
aal softwareprogramma en/of speciale hardwareproducten nodig. Voor
meer informatie kunt u contact opnemen met de afdeling Customer Ser-
vice van de lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Het infraroodvenster bevindt zich aan de bovenzijde van de achterkant
van de meter.
Lees de gebruiksaanwijzingen van de gebruikte software en hard-
ware goed door. Hierin vindt u de aanwijzingen voor het downloaden
van uw gegevens.
Bereid de ontvangende zijde (softwareprogramma of hardware) voor
op het downloaden van de meetwaarden.
116
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
117
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
Druk bij een uitgeschakelde meter gelijktijdig op de M- en de S-
toets.
De meter wordt aangezet. Na de displaytest (zie hoofdstuk 2.2.2) wordt
de volgende display weergegeven:
Plaats de meter op een afstand van 5-20 cm van het infraroodven-
ster van de ontvangende zijde. Plaats de beide infraroodvensters
zodanig, dat ze naar elkaar toe gericht zijn.
Indien noodzakelijk, start u het downloaden aan de ontvangende
zijde (softwareprogramma of hardware).
Tijdens het downloaden knipperen beide pijlen afwisselend op de dis-
play. Tijdens het downloaden worden alleen de meetwaarden, die nieuw
zijn voor de ontvangende zijde, d.w.z. meetwaarden, die nog niet eerder
waren gedownload, overgedragen.
Als het downloaden is beëindigd, stoppen de pijlen met knipperen en
wordt de meter door de ontvangende zijde automatisch uitgezet.
Als de meter niet is uitgezet, moet u deze met de Test-toets uitzetten.
118
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
119
De bloedglucosemeter als elektronisch dagboek gebruiken
5
Opmerkingen
i
Uw meetwaarden kunnen alleen volledig worden geanalyseerd,
als alle meetwaarden tezamen met datum en tijd zijn opgesla-
gen, d.w.z. zo lang de datum en de tijd zijn ingesteld.
i
De meetwaarden blijven ook na het downloaden in het geheugen
van de meter opgeslagen.
i
U kunt tijdens het downloaden van de meetwaarden geen meting
uitvoeren.
i
Als de overdracht van de meetwaarden niet (de pijlen begin-
nen niet te knipperen) of slechts gedeeltelijk is geslaagd, wordt
de meter na ca. 5 minuten automatisch uitgezet.
Het downloaden kan door de volgende oorzaken zijn mislukt:
" Er is tijdens het downloaden een fout opgetreden.
Start het downloaden van de meetwaarden opnieuw.
" De infraroodvensters zijn te ver van elkaar verwijderd of niet
goed naar elkaar toe gericht.
Verklein de afstand tot 5-20 cm en plaats de beide infrarood-
vensters zodanig, dat ze naar elkaar toe gericht zijn. Start het
downloaden van de meetwaarden opnieuw.
" Er is een ander apparaat met een infraroodbron ingeschakeld
of er bevindt zich een sterke lichtbron te dicht in de buurt van
de twee infraroodvensters.
Verwijder het apparaat of de lichtbron en start het downloa-
den van de meetwaarden opnieuw.
" De communicatie tussen de twee infraroodvensters wordt
gehinderd, b.v. door een voorwerp.
Verwijder het voorwerp en start het downloaden van de
meetwaarden opnieuw.
" Er is aan de ontvangende zijde een fout opgetreden.
Lees de betreffende gebruiksaanwijzing(en).
i
Als u reeds een hardware- of softwareproduct van Roche Diag-
nostics voor het downloaden en verwerken van meetwaarden
bezit, is het toch mogelijk, dat dit de nieuwere meters niet her-
kent en de meetwaarden hierdoor niet worden gedownload. In dit
geval heeft u een recentere softwareversie voor uw hardware- of
softwareproduct nodig. Neem hiervoor contact op met de afdeling
Customer Service van de lokale vertegenwoordiging van Roche
Diagnostics.
i
De gegevensoverdracht vindt niet plaats volgens de IrDA-normen
(IrDA staat voor Infrared Data Association).
120
Akoestische modus
121
Akoestische modus
6
6 Akoestische modus
De akoestische modus is bedoeld voor personen, die visueel gehandi-
capt zijn. Als de akoestische modus is ingeschakeld, geeft de meter u
d.m.v. akoestische signalen aanwijzingen voor het uitvoeren van de
meting. Het meetresultaat wordt eveneens door een reeks akoestische
signalen weergegeven. Bovendien geeft de meter door een akoestisch
signaal aan, dat de batterijen bijna leeg zijn, dat de teststrokencassette
leeg is of dat er een foutmelding op de display wordt weergegeven.
Hoe u de akoestische modus in kunt schakelen, wordt in hoofdstuk
3.3 beschreven.
Visueel gehandicapte personen moeten door ziende personen
worden geïnstrueerd over de bediening van de meter en bij alle
stappen van de bediening worden begeleid. Wij adviseren visueel
gehandicapte personen om een bloedglucosemeting niet zonder
hulp van een ziende persoon uit te voeren.
De precieze kennis van de weergave van de meetwaarden d.m.v.
akoestische signalen en het kunnen onderscheiden van de weergave
van meetwaarden van andere akoestische signalen zijn absoluut nood-
zakelijk voor een betrouwbare herkenning van de meetwaarde.
In de volgende hoofdstukken worden de akoestische signalen in detail
beschreven. Daarnaast kunt u bij de afdeling Customer Service van de
lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics een CD met trainings-
software voor het leren interpreteren van akoestisch weergegeven
meetwaarden (het BeepLearn-programma) bestellen.
Oefen het luisteren naar de akoestische signalen bij het uitvoeren van
metingen en de trainingssoftware net zolang met een ziende persoon tot
u de meetwaarden en andere akoestische signalen duidelijk kunt her-
kennen en interpreteren.
Als u problemen heeft om de meetwaarden aan de hand van akoesti-
sche signalen foutloos te bepalen, kunt u de akoestische modus beter
niet gebruiken.
Er zijn twee soorten akoestische signalen, die door een verschil in de
hoogte van het geluid van elkaar te onderscheiden zijn. Waarschuwin-
gen hebben een hogere toon (Toon 2, hieronder weergegeven door )
dan de andere akoestische signalen (Toon 1, hieronder weergegeven
door ). De onderstaande tabel laat zien, welke toon bij welke gebeur-
tenis hoort.
Meter aanzetten Hoofdstuk 6.1
Toon 1
Meter is gereed voor een meting Hoofdstuk 6.2
Start van de meting Hoofdstuk 6.2
Weergave van de meetwaarde
Hoofdstukken 6.3
en 6.4
Signaal ter aankondiging van de
weergave van de meetwaarde
Hoofdstukken 6.3
en 6.4
Toon 2
(waar-
schuwing)
Weergave van een foutmelding
Hoofdstukken 6.2
en 6.5
Mededeling, dat de batterijen bijna
leeg zijn.
Hoofdstuk 6.5
Mededeling, dat de cassette leeg is Hoofdstuk 6.5
122
Akoestische modus
123
Akoestische modus
6
6.1 Akoestische signalen bij het aanzetten van de meter
Als de akoestische modus is ingeschakeld, hoort u telkens nadat u de
meter heeft aangezet een lange pieptoon ().
Het maakt hierbij niet uit met welke toets u de meter aanzet:
" met de Test-toets om een meting uit te voeren (zie hoofdstuk 4.3.1)
" met de S-toets om de instellingen te wijzigen (zie hoofdstuk 3)
" met de M-toets om meetwaarden uit het geheugen op te roepen (zie
hoofdstuk 5)
" met de M- en de S-toets om gegevens over te dragen (zie hoofdstuk
5.4)
Als u de meter met de Test-toets of de M-toets aanzet, hoort u eerst de
lange pieptoon van het aanzetten van de meter en vervolgens nog 6
pieptonen met de volgende verdeling 1 – 2 – 3 ( – – – – – – ).
6.2 Akoestische signalen tijdens een meting
Na de pieptoon bij het aanzetten en de pieptonen in de 1 – 2 – 3 volg-
orde, klinken in het verdere verloop van een meting de volgende akoes-
tische signalen:
" een enkele pieptoon, als de meter gereed is om een meting uit te
voeren en er bloed of controleoplossing met de teststrook opgezo-
gen kan worden,
" een enkele pieptoon, als er door de teststrook voldoende bloed of
controleoplossing is opgezogen en de meting begint,
" meerdere pieptonen, telkens als de meter op de display een fout-
melding weergeeft (zie hoofdstuk 6.5).
6.3 Akoestische weergave van de meetwaarde na een meting
Als een meetwaarde na een bloedglucosemeting op de display wordt
weergegeven, wordt deze in de akoestische modus ook d.m.v. een serie
pieptonen weergegeven. De meetwaarde wordt niet als één geheel
weergegeven, maar als de cijfers, waaruit het getal is samengesteld.
Voorbeelden:
" De meetwaarde 138 mg/dL wordt als 1 – 3 – 8 weergegeven.
" De meetwaarde 7,6 mmol/L wordt als 0 – 7 – decimale komma – 6
weergegeven.
124
Akoestische modus
125
Akoestische modus
6
Ieder cijfer wordt d.m.v. het overeenkomstige aantal pieptonen weerge-
geven; b.v. 4 pieptonen voor het cijfer 4 ( – – – – ). De nul wordt
weergegeven door een lange pieptoon ().
De meetwaarde wordt drie keer achter elkaar weergegeven. Iedere
meetwaarde wordt hierbij telkens voorafgegaan door twee korte piepto-
nen (
- - ) . Hierdoor hoort u in totaal: - - meetwaarde - - meet-
waarde - - meetwaarde.
mmol/L-meters
Eerst worden de tientallen, dan de eenheden, vervolgens de decimale
komma en tot slot de tienden weergegeven. Tussen elke groep piepto-
nen wordt telkens een korte pauze ingelast. De tientallen worden altijd
weergegeven, ook als de meetwaarde lager dan 10 is. Voor het tiental
klinkt in dit geval 1 lange pieptoon, hetgeen overeenkomt met nul. De
decimale komma wordt weergegeven door 1 zeer korte pieptoon (
.
).
Voorbeelden:
" De meetwaarde 13,8 mmol/L wordt als volgt weergegeven:
1 pieptoon – pauze – 3 pieptonen – pauze – 1 zeer korte pieptoon –
pauze – 8 pieptonen
( – – – – – – – – – — )
" De meetwaarde 4,0 mmol/L wordt als volgt weergegeven:
1 lange pieptoon (voor 0 tientallen) – pauze – 4 pieptonen – pauze –
1 zeer korte pieptoon– pauze – 1 lange pieptoon
( — – – – – – – – – – )
mg/dL-meters
Eerst worden de honderdtallen, dan de tientallen en tot slot de eenhe-
den weergegeven. Tussen elke groep pieptonen wordt telkens een korte
pauze ingelast. De honderdtallen worden altijd weergegeven, ook als de
meetwaarde lager dan 100 is. Voor het honderdtal klinkt in dit geval 1
lange pieptoon, hetgeen overeenkomt met nul (
.
).
Voorbeelden:
" De meetwaarde 180 mg/dL wordt als volgt weergegeven:
1 pieptoon – pauze – 8 pieptonen – pauze – 1 lange pieptoon
( – – – –
.
– – – – – – – – )
" De meetwaarde 72 mg/dL wordt als volgt weergegeven:
1 lange pieptoon (voor 0 honderdtallen) – pauze – 7 pieptonen –
pauze – 2 pieptonen
( — – – – –
.
)
Meetwaarden, die lager dan 10 mg/dL resp. 0,6 mmol/L zijn en met op
de display
weergegeven worden, worden akoestisch als 0 – 0 – 0
resp. 0 – decimale komma – 0 weergegeven.
Meetwaarden, die hoger dan 600 mg/dL resp. 33,3 mmol/L zijn en met
op de display
weergegeven worden, worden akoestisch als 9 – 9 – 9
resp. 9 – 9 – decimale komma – 9 weergegeven.
126
Akoestische modus
127
Akoestische modus
6
Opmerking
i
Informatie of waarschuwingen, die op de display in de vorm van
symbolen (b.v. het cassettesymbool of
symbool, zie
hoofdstuk 12.1) worden weergegeven en tezamen met de meet-
waarde op de display verschijnen, worden niet akoestisch weer-
gegeven.
6.4 Akoestische weergave van in het geheugen opgeslagen
meetwaarden en gemiddelde waarden
Alleen de laatst opgeslagen (meest recente) meetwaarde kan akoes-
tisch worden weergegeven.
Als u de meter met de M-toets aanzet, hoort u eerst de lange pieptoon
van het aanzetten van de meter, vervolgens de pieptonen in de 1 – 2 – 3
volgorde en hierna de meest recente meetwaarde.
Van de gemiddelde waarden wordt alleen de gemiddelde waarde van 7
dagen akoestisch weergegeven. De laagste- en de hoogste meetwaarde
van deze tijdsperiode worden akoestisch niet weergegeven.
De weergave vindt op dezelfde wijze plaats als de weergave van een
meetwaarde direct na de meting.
Opmerkingen
i
Als de gemiddelde waarde van 7 dagen niet kan worden bere-
kend, verschijnen er drie horizontale streepjes
op de
display. Akoestisch wordt dit met 3 lange pieptonen weergege-
ven, hetgeen overeenkomt met 3 nullen ( — — — ).
i
Als de laatst opgeslagen meetwaarde met het flesjessymbool
als meetwaarde van een functiecontrole is gemarkeerd (zie
hoofdstuk 7), wordt deze meetwaarde net als iedere andere
meetwaarde van een bloedglucosemeting weergegeven. Er is
geen akoestisch signaal om aan te geven, dat het hier een meet-
waarde van een functiecontrole betreft. Evenzo is er geen akoes-
tisch signaal om aan te geven, dat een met een sterretje gemar-
keerde meetwaarde een bijzondere meetwaarde is (zie hoofdstuk
4.7).
i
De gemiddelde waarden van 14 en 30 dagen en de laagste- en
hoogste meetwaarden van deze beide tijdsperioden (zie hoofd-
stuk 5.3) worden in de akoestische modus akoestisch niet weer-
gegeven, doch uitsluitend op de display weergegeven.
i
Als er nog geen meetwaarden in het geheugen zijn opgeslagen,
verschijnen er alleen drie horizontale streepjes
op de
display. Dit wordt niet akoestisch weergegeven.
128
Akoestische modus
129
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
7
6.5 Akoestische weergave van waarschuwingen en
foutmeldingen
Als de batterijen bijna leeg zijn of als de laatste teststrook van de cas-
sette gebruikt is, geeft de meter een akoestische waarschuwing. Deze
bestaat uit twee korte pieptonen, die driemaal achterelkaar worden
afgegeven (
- - - - - - ).
De waarschuwing wordt op verschillende tijdstippen gegeven.
" De batterijen zijn bijna leeg (het batterijsymbool
wordt weergege-
ven, zie hoofdstuk 9):
deze akoestische waarschuwing klinkt, nadat u de meter heeft aan-
gezet.
" U heeft de laatste teststrook van de cassette gebruikt. (End en het
cassettesymbool knipperen, zie hoofdstukken 2.3 en 12.2):
deze akoestische waarschuwing wordt afgegeven, nadat u op de
Test-toets heeft gedrukt om de meter uit te zetten.
Als er foutmeldingen
met een getal of

op de display worden
weergegeven (zie hoofdstuk 12.2), dan worden deze akoestisch weer-
gegeven door twee korte pieptonen, die vier keer achter elkaar worden
herhaald ( - - - - - - - - ). Deze serie pieptonen wordt slechts
éénmaal afgegeven en wordt niet herhaald. Dezelfde serie pieptonen
wordt voor alle foutmeldingen afgegeven. Met andere woorden, u kunt
akoestisch geen onderscheid maken tussen de foutmeldingen.
7 Functiecontrole van de bloedglucosemeter
Om altijd betrouwbare meetwaarden te verkrijgen, moet u de goede
werking van uw meter regelmatig controleren.
Voer hiertoe telkens een functiecontrole uit met de Accu-Chek Compact
Autocontrol-oplossingen,
" als u een nieuwe verpakking met teststrokencassettes heeft aange-
broken,
" als u de batterijen heeft vervangen,
" als door het flesjessymbool op de display van uw meter wordt aan-
gegeven, dat u een functiecontrole moet uitvoeren,
" als u de meter heeft schoongemaakt,
" als u twijfels heeft over een meetwaarde.
Vraag de afdeling Customer Service van de lokale vertegenwoordiging
van Roche Diagnostics waar u de controleoplossingen kunt verkrijgen.
130
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
131
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
7
7.1 Benodigdheden
Voor het uitvoeren van een functiecontrolemeting heeft u het volgende
nodig:
" de meter met een in de meter geplaatste teststrokencassette
" Accu-Chek Compact Autocontrol-controleoplossing G1 (lage gluco-
seconcentratie) of G2 (hoge glucoseconcentratie)
" Tabel met de controlewaardenbereiken van de controleoplossingen
(zie het etiket op de flacon, waar de teststrokencassette in was ver-
pakt).
Opmerking
i
De tabel met de controlewaardenbereiken van de controleoplos-
singen vindt u op het afneembare etiket van de flacon van de
cassette. Let er bij een functiecontrole altijd op of het afneem-
bare etiket met de tabel bij de teststrokencassette hoort, die zich
in de meter bevindt.
7.2 Uitvoeren van een functiecontrole
Lees de bijsluiter van de controleoplossingen goed door.
Zet de meter aan met de Test-toets.
Na de displaytest (zie hoofdstuk 2.2.2) wordt er automatisch een test-
strook naar buiten getransporteerd en knipperen het teststrooksymbool
en het druppelsymbool op de display.
132
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
133
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
7
U heeft nu ongeveer 5 minuten de tijd om controleoplossing met de
teststrook op te zuigen.
Pak een flesje controleoplossing.
Open dit en veeg de punt van het druppelflesje met een schone,
droge tissue af om ingedroogde resten van de oplossing te verwijde-
ren.
Keer het flesje om en houdt het met de punt schuin naar beneden.
Knijp zachtjes in het flesje tot een kleine druppel aan de punt van
het flesje blijft hangen.
Breng deze druppel op een schoon, makkelijk te reinigen oppervlak
van glas, porselein of roestvrij staal (b.v. een bord of lepel).
Houd de meter zodanig vast, dat de teststrook naar beneden wijst
(zie afbeelding).
Houd de voorkant van de teststrook tegen de druppel controleoplos-
sing.
134
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
135
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
7
Accu-Chek® Compact Autocontrol
mg/dL mmol/L
G1 31-61 1.7-3.4
G2 127-172 7.1-9.6
Meet-
eenheid
De aangegeven waarden
dienen slechts als voorbeeld
Gebruikte
controleoplossing
De controleoplossing wordt via de zwarte inkeping door de teststrook
opgezogen.
Haal de teststrook van de controleoplossing weg, zodra het zandlo-
persymbool
op de display wordt weergegeven en het akoestische
signaal (indien ingeschakeld) klinkt.
De teststrook heeft dan voldoende controleoplossing opgezogen en de
meting wordt gestart. Het zandlopersymbool
geeft aan dat de meter
op dit moment een meting aan het uitvoeren is. De meter herkent auto-
matisch, dat er met de teststrook een controleoplossing is opgezogen.
Als de meting begint, wordt op de display ook het flesjessymbool
weergegeven.
De meting is na ca. 5 seconden voltooid. Het meetresultaat verschijnt op
de display en het akoestische signaal klinkt (indien ingeschakeld). Het
meetresultaat wordt tegelijkertijd tezamen met het flesjessymbool
door de meter in het geheugen opgeslagen. De opgeslagen meetwaarde
kan hierdoor als meetwaarde van een functiecontrolemeting worden
herkend.
Direct nadat de meetwaarde op de display is weergegeven:
Vergelijk de meetwaarde met de tabel met controlewaardenberei-
ken, die op het afneembare etiket van de flacon van de cassette
vermeld staat.
De meetwaarde moet binnen het aangegeven controlewaardenbereik
liggen.
De tabel met controlewaardenbereiken bevat twee rijen en twee kolom-
men. De rijen 1 en 2 bevatten gegevens over de concentratie van de
twee verschillende controleoplossingen, G1 en G2; de twee kolommen
hebben betrekking op de twee verschillende meeteenheden, mg/dL en
mmol/L.
Let erop, dat u de meetwaarde vergelijkt met het controlewaardenbe-
reik, dat betrekking heeft op de door u gebruikte controleoplossing en
de door uw meter weergegeven meeteenheid.
136
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
137
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
7
Houd de meter hierna met de teststrook recht naar beneden boven
een afvalcontainer.
Zet de meter uit met de Test-toets.
De gebruikte teststrook wordt uitgeworpen.
Voordat de meter wordt uitgezet, geeft deze aan hoeveel teststroken er
zich nog in de cassette bevinden (zie hoofdstuk 2.3.2).
Veeg de punt van het druppelflesje goed af met een schone, droge
tissue en sluit het flesje vervolgens goed.
Opmerkingen
i
De controleoplossing, die u op het oppervlak druppelt, moet
afkomstig zijn van een hangende druppel. Gebruik de druppel
niet, als deze eerst langs de buitenkant van de punt van het
druppelflesje naar beneden is gelopen. Dit kan tot te hoge meet-
waarden leiden.
i
De controleoplossing, die met de teststrook moet worden opge-
zogen, moet vlak hiervoor vers op het oppervlak zijn opgebracht.
De controleoplossing mag niet te lang op het oppervlak blijven
staan. Met de controleoplossing kunnen anders te hoge meet-
waarden worden verkregen.
i
Meetwaarden, die met het flesjessymbool als functiecontrole zijn
gemarkeerd, worden niet in de berekening van de gemiddelde
waarden en de laagste- en hoogste meetwaarden meegenomen.
i
Lege of niet opgebruikte flesjes controleoplossing kunt u met het
gewone huisvuil weggooien.
Raadpleeg ook de aanwijzingen en opmerkingen in hoofdstukken 4.3 en
4.4.
7.3 Mogelijke oorzaken van fouten bij het uitvoeren van functie-
controlemetingen
Ligt de meetwaarde buiten het aangegeven controlewaardenbereik, dan
moet u een tweede functiecontrole uitvoeren. Ligt de meetwaarde van
deze tweede functiecontrole eveneens buiten het controlewaardenbe-
reik, dan moet u de volgende punten controleren:
Heeft u de functiecontrole uitgevoerd, zoals hierboven
beschreven?
ja
Heeft u de punt van het druppelflesje goed afgeveegd, voordat
u de controleoplossing op het oppervlak heeft gedruppeld?
ja
Heeft u een hangende druppel controleoplossing gebruikt? ja
Heeft de controleoplossing langere tijd op het oppervlak
gestaan?
nee
Heeft u de teststrook verbogen, voordat of terwijl er contro-
leoplossing mee werd opgezogen?
nee
138
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
139
Functiecontrole van de bloedglucosemeter
7
Heeft u de controleoplossing pas met de teststrook opgezo-
gen, nadat het teststrooksymbool en het druppelsymbool op
de display knipperden?
ja
Heeft u de teststrook verbogen, voordat of terwijl er contro-
leoplossing mee werd opgezogen?
nee
Heeft u de teststrook tijdens de meting verbogen of bewogen? ja
Heeft u de meetwaarde vergeleken met de tabel met contro-
lewaardenbereiken, die bij de door u gebruikte controleoplos-
sing hoort?
ja
Heeft u de meting binnen het juiste temperatuurbereik
(+10 °C tot +40 °C) uitgevoerd?
ja
Is de vervaldatum van de controleoplossing of van de teststro-
ken overschreden (zie het etiket op het flesje resp. op het eti-
ket van de flacon van de teststrokencassette naast het
symbool)?
nee
Is de gebruiksduur van de teststrokencassette van 90 dagen
overschreden (zie hoofdstuk 2.3.1 en eventueel het kloksym-
bool
op de display van de meter)?
nee
Zijn de teststrokengeleider en het meetvenster schoon? ja
Heeft u de bewaarcondities van de meter, de teststroken en
de controleoplossingen in acht genomen (zie hoofdstuk 11 en
de bijsluiter van de verpakking van de teststrokencassette en
de bijsluiter van de controleoplossingen)?
ja
Is de controleoplossing minder dan drie maanden geleden
voor het eerst geopend? Controleoplossingen zijn, nadat deze
voor het eerst zijn geopend, drie maanden houdbaar. Na deze
periode mogen ze niet meer worden gebruikt.
ja
Als u alle vragen zoals aangegeven heeft kunnen beantwoorden en de
meetwaarden liggen desondanks toch nog buiten het controlewaarden-
bereik, moet u contact opnemen met de afdeling Customer Service van
de lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Als de meter is gevallen, kan dit eveneens tot foutmeldingen of twijfel-
achtige meetwaarden leiden. Neem in dit geval eveneens contact op met
de afdeling Customer Service van de lokale vertegenwoordiging van
Roche Diagnostics.
Opmerking
Als met een functiecontrolemeting meetwaarden buiten het aan-
gegeven controlewaardenbereik worden verkregen, kan niet
meer worden gewaarborgd, dat de meter en de teststroken pro-
bleemloos functioneren. Bij de uitvoering van bloedglucosemetin-
gen kunnen dan onjuiste meetwaarden worden verkregen.
Onjuiste meetwaarden kunnen tot onjuiste beslissingen met
betrekking tot de behandeling leiden, waardoor er ernstige
schade aan de gezondheid kan worden toegebracht.
140
De meter en de prikpen reinigen
141
De meter en de prikpen reinigen
8
8 De meter en de prikpen reinigen
8.1 De bloedglucosemeter reinigen
De bloedglucosemeter werkt met een optisch meetsysteem. Bij dit soort
meetsystemen is het absoluut noodzakelijk, dat alle onderdelen schoon
zijn. Door het werkingsprincipe van de teststrook komt de meter nor-
maal gesproken niet direct met bloed of controleoplossing in contact.
Daarom behoeft de meter niet regelmatig te worden gereinigd. In geval
van een verontreiniging, veroorzaakt door onjuist gebruik, kan het nodig
zijn om de meter te reinigen.
Als de buitenkant van de meter of de display smerig is, kunt u deze met
een doek, die licht bevochtigd is met koud water of 70 % ethanol, afve-
gen.
Als de buitenkant van de meter of de display smerig is, kunt u deze met
een doek, die licht bevochtigd is met koud water of 70 % ethanol, afve-
gen.
Maak de teststrokengeleider en het meetvenster goed schoon, als
" de teststrokengeleider zichtbaar vervuild is,
" foutmelding E-5 op de display verschijnt (zie hoofdstuk 12.2) en het
vervuilde meetvenster de oorzaak is.
U gaat hierbij als volgt te werk:
Als de meter is ingeschakeld, zet u deze met de Test-toets uit.
Wacht tot de motor van de meter tot stilstand is gekomen.
Veeg de teststrokengeleider met een licht met koud water of 70 %
ethanol bevochtigd wattenstaafje af.
Plaats uw duim in de uitsparing onder de deksel van het cassette-
compartiment en klap de deksel van het cassettecompartiment naar
boven open.
142
De meter en de prikpen reinigen
143
De meter en de prikpen reinigen
8
Dep het meetvenster en de omliggende delen met een licht met
koud water of 70 % ethanol bevochtigd wattenstaafje af.
Verwijder eventueel achtergebleven pluisjes.
Laat de schoongemaakte delen goed drogen.
Klap de deksel van het cassettecompartiment naar beneden en druk
deze dicht. De deksel sluit met een hoorbare KLIK.
Voer een functiecontrole uit (zie hoofdstuk 7).
Opmerkingen
Gebruik voor het reinigen van de meter uitsluitend koud water of
70 % ethanol. Alle andere reinigingsmiddelen kunnen de meter
eventueel beschadigen of de metingen beïnvloeden.
Gebruik een licht bevochtigde doek of een licht bevochtigd wat-
tenstaafje. Sproei geen vocht op de meter en dompel de meter
niet onder in het reinigingsmiddel. Inwendige onderdelen van de
meter kunnen hierdoor worden aangetast, waardoor het functio-
neren kan worden belemmerd.
Zorg er voor, dat er geen vloeistof in de meter terechtkomt. Ver-
mijd krassen op het meetvenster, omdat de metingen hierdoor
beïnvloed kunnen worden.
i
Zorg ervoor, dat de deksel van het cassettecompartiment goed is
gesloten. Als de deksel niet goed is gesloten, kunt u de meter niet
met de Test-toets aanzetten.
Medische beroepsbeoefenaren, die de meter gebruiken om
bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten uit te voeren,
moeten ook de aanwijzingen in hoofdstuk 10.3 m.b.t. ontsmetten
goed in acht nemen.
144
De meter en de prikpen reinigen
145
Batterijen vervangen
9
8.2 De prikpen reinigen
Voor een probleemloze werking moet de prikpen regelmatig worden
gereinigd. Bij verontreiniging met bloed, moet dit altijd onmiddellijk wor-
den schoongemaakt. De prikpen mag uitsluitend aan de buitenkant wor-
den schoongemaakt. Maak de prikpen éénmaal per week schoon met
een met 70 % ethanol of 70 % isopropanol (verkrijgbaar bij uw apo-
theek) bevochtigde doek.
Reinig daarnaast de binnenkant van het dopje met een wattenstaafje,
dat eveneens met één van beide reinigingsmiddelen bevochtigd is.
Opmerkingen
Laat de prikpen na het reinigen goed drogen. Dompel de prikpen
nooit onder in reinigingsmiddel. De binnenzijde van de prikpen
kan hierdoor worden aangetast, waardoor het functioneren kan
worden belemmerd.
Gebruik uitsluitend 70 % ethanol of 70 % isopropanol als reini-
gingsmiddel. Andere reinigingsmiddelen kunnen het materiaal
van de prikpen aantasten, waardoor het functioneren kan worden
belemmerd.
9 Batterijen vervangen
Als het batterijsymbool voor de eerste keer op de display wordt weer-
gegeven, zijn de batterijen bijna leeg. Er kunnen met de batterijen nog
ca. 50 metingen worden uitgevoerd. Wij adviseren u echter om de batte-
rijen zo spoedig mogelijk te vervangen. De capaciteit van de batterijen is
al duidelijk verminderd en veranderende omgevingscondities (b.v. kou)
kunnen de prestaties nog verder verminderen.
Als de meter is ingeschakeld, zet u deze met de Test-toets uit.
Druk zachtjes op de deksel van het batterijencompartiment en
schuif deze in de richting van de pijl.
Verwijder de deksel.
Verwijder de gebruikte batterijen.
146
Batterijen vervangen
147
Batterijen vervangen
9
Plaats twee nieuwe batterijen (type AAA, LR 03, AM 4 of Micro).
De minpool van iedere batterij moet tegen het mincontact van het batte-
rijencompartiment worden geplaatst (zoals aangegeven op de tekening
in het batterijencompartiment).
Plaats de deksel terug op het batterijencompartiment.
De drie haakjes aan de onderkant van de deksel moeten hierbij in de
uitsparingen aan de rand van het batterijencompartiment passen. De
deksel ligt dan vlak op het compartiment.
Schuif de deksel dicht.
De deksel sluit met een hoorbare KLIK.
Opmerkingen
i
Met een paar nieuwe batterijen kunt u ongeveer 1.000 metingen
uitvoeren of ongeveer één jaar metingen uitvoeren. Als u de hel-
derheid van de display op niveau 3 (hoog) heeft ingesteld of de
meter in de akoestische modus gebruikt, zullen de batterijen
minder lang meegaan.
i
Als u de batterijen vervangt, blijven de opgeslagen meetwaarden
behouden.
i
De instellingen voor jaar, tijd en datum blijven alleen behouden,
als
" de batterijen binnen twee minuten worden vervangen,
" er geen toets wordt aangeraakt op het moment, dat er zich
geen batterijen in de meter bevinden,
" het cassettecompartiment niet wordt geopend op het
moment, dat er zich geen batterijen in de meter bevinden,
" de meter wordt uitgezet, voordat de batterijen worden verwij-
derd.
Als één van de hierboven genoemde punten niet in acht wordt
genomen, moeten het jaar, de tijd en de datum opnieuw worden
ingevoerd.
148
Batterijen vervangen
149
Batterijen vervangen
9
Als u jaar, tijd en datum niet heeft ingevoerd, worden uw meet-
waarden voortaan zonder tijd en datum weergegeven en opge-
slagen. In dit geval worden de meetwaarden in het geheugen
doorlopend genummerd, waardoor u de volgorde van de meet-
waarden toch kunt vaststellen (zie hoofdstuk 5.2).
Als de instellingen van jaar, tijd en datum verloren zijn gegaan,
draait de meter de cassette om de barcode opnieuw af te lezen.
i
U kunt ook oplaadbare NiMH-batterijen gebruiken. Let hierbij wel
op het volgende:
" Het aantal metingen per opgeladen batterij is aanzienlijk min-
der dan bij gewone batterijen.
" Om altijd gereed te zijn voor het uitvoeren van een meting,
heeft u twee reservebatterijen nodig, die kunnen worden
opgeladen, als het eerste paar zich in de meter bevindt.
" Opgeladen batterijen ontladen tijdens opslag.
" Als het batterijsymbool voor de eerste keer op de display
wordt weergegeven, kunnen er aanzienlijk minder dan 50
metingen worden uitgevoerd. Bij oude en opgebruikte oplaad-
bare batterijen kunt u misschien zelfs geen enkele meting
meer uitvoeren!
" De prestaties en de gebruiksduur van oplaadbare batterijen
zijn in hoge mate afhankelijk van de kwaliteit van het
gebruikte oplaadapparaat.
" Vanwege het hogere stroomverbruik adviseren wij u om geen
oplaadbare batterijen te gebruiken, als de helderheid van de
display is ingesteld op niveau 3 (hoog) of als de akoestische
modus is ingeschakeld.
Werp batterijen in verband met explosiegevaar nooit in het vuur!
i
Verwijder de batterijen uit de meter als u deze gedurende langere
tijd niet gebruikt. Denk eraan, dat u het jaar, de tijd en de datum
in moet stellen, als u de batterijen weer in de meter plaatst.
i
Wees milieubewust. Gooi gebruikte batterijen weg met het klein
chemisch afval (KCA).
150
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
151
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
10
10 Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten –
Informatie voor medische beroepsbeoefenaren
Alleen medische beroepsbeoefenaren in artsenpraktijken, ziekenhuizen
en instellingen, die opleidingen op het gebied van diabetes verzorgen en
verpleegkundig personeel mogen met dezelfde Accu-Chek Compact
Plus-meter bloedglucosemetingen uitvoeren bij verschillende personen.
Bij alle werkzaamheden met de bloedglucosemeter dienen de geldende
richtlijnen en voorschriften voor het omgaan met voorwerpen, die met
humaan materiaal besmet kunnen zijn, te worden opgevolgd. Volg alle
binnen uw laboratorium of instelling geldende voorschriften m.b.t. hygi-
ëne en veiligheid zorgvuldig op.
Volg daarnaast ook de aanwijzingen op de volgende pagina’s op om ver-
vuiling van de meter te voorkomen.
Opmerkingen
Er bestaat een potentieel infectiegevaar voor patiënten en
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, als dezelfde
Accu-Chek Compact Plus-meter wordt gebruikt om bij verschil-
lende patiënten bloedglucosemetingen uit te voeren. Alle voor-
werpen, die met humaan bloed in contact kunnen komen, dienen
te worden beschouwd als potentieel infectieuze materialen (zie:
Clinical and Laboratory Standards Institute: Protection of Labora-
tory Workers from Occupationally Acquired Infections; Approved
Guideline – Third Edition; CLSI document M29-A3, 2005).
Bloedglucosemetingen van iedere patiënt met een infectie of
infectieuze aandoening en van iedere patiënt, die besmet is
met multiresistente micro-organismen, dienen met een apart
gehouden bloedglucosemeter te worden uitgevoerd. Dit is
ook van toepassing, als er sprake is van verdenking hiervan.
Zolang deze meter voor deze patiënt wordt gebruikt, mag
deze niet worden gebruikt om bloedglucosemetingen bij
andere patiënten uit te voeren.
De Accu-Chek Softclix Plus-prikpen is uitsluitend bedoeld voor
gebruik bij zelfcontrole door één persoon.
De prikpen mag niet worden gebruikt voor het afnemen van
bloed bij verschillende personen, omdat hiervoor geen speciale
voorzieningen ter voorkoming van infectiegevaar getroffen zijn.
Medische beroepsbeoefenaren, die bloedglucosemetingen bij
verschillende patiënten uitvoeren, mogen de Accu-Chek Softclix
Plus-prikpen niet gebruiken voor het verkrijgen van bloed en
moeten de prikpen hierom van de meter verwijderen. De prikpen
kan hierbij worden vervangen door een kapje (zie hoofdstuk
10.1).
i
Iedere persoon kan een andere grenswaarde voor hypoglykemie
hebben. Daarom adviseren wij om de alarmfunctie voor hypogly-
kemie bij gebruik van deze bloedglucosemeter door medische
beroepsbeoefenaren niet in te schakelen.
152
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
153
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
10
10.1 Prikpen vervangen door een kapje
Verwijder de prikpen op de volgende wijze van de meter.
Schuif de ontgrendelingsknop in de richting van de pijl (1) en houd
deze in deze positie vast.
Schuif de prikpen in de richting van de pijl van de meter (2).
In plaats van de prikpen kunt u een speciaal kapje bevestigen, dat u bij
de afdeling Customer Service van de lokale vertegenwoordiging van
Roche Diagnostics kunt bestellen.
Houd de meter horizontaal en met de uitsparing voor de prikpen
naar boven.
Schuif het kapje van de linkerkant in de richting van de pijl langs de
meter over de uitsparing voor de prikpen.
Hierbij moeten de geleiders, die zich aan de zijkanten van de uitspa-
ring bevinden, in de voegen van het kapje glijden. Het kapje is goed
geplaatst, als deze met een hoorbare KLIK is bevestigd.
0
/
154
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
155
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
10
10.2 Uitvoeren van een bloedglucosemeting
Draag altijd beschermende handschoenen.
Laat de vinger van de patiënt goed drogen, nadat u deze heeft
gewassen of gedesinfecteerd. Een bloeddruppel vloeit namelijk niet
zo gemakkelijk weg op een droge huid.
Gebruik uitsluitend een prikpen, die is toegestaan voor professionele
toepassing.
Gebruik een prikpen, waarvan de prikdiepte kan worden ingesteld.
Pas de prikdiepte aan het huidtype van de patiënt aan. Begin met
een geringe prikdiepte.
Selecteer de prikplaats aan de zijkant van een vingertop.
Draai de vinger hierbij zodanig, dat de geselecteerde prikplaats zich
aan de bovenkant bevindt. Houd de prikplaats steeds naar boven
gekeerd. Hierdoor kan de bloeddruppel later niet zo gemakkelijk
wegvloeien.
Prik nu met de prikpen aan de zijkant van de vingertop.
Stimuleer de vorming van een bloeddruppel door de vinger met
lichte druk in de richting van de vingertop te masseren. Hierbij moet
een kleine bloeddruppel (ca. 1,5 μL) worden gevormd.
Juist
Bloeddruppel (ca. 1,5 μL)
Houd de meter zodanig vast, dat de teststrook naar beneden wijst
(zie afbeelding).
Direct nadat er zich een bloeddruppel heeft gevormd:
Houd de voorkant van de teststrook tegen de bloeddruppel, zodat de
zwarte inkeping de bloeddruppel raakt. De teststrook zuigt het bloed
op.
Haal de teststrook van de bloeddruppel weg, zodra het zandloper-
symbool
op de display wordt weergegeven en het akoestische
signaal (indien ingeschakeld) klinkt. De teststrook heeft dan vol-
doende bloed opgezogen en de meting wordt gestart.
Nadat de meetwaarde op de display is weergegeven, houdt u de
meter met de teststrook recht naar beneden boven een afvalcontai-
ner en zet u de meter met de Test-toets uit. De gebruikte teststrook
wordt uitgeworpen.
156
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
157
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
10
Voor een bloedglucosemeting heeft u ca. 1,5 μL bloed nodig.
Voorkom de vorming van grote bloeddruppels op de vinger van
de patiënt. Als de bloeddruppel te groot is, kan de meter namelijk
in contact komen met het bloed. Veeg grote bloeddruppels af.
Gebruik voor de meting de hierna op de prikplaats gevormde
bloeddruppel.
Opmerkingen
Houd de meter altijd met de teststrook naar beneden, als u
bloed met de teststrook opzuigt. Als u de teststrook omhoog of
horizontaal houdt of de meter met teststrook neerlegt, kan er
bloed in de meter lopen en deze vervuilen. Houd de meter met de
teststrook zo lang naar beneden tot de meetwaarde wordt weer-
gegeven (de duur van de meting is ca. 5 seconden) en de test-
strook is uitgeworpen.
Onjuist
Teststrook wijst
omhoog
Onjuist
Te grote bloed-
druppel
Op de huid achtergebleven water of desinfecteermiddel kan de
bloeddruppel verdunnen en hierdoor tot onjuiste meetwaarden
leiden.
Zet de meter altijd uit met de Test-toets om de teststrook uit te
werpen. Trek de teststrook niet uit de meter. Als u de gebruikte
teststrook uit de meter trekt, kan er bloed in de meter terechtko-
men en deze vervuilen.
Gooi de gebruikte lancetten of prikpennen voor eenmalig gebruik
en gebruikte teststroken weg conform de binnen uw instituut of
instelling geldende voorschriften m.b.t. hygiëne en veiligheid.
i
Vervloeid bloed kan met een teststrook moeilijk op worden gezo-
gen.
Onjuist
Vervloeide
bloeddruppel
i
Als u bloed uit een oorlelletje wilt gebruiken, moet u ervoor zor-
gen, dat de bloeddruppel niet aan het oorlelletje hangt, maar hier
bovenop ligt. Houdt het oorlelletje daarom zodanig vast of leg de
patiënt zodanig neer, dat de prikplaats zich aan de bovenkant
bevindt.
158
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
159
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
10
10.3 Bloedglucosemeter ontsmetten
De Accu-Chek Compact Plus-meter kan worden ontsmet. Of de meter
ontsmet moet worden, is echter afhankelijk van de mate van vervuiling
(zie “Wanneer ontsmetten?”).
Welke onderdelen kunnen worden ontsmet?
De volgende onderdelen van de meter kunnen worden vervuild:
" het gebied rond de teststrokengeleider
" de onderste rand van de deksel van het cassettecompartiment
" het meetvenster
" de buitenkant van de meter
Om de onderste rand van de deksel van het cassettecompartiment en
het meetvenster te kunnen ontsmetten, moet u de deksel van het cas-
settecompartiment openen.
De meter moet hiervoor worden uitgezet.
Plaats uw duim in de uitsparing onder de deksel van het cassette-
compartiment en klap de deksel van het cassettecompartiment naar
boven open.
Als u de deksel van het cassettecompartiment heeft geopend, ziet u
hieronder het kleine meetvenster / en kunt u bij de onderste rand van
de deksel van het cassettecompartiment 0.
/
0
160
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
161
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
10
Gebruik voor het ontsmetten licht met desinfecteermiddel bevochtigde
wattenstaafjes, deppers of doekjes.
Laat de schoongemaakte delen goed drogen.
Verwijder eventueel achtergebleven pluisjes.
Klap de deksel van het cassettecompartiment naar beneden en druk
deze dicht. De deksel sluit met een hoorbare KLIK.
Zorg ervoor, dat de deksel van het cassettecompartiment goed is
gesloten.
Opmerkingen
De teststrokengeleider en het meetvenster moeten altijd schoon
zijn. Als u de meter aanzet om een meting uit te voeren, wordt de
teststrook langs het meetvenster via de teststrokengeleider naar
buiten getransporteerd. Bloedresten op het meetvenster of op de
teststrokengeleider kunnen op de teststrook terechtkomen en
deze contamineren.
Zorg ervoor, dat er geen vloeistof in de meter terechtkomt. Ver-
mijd krassen op het meetvenster, omdat de metingen hierdoor
beïnvloed worden.
Sproei geen vocht op de meter en dompel de meter niet onder in
vloeistof. Inwendige onderdelen van de meter kunnen hierdoor
worden aangetast, waardoor het functioneren kan worden
belemmerd.
Wanneer ontsmetten?
" Telkens nadat u bij een patiënt een bloedglucosemeting heeft uitge-
voerd:
veegt u het gebied rond de teststrokengeleider goed af.
Als u hierna bloed op het doekje ziet, moet u ook de teststrokenge-
leider zelf en het meetvenster goed afvegen.
" Als er bloed op de buitenkant van de meter zit:
veegt u de meter goed af.
" Als er bloed in de meter terechtgekomen is:
veegt u het gebied rond de teststrokengeleider, de onderste rand
van de deksel van het cassettecompartiment en het meetvenster
goed af.
Laat de schoongemaakte delen goed drogen.
De buitenkant van de meter, de teststrokengeleider en het meetvenster
moeten na gebruik tenminste eenmaal per dag zorgvuldig worden
gereinigd en worden ontsmet. Vergeet hierbij ook uitsparingen, voegen,
spleten en het kapje niet.
162
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
163
Meet- en bewaarcondities
11
10.4 Geschikte desinfecteermiddelen
Gebruik uitsluitend desinfecteermiddelen, die in de van toepassing
zijnde richtlijnen worden beschreven (b.v. Clinical and Laboratory
Standards Institute: Protection of Laboratory Workers from Occupation-
ally Acquired Infections; Approved Guideline – Third Edition; CLSI docu-
ment M29-A3, 2005).
Gebruik een desinfecteermiddel voor het reinigen van oppervlakken op
alcoholbasis met een virusdodend werkingsspectrum. Geschikt zijn b.v.
desinfecteermiddelen, die alcoholen, aldehydederivaten en quaternaire
verbindingen als werkzame bestanddelen bevatten*. Gebruik deze con-
form de aanwijzingen van de fabrikant.
* Overzicht van de conform de “Richtlinien für die Prüfung chemischer Desinfektionsmittel“
resp. de “Anforderungskatalog“ van de Deutschen Gesellschaft für Hygiene und Mikrobiolo-
gie (DGHM) op basis van de standaardmethoden van de DGHM voor de controle van chemi-
sche ontsmettingsprocedures geteste en door de commissie Desinfecteermiddelen van de
DGHM in samenwerking met vertegenwoordigers van de brancheverenigingen DGKH (Deut-
sche Gesellschaft für Krankenhaushygiene e. V.), GHU (Gesellschaft für Hygiene und
Umweltmedizin e. V.), DVV (Deutsche Vereinigung zur Bekämpfung der Viruskrankheiten e.
V.) en DVG (Deutsche Veterinärmedizinische Gesellschaft e. V.) als werkzaam aangemerkte
ontsmettingsprocedures. DGKH (Deutsche Gesellschaft für Krankenhaushygiene e. V.)
[=Duitse Vereniging voor Hygiëne in Ziekenhuizen], GHU (Gesellschaft für Hygiene und
Umweltmedizin e. V.) [=Vereniging voor Hygiëne en Geneeskunde van het milieu], DVV
(Deutsche Vereinigung zur Bekämpfung der Viruskrankheiten e.V.) [=Duitse Vereniging voor
de Bestrijding van Virusaandoeningen] en DVG (Deutsche Veterinärmedizinische Gesell-
schaft e. V.) [=Duitse Veterinaire Vereniging]
11 Meet- en bewaarcondities
De betrouwbaarheid van uw meter en uw prikpen is evenals de juistheid
van de meetwaarden afhankelijk van een aantal factoren. Besteed
daarom aandacht aan de volgende punten.
Met een meter, die gevallen is, kunnen onjuiste meetwaarden worden
verkregen.
11.1 Temperatuurbereik
" Bewaar de meter zonder batterijen en zonder teststrokencas-
sette bij temperaturen tussen -25 °C en +70 °C.
" Bewaar de meter met batterijen, doch zonder teststrokencas-
sette bij temperaturen tussen -10 °C en +50 °C.
Bij temperaturen boven +50 °C kunnen de batterijen leeglo-
pen en de meter beschadigen.
Bij temperaturen beneden -10 °C bezitten de batterijen niet
voldoende spanning om de klok van de meter verder te laten
lopen.
" Bewaar de meter met batterijen en met teststrokencassette bij
temperaturen tussen +2 °C en +30 °C.
" Bij bloedglucosemetingen en functiecontrolemetingen moet de tem-
peratuur tussen +10 °C en +40 °C liggen.
164
Meet- en bewaarcondities
165
Meet- en bewaarcondities
11
" Bloedglucosemetingen kunnen in het grensbereik (tussen +6 °C en
+10 °C of tussen +40 °C en +44 °C) worden uitgevoerd. Als de
temperatuur in het grensbereik ligt, dan knippert het temperatuur-
symbool op de display.
Op basis van bloedglucosewaarden die in het grensbereik
van de temperatuur worden gemeten, mogen geen therapeu-
tische beslissingen worden genomen. Deze meetwaarden
kunnen namelijk onjuist zijn. Onjuiste meetwaarden kunnen
tot onjuiste beslissingen met betrekking tot de behandeling
leiden, waardoor er ernstige schade aan de gezondheid kan
worden toegebracht.
" Bij temperaturen beneden +6 °C en boven +44 °C kunnen geen
metingen worden uitgevoerd.
In dit geval verschijnt de volgende foutmelding op de display:
" Bewaar de prikpen bij temperaturen tussen -25 °C en +70 °C.
Probeer nooit de meter op kunstmatige wijze versneld op tempe-
ratuur te brengen, b.v. door de meter in de koelkast of op de ver-
warming te leggen. De meter kan hierdoor beschadigd worden,
waardoor er onjuiste meetwaarden mee kunnen worden verkre-
gen. Onjuiste meetwaarden kunnen tot onjuiste beslissingen met
betrekking tot de behandeling leiden, waardoor er ernstige
schade aan de gezondheid kan worden toegebracht.
Bewaar de prikpen uitsluitend zonder hierin een lancet te plaat-
sen.
Bewaar de prikpen niet bij hoge temperaturen, b.v. in een hete
auto. Door hoge temperaturen kunnen bepaalde onderdelen van
de prikpen worden verbogen, waardoor het functioneren kan
worden belemmerd.
11.2 Lichtomstandigheden
Alle getallen en symbolen, die op de display verschijnen, worden geel
verlicht weergegeven. Als er fel licht op de display schijnt, is het moge-
lijk, dat de displayweergaven slecht leesbaar zijn. Scherm de meter
hiervan, indien noodzakelijk, af, b.v. met uw lichaam.
Vermijd met de meter zeer intense lichtbronnen (b.v. direct zon-
licht, filmzon, lichtspots, etc.). Deze kunnen het functioneren van
de meter beïnvloeden en tot foutmeldingen leiden.
166
Meet- en bewaarcondities
167
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
11.3 Luchtvochtigheid
Bloedglucosemetingen mogen alleen worden uitgevoerd bij een rela-
tieve luchtvochtigheid tussen 20 % en 85 %.
Bewaar de meter en de prikpen bij een relatieve luchtvochtigheid tussen
20 % en 85 %.
Bij plotselinge temperatuurschommelingen kan zich in of op de
meter condens afzetten. Zet de meter in dit geval niet aan. Laat
de meter langzaam op de omgevingstemperatuur komen. Bewaar
de meter niet in vochtige ruimten (zoals b.v. de badkamer).
11.4 Oorzaken van storingen in de omgeving
Sterke elektromagnetische velden kunnen het functioneren van
de meter beïnvloeden. Gebruik de meter niet in de nabije omge-
ving van bronnen met sterke elektromagnetische straling.
Om elektrostatische ontladingen te vermijden kunt u de meter
beter niet in een zeer droge omgeving gebruiken, in het bijzonder
niet als in de ruimte ook synthetische materialen aanwezig zijn.
12 Symbolen, foutmeldingen en oplossen van
problemen
Op de display van uw meter verschijnen naast de meetwaarde, de tijd
en de datum ook nog andere symbolen en foutmeldingen. Enkele van
deze displaymeldingen, die tijdens het normale gebruik verschijnen, zijn
reeds in de voorgaande hoofdstukken besproken. Op de volgende pagi-
na’s vindt u het volledige overzicht van alle symbolen en meldingen, wat
ze betekenen en welke acties u moet ondernemen, als ze op de display
verschijnen.
Let tijdens het gebruik van de meter goed op alle weergegeven symbo-
len en foutmeldingen. Ze geven u belangrijke informatie. Als u een sym-
bool niet kent of een foutmelding niet begrijpt, zoek de verklaring dan
onmiddellijk op in dit hoofdstuk. Anders bestaat het gevaar, dat u de
meetwaarden onjuist interpreteert.
Op de volgende pagina’s vindt u soms een dubble pijl
. De betekenis
hiervan is:
" als deze rechtsonderaan de pagina verschijnt – de beschrijving
wordt op de volgende pagina voortgezet.
" als deze linksbovenaan de pagina verschijnt – dit is het vervolg van
de beschrijving op de vorige pagina.
168
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
169
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
12.1 Symbolen op de display
Er kunnen zowel afzonderlijke symbolen als meerdere symbolen tegelij-
kertijd op de display worden weergegeven. Als er meerdere symbolen
worden weergegeven, kan ieder symbool een eigen betekenis hebben.
De combinatie van symbolen kan echter ook een betekenis hebben.
In het onderstaande voorbeeld worden op de display meerdere symbo-
len weergegeven. Dit is de displayweergave, die verschijnt, als u de
meter heeft aangezet om een bloedglucosemeting uit te voeren.
Ieder symbool heeft hier een eigen betekenis. De naast de tijd en de
datum weergegeven symbolen betekenen:
U kunt nu bloed of controleoplossing met de teststrook opzui-
gen.
De batterijen worden zwakker.
U heeft een aangebroken teststrokencassette geplaatst.
Het akoestische signaal of de akoestische modus is ingescha-
keld.
17
16
15
5
18
14
13
12
11
10
9
5
4
3
2
1
876
170
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
171
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
In de volgende tabellen vindt u eerst de betekenis van de symbolen, die
afzonderlijk worden weergegeven of dezelfde betekenis hebben, als ze
in combinatie met andere symbolen worden weergegeven. Aansluitend
vindt u de betekenis van de combinaties van symbolen en van symbo-
len, die in het numerieke veld worden weergegeven.
12.1.1 Afzonderlijke symbolen
Symbool Betekenis
1
U kunt nu bloed of controleoplossing met
de teststrook opzuigen.
2
Tijdens een test en tijdens de weergave
van een meetwaarde: De temperatuur ligt
buiten het toegestane bereik van +10 °C
tot +40 °C.
Op basis van deze meetwaarde mogen
geen beslissingen met betrekking tot de
behandeling worden genomen.
Breng de meter in een omgeving met een
temperatuur tussen +10 °C en +40 °C is
en wacht tot de meter op
(omgevings)temperatuur is gekomen. Her-
haal de meting met een nieuwe test-
strook. 
Symbool Betekenis

In het geheugen met opgeslagen meet-
waarden: op het tijdstip van de meting
was de temperatuur buiten het toegestane
bereik.
3
De batterijen worden zwakker.
Als dit symbool voor het eerst op de dis-
play wordt weergegeven, kunt u nog ca.
50 metingen uitvoeren.
Als u oplaadbare NiMH-batterijen in plaats
van gewone batterijen gebruikt, kunnen
aanzienlijk minder dan 50 metingen wor-
den uitgevoerd. Bij oude en opgebruikte
oplaadbare batterijen mogelijk zelfs geen
enkele meting meer.
Als de batterijen zo zwak zijn, dat er geen
metingen meer kunnen worden uitge-
voerd, verschijnt alleen het batterijsym-
bool gedurende 3 seconden op de display.
Hierna wordt de meter automatisch uitge-
zet. Plaats twee nieuwe batterijen resp.
twee opgeladen batterijen.
172
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
173
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Symbool Betekenis
4
Zie onder Combinaties van symbolen.
5
De eenheid, waarin de bloedglucose-
waarde wordt weergegeven, afhankelijk
van de meter in mg/dL of mmol/L.
6
De meter kan de gebruiksduur van de
teststrokencassette niet berekenen
" omdat u een aangebroken teststro-
kencassette in de meter heeft
geplaatst,
" omdat u de deksel van het cassette-
compartiment heeft geopend,
" omdat bij het vervangen van de batte-
rijen de instellingen van jaar, tijd en
datum verloren zijn gegaan en er zich
op dit tijdstip een aangebroken cas-
sette in de meter bevond (zie hoofd-
stuk 9).

Symbool Betekenis

Alleen bij een nieuwe meter, waarmee nog
geen metingen zijn uitgevoerd: Er bevindt
zich geen teststrokencassette in de meter
of de dummycassette bevindt zich nog in
de meter. Plaats een nieuwe teststroken-
cassette in de meter (zie hoofdstuk 2.3).
7
Dit is de meetwaarde van een functiecon-
trole.
Zie onder Combinaties van symbolen.
8
Na een meting: U heeft de alarmfunctie
voor hypoglykemie ingeschakeld en de
weergegeven meetwaarde ligt beneden de
ingestelde grenswaarde.
U bevindt zich in de instelmodus van de
alarmfunctie voor hypoglykemie.
In het geheugen met opgeslagen meet-
waarden: De meetwaarde ligt beneden de
grenswaarde, die op het tijdstip van
meting was ingesteld.
174
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
175
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Symbool Betekenis
9
U bevindt zich in de instelmodus.
10
Markering van een bijzondere meet-
waarde, b.v. meting met bloed afgenomen
van een alternatieve prikplaats.
11
Er is ten minste één herinnering ingescha-
keld of u bevindt zich in de instelmodus
van de wekkerfunctie.
Optische waarschuwing tijdens de 20
seconden durende akoestische weergave
van de herinnering.
12
Het akoestische signaal (
H
) of de
akoestische modus (
H
) is ingescha-
keld.
13
De teststrook heeft voldoende bloed of
controleoplossing opgezogen en de
meting wordt nu uitgevoerd.
14
Bij de weergave van een gemiddelde
waarde (uit hetgeheugen): dit symbool
wordt voorafgegaan door het betreffende
aantal dagen.
Symbool Betekenis
15
U bevindt zich in het geheugen met de
opgeslagen meetwaarden. Er wordt een
opgeslagen waarde of één van de gemid-
delde waarden, een hoogste meetwaarde
of een laagste meetwaarde op de display
weergegeven.
Tijdens de berekening van de gemiddelde
waarde, als de berekening langere tijd
duurt.
16
Aanvullende weergave bij de tijd, als de
12-uursweergave is ingesteld.
17
Bij de weergave van een gemiddelde
waarde (uit het geheugen): het symbool
wordt gevolgd door het aantal meetwaar-
den (n), dat in de berekening is meegeno-
men.
176
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
177
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
12.1.2 Combinaties van symbolen
De volgende combinaties van symbolen hebben een eigen betekenis.
Symbolen Betekenis
4 + 6 + 7
De gebruiksduur van de teststrokencas-
sette van 90 dagen is overschreden (zie
hoofdstuk 2.3.1). De teststroken zijn
onbruikbaar.
Plaats een nieuwe teststrokencassette.
U mag deze teststroken niet meer
gebruiken, omdat hiermee onjuiste
meetwaarden kunnen worden ver-
kregen. Onjuiste meetwaarden
kunnen tot onjuiste beslissingen
met betrekking tot de behandeling
leiden, waardoor er ernstige schade
aan de gezondheid kan worden
toegebracht.
4 + 6
Zie de combinatie van de symbolen 4 +
6+ 7
U heeft na de weergave van de combina-
tie van de symbolen 4 + 6 + 7 een func-
tiecontrolemeting uitgevoerd; hierom
wordt het flesjessymbool niet meer weer-
gegeven. 
Symbolen Betekenis

In het geheugen met opgeslagen meet-
waarden: De teststrook, die u voor deze
meting heeft gebruikt, was onbruikbaar
(de gebruiksduur van 90 dagen was over-
schreden, zie hoofdstuk 2.3.1).
De in het geheugen opgeslagen
meetwaarde kan onjuist zijn.
Onjuiste meetwaarden kunnen tot
onjuiste beslissingen met betrek-
king tot de behandeling leiden,
waardoor er ernstige schade aan
de gezondheid kan worden toege-
bracht.
6 + 7
De meter kan de gebruiksduur van de
teststrokencassette niet berekenen en
geeft aan, dat u een functiecontrole uit
moet voeren,
" omdat u net de batterijen heeft ver-
vangen, hierbij de instellingen van jaar,
tijd en datum verloren zijn gegaan (zie
hoofdstuk 9) en er zich tegelijkertijd
een aangebroken teststrokencassette
in de meter bevond.

178
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
179
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Symbolen Betekenis

" omdat u net een aangebroken test-
strokencassette in de meter heeft
geplaatst,
" omdat u zojuist de deksel van het cas-
settecompartiment heeft geopend.
Voer een functiecontrole uit (zie hoofdstuk
7). Als de resultaten van de meting juist
zijn, kunt u de teststroken nog gebruiken.
Zijn de resultaten onjuist, dan moet u een
nieuwe cassette plaatsen. Na de functie-
controle verdwijnt het flesjessymbool van
de display. Het cassettesymbool wordt nog
steeds weergegeven om u er op te wijzen,
dat de meter de gebruiksduur niet kan
berekenen. Het symbool verdwijnt pas
weer, als u een nieuwe teststrokencas-
sette plaatst. Alle meetwaarden worden
met het cassettesymbool opgeslagen. Als
u geen functiecontrole heeft uitgevoerd,
wordt het knipperende flesjessymbool bij
iedere meting op de display weergeven,
tot u een nieuwe cassette plaatst.
12.1.3 Symbolen weergegeven in het numerieke veld
In het numerieke veld, waar

(mg/dL-meter) of

(mmol/L-
meter) kan worden weergegeven, kunnen ook de volgende symbolen
worden weergegeven:
Symbool Betekenis
18
In het geheugen met opgeslagen meet-
waarden:
" Er zijn in het geheugen geen meet-
waarden beschikbaar.
" Er kunnen geen gemiddelde waarden
worden berekend, omdat
u de tijd en de datum niet heeft
ingesteld,
er alleen meetwaarden zonder tijd
en datum in het geheugen zijn
opgeslagen,
er alleen meetwaarden zijn opge-
slagen, waarmee geen berekenin-
gen kunnen worden uitgevoerd,
zoals b.v. van functiecontroles,
er in de betreffende tijdsperiode
geen meetwaarden zijn opgesla-
gen, b.v. omdat de in het geheugen
opgeslagen meetwaarden ouder
zijn dan 7 dagen, 
180
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
181
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Symbool Betekenis

de ingestelde datum in het verle-
den ligt,
u heeft de tijd en de datum gewij-
zigd en hierna een meting uitge-
voerd. Vervolgens heeft u de tijd en
de datum weer teruggezet en
sindsdien geen meting meer uitge-
voerd.
De meetwaarde is lager dan 0,6 mmol/L
(10 mg/dL).
De meetwaarde is hoger dan 33,3 mmol/L
(600 mg/dL).
U heeft de meter aangezet om de meet-
waarden te downloaden.
De meter is de meetwaarden aan het
downloaden.
De decimale punt (wordt op de display
weergegeven in plaats van de decimale
komma) wordt weergegeven bij mmol/L-
meters en maakt onderdeel uit van de
meetwaarde (b.v. 8,2 mmol/L wordt op de
display weergegeven als 8.2)
12.2 Storingen en foutmeldingen – oorzaken en aanbevelingen
voor het oplossen van problemen
Als er regelmatig foutmeldingen worden weergegeven, kunt u contact
opnemen met de afdeling Customer Service van de lokale vertegen-
woordiging van Roche Diagnostics.
Dit gebeurt … en betekent:
De meter kan niet wor-
den aangezet.
" De (oplaadbare) batterijen zijn leeg of
niet in de meter geplaatst.
Plaats nieuwe batterijen resp. opgela-
den batterijen.
" U heeft de (oplaadbare) batterijen ver-
keerd geplaatst.
Neem de batterijen uit de meter en
plaats deze, zoals is aangegeven in
het batterijencompartiment. Als de
(oplaadbare) batterijen langer dan 2
minuten verkeerd in de meter
geplaatst zijn geweest, zijn de instel-
lingen van jaar, tijd en datum verloren
gegaan. Voer deze opnieuw in (zie
hoofdstuk 3).

182
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
183
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Dit gebeurt … en betekent:

" De deksel van het cassettecomparti-
ment is niet goed gesloten.
Doe de deksel van het cassettecom-
partiment goed dicht. Deze moet met
een hoorbare KLIK sluiten.
" De omgevingstemperatuur is laag en
de batterijen zijn bijna leeg.
Breng de meter in een omgeving met
een temperatuur tussen +10 °C en
+40 °C is en wacht tot de meter op
(omgevings)temperatuur is gekomen.
Plaats nieuwe batterijen resp. opgela-
den batterijen.
" De elektronica is door condenswater
nat geworden.
Laat de meter langzaam drogen.
" De meter is defect.
Neem contact op met de afdeling Cus-
tomer Service van de lokale vertegen-
woordiging van Roche Diagnostics.
Dit gebeurt … en betekent:
De meter is aangezet,
maar de display blijft
leeg.
De display is defect.
Neem contact op met de afdeling Custo-
mer Service van de lokale vertegenwoor-
diging van Roche Diagnostics.
De klok is stil blijven
staan of de klok loopt
achter.
De meter was blootgesteld aan een tem-
peratuur beneden -10 °C en de (oplaad-
bare) batterijen beginnen te bevriezen.
Zet de meter uit. Breng de meter in een
omgeving met een temperatuur tussen
+10 °C en +40 °C is en wacht tot de
meter op (omgevings)temperatuur is
gekomen.
Na het aanzetten van de
meter worden 0-00 als
datum en 0:00 als tijd op
de display weergegeven.
" De meter was blootgesteld aan een
temperatuur beneden -10 °C en de
(oplaadbare) batterijen beginnen te
bevriezen.
Zet de meter uit met de Test-toets.
Breng de meter in een omgeving met
een temperatuur tussen +10 °C en
+40 °C is en wacht tot de meter op
(omgevings)temperatuur is gekomen.

184
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
185
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Foutmelding Betekenis

" Jaar, tijd en datum zijn niet ingesteld.
Stel deze in, zoals beschreven in
hoofdstuk 3.
De teststrokencassette in de meter is leeg.
Plaats een nieuwe teststrokencassette.
" De in het geheugen opgeslagen infor-
matie van de barcode van de teststro-
kencassette is verloren gegaan.
Zet de meter uit met de Test-toets.
Open en sluit de deksel van het cas-
settecompartiment. De meter draait
vervolgens de cassette en leest de
barcode. De eerstvolgende keer, dat u
de meter aanzet om een meting uit te
voeren, worden het cassettesymbool
en het knipperende flesjessymbool op
de display weergegeven.

Foutmelding Betekenis

Voer een functiecontrole uit. U kunt
alle teststroken, die zich nog in de
cassette bevinden, verder gebruiken.
De gebruiksduur van 90 dagen kan
voor deze cassette niet meer worden
berekend. Het cassettesymbool wordt
daarom voortaan bij iedere meting op
de display weergegeven tot u een
nieuwe teststrokencassette plaatst
" De barcode van de teststrokencas-
sette is beschadigd.
U kunt met de teststroken in deze cas-
sette geen metingen meer uitvoeren.
Plaats een nieuwe cassette.
" De teststrokencassette kan niet wor-
den gedraaid.
Zet de meter uit met de Test-toets.
Open de deksel van het cassettecom-
partiment en druk op de rode knop
voor het ontgrendelen van de cassette.
Sluit de deksel van het cassettecom-
partiment weer.

186
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
187
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Foutmelding Betekenis

De meter draait de cassette en leest
de barcode. De eerstvolgende keer,
dat u de meter aanzet om een meting
uit te voeren, worden het cassette-
symbool en het knipperende flesjes-
symbool op de display weergegeven.
Voer een functiecontrole uit. U kunt
alle teststroken, die zich nog in de
cassette bevinden, verder gebruiken.
De gebruiksduur van 90 dagen kan
voor deze cassette niet meer worden
berekend. Het cassettesymbool wordt
daarom voortaan bij iedere meting op
de display weergegeven tot u een
nieuwe teststrokencassette plaatst.
" De barcode van de teststrokencas-
sette is beschadigd.
U kunt met de teststroken in deze cas-
sette geen metingen meer uitvoeren.
Plaats een nieuwe cassette.
Foutmelding Betekenis
" Het meetvenster is vuil.
Zet de meter uit met de Test-toets.
Reinig het meetvenster (zie hoofdstuk
8.1) en herhaal de meting met een
nieuwe teststrook.
" Er bevindt zich nog een teststrook in
de meter.
Houd de meter met de teststrook recht
naar beneden. Zet de meter uit met de
Test-toets en laat de teststrook uit-
werpen. Als de teststrook niet wordt
uitgeworpen, moet u deze er met de
hand, ook als u hierbij enige weer-
stand voelt, uit de meter trekken.
" U heeft met de teststrook te weinig
bloed of controleoplossing opgezogen.
Zet de meter uit en weer aan met de
Test-toets. Herhaal de meting met een
nieuwe teststrook en een grotere hoe-
veelheid bloed resp. controleoplossing.

188
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
189
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Foutmelding Betekenis

" U heeft met de teststrook te vroeg
bloed of controleoplossing opgezogen,
d.w.z. voordat het teststrook- en drup-
pelsymbool knipperend op de display
werden weergegeven.
Zet de meter uit en weer aan met de
Test-toets. Herhaal de meting met een
nieuwe teststrook. Zuig pas bloed of
controleoplossing met de teststrook
op, als het teststrook- en druppelsym-
bool knipperend op de display worden
weergegeven.
" De teststrook is tijdens het opzuigen
van bloed of controleoplossing of tij-
dens de meting bewogen of verbogen.
Zet de meter uit en weer aan met de
Test-toets. Herhaal de meting met een
nieuwe teststrook.

Foutmelding Betekenis

" De uit de meter getransporteerde test-
strook is defect.
Houd de meter met de teststrook recht
naar beneden. Zet de meter uit met de
Test-toets en laat de teststrook uit-
werpen. Zet de meter weer aan met
de Test-toets en herhaal de meting.
" U heeft de teststrook uit de meter
getrokken.
Zet de meter uit met de Test-toets.
Verwijder de teststrook alleen uit de
meter door de meter met de Test-toets
uit te zetten.
" Er bevindt zich condenswater in de
meter.
Zet de meter uit met de Test-toets.
Laat de meter bij kamertemperatuur
liggen om te drogen.
190
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
191
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Foutmelding Betekenis
" De (oplaadbare) batterijen zijn leeg of
er is een fout aan de meter opgetre-
den.
Zet de meter uit en weer aan met de
Test-toets. Als de foutmelding opnieuw
wordt weergegeven, dan kunnen de
(oplaadbare) batterijen leeg zijn. Plaats
nieuwe batterijen of opgeladen batte-
rijen. Als de foutmelding na het aan-
zetten van de meter opnieuw ver-
schijnt, moet u contact opnemen met
de afdeling Customer Service van de
lokale vertegenwoordiging van Roche
Diagnostics
" De meter is blootgesteld geweest aan
sterke elektromagnetische straling.
Zet de meter uit met de Test-toets.
Gebruik de meter op een andere
plaats of schakel de stralingsbron uit.
" De teststrook is tijdens het opzuigen
van bloed of controleoplossing of tij-
dens de meting verbogen of bewogen.

Foutmelding Betekenis

Zet de meter uit en weer aan met de
Test-toets. Herhaal de meting met een
nieuwe teststrook.
" U heeft met de teststrook te vroeg
bloed of controleoplossing opgezogen,
d.w.z. voordat het teststrook- en drup-
pelsymbool knipperend op de display
werden weergegeven.
Zet de meter uit en weer aan met de
Test-toets. Herhaal de meting met een
nieuwe teststrook. Zuig pas bloed of
controleoplossing met de teststrook
op, als het teststrook- en druppelsym-
bool knipperend op de display worden
weergegeven.
U heeft de teststrook tijdens de meting uit
de meter getrokken.
Zet de meter uit en weer aan met de Test-
toets. Herhaal de meting met een nieuwe
teststrook. Verwijder de teststrook alleen
uit de meter door de meter met de Test-
toets uit te zetten.
192
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
193
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Foutmelding Betekenis
De teststrook klemt of de teststrokencas-
sette kan niet worden gedraaid.
Zet de meter uit met de Test-toets. Open
de deksel van het cassettecompartiment
en trek de teststrook eventueel naar bui-
ten. Druk op de rode knop voor het ont-
grendelen van de cassette en neem de
teststrokencassette uit de meter. Plaats de
teststrokencassette opnieuw en sluit de
deksel van het cassettecompartiment. De
meter draait de cassette en leest de bar-
code. De eerstvolgende keer, dat u de
meter aanzet om een meting uit te voeren,
worden het cassettesymbool en het knip-
perende flesjessymbool op de display
weergegeven. Voer een functiecontrole uit.
U kunt alle teststroken, die zich nog in de
cassette bevinden, verder gebruiken. De
gebruiksduur van 90 dagen kan voor deze
cassette niet meer worden berekend. Het
cassettesymbool wordt daarom voortaan
bij iedere meting op de display weergege-
ven tot u een nieuwe teststrokencassette
plaatst.
Foutmelding Betekenis
" De meter is aan sterke temperatuur-
schommelingen onderhevig geweest.
" De omgevingstemperatuur of de tem-
peratuur in de meter is voor een
meting te laag (lager dan +6 °C) of te
hoog (hoger dan +44 °C).
Zet de meter uit met de Test-toets. Breng
de meter in een omgeving met een tem-
peratuur tussen +10 °C en +40 °C is en
wacht tot de meter op
(omgevings)temperatuur is gekomen.
" U heeft met de teststrook te weinig
bloed of controleoplossing opgezogen.
Zet de meter uit en weer aan met de
Test-toets. Herhaal de meting met een
nieuwe teststrook en een grotere hoe-
veelheid bloed resp. controleoplossing.
194
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
195
Symbolen, foutmeldingen en oplossen van problemen
12
Foutmelding Betekenis
" Er bevindt zich geen teststrokencas-
sette in de meter.
Zet de meter uit met de Test-toets.
Plaats een nieuwe teststrokencassette
(zie hoofdstuk 2.3).
" De barcode van de teststrokencas-
sette is beschadigd.
U kunt met de teststroken in deze cas-
sette geen metingen meer uitvoeren.
Plaats een nieuwe cassette.
" U heeft een teststrokencassette van
een ander bloedglucosemeetsysteem
geplaatst.
Zet de meter uit met de Test-toets.
Plaats een Accu-Chek Compact-test-
strokencassette (zie hoofdstuk 2.3).
Foutmelding Betekenis
In het geheugen met opgeslagen meet-
waarden: De in het geheugen opgeslagen
meetwaarde kan niet op de display wor-
den weergegeven.
Alle andere opgeslagen meetwaarden
kunt u verder gewoon met de M- resp.
S-toets uit het geheugen oproepen.
Er is een fout aan de meter opgetreden.
Zet de meter uit en weer aan met de Test-
toets. Als de foutmelding opnieuw ver-
schijnt, moet u contact opnemen met de
afdeling Customer Service van de lokale
vertegenwoordiging van Roche Diagnos-
tics.
196
Technische gegevens
197
Technische gegevens
13
13 Technische gegevens
Type apparaat Accu-Chek Compact Plus (model GT)
Artikelnr./Serienr.
Zie het typeplaatje aan de onderkant van de
meter
Meetprincipe
Reflectiefotometrische bepaling van glucose
in vers capillair bloed. Bij gebruik van andere
monstermaterialen wordt verwezen naar de
bijsluiter van de Accu-Chek Compact-test-
stroken.
Bloedglucosewaarden (glucoseconcentraties)
kunnen in volbloed of in plasma worden
bepaald. Ofschoon u altijd volbloed met de
teststrook opzuigt, kan uw meter bloedgluco-
sewaarden aangeven, die overeenkomen met
de waarden in volbloed of plasma. Of uw
meter bloedglucosewaarden weergeeft, die
overeenkomen met de waarden in volbloed of
met die in plasma, hangt af van de gebruikte
teststroken; raadpleeg hiervoor de bijsluiter
van de teststrokencassette. Hierin vindt u ook
nadere informatie over het principe van de
meting, het testprincipe en de referentieme-
thode.
Meetbereik
0,6-33,3 mmol/L (10–600 mg/dL)
Monstervolume
ca. 1,5 μL (1 μL (microliter) =
1 duizendste milliliter)
Duur van de meting
ca. 5 seconden (afhankelijk van de concen-
tratie)
Meettemperatuurbereik
+10 °C tot +40 °C
Opslagtemperatuur
Meter
zonder batterijen en
zonder teststrokencassette: -25 °C tot +70 °C
met batterijen en
zonder teststrokencassette: -10 °C tot +50 °C
met batterijen en
met teststrokencassette: +2 °C tot +30 °C
Prikpen -25 °C tot +70 °C
Luchtvochtigheid
tijdens metingen
20 % tot 85 % relatieve luchtvochtigheid
tijdens opslag 20 % tot 85 % relatieve luchtvochtigheid
Hoogte
Zeeniveau tot 4.000 m boven N.A.P.
Geheugencapaciteit
500 meetwaarden met tijd en datum, gemid-
delde waarde en hoogste- en laagste meet-
waarde van 7, 14 en 30 dagen
Afmetingen
zonder prikpen
121 × 57 × 32 mm
met prikpen 125 × 64 × 32 mm
198
Technische gegevens
199
Technische gegevens
13
Gewicht
ca. 147 g met prikpen, batterijen en teststro-
kencassette
Display
OLED (Organic Light Emitting Diode) display
Automatisch uitzetten
na 60 seconden of na 5 minuten, afhankelijk
van de gebruiksstatus
Stroomvoorziening
2 Batterijen (type AAA, LR 03, AM 4 of Micro)
of 2 oplaadbare NiMH-batterijen (type AAA)
Capaciteit van de
batterijen
Ca. 1.000 metingen of 1 jaar ( minder, als de
helderheid van de display op niveau 3 (hoog)
is ingesteld of als de akoestische modus is
ingeschakeld, door het hogere stroomverbruik
of bij gebruik van oplaadbare batterijen)
Interface
Infrarood-interface
Veiligheidsklasse
III
LED/IRED
Klasse 1
Elektromagnetische
compatibiliteit
Dit apparaat voldoet aan de eisen m.b.t. de
elektromagnetische storingsgevoeligheid
conform EN ISO 15197 Annex A. De testen
voor de storingsgevoeligheid (m.b.t. elektro-
statische ontlading) werden uitgevoerd op
basis van de basisnorm IEC 61000-4-2.
Daarnaast voldoet het aan de eisen m.b.t.
elektromagnetische straling conform EN
61326. De elektromagnetische emissie is
dienovereenkomstig gering. Een storing door
andere elektrische apparatuur is niet te ver-
wachten.
Specificaties
De specificaties van het Accu-Chek Compact
Plus-systeem (Accu-Chek Compact Plus-
meter met Accu-Chek Compact-teststroken)
zijn bepaald met capillair bloed van mensen
met diabetes (methodenvergelijking, nauw-
keurigheid), veneus bloed (herhaalbaarheid)
en controleoplossingen (reproduceerbaar-
heid). Het systeem is gekalibreerd met
veneus bloed van verschillende glucosecon-
centraties. De referentiewaarden hiervan zijn
bepaald met de hexokinase-methode. Voor de
methodenvergelijking werden de meetwaar-
den vergeleken met de meetwaarden verkre-
gen met de hexokinase-methode met ontei-
witten (analyseautomaat). De
hexokinase-methode is herleidbaar tot een
NIST-standaard.
Het Accu-Chek Compact Plus-systeem voldoet aan de eisen gesteld in
EN ISO 15197.
200
Afvalverwijdering: weggooien van de bloedglucosemeter
14
201
Onderdelen van het systeem
15
14 Afvalverwijdering: weggooien van de
bloedglucosemeter
Tijdens bloedglucosemetingen kan de bloedglucosemeter met bloed in
aanraking komen. Hierdoor vormen gebruikte meters een potentieel
infectiegevaar. Hierom dient uw gebruikte bloedglucosemeter, nadat de
batterijen zijn verwijderd, te worden weggegooid conform de lokaal gel-
dende voorschriften. Informatie over de juiste manier van afvalverwijde-
ring kan worden ingewonnen bij de lokale overheid (gemeente).
De Europese Richtlijn 2002/96/EG (richtlijn met betrekking tot afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur) is niet van toepassing
op deze bloedglucosemeter.
15 Onderdelen van het systeem
Gebruik voor metingen met de Accu-Chek Compact Plus-bloedglucose-
meter uitsluitend Accu-Chek Compact-teststroken. Deze zijn bij uw apo-
theek verkrijgbaar.
Gebruik uitsluitend Accu-Chek Compact Autocontrol-oplossingen voor
het uitvoeren van functiecontrolemetingen op uw Accu-Chek Compact
Plus-meter.
Gebruik de Accu-Chek Softclix Plus-prikpen uitsluitend met Accu-Chek
Softclix-lancetten. De lancetten zijn in verschillende verpakkingsgroot-
ten verkrijgbaar.
Als u bloed van alternatieve prikplaatsen (zoals de bal van de duim,
onderarm, bovenarm, kuit of dijbeen) wilt afnemen, heeft u een speciaal,
transparant AST-dopje nodig om bloed te verkrijgen met de Accu-Chek
Softclix Plus-prikpen. Het dopje kunt u bestellen bij de afdeling Custo-
mer Service van de lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Voor gebruik door medische beroepsbeoefenaren bevelen wij de
Accu-Chek Softclix Pro-prikpen (met de speciale Accu-Chek Softclix
Pro-lancetten) of de Accu-Chek Safe-T-Pro Plus-prikpen of Accu-Chek
Safe-T-Pro Uno-prikpen voor éénmalig gebruik aan.
202
Patenten
16
203
Customer Service
17
16 Patenten
Accu-Chek Compact Plus-meter
EP 732 590; EP 738 666; EP 742 436; EP 1 189 064; US 5,463,467;
US 5,720,924; US 5,863,800; US 6,707,554; US 6,475,436;
WO 2004/003549
Accu-Chek Softclix Plus-prikpen
US 4,924,879; US-2004-0092996; US 2005-00908580; US Re. 35,803
Opmerking met betrekking tot het patentrecht
De Accu-Chek Softclix Plus-prikpen en het gebruik ervan met
Accu-Chek Softclix- en Accu-Chek Softclix XL-lancetten worden in de
Verenigde Staten door het patentrecht beschermd door de aan Roche
toegekende patenten (US-patenten 4,924,879 en Re. 35,803). Een over-
eenkomstige bescherming door het patentrecht is ook in vele andere
landen verkregen, zoals door toekenning van de Europese patenten
0565970 en 0782838 en van het Japanse patent 2702374. Door de
aankoop heeft u het recht verkregen om de Accu-Chek Softclix Plus-
prikpen met Accu-Chek Softclix- en Accu-Chek Softclix XL-lancetten te
gebruiken. Als particulieren de Accu-Chek Softclix Plus-prikpen privé,
voor niet-commerciële doeleinden, gebruiken met lancetten van een
andere fabrikant, zal Roche, conform de hiervoor bestaande wettelijke
regelingen, geen beroep doen op de hierboven vermelde patentrechten.
Ofschoon de hierboven genoemde wettelijke beperking van de werking
van het patent bestaat, betekent dit niet, dat aan de koper met de aan-
koop van een Accu-Chek Softclix Plus-prikpen het recht, dus ook geen
stilzwijgende toestemming, wordt verleend om lancetten van een
andere fabrikant te gebruiken. Roche behoudt zich echter wel het recht
voor om een beroep te doen op haar patentrechten tegen fabrikanten,
die lancetten voor de Accu-Chek Softclix Plus-prikpen aanbieden.
17 Customer Service
17.1 Advies en het oplossen van problemen
Bij vragen over de bediening van uw Accu-Chek Compact Plus-meter of
uw Accu-Chek Softclix Plus-prikpen, bij twijfelachtige meetwaarden of
als u vermoedt, dat uw meter, teststroken, prikpen of lancetten defect
is/zijn, kunt u contact opnemen met de afdeling Customer Service van
de lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics. Voer zelf geen
reparaties of aanpassingen aan de meter of prikpen uit. Onze medewer-
kers zullen u behulpzaam zijn bij het oplossen van problemen met de
meter, teststroken, prikpen of lancetten van Roche Diagnostics. De con-
tactgegevens van afdeling Customer Service van de lokale vertegen-
woordiging van Roche Diagnostics vindt u in de volgende paragraaf.
204
Customer Service
205
Trefwoordenregister
18
17.2 Contactgegevens
Nederland
Roche Diagnostics Nederland BV
Accu-Chek Diabetes Service
Antwoordnummer 1350
1300 VE Almere
www.accu-chek.nl
Telefoon: 0800 – 022 05 85 (gratis)
België
Roche Diagnostics Belgium SA/NV
Schaarbeeklei 198
1800 Vilvoorde
www.accu-chek.be
Telefoon: 0800-93626 (gratis)
18 Trefwoordenregister
A
Aanzetten van de meter
instellingen invoeren 42, 44
meetwaarden uit geheugen
oproepen 102
meting uitvoeren 78
Afvalverwijdering
batterijen 149
controleoplossingen 137
lancetten 94
meter 200
teststroken 91
teststrokencassette 32
Akoestische modus 120
instellen 45
Akoestisch signaal
in akoestische modus 121
instellen 45
symbool 44, 174
tijdens een meting 45, 123
toonhoogte 46, 121
weergave van meetwaarden
door middel van ~ 123,
126
wekkerfunctie 59
Alarmfunctie voor hypoglykemie
instellen 67
symbool 67, 173
Alternatieve prikplaatsen 70,
201
prikpen 5
Toepassingsgebied meter 4
AST-dopje 70, 201
average (symbool) 108, 174
B
Barcode 16
Batterijen
levensduur 147, 198
symbool 145, 171
type 14, 146, 198
vervangen 145
weggooien van ~ 149
Batterijen, oplaadbaar 148
Batterijencompartiment 14
Bedieningsknop, prikpen 15, 71
Belsymbool 60, 174
Bloed
opzuigen met de teststrook
84
te weinig opgezogen 89
verkrijgen 80
volume 17, 196
206
Trefwoordenregister
207
Trefwoordenregister
18
C
Cassettecompartiment 12
Cassettesymbool 172, 176
Controleoplossing 129
opzuigen met teststrook
133
tabel met controlewaarden-
bereiken 130, 135
vervaldatum 138
weggooien van ~ 137
Controleren, meter 129
Controlevenster, teststrokencas-
sette 14, 28
Customer Service 203
D
Datum instellen 56
day (symbool) 108, 174
Deksel van het batterijencompar-
timent 14
Deksel van het cassettecomparti-
ment 12
Desinfecteermiddelen 162
Desinfecteren, meter 158
Displaytest 21, 44, 78, 102
Displayweergaven 12
aantal beschikbare teststro-
ken 36
afbeeldingen 19, 169
instellen van de helderheid
48
symbolen op de display 168
Downloaden, meetwaarden 114
oorzaken van fouten 118
Downloaden van gegevens 114
Druppelsymbool 84, 170
Duur van de meting 86, 197
E
E en getal (symbool) 184
EEE (symbool) 195
Elektromagnetische compatibili-
teit 198
Elektromagnetische storingen,
oorzaken van 166
End (symbool) 29, 184
F
Flesjessymbool 35, 134, 173,
176
Fouten, oorzaken van
downloaden van meetwaar-
den 118
functiecontrole 137
meting 99
Foutmeldingen 181
in akoestische modus 128
Functiecontrole 129
oorzaken van fouten 137
G
Gebruiksduur, teststrokencassette
33
kan niet worden berekend
34
verstreken 33
Geheugen voor opslag van meet-
waarden 101, 197
Geheugen, meetwaarden 101
Geheugenplaatsnummer 101,
106
Gemiddelde waarden 107
H
Helderheid, display 48
HI (symbool) 98, 180
Hoogste meetwaarde 107
hypo? (symbool) 67, 173
I
In één oogopslag
meter 12
prikpen 15
symbolen 167
Infectiegevaar 4, 150
Infraroodvenster 14, 115
Instellingen 38
afsluiten 43
akoestisch signaal 45
akoestische modus 45
alarmfunctie voor hypoglyke-
mie 67
datum 56
helderheid van de display
48
in fabriek ingesteld 39
jaar 50
meter aanzetten 44
na vervangen van batterijen
39, 40, 147
tijd 54
208
Trefwoordenregister
209
Trefwoordenregister
18
tijd- en datumweergave 52
volgorde 41
wekkerfunctie 59
wijzigen, regels 41
J
Jaar instellen 50
K
Kapje 152
Kloksymbool 33, 176
Knop voor het ontgrendelen van
de cassette 12, 25
L
Laagste meetwaarde 107
Lancet 15
plaatsen 75
uitwerpen 92
weggooien van ~ 94
Lichtbronnen, storende 165
Lichtomstandigheden 165
LO (symbool) 98, 180
Luchtvochtigheid, relatieve 166,
197
M
Markeren, meetwaarde 96
Medische beroepsbeoefenaren
150
Meetbereik 98, 196
Meetcondities 163
Meeteenheid meetwaarde (mg/dL
and mmol/L) 20
Meetprincipe 196
Meetvenster 12
Meetwaarden
downloaden, b.v. naar PC
114
gemiddelde waarde 107
hoogste meetwaarde 107
laagste meetwaarde 107
markeren 96
oproepen uit het geheugen
102
mem (symbool) 102, 175
Meter
aanzetten 44, 78, 102
controleren 129
desinfecteren 158
in één oogopslag 12
opslag 163
reinigen 140
uitzetten 43, 90, 105
weggooien van ~ 200
Meting uitvoeren
medische beroepsbeoefena-
ren 150
oorzaken van fouten 99
procedure 78
mg/dL (symbool) 20, 172
mmol/L (symbool) 20, 172
M-toets 12, 42, 102
N
n (symbool) 108, 175
NiMH-batterijen 148
O
Onderdelen van het systeem
201
Ontgrendelingsknop
prikpen 14, 73
teststrokencassette 12, 25
Opslagcondities/bewaarcondities
163
P
Patenten 202
Prikdiepte 80
instellen 81
Prikpen
aan de meter bevestigen
74
bloed verkrijgen m.b.v. de ~
80
in één oogopslag 15
reinigen 144
spannen 81
van de meter afnemen 73
vervangen door een kapje
152
Problemen, oplossen van 181
R
Reinigen
meter 140
prikpen 144
Reinigingsmiddelen
meter 140
prikpen 144
S
set (symbool) 41, 174
Specificaties 199
Stand van de prikdiepte 15
venster 15, 80
Sterretjessymbool 96, 174
S-toets 12, 42, 103
210
Trefwoordenregister
Storingen 181
Storingen, oorzaken van
elektromagnetische ~ 166
licht 165
Symbolen 167
tijdens metingen 95
T
Technische gegevens 196
Temperatuur 163, 197
Teststroken 12
symbool 84, 170
uitwerpen 90
vervaldatum 29
weergave van het beschik-
bare aantal 36
weggooien van ~ 91
Teststrokencassette 12
aangebroken ~ 31
gebruiksduur 33
plaatsen of vervangen 24
weggooien van ~ 32
Teststrokengeleider 12
Test-toets 12
Thermometersymbool 164, 170
Tijd- en datumweergave instellen
52
Tijd instellen 54
Typeplaatje 14
U
Uitzetten van de meter
automatisch ~ 23, 43, 88, 91,
106, 117, 198
geheugen verlaten 105
instelmodus verlaten 43
na een meting 90
V
Vervaldatum
controleoplossing 138
teststroken 29
W
Wekkerfunctie
afzonderlijke herinneringen
uitschakelen 65
akoestisch signaal 59
instellen 59
symbool 60, 174
Z
Zandlopersymbool 86, 174
0 5049725001(02) 2008-04
0088
ACCU-CHEK, SOFTCLIX en SAFE-T-PRO
zijn merken van Roche.
Roche Diagnostics GmbH
68298 Mannheim, Germany
www.accu-chek.com
3

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw ACCU-CHEK Compact Plus bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van ACCU-CHEK Compact Plus in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 1,09 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van ACCU-CHEK Compact Plus

ACCU-CHEK Compact Plus Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 106 pagina's

ACCU-CHEK Compact Plus Gebruiksaanwijzing - English - 212 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info