21
gemaakt worden door de waakvlam
van de steun te demonteren, mocht
dit nodig zijn.
9. De hoofdbrander met een zachte
borstel schoonmaken.
10.Waakvlambrander controleren en
eventueel schoonmaken.
11.Branderkamer, rookgaskanaal en de
wervelstrip controleren en indien no-
dig reinigen.
12.In omgekeerde volgorde weer mon-
teren. Thermokoppelaansluiting op
het gasregelblok handvast aan-
draaien en maximaal 1/4 slag met
een sleutel vastzetten, daar deze al-
leen maar contact hoeft te maken. Na
reiniging van waakvlam- en hoofd-
brander de werking ervan controle-
ren. Indien nodig de branderdruk van
de hoofdbrander opnieuw instellen.
2.8.3 Ontkalking
Kalkvorming is afhankelijk van de
watergesteldheid- en behoefte. Daar-
naast treedt bij hoge watertemperaturen
meer kalkafzetting op in het toestel. Een
temperatuurinstelling van 60°C wordt
aanbevolen, zodat de kalkafzetting ge-
ring blijft. Ontkalking moet met geschikte
middelen uitgevoerd worden. Voor uit-
gebreide informatie is een
ontkalkingsinstruktie beschikbaar.
2.8.4 Reserve-onderdelen
Indien het noodzakelijk is onderdelen
van het toestel te vervangen moeten
deze altijd vervangen worden door
identieke onderdelen. Aan de hand van
het toesteltype en het volledige serie-
nummer van het toestel kunnen artikel-
nummers van reserve-onderdelen vast-
gesteld worden.
2.9 Inlaatcombinatie
Door middel van ontlasten testen.
Het water dient met een volle straal uit
te stromen. Testen of de afvoerleiding
open is en eventueel kalkresten verwij-
deren.
2.10 Maatregelen bij storing
Bij storing de volgende punten con-
troleren voordat een storingsdienst
wordt ingeschakeld:
Veiligheidsthermostaat
Alle toestellen zijn met een
veiligheidsthermostaat uitgevoerd, die bij
een te hoge watertemperatuur de gas-
toevoer afsluit. De veiligheids-
thermostaat blijft ingeschakeld, totdat de
watertemperatuur weer onder de
veiligheidstemperatuur komt. Aanslui-
tend moet het toestel opnieuw in bedrijf
gesteld worden, daar de hoofd- en
waakvlambrander veiligheidshalve auto-
matisch uitgaan. Vervolgens de regel-
thermostaat op een lagere water-
temperatuur instellen. Herhaaldelijk uit-
gaan van de waakvlam, bij hogere
watertemperaturen dan normaal, is het
bewijs dat de veiligheidsthermostaat in-
geschakeld is.
Warmwatertemperatuur niet goed
1. Controleer de instelling van de
temperatuurregelknop.
2. Controleer of de waakvlam brandt.
Eventueel aansteken (zie ‘In bedrijf
stellen’).
3. Controleer of er lekken cq. open-
staande kranen zijn.
4. Door uw installateur of energiebedrijf
laten controleren of er voldoende
gastoevoer en druk aanwezig is.
Een te lage belasting veroorzaakt te
lage watertemperaturen.
5. Misschien is het warmwaterverbruik
groter dan aanvankelijk berekend
werd.
6. Inspecteer of de koudwaterinlaatbuis
zich in de juiste positie bevindt.
Warmwatertemperatuur te hoog
Controleer of de regelthermostaat te
hoog ingesteld is.
Vermoedelijke waterlekkage
1. Controleer of de aftapkraan helemaal
gesloten is.
2. Controleer of alle wateraansluitingen
waterdicht zijn.
3. Controleer of de vermoedelijke
waterlekkage eventueel condens
kan zijn.