Waterverwarmer
Installatieschema
Ketel 1
Ketel 2
Stookkring 1
Adres 2
WRS-
CPU/B1
Adres 1
WRS-
CPU/B1
Adres A
B10
Opmerking : wordt een bijkomende WRS-EM ingezet,
dan moet de steilheid aan de WRS-CPU
met adres # 1 teruggezet worden
(steilheid ——).
Andere cascadeketels krijgen de adressen : B en C
Specifieke parameterinstellingen in functie van de
installatie
Niveau eindgebruiker voor de WRS-EM (adres 2) :
Parameters 11 - 17, resp. 21 - 27, resp. 31 - 37
stookcyclus aanpassen
Parameters 50 - 54 instelwaarden aanpassen
Serviceniveau voor de WRS-EM (adres 2) :
Bedieningstoestel als ruimtetoestel :
Parameter 130 op AAN zetten, indien referentieruimte
aangegeven
Parameter 132 op ——- zetten, wanneer de pomp via de
thermostaatfunctie niet mag afgeschakeld worden.
Niveau eindgebruiker voor de WRS-CPU/B1 (adres 1)
Parameter 54 op ——— zetten
Parameter 55 op warmwatertemperatuur instellen
Serviceniveau voor de WRS-CPU/B1
(adres 1, Master)
Circulatiepomp :
Parameter 175 Q1 functie op ketelpomp zetten
Cascade :
Parameter 200 cascadeverhouding
Parameter 201 keuze van de sturingsketel
Parameter 204 keuze van de ketel voor de WW-oplading
Parameter 177 sturing van de ketelpomp op parall-brander
zetten
Serviceniveau voor de WRS-CPU/B1
(adres A, Slave)
Ketelpomp :
parameter 175 Q1 functie op ketelpomp zetten
Opmerking : met de parameter 90 kunnen de uit-
gangen getest worden. Met de
parameters 110 tot 120 kunnen de van
de regeling afhankelijke waarden
gecontroleerd worden.