Stookkring 1
Installatieschema
Waterverwarmer
Ketel
Adres 1
WRS-CPU-B3
Opmerking : elektrische schakelschema’s,
zie M+B WTU
Installatieschema
6.6 Pompstookkring, 4 mengstookkringen en waterverwarmer met circulatiepomp
Specifieke parameterinstellingen in functie van de
installatie
Niveau eindgebruiker :
Parameters 11 - 17, resp. 21 - 27, resp. 31 - 37
stookcyclus aanpassen
Parameters 50 - 55 instelwaarden aanpassen.
Serviceniveau
Adres :
Parameter 910 op ketel 1#1 zetten
Bedieningstoestel als ruimtetoestel :
Parameter 130 op AAN zetten, indien passende
referentieruimte beschikbaar.
Vloerverwarming
Parameter 144 op voorinstellingen begrenzen.
Opmerking : met de parameter 90 kunnen de uit-
gangen getest worden. Met de
parameters 110 tot 120 kunnen de van
de regeling afhankelijke waarden
gecontroleerd worden.
Centraal bedieningstoestel (doorgeefplaats)
Het bedieningstoestel van stookkring 1 kan als
doorgeefplaats gebruikt worden. Daarvoor moet in het
serviceniveau de parameter 910 op “0” ingesteld worden
en wordt de toegang tot alle modules van de installatie
vrijgegeven. De keuzeschakelaar voor de bedrijfsaard en
de toets aanwezig/afwezig functioneren in dit geval niet.
De ruimtetemperatuurvoeler is gedeactiveerd.
Specifieke parameterinstellingen in functie van de
installatie
Niveau eindgebruiker voor elke stookkring
(adressen 1, 2, 3, 4 of 5) :
Parameters 11 - 17, resp. 21 - 27, resp. 31 - 37
stookcyclus aanpassen.
Parameters 50 - 55 instelwaarden aanpassen.
Serviceniveau voor elke stookkring
(adressen 1, 2, 3, 4 of 5)
Bedieningstoestel als ruimtetoestel :
Parameter 130 op AAN zetten, indien passende
referentieruimte beschikbaar
Parameter 132 op ——- zetten, wanneer de pomp niet mag
afgeschakeld worden via de thermostaatfunctie.
Serviceniveau voor de stookkring 2, 3, 4 of 5
Vloerverwarming :
parameter 144 op voorinstellingen begrenzen
Serviceniveau voor adres 1
Circulatiepomp :
parameter 174 op circulatie zetten
parameter 178 kiezen welke sturing
parameter 179 eventuele looptijd begrenzen
Opmerking : met de parameter 90 kunnen de uit-
gangen getest worden. Met de
parameters 110 tot 120 kunnen de van
de regeling afhankelijke waarden
gecontroleerd worden.