1Kogelafsluitkraan met
thermische afsluiting
(TAS)*
2Meervoudig regeltoe-
stel
3Gassmoorklep
4Brander
* optie vanaf DN 65
5Gasdrukvoeler
6Filter
7Dubbelmagneetventiel
DMV
8Drukregelaar FRS
Functieschema gasarmaturen
Programmaverloop
Warmtevraag door de ketelregelaar:
•Controle van de servomotoren
•Starten van de ventilator – ventileren van de vuurhaard
•Ontsteking aan
•Magneetventielen openen - brandstofvrijgave
•Vlamvorming
•Afhankelijk van de warmtevraag openen elektrisch
gekoppeld de lucht- en gassmoorklep
•Na 24 uur continu bedrijf volgt tijdgestuurd een ge-
dwongen regelafschakeling.
Voldoende warmte aanwezig:
•Magneetventielen sluiten na elkaar
•Naventilatie van de vuurhaard
•Ventilator uit
•Dichtheidscontrole van de magneetventielen
•Brander schakelt uit – standby
3
Nominale diameter 3
/4" tot 1 1
/2"
Nominale diameter 2"
Nominale diameter DN 65 en DN 80
Aanlooptesten bij de branderstart
Bij elke branderstart wordt de functie van de servomotoren
(initialisering) en de luchtdrukvoeler gecontroleerd. Wordt
een afwijking van het beoogde programma vastgesteld,
dan wordt de inbedrijfname afgebroken en volgt een
nieuwe start. Er wordt tot 5 maal opnieuw gestart
Gasgebrekprogramma
De gasdrukvoeler bewaakt de min. gasdruk tussen de
beide ventielen van W-MF of DMV. Wordt de gasdrukvoe-
ler op grond van een te lage gasdruk niet bekrachtigd, dan
wordt de branderstart afgebroken. Na een wachttijd van
twee
minuten volgt een nieuwe startpoging. Wordt nog steeds
gasgebrek vastgesteld, dan wordt wederom na twee
minuten wachttijd een derde startpoging gedaan. Na de
derde vruchtloze startpoging wordt eerst na verloop van
een uur met een nieuwe branderstart begonnen.
Door het afzetten en opnieuw inschakelen van de stroom-
toevoer kan het gasgebrekprogramma onderbroken wor-
den.
Dichtheidscontrole
Na een regelafschakeling van de brander volgt een auto-
matische dichtheidscontrole. De verbrandingsmanager
controleert op foutieve drukstijging en drukverlies tussen
de magneetventielen.
Wordt geen foutieve stijging van de gasdruk en geen druk-
verlies vastgesteld, dan gaat de brander in “standby” met
de weergave OFF.
Wordt de brander door een storingsuitschakeling of door
spanningsval uitbedrijf geschakeld, dan wordt de dicht-
heidscontrole bij de volgende branderstart uitgevoerd:
•Brander schakelt tijdens de aanloopfase uit
•Dichtheidscontrole
•Automatische nieuwe start
Netspanningscontrole
Tijdens de branderwerking wordt de netspanning door de
verbrandingsmanager gecontroleerd. Wordt de onder-
spanningsgrens - 15 % onderschreden, dan schakelt de
brander af; op het display wordt
OFF U
aangegeven.