7 Bijlage
7.1 Let op
Onder de onderstaande omstandigheden is geen sprake van een systeemfout:
Situaties die de GPS-positionering kunnen beïnvloeden:
Soms gaat het aanwijspunt heen en weer als u op een snelweg of viaduct rijdt.
Als u op een heel steile weg rijdt.
Als u op een kronkelende weg rijdt, zult u merken dat het aanwijspunt heen en weer gaat. Dit heeft niets te maken met de
straal van de weg en de rijsnelheid van uw voertuig. Een reden kan zijn dat de echte wegomstandigheden mogelijk
verschillen van de informatie op de elektronische kaart.
Als u naar links of rechts afslaat om naar een weg te gaan die parallelwegen in de buurt heeft (op minder dan 50 meter
afstand) kan het voorkomen dat de aanwijzer naar een andere weg gaat.
Bij het rijden op een slingerende brede weg kan het voorkomen dat het aanwijspunt heen en weer gaat doordat de echte
afstand niet precies overeenkomt.
Voordat u naar een open weg terugkeert na het rijden in een ondergrondse parkeergarage of een spiraal-oprit van een
parkeergarage met meerdere verdiepingen, kan het aanwijspunt ook heen en weer gaan. Als de auto zich in een
draaiende lift bevindt, wijst de aanwijzer mogelijk niet in de juiste richting.
Een gesproken bericht bieden bij een splitsing verderop.
De aangegeven afstand kan afwijken van de feitelijke afstand.
Als een van deze omstandigheden optreedt, zal de GPS-satelliet automatisch de huidige positie bijwerken als u
doorrijdt.
Problemen veroorzaakt door kaartbestanden:
Als u terugkeert van een onlangs aangelegde weg op een weg die in het kaartbestand is opgenomen, kan het voorkomen
dat de aanwijzer heen en weer gaat omdat het kaarbestand mogelijk niet de echte wegomstandigheden weergeeft. Als u
doorrijdt, past het systeem de juiste positie aan de hand van GPS-signaalinformatie aan.
Geen doorgang wegens een afgesloten weg of een voetpad;
Openen van een nieuwe weg en sluiten van de bestaande weg;
Richting weg die niet bereden mag worden;
Route opnieuw berekend zonder de voorgestelde route te wijzigen;
Aanwijzing naar een normale weg in plaats van een viaduct of omgekeerd;
Als er in de buurt van de bestemming alleen smalle weggetjes zijn zonder een normale weg, begeleidt het systeem u
slechts tot een punt in de buurt van uw bestemming;
Geeft u aan om een U-bocht te maken;
Geen indicatie bij een wegsplitsing;
Aanwijzing voor afslaan komt niet met de werkelijke situatie overeen;
Geen richtingaanwijzing of gesproken bericht over toegang of afrit bij het rijden op een snelweg;
De schematische kaart komt niet helemaal overeen met de werkelijke wegsituatie.
Plaatsen waar de ontvangst van GPS-signalen problemen oplevert
In tunnels;
Tussen hoge gebouwen;
Onder viaducten;
Tussen bomen en in bossen.
Plaats een externe GPS-antenne op het dak van de auto. Als zich daar een rek bevindt, moet u er voor zorgen dat
rek en antenne gescheiden van elkaar blijven.
GPS wordt beheerd door het ministerie van defensie van de VS. De kans bestaat dat de nauwkeurigheid van het
GPS-signaal wordt verminderd.