Verhelpen van storingen
De apparaten zijn vervaardigd
volgens de modernste productie
-
methoden en meermaals gecon-
troleerd op hun goede werking.
Mochten er toch functiestoringen
optreden, dient het apparaat eerst
gecontroleerd te worden aan de
hand van de onderstaande lijst.
Het apparaat start niet
■
stand van de aan/uit-schakelaar
controleren. Het groene contro
-
lelampje moet branden
■
Aansluiting op het stroomnet
en de zekeringen van de opstel-
plaats controleren 230V/1~/50
Hz
■
Netstekker en netkabel controle-
ren op beschadiging
■
Vulpeil en correcte bevestiging
van het condensaatreservoir
controleren (niet bij AMT 110-E)
■
De instelling van de hygrostaat
(toebehoren) controleren.
De ingestelde waarde moet lager
zijn dan de relatieve luchtvoch
-
tigheid in de opstelruimte
■
De tussenstekker van de hygros-
taat controleren op beschadiging
en correcte bevestiging
Reinigen van de apparaten
Om de binnenzijde van het appa-
raat te reinigen en om toegang te
krijgen tot de elektrische compo-
nenten
moet de behuizing van het appa-
raat worden geopend.
1. De 2 bevestigingsschroeven [B]
demonteren.
2. De behuizing optillen en los
-
maken van de lippen aan de
voorkant.
3. De lamellen van de condensator
reinigen door ze uit te blazen,
met de stofzuiger schoon te
zuigen of met een zachte borstel
of een zachte kwast te reinigen.
4. De verdamperlamellen reinigen
met bijv. een lauw zeepsopje of
iets dergelijks.
5. Niet blootstellen aan een recht
-
streekse waterstraal.
6. Naspoelen met schoon water
om zeepresten te verwijderen.
7. Binnenkant van het apparaat en
de ventilatorwaaier reinigen.
8. Condensaatbak en aansluitstuk
reinigen.
9. Na de reiniging moet het ap
-
paraat worden drooggemaakt.
Neem vooral de elektrische
componenten in acht!
10. Alle gedemonteerde onderde-
len in omgekeerde volgorde
-
weer correct monteren.
11. Een functiecontrole en een
elektrische veiligheidscontrole
uitvoeren.
Instel- en onderhoudswerk-
zaamheden mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door
geautoriseerd vakpersoneel.
Na alle werkzaamheden aan
de apparaten moet een elek-
trische veiligheidscontrole
worden uitgevoerd conform
VDE 0701.
B
B
Het rode controlelampje
(storing) brandt
■
De koelkringloop is overbelast
of oververhit
■
Voordat het apparaat opnieuw
mag worden gestart, moet de
oorzaak van de storing worden
opgespoord.
Denk eraan dat het apparaat au
-
tomatisch weer begint te lopen
nadat het is afgekoeld!
Het apparaat loopt, maar er
vormt zich geen condensaat
■
De kamertemperatuur controle-
ren
Het werkbereik van het appa
-
raat ligt tussen 3 °C en 32 °C
■
De luchtvochtigheid controleren,
min. 40% r.l. is vereist
■
Het stoffilter controleren op
vervuiling en eventueel
reinigen of vervangen
■
De lamellen van de verdamper
en de condensator controleren
op vervuiling en eventueel reini
-
gen
■
De verdamper controleren op
ijsvorming / rijpvorming.
Wanneer dit het geval is, moet
de werking van de ontdooiau-
tomaat en van de temperatuur-
sensor worden gecontroleerd
■
Wanneer het apparaat ondanks
de uitgevoerde controles niet
foutloos werkt, moet een geau-
toriseerd gespecialiseerd bedrijf
worden ingeschakeld
Bij het reinigen van de wisse-
laar moet men bijzonder voor-
zichtig zijn, omdat de dunne
aluminiumlamellen makkelijk
verbogen raken.
AANWIJZING
AANWIJZING
ATTENTIE
Werkzaamheden aan de koel-
installatie en aan de elektrische
uitrusting mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door een
gespecialiseerd bedrijf dat daar-
toe speciaal is geautoriseerd!
ATTENTIE