37
Opnamen maken
De scherpstelfunctie selecteren
b Scherpstelfunctie
z
Druk op de knop of in de opnamefunctie.
Bij elke druk op de knop verandert de scherpstelfunctie en wordt
de betreffende instelling weergegeven op de LCD-monitor.
De camera is gereed voor het maken van een opname met de
ingestelde scherpstelfunctie.
• De standaardinstelling van de scherpstelfunctie is [Autofocus
mode].
• De zoompositie is standaard ingesteld op een gemiddelde waarde
en de flitser gaat niet af in [Super Macro Mode].
• Wanneer de filmopnamefunctie (
☞
blz. 56) is geselecteerd, wordt
de scherpstelfunctie ingesteld op de autofocusfunctie, oneindig-
landschapfunctie en handmatige scherpstelfunctie.
• De flitser gaat niet af in de supermacrofunctie.
z
(geen
symbool)
Autofocusfunctie
Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt
ingedrukt, stelt de camera scherp op het onderwerp
in het autofocusgebied. Gebruik deze functie wanneer
de afstand tot het onderwerp meer dan 40 cm is.
Macrofunctie
Deze functie wordt gebruikt wanneer de afstand tot het
onderwerp ca. 18 tot 50 cm is. Wanneer de ontspan-
knop tot halverwege wordt ingedrukt, stelt de camera
scherp op het onderwerp in het autofocusgebied.
Oneindig-landschapfunctie
Handmatige
scherpstelfunctie
Deze functie wordt gebruikt voor het fotograferen van
objecten in de verte.
Stelt u in staat handmatig scherp te stellen met de
vierwegbesturing (
̆̄
).
Supermacrofunctie Deze functie wordt gebruikt wanneer de afstand tot
het onderwerp ca. 6 tot 20 cm is. Wanneer de
ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, stelt de
camera voortdurend scherp op het onderwerp in het
autofocusgebied.
Scherpstelgebied-functie De positie van het autofocusgebied wordt gewijzigd.