INSTALLATIE
13
12
ONDERHOUD
Reinigen
Geëmailleerde delen
De binnenkant van de ovendeur, het
bedieningspaneel, de zijwanden, de
ovenbodem en de bak- en braadplaat zijn
geheel geëmailleerd. U kunt ze het beste
reinigen met een warm sopje, eventueel met
vloeibare zeep (Jif, Brillo), en nabehandelen
met schoon water.
Accessoire
Als accessoire kunnen zelfreinigende
zijwanden besteld worden. Deze zijwanden
reinigen zichzelf bij een oventemperatuur van
200 °C en mogen alleen met een droge doek
behandeld worden.
Chroom
Richels en ovenrooster met een warm sopje of
vloeibare zeep reinigen, nabehandelen met
schoon water.
Kunststof/glas
Handgreep en knoppen met een sopje of met
Glassex reinigen.
Afdichtrubber
Reinigen met een warm sopje en
nabehandelen met schoon water.
Tip
Door de oven regelmatig schoon te maken,
voorkomt u hardnekkige verontreinigingen.
Wilt u de oven grondig reinigen, dan kunt u de
richels verwijderen door de richels omhoog te
duwen en uit de haak te lichten.
fig. 5
Installatie
Algemeen
Wanneer het toestel niet is voorzien van een
aansluitsnoer met stekker, dan dient het
alleen door een erkend installateur op het
lichtnet te worden aangesloten.
Stekker en stopcontact moeten na installatie
van het toestel goed bereikbaar blijven.
Let op:
Op het gegevensplaatje staan de
aansluitwaarde en de vereiste netspanning
aangegeven. Het aansluiten moet gebeuren in
overeenstemming met de nationale en lokale
voorschriften.
Stekker en stopcontact moeten na installatie
van het toestel goed bereikbaar blijven.
Elektrische aansluiting
230 V - 50 Hz
■ Het toestel moet altijd geaard zijn.
Gebruik voor het aansluiten een kabel van
goede kwaliteit, bijv. H05RRF,
1,5 of 2,5 mm
2
, met 3 of 5 aders, afhankelijk
van de voorschriften.
Met de volgende kleurcode:
bruin = fase L
blauw = fase N
groen/geel = aarde ( )
zwart = nul of fase
U kunt, afhankelijk van het aansluitschema,
de zwarte aders als nul- of fasedraad
gebruiken.
De kabel moet voorzien zijn van een stekker
die geschikt is voor een nominaal vermogen
van minimaal 15 A.
Wilt u een vaste aansluiting maken, zorg er
dan voor dat er een omnipolaire schakelaar
met een contactafstand van minimaal 3 mm
in de toevoerleiding wordt aangebracht.
Aansluitschema’s
■ Aan de achterzijde van het toestel bevindt
zich een etiket met daarop de aansluit-
schema’s.
Aansluitklemmen
■ De aansluitklemmen zijn bereikbaar nadat u
de achterwand heeft weggenomen. Met de
op het aansluitblok aanwezige bruggen kunt
u de vereiste doorverbinding maken.
Vergeet niet de kabel vast te zetten met de
trekontlasting. Monteer de achterwand
weer nadat u de kabel heeft bevestigd.