Installatie
Voorzorgsmaatregelen voor
installatie
R Installeer de camera niet aan een plafond.
R Er moeten gaten in de muur worden gemaakt
om kabels en bedrading door te voeren.
Panasonic is niet verantwoordelijk voor
problemen met betrekking tot het maken van
gaten in muren.
R Zorg dat de gaten die u in de muur maakt
waterbestendig zijn.
R Zorg dat u de veiligheidskabel bevestigt om te
voorkomen dat de camera valt.
R Gebruik
geen accuboormachine. (Hierdoor
kunnen de schroeven beschadigd raken of te
vast worden gedraaid.)
R Bevestig de camera op een stabiele locatie waar
de eenheid voldoende kan worden ondersteund
bij installatie.
R De wisselstroomadapter moet worden
aangesloten op een verticaal of op de vloer
aangebracht stopcontact. Sluit de
wisselstroomadapter niet aan op een
stopcontact op het plafond, omdat de stekker
door het gewicht van de adapter uit het contact
kan worden getrokken.
R Installeer de camera niet aan een zacht
materiaal. Deze kan vallen en kapotgaan of
letsel veroorzaken.
Informatie over wandmateriaal
Beplating
R Gebruik de meegeleverde schroeven ø4 mm ´
25 mm. Zorg dat de uithaalcapaciteit van elke
schroef minstens 294 N (30 kgf) is.
R Als het gewicht van de camera alleen door de
beplating wordt gedragen, kan de beplating
beschadigd raken. Zorg dat u de camera op een
locatie bevestigt waar de structuur achter de
beplating kan worden gebruikt om het gewicht
van de camera te ondersteunen. Als dit niet
mogel
ijk is vanwege de dikte van de beplating,
moet u in de winkel verkrijgbare schroeven
gebruiken van ø4 mm ´ langer dan 25 mm.
R Boor een proefgat met een boor die geschikt is
voor het type beplating. Verwijder al het grijs het
boren van het proefgat. Boor het proefgat niet
door tot in de structuur achter de beplating.
Slecht voorbeeld
Geen ondersteuning achter buitenoppervlak
Structuur achter beplating
Beton
R Gebruik niet de meegeleverde schroeven.
Gebruik pluggen (schroef ø: 4 mm) die zijn
bedoeld voor betonmuren.
R Lees zorgvuldig de instructies bij de pluggen.
Volg instructies wat betreft de boordiameter,
gatdiepte, enzovoort.
R Boor een proefgat. Verwijder al het grijs het
boren van het proefgat.
18
Instellen