5.2. Veel voorkomende fouten
Opmerking: Om de metingen te kunnen vergelijken, moeten deze altijd in dezelfde omstandigheden
gebeuren! Doorgaans gebeuren ze in rusttoestand.
• Elke inspanning van de patiënt om de arm te ondersteunen, kan de bloeddruk verhogen. Zorg voor een
ontspannen en comfortabele houding en gebruik tijdens de hele meetfase geen enkele spier van de
meetarm. Gebruik, indien nodig, een kussen om de arm te ondersteunen.
• Wanneer de armslagader zich aanzienlijk hoger of lager dan het hart bevindt, krijgt u een foutief
resultaat (te hoog/te laag)! (Elk hoogteverschil van 15 cm, heeft een fout van 10 mmHg tot gevolg)!
• Als de manchet te veel spant of te kort is, zal het meetresultaat foutief zijn. De keuze van een geschikt
manchet is uiterst belangrijk. De goede maat is afhankelijk van de armomtrek (gemeten in het midden
van de bovenarm). De aanvaardbare marge staat vermeld op de manchet. Als die niet past, raadpleeg
dan uw gespecialiseerde leverancier.
Opmerking: gebruik enkel klinisch geteste manchetten!
• Een te los manchet of een hoeveelheid lucht die een laterale zwelling vormt, geven foutieve meetresultaten.
5.3. Plaatsen van de manchet
a) Plaats de manchet rond de linkerbovenarm zodat het slangetje naar de
voorarm is gericht.
b) Plaats de manchet rond arm zoals op de tekening is aangeduid. Zorg ervoor
dat de onderkant van de manchet zich 2 tot 3 cm boven de elleboogplooi
bevindt en dat de rubberen manchetslang langs de binnenkant van de arm
uit de manchet komt.
Belangrijk: het merkteken (streep van ongeveer 3 cm) moet precies op de
arterie liggen die door de binnenkant van de arm loopt.
c) Neem het vrije uiteinde van de manchet en sluit deze.
d) Er mag geen ruimte vrij zijn tussen de arm en de manchet omdat dit tot
verkeerde resultaten zou kunnen leiden. De arm mag niet gehinderd
worden door kleding. Verwijder hinderende kleding (bijvoorbeeld een trui).
e) Sluit de manchet met de zelfklevende band. Zorg ervoor dat deze niet te
veel spant en comfortabel zit. Laat de arm op tafel rusten (met de hand-
palm naar boven gericht) en let erop dat de manchet zich ter hoogte van
het hart bevindt. Let er eveneens op dat de manchetslang niet gedraaid is.
Opmerking:
Als u de manchet niet om de linkerarm kan plaatsen, kunt u hem ook rond de
rechterarm doen. Alle volgende metingen zullen dan echter wel aan deze arm
moeten gebeuren.
5.4. Procedure voor het meten van de bloeddruk
Wanneer u de manchet juist hebt aangebracht, kunt u met de meting beginnen:
a) Zet het toestel aan door op de toets te drukken. Het pompje begint de
manchet op te blazen. De druk in de manchet wordt voortdurend op het
scherm weergegeven.
b) Wanneer de juiste druk is bereikt, stopt het pompje en neemt de druk langzaam af.
De druk in de manchet (grote cijfers) verschijnt tijdens de meting op het scherm.
6
2–3 cm
slangen