24
9. Zorg dat het frees niet in contact is met het werk-
stuk wanneer u het gereedschap inschakelt.
10. Laat het gereedschap draaien, alvorens het
werkstuk te trimmen. Controleer of er trillingen
en/of schommelingen zijn, die op een verkeerd
geinstalleerd frees kunnen wijzen.
11. Zorg dat de rotatierichting overeenkomt met de
trimrichting.
12. Schakel het gereedschap onmiddellijk uit, als u
het niet meer gebruikt. Schakel het gereedschap
allen in, als u het in handen houdt.
13. Schakel het gereedschap uit en wacht tot het
helemaal tot stilstand is gekomen, alvorens het
van het werkstuk te verwijderen.
14. Raak het frees onmiddelijk na het trimmen niet aan;
aangezien het nog gloeiend heet is en derhalve
brandwonden kan veroorzaken.
15. Wees voorzichtig en veeg het voetstuk van het
gereedschap niet af met verfverdunner, benzine,
olie of iets dergelijks, aangezien er anders bar-
sten in kunnen komen.
16. Zorg ervoor dat u uitsluitend frezen gebruikt die
de juiste schachtdiameter hebben en geschikt
zijn voor de snelheid van het gereedschap.
17. Sommige materialen bevatten chemische stoffen
die vergiftig kunnen zijn. Vermijd inademing van
stof en contact met de huid. Volg de veiligheids-
instructies van de leverancier van het materiaal.
18. Gebruik altijd het juiste stofmasker/ademha-
lingsapparaat voor het materiaal en de toepas-
sing waarmee u werkt.
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN.
WAARSCHUWING:
Laat u NIET misleiden door een vals gevoel van com-
fort en bekendheid met het gereedschap (na veelvul-
dig gebruik) en neem alle veiligheidsvoorschriften
van het betreffende product altijd strikt in acht. VER-
KEERD GEBRUIK of het niet naleven van de veilig-
heidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing kan
leiden tot ernstige verwondingen.
BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIES
LET OP:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en zijn
stekker uit het stopcontact is verwijderd alvorens de
functies op het gereedschap te controleren of af te stel-
len.
Instellen van de snijdiepte (Fig. 1)
Plaats het gereedschap op een plat oppervlak. Draai de
vergrendelknop los en breng het lichaam van het gereed-
schap omlaag totdat de freeskop het plat oppervlak net
raakt. Draai de vergrendelknop vast om het lichaam van
het gereedschap te vergrendelen.
Draai de klemmoer van de arreteerstang naar links.
Breng de arreteerstang omlaag totdat deze de afstelbout
raakt. Doe de dieptewijzer overeenkomen met de “0”
schaalverdeling. De snijdiepte wordt op de schaal aange-
geven door de dieptewijzer.
Druk de knop voor snelvoeding in en breng tegelijk de
arreteerstang omhoog totdat de gewenste snijdiepte is
verkregen. U kunt de snijdiepte nauwkeurig afstellen
door de afstelknop te verdraaien (1 mm per slag).
U kunt de arreteerstang stevig vastzetten door de klem-
moer van de arreteerstang naar rechts te draaien.
U kunt nu de vooraf ingestelde snijdiepte krijgen door de
vergrendelknop los te draaien en vervolgens het lichaam
van het gereedschap omlaag te brengen totdat de arre-
teerstang in aanraking komt met de afstelbout op het
arreteerblok.
Nylonmoer (Fig. 2)
Door de nylonmoer te draaien kunt u de bovenlimiet van
het gereedschapslichaam afstellen. Wanneer de tip van
de freeskop niet ver genoeg uitsteekt in verhouding tot
het voetplaatoppervlak, moet u de nylonmoer verder
indraaien om de bovenlimiet te verlagen.
LET OP:
• Wanneer u groeven snijdt met een 8 mm diameter
freeskop, mag de snijdiepte niet meer zijn dan 15 mm
per snijbeurt. Overmatig snijden kan overbelasting van
de motor en moeilijkere controle over het gereedschap
veroorzaken.
• Wanneer u groeven snijdt met een 20 mm diameter
freeskop, mag de snijdiepte niet meer zijn dan 5 mm
per snijbeurt.
• Voor het snijden van extra-diepe groeven, moet u in
twee of drie snijbeurten werken en de diepte van de
freeskop geleidelijk vermeerderen.
• Draai de nylonmoer niet te ver naar binnen, omdat de
freeskop anders gevaarlijk kan uitsteken.
Arreteerblok (Fig. 3)
Het arreteerblok heeft drie zeskante afstelbouten die per
slag 0,8 mm hoger of lager kunnen worden ingesteld.
Met deze afstelbouten kunt u gemakkelijk drie verschil-
lende snijdieptes krijgen zonder dat u de arreteerstang
telkens opnieuw moet afstellen.
Stel de laagste zeskantbout in op de grootste freesdiepte
volgens de procedure beschreven onder “De freesdiepte
instellen”. Stel de overige twee zeskantbouten af om min-
der diepe snijdiepten te krijgen. De hoogteverschillen
tussen deze drie zeskantbouten zijn gelijk aan de diepte-
verschillen van de sneden.
Om de zeskantbouten af te stellen, draait u eerst de zes-
kantmoeren op de zeskantbouten los met de sleutel, en
daarna draait u de zeskantbouten naar de gewenste posi-
tie. Nadat de gewenste positie is afgesteld, draait u de
zeskantmoeren vast terwijl u de zeskantbouten op de
afgestelde plaats houdt. Het arreteerblok is ook handig om
in drie snijbeurten met geleidelijk diepere freeskopinstel-
lingen te werken wanneer u diepe groeven wilt snijden.
Werking van de trekschakelaar (Fig. 4)
LET OP:
• Alvorens u het gereedschap op een stopcontact aan-
sluit, moet u altijd controleren of de trekschakelaar naar
behoren functioneert en bij loslaten naar de “OFF”
stand terugkeert.
• Zorg ervoor dat de asblokkering in de vrije stand staat
alvorens de trekschakelaar in te drukken.
Om het gereedschap te starten, drukt u de vergrendel-
toets in en vervolgens drukt u de trekschakelaar in. Laat
de trekschakelaar los om het gereedschap te stoppen.
Voor doorlopend gebruik, drukt u de trekschakelaar in en
daarna drukt u de vergrendeltoets verder in. Om het
gereedschap te stoppen, drukt u de trekschakelaar in
zodat de vergrendeltoets automatisch vrijkomt. Laat
daarna de trekschakelaar los.
Nadat u de trekschakelaar hebt losgelaten, zal de ver-
grendelfunctie voorkomen dat de trekschakelaar per
ongeluk wordt ingedrukt.