24
INSTALLATIE
7) GASAANSLUITING
Voor u het toestel aansluit dient u er zich van te
vergewissen dat de gegevens op het etiket op
het onderste deel van de behuizing compatibel
zijn met het gasdistributienet.
Het etiket op pagina 30 van dit boekje en het
etiket op het onderste deel van de behuizing
geven de voorwaarden aan voor de instelling
van het toestel: gastype en werkdruk.
Wanneer het gas wordt verdeeld door leidingen,
moet het toestel aangesloten worden op de
gasaanvoerinstallatie en afdichtingen volgens
de norm NBN D 51-003:
oOfwel met een starre metalen buis uit staal,
waarvan de koppelingen moeten worden
uitgevoerd door middel van verbindingsstukken met
schroefdraad overeenkomstig norm UNI-ISO 7/1.
Het gebruik van afdichtingsmiddelen zoals
hennep met aangepaste mastiek of teflonlint is
toegelaten.
oOfwel met buizen in koper, waarvan de
koppelingen moeten worden uitgevoerd door
middel van verbindingsstukken met mechanische.
o Ofwel met een buigzame buis van roestvrij staal
met naadloze wand, met een lengte van maximum
2 meter en afdichtingen volgens de norm. Deze
buis moet zodanig geïnstalleerd worden dat hij
niet in contact kan komen met bewegende delen
van de inbouwmodule (bij voorbeeld laden) en
mag niet door ruimtes lopen die kunnen worden
gevuld.
Wanneer het gas rechtstreeks door een fles
wordt geleverd, moet het toestel, gevoed door een
drukregelaar, worden aangesloten:
oOfwel met buizen in koper, waarvan de
koppelingen moeten worden uitgevoerd door
middel van verbindingsstukken met mechanische.
o Ofwel met een soepele buis van roestvrij staal met
naadloze wand, met een lengte van maximum 2
meter en afdichtingen volgens norm UNI 9264.
Deze buis moet zodanig geïnstalleerd worden dat
hij niet in contact kan komen met bewegende
delen van de inbouwmodule (bij voorbeeld laden)
en mag niet door ruimtes lopen die kunnen
worden gevuld. Wij raden aan op de soepele buis
het speciale, in de handel gemakkelijk te
verkrijgen verloopstuk aan te brengen, om de
verbinding met de pakkinghouder van de
drukregelaar die op de fles is gemonteerd te
vereenvoudigen.
o Ofwel met rubberen slang conform de normen,
niet korten dan 400 mm en niet langer dan 1500
mm, hecht bevestigd aan de rebberdrager door
middel van veiligheidsbandjes volgens de normen.
Als de aansluiting afgewerkt is, moet u de perfecte
dichting controleren en daarbij gebruik maken van
een zeepoplossing en nooit van een vlam.
WAARSCHUWING:
- Het verbindingsstuk voor de gastoevoer naar
het apparaat heeft een interne ronde
bedrading van 1/2”, mannelijk,
overeenkomstig UNI ISO normen 228-1.
- De roestvrij stalen flexibele een rubberen
slang moet zodanig worden geïnstalleerd dat
hij niet in aanraking komt met bewegende
delen van de inbouwmodule (zoals laden) en
dat hij niet dwars door de inbouwruimtes
heenloopt.
Bij gebruik van een rubberen slang moet u de
hievolgende voorschriften strikt navelen:
- De slang mag nooit in aanraking komen met
delen met temperaturen hoger dan 70 K.
- Hij mag nooit onderworpen zijn aan draaiing
of trekkracht, mag geen vernauwlngen of
uitzonderlijk nauwe bochten bevatten.
- Hij mag niet in aanraking komen met scherpe
voorwerpen, punten e.d.
- De slang moet over de gehele lengte
gemakkelijk te controleren zijn op zijn goede
staat.
- U moet de slang vervangen voor de op de
slang gestempelde datum.
- Het apparaat is conform de voorschriften van
de hieronder genoemde Europese Richtlijnen:
EEG 90/396 + 93/68 betreffende de
Gasvelligheid.