57
56
Geavanceerde opnametechniek
Met de transportstanden regelt u de manier waarop
beelden worden opgenomen. Op de monitor verschij-
nen aanduidingen voor de geselecteerde transport-
stand. De transportstand wordt ingesteld met de trans-
portschakelaar. Verstel de schakelaar met de hendel aan
de voorzijde.
TRANSPORTSTANDEN
Enkelbeeld bracketing – opnameserie maken met verschillende belichtingsinstellingen
(blz. 58) De foto’s worden een voor een gemaakt.
Enkelbeeldtransport – elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt wordt een enkele
opname gemaakt (blz. 28). Intervalopname kan worden gebruikt (blz. 78).
10 seconden zelfontspanner – om het moment van de opname met 10 seconden te ver-
tragen. Om zelf op de foto te komen (blz. 57).
Continu bracketing – opnameserie maken met verschillende belichtingsinstellingen (blz.
58) De hele serie wordt met één druk op de knop gemaakt.
2 seconden zelfontspanner – om het moment van de opname met 2 seconden te ver-
tragen (blz. 57).
Continu-transport – serie opnamen maken zolang de ontspankop ingedrukt wordt
gehouden (blz. 57).
TELLER RESTERENDE OPNAMEN
De teller voor de resterende opnamen geeft bij benadering het aantal opnamen aan dat tijdens het
fotograferen in het buffergeheugen van de camera kan worden opgeslagen. Dit aantal verandert door-
dat er foto’s worden opgenomen en op de geheugenkaart worden weggeschreven.
Teller resterende opnamen
Met continu transport kunt u een serie opnamen maken door de ontspanknop ingedrukt te houden.
De hoogste opnamefrequentie bij continu transport is 3 beelden per seconde. Het maximum aantal
beelden dat kan worden opgenomen is afhankelijk van de instellingen voor beeldgrootte en -kwaliteit.
U kunt ongeveer negen RAW of RAW & JPEG opnamen achtereen maken; kijk in de tabel voor ande-
re combinaties. De aantallen zijn een benadering en zijn ook afhankelijk van de beeldinhoud.
OVER CONTINU TRANSPORT
OVER DE ZELFONTSPANNER
Plaats de camera op statief, bepaal de beelduitsnede als beschreven bij de basistechnieken (blz. 28).
Druk de ontspanknop half in om de belichting en de scherpstelling te vergrendelen. Druk de ont-
spanknop geheel in om het aftellen te starten. Omdat scherpstelling en belichting worden bepaald bij
half indrukken van de ontspanknop moet u niet voor de camera staan wanneer u een zelfontspan-
neropname start. Controleer altijd de scherpstelling met de scherpstelsignalen voordat u het aftellen
start. Plaats het oculairkapje op de zoeker als er zich een heldere lichtbron achter de camera bevindt;
zie blz. 59.
Bij de 10-seconden-zelfontspanner knippert het zelfontspannerlampje voorop de
camera; het knipperen gaat vergezeld van een audio-signaal. Vlak voor de opna-
me gaat het lampje continu branden. Wilt u het aftellen stoppen, verander dan
de stand van de transportschakelaar of de flitser (uit- of neerklappen), of zet de
camera uit. Het audiosignaal kan worden uitgeschakeld in sectie 1 van het
setup-menu (blz. 102). De spiegel klapt vlak voor de opname omhoog.
Bij de 2-seconden-zelfontspanner wordt tijdens het aftellen geen signaal gege-
ven. De spiegel klapt omhoog als het aftellen begint.
L
Extra fine
Fine
Standard
12
15
19
S
20
30
43
M
14
19
26
Bij AF Zoom xi en Power Zoom objectieven kan bij continu trans-
port de zoom niet worden gebruikt. De opnamefrequentie wordt
bij flitsopnamen lager, omdat de flitser zich tussen de opnamen
door moet kunnen opladen. Scherpstelling en belichting worden
bij Continu AF en Auto AF voor elke opname apart bepaald.