rotatie komt u via
MODE
bij de volgende code.
richingssturing
Exponential stuurkarakteristiek, b.v. richtingssturing
Normaal gesproken volgt de servo lineair de stuurknuppeluitslag. Bij een fijngevoelige sturing 21
in de knuppel-middenstand kiest u een waarde tussen LN (=lineair) en 100%. De externe schakelaar
2 schakelt om tussen 2 richtingsroer-instellingen.
servo-omkeer
Pas de servo-draairichting aan met
INC / DEC
. Een cursor laat u de actuele draairichting “REV” 24
of “NORM” zien. Voor het gebruik van een regelaar moet normaal gesproken “NORM” worden
gekozen.
servouitslag - middenverstelling
Voordat u deze code toepast, moet het model eerst mechanisch optimaal zijn afgesteld. Hoge 24
positieve of negatieve waarden kunnen de servo-uitslag anders eenzijdig beperken. Voor de
aan (naar keuze) CH5 tot CH7 aangesloten NAUTIC-modulen aanwijzingen bladzijde 57 volgen.
servouitslag – instelling
Controleert u bij het model de servo-uitslagen en verkleint u deze eventueel voor ieder richting 25
apart. De bijbehorende stuurknuppel moet daarvoor in de desbetreffende richting worden bewogen.
NAUTIC-module-kanalen op –150% en +150% instellen.
vrij programmeerbare mixer om twee regelaars te koppelen bladzijde
Wisselt u in de Instel-rotatie van het desbetreffende modelgeheugen naar één van de nog 26
ongebruikte vrij programmeerbare mixers, b.v. “A”.
In dit voorbeeld moeten twee aan de ontvangeruitgangen 1 en 5 aangesloten regelaars via de
gasstuurknuppel (stuurfunctie 1) bediend worden.
ingeven van de mixeringang en –uitgang
Kies via
INC
de stuurfunctie “1”, waarmee de beide regelaars bediend gaan worden. Wanneer
u via
DEC
het stuurkanaal “5” als uitgang programmeert, heeft de stuurknuppel tegelijkertijd
ook effect op de tweede regelaar.
ingeven schakelaar
Omdat de mixer voortdurend ingeschakeld moet zijn, aanduiding “ON”, is hier verder geen
verandering nodig. (via INC / DEC zou deze mixer automatisch aan een aan bus 5 op de zenderprint
aangesloten externe schakelaar worden toegewezen, om de mixer naar behoefte aan- en uit te kunnen
schakelen).
mixpercentage programmeren
voor het parallele gebruik van de beide regelaars stelt u “+100%” in. Eventueel moet tijdens het varen
met het model de mixwaarde bijgesteld worden, wanneer de stuwkracht van de beide jet-aandrijvingen
verschillend zou zijn.
Offset-instelling
Overtuigt u zich ervan, dat de Offset, d.w.z. het mixer-neutraalpunt, op “0”staat. Stelt u 27
eventueel de stuurknuppel in de neutrale positie en drukt u op
INC
of
DEC
resp. Wist u het Offset-
geheugen via CLEAR.
afstellen van de regelaars
Stelt u nu met behulp van de desbetreffende handleidingen de beide regelaars af, om voor beide regelaars
samen de knuppelpoities voor b.v. volgas, motor uit, EMK-rem en eventueel Cut-Off-systeem (voorkomen
van te vergaande ontlading) vast te leggen.