4. Wielen, banden
Verschillende luchtdrukken van de banden
19
4.1 Banden Gebruik uitsluitend banden die in de toelatingspapieren zijn gespe-
ciceerd. Voor het gebruik van andere bandenmaten is goedkeuring
van de fabrikant vereist (ABE).
• Controleer de banden regelmatig op gelijkmatige proelslijtage,
proeldiepte en uiterlijke beschadigingen.
• Gebruik altijd banden van hetzelfde soort en type (zomer- of
winterbanden).
• Rijd nieuwe banden de eerste 100 km voorzichtig in, zodat ze
hun volledige gripvermogen kunnen ontwikkelen.
2 31
4.2 Bandenspanning IIn de kentekenbewijzen deel I en II staat nog slechts één banden-
maat vermeld. Deze hoeft niet per se overeen te stemmen met de op
het voertuig gemonteerde bandenmaat. Neem bij onduidelijkheden
contact op met uw dealer.
Voor controle van de bandenspanning geldt
• Om de vier weken, op zijn laatst om de drie maanden en voor-
afgaand aan ieder gebruik de bandenspanning controleren en
corrigeren.
• Indien het rijden met geringe bandenspanning niet te vermijden
is (van de camping naar het dichtstbijzijnde tankstation) mag de
maximum-snelheid ten hoogste 20 km/h bedragen.
• Verhoog de spanning van de achterwielen van het trekkende voer-
tuig enigszins. Volg wel de instructies m.b.t. de bandenspanning
van de fabrikant van het trekkende voertuig op.
• De controle dient met koude banden te geschieden.
• Bij controle of correctie van warme banden moet de druk 0,3
bar hoger zijn dan bij koude banden.
Voor de bandenspanning geldt
- correcte bandenspanning
j
- te lage bandenspanning
k
- te hoge bandenspanning
l
Caravans met tandemas kunnen afhankelijk van het
model een verhoogde bandenslijtage vertonen.
Een te lage spanning leidt tot oververhitting van de band.
Ernstige schade aan de band kan daarvan het gevolg zijn.
De juiste bandenspanning vindt u in de tabel “Wielen/
bandenspanning” in het hoofdstuk “Technische gege-
vens” of op de sticker in de gaseskast.