afvoerluchtslanglengte. Knikken of scherpe bochten
van de slang voor afgevoerde lucht (fig. 5) moeten
worden vermeden opdat de afgevoerde lucht
ongehinderd naar buiten kan stromen. Indien u deze
aanwijzing niet in acht neemt kan er zich een
oververhitting van het gehele apparaat voordoen en
het apparaat kan automatisch worden uitgeschakeld.
Het apparaat zou daardoor schade kunnen oplopen.
Let op!
De lengte van de slang voor afgevoerde lucht is
afgestemd op de technische specificatie van het
apparaat. Verleng niet de slang, dit zou tot storingen
van het apparaat kunnen leiden. Eventueel kan er
zich een onderdruk in de kamer voordoen waardoor
het koelvermogen van het apparaat wordt
verminderd. Om dit te voorkomen dient u ervoor te
zorgen dat lucht wordt aangevoerd (kamerdeur op
een kiertje laten staan).
Montage van de slang voor afgevoerde lucht
door het open raam (fig. 6)
Gebruik de raamafvoerluchtadapter en de qua lengte
verstelbare raamadapter. Schuif de
raamafvoerluchtadapter de slang voor afgevoerde
lucht op. Klem de raamadapter in het op een kiertje
staande raam vast. Zet het raam vast zodat de
raamadapter veilig op zijn plaats blijft. Steek de
raamafvoerluchtadapter de daarvoor voorziene
opening van de raamadapter in.
Aanwijzing: Neem de nodige maatregelen tegen
onbevoegd binnendringen door het raam.
7. Condensaatafvoer
Het apparaat is voorzien van een condensaatafvoer
voor de koelfunctie. Het condensaat wordt tijdens de
koelfunctie in een in het apparaat geïntegreerde
opvangkom (volume ca. 1,2 l) verzameld, via de
condensor verdampt en via de slang voor afgevoerde
lucht naar buiten geleid.
Als de opvangkom vol is, wordt het toestel
automatisch uitgeschakeld, de LED “FULL” brandt.
Ga als volgt te werk (fig. 7):
Schakel het apparaat uit.
Plaats een gepast vat onder de
condensaatuitlaatopening (1) en verwijder de
stop (2). De opvangkom wordt geleegd.
Steek dan de stop terug de
condensaatuitlaatopening in. Het apparaat is
terug gebruiksklaar.
Aanwijzing: normaal wordt de
condensaatopvangkom in de koelmodus nooit
helemaal gevuld. Mocht dit toch vrij vaak gebeuren,
gelieve zich tot uw klantendienst te wenden.
8. Schoonmaakwerkzaamheden door
de eindverbruiker
Voor alle schoonmaakwerkzaamheden trekt u de
netstekker uit het stopcontact om een elektrische
schok of brandgevaar te voorkomen.
A) Luchtfilter schoonmaken (fig. 8)
De airconditioning is voorzien van een filter:
Let op! Gebruik het apparaat nooit zonder luchtfilter.
Gebruik een stofzuiger of klop de stoffilter lichtjes uit.
Is de filter erg vuil, wast u hem best voorzichtig met
warm water voorzichtig uit. Laat hem vervolgens
goed drogen.
B) Schoonmaken van de behuizing
Gebruik enkel milde schoonmaakmiddelen en een
zachte doek om de behuizing schoon te maken.
Gebruik voor het schoonmaken nooit agressieve
middelen, benzine, alcohol of verdunner. Plaats de
filter pas terug als die droog is.
C) Aan het einde van het seizoen
Laat het apparaat aan het einde van het seizoen
ongeveer 3 uur in de ventilatiefunctie (FAN)
draaien.
Rol daarna de netkabel op en berg hem in het
daarvoor voorziene opbergvak aan de achterkant
van het apparaat op.
Plaats een gepast vat onder de
condensaatuitlaatopening en verwijder de stop.
De opvangkom wordt geleegd (zie hoofdst. 7).
Steek dan de stop terug de
condensaatuitlaatopening in.
Let op! Een ontbrekende of niet naar behoren
ingestoken stop heeft tot gevolg dat water
ontsnapt als het apparaat opnieuw in gebruik
wordt genomen.
Maak de filter en de behuizing schoon.
Zet de filter weer op zijn plaats als de filter droog
is.
Berg het apparaat op een stofvrije droge plaats
26
NL