5. Montage (fig. 2a-19b)
1. Asafdekkingen op de aandrijfassen steken (fig.
2a)
2. Messenwalsen en begrenzingsschijven op de
aandrijfas steken (fig. 2b + 2c) en met bevesti-
gingsset (fig. 1c, pos. 16) vastschroeven (fig. 2d-
2f).
3. Beschermplaat met bevestigingsset (fig. 1c, pos.
21) vastmaken (fig. 3a-3b).
4. Maak de transportwielhouder vast m.b.v. de
bevestigingsset (fig. 1c, pos. 22) (fig. 4-6).
5. Span de terughaalveer tussen motoreenheid en
transportwielhouder. Haak eerst de haak aan de
veer in het boorgat aan de binnenkant van de
transmissie vast. Breng daarna het oog van de
veer op het arrêt van de bout op het transport-
wiel aan. Borg de veer tegen wegglijden door de
borgsplitpen het ervoor voorzien boorgat van de
bout op het transportwiel in te steken (fig. 7-8).
6. Breng dan de diepteaanslag aan in de achterste
opening op de transmissieunit en zet hem vast
d.m.v. de borgsplitpen (23) in de geschikte werk-
hoogte (er zijn 3 standen beschikbaar, gebruik
de tussenstand om te beginnen) (fig. 9-10).
7. Zet dan de motorhakfrees overeind en schuif de
bowdenkabel van de koppeling doorheen de
onderste opening op de houder voor de rijbeugel
(fig. 11).
8. Steek de houder voor de rijbeugel de motoreen-
heid op en maak die vast m.b.v. de set schroe-
ven (fig. 1c, pos. 17) zoals getoond in fig. 12-14.
9. Steek de rijbeugels doorheen de openingen op
de rijbeugelhouder en maak ze vast d.m.v. de
set schroeven (fig. 1c, pos. 18) zoals voorge-
steld in fig. 15-16.
10. Schuif de koppelingskabel doorheen de rijbeu-
gelhouder an maak de bowdenkabelverstelling
vast op het ervoor voorzien oog op de rijbeugel
door de bovenste contramoer af te schroeven en
de schroefdraad van de verstelling doorheen het
oog steken. Daarna schroeft u de contramoer
terug de schroefdraad op. Haak dan de bowden-
kabel op de koppelingshendel vast.
11. Steek de koppelingshendel de linker rijbeugel op
en maak de koppelingshendel op de rijbeugel
vast d.m.v. de set schroeven (fig. 1c, pos. 19)
(zie fig. 18).
12. Stel de juiste lengte met behulp van de verstel-
ling (zie fig. 17/A) als volgt af: Bij ingedrukte kop-
pelingshendel moet de v-snaar gespannen zijn
zodat de haksterren draaien; bij losgelaten kop-
pelingshendel mogen de haksterren niet bewe-
gen. Daarna haalt u de beide moeren tegen
elkaar aan.
13. Monteer de gashendel m.b.v. de set schroeven
(fig. 1c, pos. 24) zoals getoond in fig. 19a.
14. Monteer het dwarsstuk (fig. 19b, pos. 15) m.b.v.
de set schroeven (fig. 1c, pos. 20) zoals getoond
in fig. 19b.
6. Vóór inbedrijfstelling
Let op! Voor de eerste inbedrijfstelling dient u
motorolie (± 0,6 l) en brandstof in te gieten.
Brandstof- en motoroliepeil controleren, indien
nodig navullen.
Vergewis u er zich van dat de ontstekingskabel
goed vastzit op de bougie.
De onmiddellijke omgeving van de motorhakfre-
es in oogschijn nemen.
7. Gebruik
Stel de diepteaanslag (7) op de juiste hoogte af
en borg hem d.m.v. de pen.
Transportwiel omhoogzwenken en erop letten
dat de bout van het arrêt in de opname naar
vooren is vastgeklikt.
Benzinekraan (fig. 1, pos. A) naar de stand „ON“
draaien.
Starterhendel omlaag naar de stand CHOKE
brengen (fig. 19a, pos. A).
Trek de startkabel lichtjes tot uw tegenstand
voelt, dan flink doorhalen. Indien de motor niet
meteen aanslaat, herhaalt u de startpoging.
Starthendelstanden in het midden (fig. 19a, pos.
B) = werkstanden (motor draait traag/snel
Starthendelstand (fig. 19a, pos. C) = motor stop
Naargelang de lichaamslengte kan u de volledi-
ge houder voor rijbeugel omhoog verplaatsen.
Te dien einde draait u de schroeven (fig. 14,
pos. A) los, stelt u de console op de juiste hoog-
te af en haalt u de schroeven terug aan.
Teneinde de haksterren in werking te zetten de
koppelingshendel (8) omlaag ingedrukt blijven
houden. Na het loslaten van de koppelingshen-
del blijven de haksterren stilstaan (mochten die
niet stil blijven staan, koppelingskabel bijrege-
len).
30
NL