22NL
5.3.7 Overzicht van de omstandigheden waarin de veiligheidsin-
richtingen toestemming geven of zich inschakelen
De veiligheidsmechanismen hebben twee functies:
– ze voorkomen de start van de motor als de veiligheidsmaatregelen
niet in acht zijn genomen;
– ze stoppen de motor als er ook maar één veiligheidsconditie weg-
valt.
a) Om de motor te starten is het in ieder geval nodig dat:
– de koppeling in de “vrije” stand staat;
– het mes uitgeschakeld is;
– de gebruiker op de stoel van de machine zit ofwel de handrem
ingeschakeld is.
b) De motor stopt automatisch als:
– de gebruiker de stoel verlaat terwijl de messen ingeschakeld zijn;
– de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling niet in de “vrije”
stand staat;
– de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling wel in de “vrije”
stand staat, maar de handrem niet is ingeschakeld;
– de zak wordt opgetild of als de steenbeschermkap wordt verwij-
derd terwijl de messen ingeschakeld zijn;
– of de handrem ingeschakeld is zonder het mes te hebben uitge-
schakeld.
5.3.8 Kaartbeveiligingssysteem
De elektronische kaart is uitgerust met een zelfherstellende beveili-
ging die de stroomkring onderbreekt indien er zich onregelmatighe-
den in de elektrische installatie voordoen; als dit beveiligingssysteem
in werking treedt slaat de motor af en dit wordt aangegeven door het
controlelampje dat uitgaat.
De stroomkring wordt na enkele seconden vanzelf weer ingeschakeld;
stel de oorzaken van de storing vast en verhelp deze om te voorko-
men dat de signalering zich herhaalt.
Om te voorkomen dat het beveiligingssy-
steem in werking treedt:
– Verwissel de polen van de accu niet;
– Laat de machine niet zonder accu werken om storingen in de
werking van de laadregelaar te voorkomen;
– Pas op dat u geen kortsluiting veroorzaakt.
5.3.9 Na het maaien
Na het maaien dient u het mes uit te schakelen en het maaidek in de
hoogste stand te zetten.
Breng de machine tot stilstand, trek de handrem aan en zet het con-
tact af door het sleuteltje in de «UIT» stand te draaien.
Als u de motor afgezet heeft moet u de benzinekraan (1) (indien aan-
wezig) dichtdraaien.
Om een ontploffing in de knalpot te ver-
mijden dient u de gashendel, 20 seconden voordat u de motor
afzet, in de «LANGZAAM» stand zetten.
Haal
altijd, als u de machine
onbeheerd achterlaat, het
sleuteltje uit het contact!
Om de
lading van de accu in stand te
houden, wordt de sleutel niet
in de stand «DRAAIEN» gela-
ten wanneer de motor niet
aanstaat.
BELANGRIJK
LET OP!
LET OP!
BELANGRIJK