het mes niet draait en het toestel gescheiden is van
het net.
Let op!
Open de uitwerpklep nooit als de
grasopvanginrichting leeg wordt gemaakt en de
motor nog draait. Het roterende mes kan letsels
veroorzaken.
Maak de uitwerpklep of de grasopvangzak steeds
zorgvuldig vast. Als u die wilt verwijderen, moet u
voordien verplicht de motor stopzetten.
De door de geleidestangen gegeven
veiligheidsafstand tussen meskooi en gebruiker dient
steeds in acht te worden genomen. Tijdens het
maaien en veranderen van rijrichting op bermen en
hellingen dient u bijzonder voorzichtig te werk te
gaan. Let op een veilige stand, draag schoenen met
slipvaste zolen en een lange broek. Maai steeds
dwars over de helling.
Op hellingen van meer dan 15% mag om
veiligheidsredenen het gras niet met de maaier
worden afgereden.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit bewegen
en trekken van de maaier. Struikelgevaar
7.1 Instructies voor het correct gras afrijden
Voor het gras afrijden is een overlappende werkwijze
aan te bevelen.
Maai enkel met een scherp en intact mes zodat de
grashalmen niet uitrafelen en het gazon niet geel
wordt.
Om een proper maaipatroon te bereiken leidt u de
maaier in zo recht mogelijke banen.
De banen moeten elkaar steeds overlappen met
enkele centimeters zodat er geen stroken blijven
staan.
Hoe vaak moet worden afgereden hangt in principe
ervan af hoe snel het gras groeit. In de
hoofdgroeiperiode (mei – juni) twee keer per week,
anders eenmaal per week. De maaihoogte moet
tussen 4 en 6 cm liggen en het gras moet 4 tot 5 cm
groeien voordat u het opnieuw afrijdt. Mocht het gras
ooit wat langer worden, maak dan achteraf niet de
fout het gras direct in één keer op de normale hoogte
terug te snijden. Dit schaadt het gazon. Snij dan
nooit meer dan de helft van de grashoogte terug. De
onderkant van de omkasting van de maaier schoon
houden en afgezet gras zeker verwijderen. Afgezet
materiaal bemoeilijkt het starten, doet afbreuk aan de
maaikwaliteit en belemmert het uitwerpen van het
gras. Op hellingen moet de maaibaan steeds dwars
over de helling verlopen. Het wegglijden van de
maaier kan door schuin omhoog verplaatsen worden
voorkomen. Kies de maaihoogte naargelang de
werkelijke lengte van het gras. Rijdt het gras in
meerdere beurten af zodat het gras per beurt
maximaal 4 cm korter wordt gereden.
Voordat u eender welke controles aan het mes
uitvoert zeker de motor afzetten. Denk eraan dat het
mes na het afzetten van de motor nog enkele
seconden blijft draaien. Probeer nooit het mes te
stoppen.
Controleer regelmatig of het mes correct bevestigd,
in perfecte staat en goed geslepen is. Zo niet dient u
het mes te slijpen of te vervangen. Indien het
roterende mes een voorwerp raakt, de maaier
uitschakelen en wachten tot het mes helemaal
stilstaat. Controleer vervolgens de toestand van het
mes en de meshouder. Indien die beschadigd zijn
moeten ze worden vervangen.
Leg de gebruikte aansluitkabel van het toestel in
bochten voor het gebruikte stopcontact op de grond.
Rijdt het gras al weggaand van het stopcontact of de
kabel af en let er op dat de aansluitkabel van het
toestel steeds binnen het afgereden gazongedeelte
ligt om te voorkomen dat u met de grasmaaier over
de kabel rijdt.
Zodra tijdens het maaien grasresten blijven liggen,
moet de opvangzak leeg worden gemaakt.
Let op!
Vóór het afnemen van de opvangzak de motor
afzetten en wachten tot het maaigereedschap tot
stilstand is gekomen.
Om de opvangzak af te nemen tilt u met één hand de
uitlaatklep op en met de andere hand neemt u de
opvangzak aan het handvat uit.
Overeenkomstig de veiligheidsvoorschriften valt de
uitlaatklep bij het afnemen van de opvangzak dicht
en sluit de achterste uitwerpopening. Als daarbij
grasresten in de opening blijven hangen, trekt u de
maaier best ongeveer 1 m terug om het starten van
de motor te vergemakkelijken.
Grasresten in de omkasting van de maaier en op het
werkgereedschap niet met de hand of de voet
verwijderen maar met de gepaste hulpmiddelen, b.v.
borstel of handveger.
Om een goed opraapresultaat te bereiken dienen de
opvangzak en vooral het net na gebruik van binnen
te worden schoongemaakt.
Opvangzak enkel vasthaken als de motor afgezet is
en het maaigereedschap stilstaat.
Uitwerpklep met één hand optillen en met de andere
hand de opvangzak aan het handvat vasthouden en
van boven vasthaken.
21
NL