21
Les conduits de ventilation ne doivent en aucun cas être obstrués.
Pour le bon fonctionnement de votre appareil, la température ambiante
du local doit être comprise entre +10°C et +38°C. Au delà de ces tempé-
ratures, ses performances peuvent s’en trouver diminuées.
Si l’installation à côté d’une source de chaleur est inévitable, observez les
distances latérales minimales suivantes :
• avec des cuisinières électriques 3 cm,
• avec des poêles à mazout et à charbon 30 cm.
S’il n’est pas possible d’observer ces distances, une plaque isolante doit être
placée entre la source de chaleur et l’appareil frigorifique.
Si l’appareil est placé à côté d’un autre réfrigérateur ou congélateur, une
distance latérale de 5 cm est nécessaire pour éviter la formation de con-
densation sur les côtés des appareils.
Important:
L’appareil doit
pouvoir être débranché à tout moment; il est donc nécessai-
re que la prise murale reste accessible une fois que l’installation est terminée.
Fixation des entretoises arrière
Pour éviter que le condenseur ne
touche le mur, fixez les 2 entretoises
jointes à la notice d’utilisation.
Procédez comme indiqué sur les
figures.
Branchement électrique
Votre appareil ne peut être branché qu'en 230 V monophasé.
Vérifiez que le compteur électrique peut supporter l'intensité absorbée par
votre appareil compte tenu des autres appareils déjà branchés.
Calibre des fusibles en ligne (un par phase) 10 A en 230 V.
Important
L'installation doit être réalisée conformément aux règles de l'art, aux pre-
scriptions de la norme NF.C 15.100 et aux prescriptions de l'E.D.F.
Utilisez un socle de prise de courant comportant une borne de mise à la
terre, qui doit être obligatoirement raccordée conformément à la norme
28
Veiligheid
De veiligheid van onze koelapparaten voldoet aan de Europese en Neder-
landse normen. Desondanks zien wij ons genoodzaakt u met de volgende
veiligheidsaanwijzingen vertrouwd te maken:
Reglementaire toepassing
• Het koelapparaat is voor huishoudelijk gebruik bestemd. Het is geschikt
voor het koelen, invriezen en diepgevroren bewaren van levensmiddelen
en voor het maken van ijs. Als het apparaat voor andere doeleinden
gebruikt wordt kan de fabrikant geen verantwoording nemen voor even-
tuele schaden.
• Het ombouwen van of veranderingen aan het koelapparaat aanbrengen
is uit veiligheidsoverwegingen niet toegestaan.
• Als het koelapparaat commercieel of voor andere doeleinden dan voor het
koelen, diepgevroren bewaren en invriezen van levensmiddelen gebruikt
wordt, s.v.p. letten op de hiervoor van kracht zijnde wettelijke bepalingen.
Voordat het apparaat voor de eerste keer in gebruik
genomen wordt
• Controleer het koelapparaat op transportschaden. Een beschadigd appa-
raat in geen geval aansluiten! Wend u in geval van schade tot de leve-
rancier.
Koelmiddelen
Het apparaat bevat in het koelvloeistofcircuit de koelvloeistof Isobutan
(R600a), een natuurlijk, zeer milieuvriendelijk gas, dat echter wel brandbaar
is.
• Bij het transport en het opstellen van het apparaat erop letten dat geen
onderdelen van het koelvloeistofcircuit beschadigd worden.
• Bij beschadiging van het koelvloeistofcircuit:
– open vuur en brandhaarden absoluut vermijden;
– het vertrek waar het apparaat staat goed ventileren.
Veiligheid van kinderen
• Verpakkingsdelen (bijv. folies, piepschuim) kunnen voor kinderen gevaar-
lijk zijn. Verstikkingsgevaar! Verpakkingsmateriaal van kinderen weghou-
den!
• Oude apparaten voor het weggooien onbruikbaar maken. Stekker uit het
stopcontact trekken, stroomkabel doorknippen, eventueel aanwezige
snap– of grendelsloten verwijderen of kapotmaken. Daardoor wordt
voorkomen dat spelende kinderen in het apparaat opgesloten raken (ver-